Regeling vervallen per 01-01-2024

Erfgoedverordening gemeente Hollands Kroon

Geldend van 01-01-2024 t/m 31-12-2023

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Hollands Kroon

De gemeenteraad van Hollands Kroon

Besluit:

de erfgoedverordening van de gemeente Holland Kroon vast te stellen:

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk

    monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of

      cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening

    als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet

    algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

  • d.

    provinciaal monument: onroerend monument, dat is geplaatst op de lijst van monumenten op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland;

  • e.

    rijksmonument: onroerend monument dat is ingeschreven in de ingevolge monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • f.

    monumentencommissie: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, Wabo, de verordening en het monumentenbeleid;

  • g.

    archeologisch onderzoek: werkzaamheden met betrekking tot het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg door daartoe gecertificeerde instanties worden uitgevoerd;

  • h.

    gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • i.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • j.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • k.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • l.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • m.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • n.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • o.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • p

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • q.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan;

  • r.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wabo

  • s.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon;

  • t.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wabo;

  • u.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van de erfgoedverordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

[vervallen]

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

[vervallen]

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt schriftelijk medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan..

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 2 van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.

Artikel 12. Termijnen advies

[vervallen]

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend, indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4. Beschermde monumenten

Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument

[vervallen]

Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 16. Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder k, de bodem dieper dan 40 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt;

      • in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 2500 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen zijn, of;

      • in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m2.

      • in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2.

    • b.

      in het geldende bestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen omtrent de archeologische monumentenzorg.

    • c.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wabo. Hierin zijn voorschriften opgenomen omtrent de archeologische monumentenzorg.

    • d.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied. Dit staat aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart. Dan wel bij ontbreken daarvan op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;

    • e.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

• het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

  • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

  • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 17. Opgravingen en begeleiding

  • 1. Indien binnen het grondgebied van de gemeente Hollands Kroon onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 onder h Monumentenwet 1988 , dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet. Dit houdt in dat:

  • a. het college een programma van eisen vaststelt als bedoeld in artikel 1 onder p, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

  • b. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder o van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag moet overleggen.

  • 2. In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 18. Procedure

De bepalingen uit de artikelen 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 16, tweede lid, onder e, en artikel 17, eerste lid, onder b.

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

Artikel 19. Tegemoetkoming in schade

Als een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe. Indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • d.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder d;

  • e.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 20. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 16 met uitzondering van het bepaalde

in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie

of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 21. Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

  • a. met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1;

  • b. met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2;

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij het besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekken oude regelingen

De monumentenverordeningen van de voormalige gemeenten:

  • -

    monumentenverordening Anna Paulowna 2009 vastgesteld op 9 februari 2009

  • -

    monumentenverordening Niedorp 1995 vastgesteld op 12 oktober 1995

  • -

    monumentenverordening Wieringermeer 2008 vastgesteld op 23 oktober 2008

  • -

    Erfgoedverordening Wieringen 2010 vastgesteld op 30 september 2010

    worden ingetrokken.

Artikel 23. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de onder artikel 22 ingetrokken Verordeningen aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 22 ingetrokken verordeningen.

Artikel 24. Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van deze verordening en het vervallen van de oude verordening is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de Wabo. Bekendmaking van deze verordening moet op grond van artikel 142 van de Gemeentewet plaatsvinden tenminste acht dagen voor inwerkingtreding.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de Erfgoedverordening Gemeente Hollands Kroon.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 oktober 2013.
De raad voornoemd,
Griffier Voorzitter