Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2014

Geldend van 21-07-2020 t/m 15-08-2022

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2014

De raad van de gemeente Utrecht;

gelet op artikel 225 en 228 van de Gemeentewet en de Parkeerplaatsenverordening 2005;

BESLUIT

vast te stellen de volgende

VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2014

Artikel 1 Begripsdefinities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 (Stb.459);

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met inbegrip van brommobielen zoals bedoeld in artikel ! onder ia van het RVV1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig, dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 475) aangehouden register van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, [parkeerautomaten, met inbegrip van centrale parkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 of

    • 2.

      is gelegen binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd of

    • 3.

      van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren door vergunninghouders;

  • h.

    gefiscaliseerd gebied: het gebied met parkeerapparatuurplaatsen en belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • k.

    uitgiftequotum: het maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen per (deel)rayon;

  • l.

    woonadres: kadastraal geregistreerde wooneenheid conform de Gemeentelijke Basis Administratie;

  • m.

    rayon: een gedeelte van de stad waar, ingevolge een aanwijzingsbesluit, betaald moet worden voor het parkeren;

  • n.

    deelrayon: gedeelte van een rayon;

  • o.

    milieuzone: geografisch afgebakend gebied waar aan motorvoertuigen beperkingen worden opgelegd op basis van emissie-eisen.

Artikel 2 Aanwijzingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeeltes aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders, voor zover parkeren op deze weggedeeltes niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3 Vergunningverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende schriftelijke aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een parkeervergunning kan worden uitgegeven aan:

    • a.

      een bewoner die staat ingeschreven op een kadastraal geregistreerd woonadres binnen het gefiscaliseerde gebied ten behoeve van het parkeren van de eigen auto of een deel-, huur- of leenauto of ten behoeve van het parkeren door derden (zoals bezoekers, mantelzorgers en thuiszorgmedewerkers);

    • b.

      een bedrijf dat staat ingeschreven op een kadastraal geregistreerd adres binnen het gefiscaliseerde gebied;

    • c.

      de houder van een motorvoertuig die herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden verricht en hiervoor het motorvoertuig in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie moet kunnen parkeren;

    • d.

      een commerciële organisatie die op abonnement auto's ter beschikking stelt aan derden;

    • e.

      de houder van een motorvoertuig die als huisarts of verloskundige is verbonden aan een in Utrecht gevestigde praktijk;

    • f.

      een marktstandplaatshouder;

    • g.

      een organisatie van culturele evenementen;

    • h.

      de houder van een motorvoertuig om tijdelijk in het gefiscaliseerde gebied te kunnen parkeren.

    • i.

      de houder van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, binnen het kader van onderhavige verordening, nadere beleidsregels stellen voor het aanvragen en verlenen van parkeervergunningen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in een gebied waar op basis van een raadsbesluit een milieuzone is of wordt ingesteld, houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan de toelatingseisen voor de milieuzone uitsluiten van de uitgifte of het gebruik van een parkeervergunning.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een uitgiftequotum vaststellen.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een parkeervergunning als bedoeld in dit artikel ook verlenen aan houders van motorvoertuigen, die niet voldoen aan één van de in lid 2 genoemde vereisten.

  • 7. Een fysiek verleende parkeervergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • c.

      het kenteken of de (verkorte) bedrijfsnaam c.q. -code;

    • d.

      de letter B (bewoner), Z (zakelijk), I (incidenteel) of H (herstelwerkzaamheden).

Artikel 4 Beslissings- en bezwaartermijnen

  • 1. Binnen acht weken na ontvangst van een volledig ingevulde en van de benodigde bijlagen voorziene aanvraag voor een parkeervergunning wordt op de aanvraag beslist. Deze termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 2. Tegen een besluit tot het toekennen, afwijzen, wijzigen, intrekken, beëindigen of schorsen van een parkeervergunning of een besluit tot het plaatsen op een wachtlijst kan op de in de Awb voorgeschreven wijze bezwaar worden gemaakt.

Artikel 5 Voorschriften

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen beperkende voorschriften verbinden aan parkeervergunningen voor zowel de te gebruiken parkeerplaatsen als voor de tijdstippen waarop de parkeervergunningen van kracht zijn.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen aan parkeervergunningen ook andere voorschriften verbinden. Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een eerlijke verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 3. Degene aan wie krachtens deze verordening een parkeervergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften in acht te nemen.

Artikel 6 Wachtlijst

  • 1. Indien een aanvrager voldoet aan alle vereisten voor een parkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, maar in het (deel)rayon zijn zoveel parkeervergunningen verleend dat op grond van de nadere beleidsregels als bedoeld in artikel 3, derde lid het plafond van het uitgiftequotum is bereikt, wordt de aanvrager voor onbepaalde tijd op een wachtlijst geplaatst mits er een wachtlijst is voor het rayon. De aanvrager zal van dit besluit schriftelijk in kennis worden gesteld.

  • 2. De plaatsing op de wachtlijst wordt door schriftelijke kennisgeving aan de aanvrager opgeheven:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de aanvrager;

    • b.

      wanneer aan de aanvrager de parkeervergunning is verleend, waarvoor hij op de wachtlijst stond;

    • c.

      wanneer niet meer aan de vereisten van artikel 3 van deze verordening wordt voldaan;

    • d.

      wanneer zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 8, eerste lid;

    • e.

      wanneer de wachtlijst wordt opgeven als omschreven in de nadere beleidsregels als bedoeld in artikel 3, derde lid.

Artikel 7 Verbodsbepalingen en Ontheffingen

  • 1. Het is verboden om de parkeervergunning al dan niet tegen betaling, oneigenlijk te (laten) gebruiken, te (foto)kopiëren, na te tekenen, dan wel op enige andere wijze te (laten) reproduceren of om eigenmachtig wijzigingen op het vignet aan te brengen.

  • 2. Het is verboden enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 3. Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 4. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen dan die in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 8 Intrekken, beëindigen of wijzigen van een vergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een parkeervergunning intrekken, beëindigen of wijzigen:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is in het (deel)rayon waarvoor de vergunning is verleend of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden, die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende (deel)rayon het stelsel van parkeervergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij aanvraag van de parkeervergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang;

    • h.

      wanneer niet tijdig voor de parkeervergunning is betaald, zoals geregeld in de vergunningvoorschriften;

    • i.

      wanneer in strijd met het bepaalde in artikel 7, eerste lid wordt gehandeld;

  • 2. Een besluit tot het intrekken, beëindigen of wijzigen van een parkeervergunning is met redenen omkleed. De vergunninghouder wordt van het intrekken, beëindigen of wijzigen van de parkeervergunning schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 9 Strafbepalingen en sancties

Artikel 9 Strafbepalingen en sancties

  • 1. Overtreding van het bepaalde in artikel 7, eerste, tweede, derde of vierde lid, wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Met opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door de burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

  • 3. Indien de vergunninghouder fraudeert met zijn parkeervergunning wordt de vergunninghouder een jaar uitgesloten van het verkrijgen van een vergunning. Na dit jaar kan opnieuw een aanvraag ingediend worden.

Artikel 10 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Parkeerplaatsenverordening 2014.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 3.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerplaatsenverordening 2013 (nr. 30).

  • 4.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerplaatsenverordening 2013 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad gehouden op 3 december 2013:

De griffier, De burgemeester,

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfen

Bekendmaking is geschied op12 december 2013

Deze verordening treedt in werking op1 januari 2014