Regeling vervallen per 01-11-2016

Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften Stadsregio Amsterdam 2008

Geldend van 25-03-2008 t/m 31-10-2016

Intitulé

De regioraad van de Stadsregio Amsterdam:

gelezen het voorstel nummer 2008/07 van het dagelijks bestuur;

gezien de besluiten van de voorzitter van de Stadsregio Amsterdam van 7 februari 2008 en van het dagelijks bestuur van de Stadsregio Amsterdam van 7 februari 2008;

gezien de instemming van de Commissie Algemene Zaken en Werkwijze van 19 februari 2008 en het positieve advies van het portefeuillehoudersoverleg Algemene Zaken van 20 februari 2008;

gelet op hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeenschappelijke Regeling Stadsregio Amsterdam;

besluit:

tot vaststelling van de ‘Verordening behandeling bezwaar- en beroepschrif­ten Stadsregio Amsterdam 2008’, welke onmiddellijk in werking treedt nadat zij door de bestuursorganen is vastgesteld, onder gelijktijdige intrekking van de gelijknamige verordening van 27 juni 1995, gewijzigd bij besluit van de regioraad van 28 november 1995.

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen.

Artikel 1

  • a. bestuursorganen: de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Stadsregio Amsterdam als bedoeld in art. 16 van de Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam, alsmede de door de regioraad ingestelde commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, als bedoeld in art. 47 van de Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam;

  • b. de commissie: de commissie als bedoeld in art. 2.1. van deze verordening;

  • c. de voorzitter: de externe voorzitter van de commissie als bedoeld in art. 2.1.;

  • d. wet: de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1994, nr. 1).

Hoofdstuk 2. Vaste commissie uit de regioraad

Artikel 2.1.

Instelling vaste regioraadscommissie

Ingesteld wordt een vaste commissie, bestaande uit tenminste vier leden uit de regioraad, onder leiding van een externe voorzitter.

Artikel 2.2.

Taak van de regioraadscommissie

De commissie is namens de bestuursorganen belast met de voorbereiding van de beslissing op:

a.bezwaarschriften die op grond van de wet worden ingediend tegen besluiten van de

regioraad;

b.beroepschriften die op grond van een wet of een verordening waarin beroep op de

regioraad wordt opengesteld, worden ingediend tegen besluiten van een ander bestuursorgaan dan de regioraad;

  • c.

    tot de regioraad gerichte verzoekschriften, voor zover de regioraad daartoe besluit;

  • d.

    bezwaar- en beroepschriften ingediend bij de overige bestuursorganen.

Artikel 2.3.

Benoeming en ontslag

  • 1.

    De regioraad benoemt de leden van de commissie;

  • 2.

    De regioraad benoemt de voorzitter, op voorstel van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De commissie wijst een lid van de commissie als plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 4.

    De leden van de commissie treden af op de dag van het aftreden van de regioraad dan wel op de dag waarop zij ophouden lid van de regioraad te zijn.

  • 5.

    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen; de leden dienen dit schriftelijk in bij de voorzitter van de commissie, die daarvan onmiddellijk de regioraad op de hoogte stelt, en de voorzitter rechtstreeks bij de regioraad.

  • 6.

    Aftredende of ontslag nemende leden blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 7.

    De regioraad kan de voorzitter schorsen en ontslaan.

Artikel 2.4.

Vergoeding

  • 1.

    De kosten die voor het functioneren van de Commissie ter behandeling van bezwaar- en beroepschriften noodzakelijk zijn, komen ten laste van de Stadsregio.

  • 2.

    Voor het bijwonen van de hoorzittingen van de Commissie ontvangen de voorzitter en de leden een vergoeding.

  • 3.

    De vergoeding bedraagt 100% van het bedrag dat voor een gemeente in klasse 6 is vermeld in de tabel IV, behorend bij het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994 (Stbl. 244, zoals sindsdien gewijzigd) over de rechtspositie van raad- en commissieleden. De jaarlijkse herziening van dit bedrag door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties wordt gevolgd.

  • 4.

    De reiskosten van de leden voor het bijwonen van de vergaderingen worden, met uitzondering van het reizen met de eigen auto, volledig vergoed en bij het reizen per trein op basis van het tarief 2e klasse. De kosten van het gebruik van een eigen auto ten behoeve van deze reizen worden vergoed op basis van het Reisbesluit.

Artikel 2.5.

Ambtelijke ondersteuning en secretaris

  • 1.

    Het dagelijks bestuur voorziet in de ambtelijke ondersteuning van de commissie en wijst een secretaris aan.

  • 2.

    De secretaris heeft in vergaderingen van de commissie een adviserende stem.

  • 3.

    De secretaris is belast met de verslaglegging als bedoeld in art. 4.5, alsmede het redigeren van het advies als bedoeld in art. 5.3.

Artikel 2.6.

Werkwijze

1.De commissie bepaalt wie van de benoemde leden per te behandelen bezwaar-,

beroep- of verzoekschrift onder leiding van de externe voorzitter of diens plaatsvervanger, namens de commissie zullen optreden.

2.De commissie hoort zo spoedig mogelijk namens het betreffende bestuursorgaan

degenen die een bezwaarschrift, een beroepschrift of een verzoekschrift hebben ingediend als bedoeld in artikel 2.2, en tevens, zo nodig, andere belanghebbenden.

3.Ten aanzien van de werkwijze van de commissie is van toepassing het bepaalde in

3. de artikelen 3.1. en volgende van deze verordening.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 3.1.

Nadere begripsbepaling

Voor de toepassing van de volgende artikelen van de verordening wordt onder bezwaarschrift, voor zoveel nodig, ook beroeps- of verzoekschriften verstaan.

Artikel 3.2.

Het ingediende bezwaarschrift

  • 1.

    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in art. 6:14 van de wet wordt vermeld dat een commissie is belast met de voorbereiding van de beslissing op het bezwaarschrift.

Artikel 3.3.

In handen stellen van commissie

Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk na indiening in handen wordt gesteld van de commissie.

Artikel 3.4.

Niet deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 3.5.

Vooronderzoek

  • 1.

    Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de stukken die op de aangelegenheid betrekking hebben, zo spoedig mogelijk aan de commissie ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De voorzitter van de commissie is bevoegd, rechtstreeks alle inlichtingen in te winnen die hij nodig oordeelt voor een goede behandeling van het bezwaarschrift.

  • 3.

    De voorzitter van de commissie is gemachtigd, zo nodig, de terinzagelegging van stukken om gewichtige redenen achterwege te laten.

Artikel 3.6.

Horen

  • 1.

    De commissie draagt er zorg voor dat de indiener van het bezwaarschrift, en tevens andere belanghebbenden, zo spoedig mogelijk in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen.

  • 2.

    De commissie kan in afwijking van het eerste lid besluiten aan het bestuursorgaan te adviseren om, met toepassing van de in art. 7:3., respectievelijk art. 7: 17 van de Algemene wet bestuursrecht vermelde gronden, op het bezwaarschrift te beslissen zonder dat de in het eerste lid bedoelde personen zijn gehoord.

Hoofdstuk 4. Hoorzitting

Artikel 4.1.

Hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter van de commissie bepaalt de plaats en het tijdstip van de hoorzitting.

  • 2.

    Hij doet hiervan mededeling aan de belanghebbenden, alsmede aan het bestuursorgaan tegen een besluit waarvan een bezwaarschrift is ingediend.

  • 3.

    De bestuursorganen dragen er, ieder voor zoveel hun bevoegdheid strekt, zorg voor dat het besluit waartegen een bezwaarschrift is ingediend, namens hen ten overstaan van de commissie wordt toegelicht.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde toelichting wordt zoveel mogelijk ter hoorzitting gegeven in aanwezigheid van belanghebbenden.

  • 5.

    Het bepaalde in het derde of vierde lid is niet van toepassing, voor zover de commissie in een bepaald geval een andere werkwijze ter voorbereiding van het advies op een bezwaarschrift heeft vastgesteld.

Artikel 4.2.

Quorum

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat tenminste twee leden aanwezig zijn, alsmede de voorzitter dan wel diens plaatsvervanger.

Artikel 4.3.

Openbaarheid hoorzitting

  • 1.

    De hoorzittingen van de commissie zijn openbaar.

  • 2.

    Ten behoeve van de beslissing als bedoeld in het derde lid worden de deuren gesloten indien de voorzitter of een van de leden van de commissie het nodig oordeelt of indien een belanghebbende of een vertegenwoordiger van een bestuursorgaan daartoe een verzoek doet.

  • 3.

    Indien de commissie beslist dat er gewichtige redenen zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten, vindt de hoorzitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 4.4.

Gang van zaken tijdens hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter van de commissie regelt de gang van zaken tijdens de hoorzitting. De

    hoorzitting kan door hem worden geschorst.

  • 2.

    De voorzitter kan, indien de orde tijdens de zitting dat naar zijn oordeel vereist, een ofmeer aanwezigen de toegang tot de bijeenkomst ontzeggen, de zitting zonder hen voortzetten of de zitting staken.

Artikel 4.5.

Verslag

  • 1.

    De commissie draagt zorg voor de verslaglegging van de hoorzitting als bedoeld in art. 7:7 van de wet, welk verslag aan het advies wordt gehecht dat aan het bestuursorgaan wordt uitgebracht.

  • 2.

    Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 3.

    Het verslag houdt een korte vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen.

  • 4.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk in beslotenheid plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 5.

    Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 6.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

  • 7.

    Vaststelling van het verslag vindt plaats voordat op het ingediende bezwaarschrift wordt besloten.

Hoofdstuk 5. Nader onderzoek en advies

Artikel 5.1.

Nader onderzoek

1.Indien na afloop van de hoorzitting en voordat het advies wordt uitgebracht, blijkt dat

nader onderzoek wenselijk is, geschiedt dit door of onder leiding van de voorzitter, waarbij art. 3.5 van overeenkomstige toepassing is.

2.De voorzitter beslist aan de hand daarvan op welke wijze de voorbereiding van de

behandeling van het bezwaarschrift wordt voortgezet. Indien nodig, pleegt hij overleg met de indiener van het bezwaarschrift en, zo nodig, andere belanghebbenden, die, voor zover nodig, van de voortgang op de hoogte worden gehouden.

3.Indien daartoe aanleiding bestaat, verzoekt de commissie aan het bestuursorgaan de

beslissing op het bezwaarschrift te verdagen, met inachtneming van het in de algemene wet bestuursrecht daaromtrent bepaalde.

Artikel 5.2.

Vergadering commissie

  • 1.

    De commissie neemt besluiten met meerderheid van stemmen.

  • 2.

    De commissie beraadslaagt en beslist met gesloten deuren over het aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

  • 3.

    Elk lid van de commissie kan aan het bestuursorgaan een advies uitbrengen dat afwijkt van het standpunt van de meerderheid van de commissie.

Artikel 5.3.

Het advies

  • 1.

    De commissie brengt advies uit aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2.

    De commissie voegt bij het advies een ontwerp-besluit.

  • 3.

    De commissie brengt het advies, gelet op de in de wet met betrekking tot de beslissing op het bezwaarschrift gestelde termijnen, zo spoedig mogelijk uit.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.1.

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften Stadsregio Amsterdam 2008.

Artikel 6.2.

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking onmiddellijk nadat zij door de bestuursorganen is vastgesteld, onder gelijktijdige intrekking van de gelijknamige verordening van 27 juni 1995, gewijzigd bij besluit van de regioraad van 28 november 1995.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de regioraad van de Stadsregio Amsterdam op 25 maart 2008.