Regeling vervallen per 23-05-2018

Gedragscode raadsleden en duoleden van de gemeente Leiden 2014

Geldend van 02-04-2014 t/m 22-05-2018

Intitulé

Gedragscode raadsleden en duoleden van de gemeente Leiden 2014

Gedragscode raadsleden en duoleden van de gemeente Leiden 2014

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Deze gedragscode geldt voor de leden van de raad en de duoleden. Waar in deze verordening raadsleden staat, dient ook duoleden te worden gelezen.

  • 2.

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in de raad, na consultatie van het fractievoorzitteroverleg.

  • 3.

    De code is openbaar en via de gemeentelijke website voor iedereen gemakkelijk toegankelijk.

  • 4.

    Raadsleden en duoleden ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

  • 5.

    Raadsleden en duoleden zijn aanspreekbaar op de naleving van deze code.

  • 6.

    Fractieassistenten vallen niet onder deze gedragscode. Raadsfracties zijn zelf verantwoordelijk voor hun fractieassistenten.

  • 7.

    Raadsleden en duoleden treden bij de uitoefening van hun politieke functie integer op.

Artikel 2 Omgangsvormen

  • 1. Raadsleden gaan binnen en buiten de raadzaal op respectvolle wijze met elkaar en anderen om zowel mondeling en schriftelijk als in de (sociale) media.

  • 2. De voorzitter van de raad of raadscommissie kan de leden hierop aanspreken.

Artikel 3 Belangenverstrengeling

  • 1.

    Een raadslid doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt voor zover dat belang groter is dan 5% van het aandelenkapitaal. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.

    Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt het raadslid (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 3.

    Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een raadslid over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij voor aanvang van de beraadslagingen daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

  • 4.

    Een raadslid dat familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan de gemeente, onthoudt zich van stemming over de betreffende opdracht.

  • 5.

    Een raadslid neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente, geen geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.

  • 6.

    Een raadslid dat uit hoofde van zijn beroep of andere bestuursfuncties belangen heeft bij een bedrijf en of organisatie waarover besluitvorming in de raad plaatsvindt, onthoudt zich van stemming over dat betreffende besluit.

  • 7.

    Een raadslid dat als belanghebbende of wederpartij in een rechtszaak met de gemeente Leiden betrokken is, onthoudt zich van deelname aan de beraadslagingen en aan de stemmingen over het onderwerp dat in geschil is.

  • 8.

    Een raadslid treedt niet op als advocaat of gemachtigde van welk van de partijen in een rechtszaak dan ook als de gemeente Leiden een van die partijen is.

  • 9.

    Een raadslid kan in een rechtszaak slechts adviseur zijn van de wederpartij van de gemeente Leiden indien en voor zover dit voortkomt uit het door hem gediende publieke belang. Van het adviseurschap doet hij melding bij de voorzitter.

  • 10.

    Indien een raadslid twijfelt of hij aan de stemmingen deel kan nemen, kan hij hierover advies vragen bij de voorzitter.

  • 11.

    Indien het vermoeden bestaat dat er sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling van een raadslid wordt dit buiten de vergadering gemeld bij de voorzitter van de raad. Deze vermoedens kunnen door een ieder naar voren worden gebracht.

  • 12.

    De voorzitter kan naar aanleiding van een melding of uit eigen beweging een onderzoek instellen naar het vermoeden van belangenverstrengeling.

Artikel 4 Nevenfuncties

  • 1. Een raadslid maakt melding van al zijn functies en nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens zijn openbaar.

  • 2. De kosten die een raadslid maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt, worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

Artikel 5 Politiek-ambtelijke verhoudingen

  • 1. Voor ambtelijk overleg en het opvragen van informatie over inhoudelijke beleidszaken is de lokale verordening op de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning van toepassing.

  • 2. Voor overleg en het opvragen van informatie over de bedrijfsvoering van de gemeente, waaronder het algemene personeelsbeleid, is alleen het college van burgemeester en wethouders c.q. de portefeuillehouder het aanspreekpunt.

Artikel 6 Informatie

  • 1. Een raadslid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen en dat computerbestanden beveiligd zijn.

  • 2. Een raadslid houdt geen informatie achter.

  • 3. Een raadslid verstrekt geen informatie die vertrouwelijk of geheim is aan derden.

  • 4. Een raadslid maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

  • 5. Een raadslid gaat verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten van de gemeente.

Artikel 7 Geschenken, diensten en uitnodigingen

  • 1. Een raadslid accepteert geen geschenken, faciliteiten of diensten van derden indien zijnonafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. In onderhandelingssituaties weigert hij door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen.

  • 2. Geschenken en giften die een raadslid uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd.

  • 3. Geschenken en giften die een raadslid uit hoofde van zijn functie ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen, zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 4. Geschenken en giften die op het huisadres worden ontvangen, worden door het raadslid gemeld bij de voorzitter van der raad, waarna deze een besluit over de bestemming van het geschenk neemt.

  • 5. Aanbiedingen voor privéwerkzaamheden of kortingen op privégoederen worden niet geaccepteerd maar dienen wel te worden gemeld bij de voorzitter van de raad.

  • 6. Een raadslid bespreekt met de griffier uitnodigingen voor excursies en evenementen op kosten van derden.

Artikel 8 Declaraties

Een raadslid declareert geen kosten bij de gemeente, tenzij er hierover vooraf besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1. Deze gedragscode treedt in werking met ingang van 20 maart 2014.

  • 2. Bij de inwerkingtreding vervalt de Gedragscode raadsleden en duoleden van de gemeente Leiden 2011, vastgesteld op 1 december 2011 en in werking getreden op 1 januari 2012 (RV 11.0100).

Toelichting op de gedragscode raadsleden en duoleden van de gemeente Leiden 2014:

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Omgangsvormen (artikel 2)

Onder ‘respectvol’ wordt ook verstaan, bij twijfel over integriteit van anderen, de in art. 3 lid 9 van de verordening beschreven procedure te volgen en deze niet in de openbaarheid in twijfel te trekken.

Belangenverstrengeling (artikel 3)

Van belangenverstrengeling is sprake als het publiek belang wordt vermengd met het persoonlijk belang van een raadslid of dat van derden, zoals familieleden of vrienden. Hierdoor is een zuiver besluiten of handelen in het publiek belang niet langer gewaarborgd. Niet alleen feitelijke belangenverstrengeling, maar ook de schijn ervan moet worden vermeden.

In aanvulling op de verboden in artikel 15 van de gemeentewet verdienen de volgende punten aandacht:

  • -

    privaatpublieke samenwerkingsrelaties, waaronder ontwikkelingsovereenkomsten en overeenkomsten over sponsoring verdienen bijzonder de aandacht. Raadsleden dienen betrokkenheid bij dergelijke contracten (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen te voorkomen;

  • -

    leden van de raad vermijden aanmerkelijke financiële belangen in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht moet een bestuursorgaan ervoor waken dat de besluitvorming wordt beïnvloed door persoonlijke belangen.

Als een raadslid andere functies uitoefent naast zijn politieke ambt, kan dit leiden tot belangenverstrengeling. Dat kan het raadslid in kwestie bij zijn onafhankelijk oordeel in de weg staan. Daarom is voor alle politieke ambtsdragers op vrijwel dezelfde wijze vastgelegd welke functies hoe dan ook onverenigbaar zijn met het politieke ambt. Bij het onderzoek naar de geloofsbrieven wordt dit gecontroleerd.

Om de verhoudingen tussen het raadslid en de raad zuiver te houden, zijn bepaalde handelingen, vooral in de economische sfeer, verboden. Welke dat zijn en op wie dit verbod betrekking heeft staat in de Gemeentewet. Het gaat hier bijvoorbeeld om werkzaamheden als advocaat of adviseur voor het gemeentebestuur of voor de tegenpartij daarvan. Ook is het verboden om een derde te vertegenwoordigen of te adviseren die met het bestuursorgaan een bepaalde overeenkomst sluit, bijvoorbeeld voor de verkoop of verhuur van onroerend goed of het aannemen van werk.

Inhoud adviseurschap

Het is raadsleden in beginsel toegestaan om incidenteel als adviseur van de tegenpartij van de gemeente in een rechtszaak op te treden, hoewel zij daar terughoudend mee moeten omgaan.

Niet toegestaan is:

1) Belangenbehartiging met een professioneel belang (wanneer raadsleden met een commercieel motief een tegenpartij van de gemeente adviseren). (Bijvoorbeeld: een raadslid dat in dienst is van een advocatenkantoor en optreedt namens een tegenpartij van de gemeente).

2) Belangenbehartiging waarbij een ander, zeker eigenbelang van het raadslid aanwezig is, kortom, waarbij het raadslid zelf indirect belanghebbende is.

Wel toegestaan is:

3) Belangenbehartiging met een publiek belang in een rechtszaak in het verlengde van het belang dat het raadslid tijdens de beraadslagingen over dit onderwerp in de raadzaal heeft behartigd (bijv. een raadslid dat bij de rechter opkomt voor een bepaalde wijk of groep bewoners);

4) Betrokkenheid in een rechtszaak waarbij het raadslid zelf (een van) de tegenpartij(en) is, dus als zuiver en direct belanghebbende.

Omdat de scheidslijn tussen wat toegestaan en wat verboden is, niet altijd scherp te trekken is, zou het raadzaam zijn om belangenbehartiging in de rechtszaal altijd te melden bij de voorzitter van de raad. Deze transparantie stelt de voorzitter in staat om, op basis van eigen vermoedens of die van anderen - conform de algemene bepaling in artikel 3 (belangenverstrengeling) - een onderzoek te starten en zijn bevindingen te delen met het betrokken raadslid.

Relatie met beraadslagingen en stemmingen in de raadzaal

Het onderscheid tussen belangenbehartiging met een publiek en met een professioneel of eigenbelang, is ook relevant voor het beantwoorden van de vraag of deelname aan beraadslagingen en stemmingen tijdens raadsvergaderingen gewenst is. Het is ongewenst dat het eigenbelang in de rechtszaal vermengd wordt met het publieke belang in de raadzaal. Over alle zaken waarbij een zeker eigenbelang in het geding is, zou het betrokken raadslid zich moeten onthouden van deelname aan beraadslagingen en/of stemmingen in de gemeenteraad. Dit geldt in feite alleen voor categorie 4, aangezien belangenbehartiging in de rechtszaal als raadslid volgens de categorieën 1 en 2 niet toegestaan is en daarom niet aan de orde kan zijn.

Dan resteert categorie 3. Omdat het hier om behartiging in de rechtszaal vanuit het publieke belang gaat, treedt er geen vermenging op met het publieke belang zoals dat door het raadslid in de raadzaal is behartigd. Er is geen beletsel om deel te nemen aan de beraadslagingen of stemmingen over het onderwerp dat in geding is.

De verantwoordelijkheid voor het al dan niet deelnemen aan stemmingen en/of beraadslagingen ligt in principe bij de betrokkene zelf. Deze moet zelf de afweging maken. De betrokkene kan hierover wel advies inwinnen bij de voorzitter.

Daarbij dient aangemerkt te worden dat raadsleden tegelijkertijd ook burgers zijn: zij maken deel uit van het economische en sociale leven in de gemeenschap die ze besturen. Net als iedere andere burger zijn zij afnemer van diensten, lid van verenigingen en wijkbewoner. Daarom mag een raadslid zonder bezwaar meestemmen over bijvoorbeeld de afvalinzameling of het openbaar vervoer in zijn eigen wijk.

Onthouden van stemming in artikel 3 lid 4 en lid 6 betekent dat het raadslid voor de stemming de raadzaal dient te verlaten.

Artikel 3, lid 7 is toegevoegd omdat er situaties op kunnen treden waarin een raadslid direct of indirect belang heeft bij de uitkomst van een raadsbesluit. Gedacht kan worden aan subsidiebesluiten, ruimtelijke ordeningsprocedures etc. De Gemeentewet spreekt zich in artikel 28 slechts uit over deelname aan stemming. Artikel 3, lid 7 gaat verder en heeft het ook over deelname aan de discussie bij een dergelijk onderwerp.

Artikel 3 lid 12 is toegevoegd om te voorkomen dat er een situatie ontstaat waarbij er vermoedens bestaan van belangenverstrengeling maar waarbij dit niet bespreekbaar wordt gemaakt. De voorzitter van de raad nodigt de persoon in kwestie uit voor een gesprek en zal vervolgens zijn bevindingen aan de betrokkenen kenbaar maken. Mochten de betrokkenen zich niet kunnen vinden in het oordeel, dan hebben zij de mogelijkheid om zich te wenden tot het presidium. Het presidium kan zo nodig een extern advies inwinnen. Klachten ten aanzien van de voorzitter kunnen direct onder de aandacht van het presidium worden gebracht. Het presidium zal dan met een advies komen.

Nevenfuncties (artikel 4)

Nevenfuncties uit hoofde van het raadslidmaatschap

Het is vaak van aantoonbaar belang voor de gemeente dat raadsleden een nevenfunctie vervullen uit hoofde van hun ambt. Deze nevenfuncties (‘qualitate qua’) moeten worden neergelegd bij het einde van de ambtstermijn. Deze nevenfuncties zijn herkenbaar aan de hand van de volgende criteria waarvan er tenminste één moet zijn vervuld:

  • 1.

    aanbeveling, voordracht, keuze of benoeming geschiedt door de raad;

  • 2.

    het betreft een functie in een orgaan, waarin de gemeente deelneemt of waar zij deel vanuit maakt;

  • 3.

    er is een aantoonbaar belang voor de gemeente dat de nevenfunctie wordt vervuld door een raadslid;

  • 4.

    men is benoemd vanuit een andere nevenfunctie, die uit hoofde van het ambt wordt vervuld.

Een dergelijke nevenfunctie wordt feitelijk vervuld vanuit het ambt en niet op eigen, persoonlijke, titel.

Verboden nevenfunctie s en werkzaamheden vanwege het raadslidmaatschap

Een lid van de raad kan op grond van artikel 13 Gemeentewet niet tevens door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt zijn. In dit artikel is de onverenigbaarheid van betrekking opgenomen voor de ambtenaar die door of vanwege het gemeentebestuur is aangesteld en daaraan ondergeschikt is. Hierbij moet het gaan om rechtspositionele of functionele ondergeschiktheid. Van belang is de gelijkschakeling van de arbeidscontractanten met de ambtenaar. Dit geldt tevens voor personen die krachtens een dienstbetrekking als bedoeld in de Wet inschakeling werkzoekenden voor de gemeente werkzaam zijn.

Onder de verboden werkzaamheden naast het raadslidmaatschap als opgesomd in artikel 15, lid 1, sub d, 2e. Gemeentewet en de Gedragscode kan ook de situatie worden verstaan wanneer iemand via pay-rolling bij de gemeente werkt. Ook bij pay-rolling is er sprake van ‘rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan terzake van het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente’.

Gedragslijn bij overige nevenfuncties

Met inachtneming van de wettelijke grenzen kunnen de leden van de raad overige nevenfuncties vervullen. Het raadslid maakt aanvaarding van een nevenfunctie onverwijld openbaar. De raadsgriffier ziet toe op de openbaarmaking en registratie van de nevenfuncties.

Indien het gaat om een nevenfunctie, die niet voldoet aan één van de vier bovengenoemde criteria, neemt het lid van de raad bij zijn overweging of hij deze kan aanvaarden de volgende gedragslijn in acht:

  • -

    een nevenfunctie mag nimmer in strijd zijn met het gemeentebelang; dit geldt ook wanneer een lid van de raad plaatsneemt in een comité van aanbeveling;

  • -

    om verstrengeling van belangen te voorkomen neemt hij, behoudens een uitdrukkelijk besluit daartoe van de gemeenteraad, geen zitting in besturen of raden van commissarissen van instellingen die voor hun exploitatie in belangrijke mate afhankelijk zijn van bijdragen van de gemeente in materiële zin of waar de gemeente in welke vorm dan ook is belast met het toezicht.

  • -

    een nevenfunctie mag nooit het aanzien van de gemeenteraad schaden of de uitvoering van het raadslidmaatschap belemmeren.

De beoordeling van de wenselijkheid van een nevenfunctie is in eerste instantie aan het gemeenteraadslid zelf. Door de registratie en het openbaar maken van nevenfuncties van raadsleden wordt maximale transparantie op dit punt betracht waardoor (achteraf) discussie kan ontstaan over de wenselijkheid van de nevenfunctie. Een voorbeeld van een mogelijk ongewenste nevenfunctie is het bestuurslidmaatschap van een instelling die voor een relatief groot deel afhankelijk is van gemeentelijke subsidies. Ongewenste situaties kunnen ook ontstaan door een aanmerkelijk financieel belang in een bedrijf dat regelmatig opdrachten uitvoert voor de gemeente.

Met inachtneming van de vorenstaande gedragslijn is het op grond van deze gedragscode voor een raadslid in principe toelaatbaar om een functie in dienst van een door de gemeente gesubsidieerde instelling te aanvaarden. Dit is wettelijk ook geen verboden combinatie met het raadslidmaatschap. Als dit wel aangemerkt zou worden als een functie die onverenigbaar is met het raadslidmaatschap, zou dit het (grondrechtelijke) passief kiesrecht voor deze groep burgers inperken. Dat in ongewenst.

De wenselijkheid om een nevenfunctie in een dergelijke situatie wel of niet te aanvaarden is in belangrijke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Deze keuze wordt door het raadslid zelf gemaakt en de gedragslijn kan daarbij helpen. Van het raadslid wordt verwacht dat hij de gemaakte keuze toelicht als er discussie over ontstaat.

Politiek-ambtelijke verhoudingen (artikel 5)

Dit artikel ziet op het contact van raadsleden met ambtenaren die onder verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders vallen (‘collegeambtenaren’). De bij de griffie werkzame ambtenaren vallen hier dus buiten. ‘Ambtelijk overleg’ moet hier gelezen worden als overleg waarbij een of meer collegeambtenaren betrokken zijn.

De artikelleden markeren het onderscheid tussen overleg over inhoudelijke beleidskwesties en overleg over de bedrijfsvoering van de gemeente, waaronder het algemene personeelsbeleid.

Wat de bedrijfsvoering betreft is het college van B&W c.q. de portefeuillehouder het aanspreekpunt. Met kennisgeving aan de portefeuillehouder kan een raadslid, vanuit zijn kaderstellende of controlerende rol, ambtelijk overleg bijwonen waarin de bedrijfsvoering van de gemeente wordt besproken, ook als dit het algemene personeelsbeleid betreft. Het is een raadslid daarentegen niet toegestaan om ambtelijk overleg bij te wonen waarin zaken worden besproken die het functioneren en/of de rechtspositie van individuele collegeambtenaren betreffen. Dit zou namelijk de bevoegdheid van het college voor het werkgeverschap voor de onder zijn verantwoordelijkheid werkende ambtenaren doorkruisen.

Informatie (artikel 6)

Van de leden van de raad wordt verwacht dat zij vertrouwelijk omgaan met informatie, die hen uit hoofde van hun functie ter beschikking staat en deze slechts te gebruiken voor het doel waarvoor de informatie is bedoeld. Het oneigenlijk gebruik van kennis uit hoofde van het lidmaatschap van de raad is niet aanvaardbaar. Het oneigenlijk gebruik wordt mede aanwezig geacht indien vertrouwelijke of geheime informatie openbaar wordt gemaakt. Afspraken over de communicatie naar de media zijn bindend en mogen niet door voortijdige openbaarmaking worden doorkruist.

Aannemen van geschenken (artikel 7)

Raadsleden krijgen regelmatig geschenken of geschenken aangeboden, waarbij het de intentie is om een goede relatie met de gemeente te onderhouden of blijk te geven van waardering. Voor het aannemen hiervan gelden de volgende gedragsregels:

  • 1.

    relatiegeschenken met een door de ontvanger ingeschatte waarde hoger dan € 50, - worden niet geaccepteerd;

  • 2.

    faciliteiten geboden door derden dienen in verband te staan met het functioneel handelen van de raadsleden en worden niet privé aangewend.

Onder de in lid 1 van dit artikel genoemde faciliteiten of diensten door derden wordt mede verstaan aanbiedingen voor privéwerkzaamheden of kortingen op privégoederen. In dat geval dienen deze aanbiedingen of kortingen van derden te worden gemeld bij de voorzitter van de raad.

Declaraties (artikel 8)

Raadsleden ontvangen een vaste onkostenvergoeding. In bijlage 1 is aangegeven welke kostencomponenten daar onder vallen. Deze onkosten komen daarom niet voor declaratie in aanmerking.

Uit artikel 6.1 volgt ook dat indien de raad daartoe expliciet besluit, een raadslid een uitnodiging voor een buitenlandse reis kan aanvaarden. Het gemeentelijk belang is doorslaggevend voor de besluitvorming. Partners mogen niet mee op kosten van de gemeente. Vooraf dient inzicht gegeven te worden in de zakelijke kosten, die aan de reis zijn verbonden. Uitgegaan wordt daarbij van een sobere en doelmatige uitvoering van de reis, mede gezien het kostenpeil in het land van bestemming. Persoonlijke kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. De griffier ziet toe op het voldoen aan deze voorwaarde. Van de reis wordt een verslag opgesteld.

Gebruik gemeentelijke voorzieningen (artikel 9)

Gemeentelijke faciliteiten die een voordeel vormen ten laste van de gemeente dienen uitsluitend ten behoeve van het uitoefenen van het raadslidmaatschap te worden gebruikt. Hieronder vallen de ter beschikking gestelde repro, fractiekamers met telefoon en computer/internetaansluiting, vakliteratuur ter beschikking in de commissiekamer etc.