Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Noord-Beveland houdende regels omtrent subsidie burgerprojecten leefbaarheid Nadere Regels Subsidium Noord-Beveland 2014

Geldend van 01-08-2017 t/m 23-06-2022

Intitulé

Nadere Regels Subsidium Noord-Beveland 2014

Titeldeel 1 Algemeen

De Nadere Regels Subsidium Noord-Beveland vormen een aanvulling op de Algemene Subsidieverordening Noord-Beveland 2014. Ze geven aan de subsidieaanvragers duidelijkheid of deze aanspraak kunnen maken op subsidie en om welke bedragen het daarbij gaat. Daarnaast geven de regels een bepaalde mate van rechtszekerheid voor de aanvrager en de subsidieverstrekker. Deze Nadere Regels Subsidium voor structurele en incidentele subsidies, zijn volledig van toepassing op alle instellingen van de diverse beleidsterreinen, tenzij in een hoofdstuk anders is bepaald.

Titeldeel 2 Indexering

De in deze Nadere Regels genoemde bedragen gelden voor de periode vanaf 2014. Voor het jaar 2014 wordt een indexering toegepast van 0% op alle subsidiebedragen. Deze bevriezing van de subsidiebedragen vloeit voort uit de programmabegroting 2014 en verder.

Titeldeel 3

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze Nadere Regels wordt verstaan onder:

welzijn: het bevorderen van het welbevinden van mensen en het ondersteunen van hun activiteiten door:

  • 1.

    Te streven naar het vergroten van ontplooiingsmogelijkheden en hun zelfredzaamheid en

  • 2.

    Het stimuleren van sociale cohesie, deelname aan de samenleving, en ook om te voorkomen dat mensen in een achterstandspositie geraken.

Artikel 2 Subsidiegerechtigden, rechtspersoonlijkheid

  • 1 Het verlenen van subsidie geschiedt slechts aan instellingen.

  • 2 Mits deugdelijk en inhoudelijk gemotiveerd, kan in bijzondere gevallen aan natuurlijke personen en aan bedrijven, subsidie worden verleend.

  • 3 Het verlenen van subsidie aan groepen personen kan in die gevallen, waarin dat als mogelijkheid is opgenomen in een specifiek hoofdstuk.

  • 4 Instellingen, die in aanmerking willen komen voor subsidie dienen, analoog aan artikel 4:66 van de Awb, rechtspersoonlijkheid te bezitten, behalve wanneer het college daarvan afwijking toestaat.

  • 5 Voor verenigingen zonder volledige rechtsbevoegdheid geldt dat deze ingeschreven dienen te zijn in het verenigingsregister, gehouden door de Kamers van Koophandel, om aanspraak te kunnen maken op subsidie.

  • 6 Wanneer een subsidie wordt verleend aan een natuurlijk persoon of aan een groep personen kan het college het voorschrift opleggen, dat een verklaring wordt overgelegd van een instelling die bereid is als tussenpersoon op te treden en die tevens verklaart de in deze Nadere Regels opgenomen algemene subsidievoorschriften te aanvaarden.

  • 7 Indien een subsidie wordt verleend aan een natuurlijk persoon, een groep personen of aan een bedrijf, worden de in deze Nadere Regels gestelde bepalingen volledig toegepast.

Artikel 3 Algemene eisen

  • 1 Een instelling kan aanspraak maken op een subsidie wanneer wordt voldaan aan de bepalingen van de Algemene Subsidie Verordening en indien van toepassing deze Nadere Regels, tenzij anders bepaald.

  • 2 Subsidie wordt slechts verstrekt wanneer:

    a. de behoefte aan de activiteit, investering of voorziening is aangetoond;

    b. de activiteiten of voorzieningen passen binnen de beleidsdoelstellingen van de gemeente;

    c. een zodanige werkwijze wordt toegepast, dat redelijkerwijs mag worden verwacht, dat de beoogde doelstellingen kunnen worden bereikt;

    d. de instelling aannemelijk maakt, dat met inbegrip van een subsidie van de gemeente de benodigde financiële middelen beschikbaar zijn om de gestelde doelstellingen te realiseren;

    e. uit de subsidieaanvraag blijkt dat de gevraagde subsidie in redelijke verhouding staat tot de uit te voeren activiteiten, te realiseren investeringen of de tot stand te brengen of in stand te houden voorzieningen.

  • 3 Een subsidie wordt slechts verstrekt ten behoeve van regionale/landelijke instellingen, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    a. van de activiteiten gebruik gemaakt wordt door inwoners van de gemeente Noord-Beveland, die in het gemeentelijke aanbod niet of niet in voldoende mate gebruik kunnen maken van voor hen geschikte voorzieningen;

    b. de activiteiten deels door vrijwilligers worden georganiseerd.

  • 5 Elke verlening van een subsidie geschiedt onder het voorschrift, dat de daarvoor de benodigde middelen in de vastgestelde gemeentebegroting beschikbaar zijn gesteld.

  • 6 Het verleende, dan wel gelijktijdig vastgestelde subsidiebedrag voor een activiteit in een komende periode kan niet meer bedragen dan het voor dat jaar begrote exploitatietekort.

  • 7 Het vastgestelde subsidiebedrag voor een activiteit in een verstreken periode, kan niet meer bedragen dan het verleende bedrag.

Artikel 4 Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan, naast de in artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 8 en 9 van de Algemene Subsidieverordening Noord-Beveland genoemde gevallen (geheel of gedeeltelijk) worden geweigerd indien naar het oordeel van het college er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet of niet geheel passen in het vastgestelde gemeentelijk beleid;

b. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die naar het oordeel van het college in strijd (kunnen) zijn met de wet, internationale verdragen, het algemeen belang, de openbare orde, de leefbaarheid en de veiligheid;

c. de aanvrager zelf in de kosten kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan, tenzij het college van oordeel is dat de activiteiten dermate in het gemeentelijk belang zijn dat van dit beleidsuitgangspunt kan worden afgeweken. Onder middelen van derden moet ook worden verstaan het eigen vrij aanwendbare vermogen;

d. de activiteiten en voorzieningen die strijdig zijn met geldende wettelijke voorschriften of internationale verdragen of de openbare orde ernstig kunnen verstoren;

e. activiteiten die uitsluitend of in hoofdzaak dienstbaar zijn aan politieke, commerciële of religieuze doeleinden.

Artikel 5 Toegankelijkheid openbare ruimte

Het college kan aan het verstrekken van subsidies het voorschrift verbinden, dat de activiteit plaatsvindt in een accommodatie, die bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor iedereen.

Titeldeel 1 Incidentele subsidies

Hoofdstuk 2 Eenmalige subsidies en initiatief subsidies

Artikel 7 Subsidiegerechtigden

  • 1 Plaatselijke instellingen kunnen aanspraak maken op eenmalige subsidies voor investeringen.

  • 2 Plaatselijke en regionale instellingen kunnen aanspraak maken op eenmalige subsidies voor activiteiten én op initiatiefsubsidies volgens het daarvoor ingerichte subsidie score systeem.

  • 3 Landelijke instellingen kunnen aanspraak maken op eenmalige subsidies voor activiteiten.

Artikel 8 Aanvraagtermijn en verlening subsidie

  • 1 Een incidentele subsidieaanvraag dient tenminste 4 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de activiteit te worden ingediend bij het college.

  • 2 In spoedeisende gevallen kan het college afwijken van het voorschrift, genoemd in het eerste lid, mits deugdelijk gemotiveerd.

Artikel 9 Bijzondere subsidievoorwaarden

  • 1 Een éénmalige subsidie wordt slechts eenmaal per periode toegekend aan dezelfde aanvrager c.q. diens rechtsopvolger voor gelijksoortige/ gelijkwaardige activiteiten (eenmaal per drie jaren) en/of investeringen (eenmaal per vijf jaren). Het betreft activiteiten en/of investeringen die niet structureel zijn. Gelet op de omvang van de activiteiten en/of investeringen, heeft de aanvrager daarvoor in evenredigheid gereserveerd dan wel extra inkomsten verworven.

  • 2 Een initiatiefsubsidie wordt verstrekt, overeenkomstig de toepassing van het subsidiescore systeem ingevolge artikel 10.

  • 3 Initiatiefsubsidies kunnen slechts eenmaal per kalenderjaar worden verstrekt aan dezelfde aanvrager c.q. diens rechtsopvolger voor gelijksoortige en/of gelijkwaardige initiatieven, tenzij deze optreedt als intermediair.

Artikel 10 Toepassing initiatiefsubsidie subsidiescore systeem

  • 1 De onder A, B, C, D, E, F, G, H, I en J vast te stellen gegevens leveren een puntenscore op van ten hoogste 16½.

  • 2 De onder E gevraagde geschatte omvang van het publiek kan worden bepaald aan de hand van een acceptabele schatting, de ervaringsgegevens en/of omzetresultaten van voorgaande jaren, eventueel verhoogd met een aannemelijke marge.

  • 3 De onder J vast te stellen beoordeling is gebaseerd op tenminste twee steekhoudende argumenten betrekking hebbende op het aspect originaliteit, tenzij sprake is van gemiddeld.

  • 4 Het totaal van de score wordt vermenigvuldigd met € 35,-- en resulteert in een totaal subsidiebedrag.

    A

    Plaats van vestiging Noord-Beveland

    1

    0,5

    Plaats van vestiging Zeeland

    B

    Plaats van handeling N-B

    1

    1

    Plaats van handeling N-B

    C

    Zowel A als B van toepassing

    0,5

    0

    Niet van toepassing C

    D

    Bovenlokale uitstraling/effect

    0,5

    0,5

    Bovenlokale uitstraling/effect

    E

    Geschatte omvang doelgroep/publiek:

    • vanaf 100

    0,5

    0

    • vanaf 200

    1

    0

    • vanaf 500

    1,5

    1

    • meer dan 500

    2

    2

    F

    Soort activiteit:

    • kunst

    1

    1

    • cultuur

    1

    1

    • welzijn

    1

    1

    • volksgezondheid

    1

    1

    • internationale samenwerking

    1

    1

    • sport

    1

    1

    • toerisme/recreatie

    1

    1

    G

    Omvang begroting:

    • vanaf € 500,--

    0,5

    0,5

    • vanaf € 1.000,--

    1

    1

    • vanaf € 5.000,--

    1,5

    1,5

    • meer dan € 20.000,--

    2

    2

    H

    Dekking door opbrengsten sponsors in % van de exploitatiebegroting:

    • vanaf 10%

    1

    0

    • vanaf 15%

    2

    0

    • vanaf 25%

    3

    0

    • vanaf 35%

    4

    0

    I

    Dekking door opbrengsten publiek en/of deelnemers in % van de exploitatiebegroting:

    • vanaf 15 %

    0,5

    0,5

    • vanaf 25 %

    1,5

    0,5

    • vanaf 35 %

    2

    0,5

    • meer dan 40 %

    2,5

    0

    J

    Mate van originaliteit:

    • bovengemiddeld

    2

    1

    • gemiddeld

    0,5

    0,5

    Totaalscore

    x € 35,-- = €

Hoofdstuk 3 Initiatiefsubsidies traditie en volkscultuur

Artikel 11 Nadere begripsomschrijving

De Nadere Regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de plaatselijke instellingen die ervoor zorgen dat de traditie van feest- en gedenkdagen in stand worden gehouden op een aantal specifieke terreinen. Deze instellingen hebben een jaarlijks terugkerend kortlopend programma dat zich richt op één of enkele activiteiten.

Artikel 12 Subsidiegerechtigden en grondslagen

Aan een aanvrager genoemd in dit artikel, kan eenmaal per kalenderjaar een subsidie worden verstrekt:

1. Oranjeverenigingen kunnen aanspraak maken op een subsidie van ten hoogste € 455,-- voor het organiseren van Koningsdag activiteiten. Het aantal gesubsidieerde instellingen voor de organisatie van Koningsdag, is gelimiteerd op één instelling per kern.

2. Een Sinterklaascomité kan aanspraak maken op een subsidie van ten hoogste € 230,-- Het aantal gesubsidieerde instellingen voor de organisatie van de intocht van Sint-Nicolaas, is gelimiteerd op één instelling per kern.

3. Een 4 mei instelling die activiteiten organiseert met betrekking tot dodenherdenking, kan aanspraak maken op een subsidie van ten hoogste € 230,--. Het aantal gesubsidieerde instellingen voor de organisatie van de dodenherdenking is gelimiteerd op één instelling per kern.

4. Buurtverenigingen kunnen aanspraak maken op een subsidie van ten hoogste € 175,-- voor het organiseren van activiteiten in de eigen buurt, met het doel de sociale cohesie te bevorderen.

5. Organisaties die de functie van dorpsraad vervullen c.q. uitvoeren, kunnen aanspraak maken op een bedrag van ten hoogste € 500,-- Het aantal dorpsraden dat aanspraak kan maken is gelimiteerd op één per dorpskern.

6. Ondernemersverenigingen kunnen aanspraak maken op een subsidie van ten hoogste € 1.800,-- voor het organiseren van haven-, folklore- en Veerse Meer Dagen: a. De subsidie bedraagt niet meer dan 50 % van de uitgaven. b. Per dorpskern kan aan één ondernemersvereniging eenmaal per kalenderjaar een subsidie worden verstrekt.

Hoofdstuk 4 Initiatiefsubsidies cultuur van aanzienlijke omvang

Artikel 13 Begripsomschrijving

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1. Cultuur evenementen van aanzienlijke omvang: cultuuruitingen gelegen binnen de aandachtsgebieden beeldende kunst & vormgeving, dans, film, letteren, muziek/muziektheater, welke worden gehouden in de gemeente Noord-Beveland en met een begroting van minimaal € 3.150,--. Deze lokaal opgevoerde evenementen kunnen worden georganiseerd door instellingen of groepen personen.

2. Plaatselijke- en regionale cultuurinstellingen en groepen personen: amateur gezelschappen en groepen personen die gevestigd zijn in of afkomstig uit de provincie Zeeland en professionele organisaties die statutair gevestigd zijn in de provincie Zeeland.

Artikel 14 Algemene bepalingen

  • 1 De bepalingen uit de Algemene Subsidieverordening zijn volledig van toepassing op aangevraagde, verleende en vastgestelde subsidies voor cultuur evenementen van aanzienlijke omvang, tenzij in dit hoofdstuk op onderdelen anders is vastgelegd.

  • 2 De bepalingen zijn van toepassing op de plaatselijke en de regionale cultuurinstellingen en groepen personen, welke activiteiten organiseren die niet tot een jaarvullend programma/jaarwerkprogramma behoren.

  • 3 Subsidies van aanzienlijke omvang kunnen eenmaal per kalenderjaar worden toegekend aan een instelling.

Artikel 15 Subsidiegerechtigden

Het verlenen van subsidie kan geschieden aan:

a. plaatselijke- en regionale instellingen;

b. amateur gezelschappen;

c. groepen personen.

Artikel 16 Algemene eisen

  • 1 De activiteiten dienen plaats te vinden op het grondgebied van Noord-Beveland.

  • 2 De subsidieaanvraag dient een begrotingsbedrag van € 3.150,-- te boven te gaan.

Artikel 17 Overige eisen

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend binnen het eerste tijdvak (kwartaal 1), dus voor 1 april van het lopende jaar.

  • 2 Subsidie aanvragen worden ingediend binnen het tweede tijdvak (kwartaal 2), dus voor 1 juli van het lopende jaar.

  • 3 Een ingediende subsidieaanvraag is voorzien van een haalbaar programma van de beoogde activiteiten en een reële begroting.

Artikel 18 Overige bepalingen

  • 1 De ontvangen subsidieaanvragen worden binnen na de eerste sluitingsdatum van 1 april beoordeeld op de programma inhoud.

  • 2 Een ontvangen aanvraag in het eerste kwartaal kan worden doorgeschoven naar het tweede kwartaal en opnieuw worden beoordeeld op de programma inhoud.

  • 3 De ontvangen subsidieaanvragen worden na de tweede sluitingsdatum van 1 juli beoordeeld op de programma inhoud.

  • 4 Subsidieverlening kan plaatsvinden na de eerste beoordeling.

  • 5 Subsidieverlening kan plaatsvinden na de tweede beoordeling.

  • 6 Het eigen financiële aandeel in de begroting van de aanvrager dient tenminste 50 % van de kosten te bedragen.

  • 7 De te verlenen subsidie bedraagt minimaal € 1.575,-- en maximaal € 5.000,-- per evenement.

  • 8 Van het maximale te verlenen subsidiebedrag kan alleen worden afgeweken in het voordeel van de aanvrager, indien het vastgestelde subsidieplafond van de gemeentelijke begrotingspost “subsidies cultuur evenementen van aanzienlijke omvang” na de tweede sluitingsdatum nog niet bereikt is.

Artikel 19 Specifieke bepalingen

  • 1 Indien aanvragen op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 van deze beleidsregels in beide gevallen leiden tot subsidieverlening zal het berekende subsidiebedrag van hoofdstuk 2 in mindering worden gebracht op het verleende subsidie van hoofdstuk 4.

  • 2 Indien een aanvraag niet blijkt te voldoen aan het begrotingscriterium (artikel 16, lid 2), dan wordt de aanvraag behandeld volgens hoofdstuk 2 van deze Nadere Regels.

  • 3 Behandeling volgens hoofdstuk 2 vindt eveneens plaats als het subsidiebedrag lager uitvalt dan artikel 18, zevende lid.

  • 4 De beoordeling van de programma inhoud vindt plaats aan de hand van tenminste drie criteria, namelijk:

    a. passend voor Noord-Beveland;

    b. geschiktheid voor een groter publiek;

    c. bijzonder of grensverleggend.

Hoofdstuk 5 Initiatiefsubsidies voor recreatie/toerisme van aanzienlijke omvang

Artikel 20 Begripsomschrijving

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. oeristisch-recreatieve initiatieven van aanzienlijke omvang: alle activiteiten en investeringen, niet behorend tot cultuur evenementen uit hoofdstuk 4, welke vallen onder de categorieën promotie, attracties, infrastructuur, activiteiten en informatieverschaffing, alles met het oog op recreatie en/of toerisme. De initiatieven kunnen bestaan uit activiteiten of investeringen.

b. Eigen financiële aandeel in de begroting: alle bijdragen van de aanvrager zelf maar ook van sponsoren, subsidieverstrekkers en publiek/deelnemers.

Artikel 21 Algemene bepalingen

De bepalingen uit de subsidieverordening zijn volledig van toepassing op aangevraagde, verleende en vastgestelde subsidies voor toeristisch-recreatieve initiatieven van aanzienlijke omvang, tenzij in dit hoofdstuk op onderdelen anders is vastgelegd.

Artikel 22 Subsidiegerechtigden

Het verlenen van subsidie kan geschieden aan instellingen als genoemd in artikel 1 onder c. d. en e. en artikel 2 van deze Nadere Regels.

Artikel 23 Algemene eisen

  • 1 De activiteiten dienen plaats te vinden op het grondgebied van Noord-Beveland.

  • 2 De subsidieaanvraag dient een begrotingsbedrag van € 3.150,-- te boven te gaan.

Artikel 24 Overige bepalingen

  • 1 De ontvangen subsidieaanvragen worden met behulp van een door burgemeester en wethouders vastgestelde beoordelingsmatrix beoordeeld op de programma inhoud.

  • 2 Het eigen financiële aandeel in de begroting van de aanvrager dient tenminste 75% van de kosten te bedragen.

  • 3 De te verlenen subsidie bedraagt maximaal € 7.500,-- per activiteit met een begroting tot € 30.000,--.

    Bij een begroting boven de € 30.000,- bedraagt:

  • 4 De te verlenen subsidie maximaal 25% van de kosten met een maximum van € 10.000,-- per activiteit.

  • 5 De te verlenen subsidie maximaal 25% van de kosten met een maximum van € 5.000,-- wanneer de activiteit bestaat uit een evenement.

  • 6 Van het maximale te verlenen subsidiebedrag kan alleen ten positieve worden afgeweken, indien het vastgestelde subsidieplafond van de gemeentelijke begrotingspost ‘subsidies toeristisch-recreatieve initiatieven van aanzienlijke omvang’ op 1 december van het betreffende begrotingsjaar nog niet bereikt is.

Artikel 25 Overige eisen

Een ingediende subsidieaanvraag is voorzien van een (realistisch) programma van de beoogde activiteiten en een reële begroting, alsmede een dekkingsplan.

Artikel 26 Specifieke bepalingen

  • 1 Indien aanvragen op grond van de bepalingen in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 5 van deze Nadere Regels in beide gevallen leiden tot subsidieverlening zal het berekende subsidie bedrag van hoofdstuk 2 in mindering worden gebracht op het verleende subsidie van hoofdstuk 5.

  • 2 Indien een aanvraag niet blijkt te voldoen aan het begrotingscriterium (artikel 23, lid 2), dan kan de aanvraag worden behandeld volgens hoofdstuk 2 van deze beleidsregels.

  • 3 De beoordeling van de programma inhoud vindt plaats aan de hand van tenminste de navolgende criteria, namelijk:

    a. passend voor Noord-Beveland;

    b. geschikt voor een groter publiek;

    c. bijzonder of grensverleggend;

    d. beheer en onderhoud zijn gegarandeerd c.q. worden aangee. toond middels een beheers-/onderhoudsplan.

Titeldeel 1 Structurele subsidies

Hoofdstuk 6 Structurele subsidies

Artikel 27 Subsidiegerechtigden

  • 1 Plaatselijke instellingen kunnen aanspraak maken op een structurele subsidie.

  • 2 Regionale instellingen kunnen aanspraak maken op een structurele subsidie ingevolge artikel 52 en 53 van dit hoofdstuk.

Artikel 28 Beslissing op subsidieaanvraag en uitbetaling

  • 1 Het college geeft in de subsidiebeschikking aan hoe de uitbetaling zal plaatsvinden.

  • 2 Betaling van subsidiebedragen vinden plaats in de eerste maand van het nieuwe tijdvak.

Hoofdstuk 7 Expressie, muziek, toneel en dans

Artikel 29 Nadere omschrijving en doelstelling

De Nadere Regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de plaatselijke instellingen, die de muzikale (zelf)ontplooiing bevorderen en wel in het bijzonder door het beoefenen van instrumentale en vocale muziek, toneel en dans. Plaatselijke instellingen in combinatie met professionele instituten vervullen een voorname rol als het gaat om het opleiden van een nieuwe generatie podiumkunstenaars. Daarnaast zorgen zij er met hun expressieve kunst voor, dat groepen mensen hun optredens willen bezoeken. Ze houden er rekening mee dat een optreden zoveel mogelijk toegankelijk is voor alle bezoekers/deelnemers.

Artikel 30 Bijzondere subsidievoorwaarden

  • 1 Algemeen:

    1. om aanspraak te kunnen maken op subsidie moet een instelling aangesloten zijn bij een landelijke en/of provinciale koepelorganisatie of branchevereniging, indien daartoe de kans bestaat;

    2. harmonie-, fanfarekorpsen en brassbands heffen een contributie van tenminste € 90,-- per lid per jaar; de overige onder dit hoofdstuk

    vallende instellingen heffen een contributie/bijdrage van tenminste € 70,-- per lid/deelnemer per jaar;

    3. wanneer het college dit verzoekt werken harmonieën, fanfares en brassbands gratis mee aan de viering van verjaardagen van leden van het koninklijk huis, nationale feestdagen en/of andere gelegenheden;

    4. harmonieën, fanfares en brassbands hebben tenminste 25 werkende leden, drumbands tenminste 15 leden en de overige onder dit

    hoofdstuk vallende instellingen hebben tenminste 10 leden;

    5. alle instellingen met 25 leden of meer, ontplooien tenminste 1 activiteit per jaar waaruit inkomsten worden verworven die minimaal 4 % van de jaaromzet bedragen. Tot de eigen inkomsten wordt niet gerekend contributieheffing, inschrijfgelden of gemeentelijk subsidie.

  • 2 Harmonie-, fanfarekorpsen en brassbands, die subsidie ontvangen zijn verplicht om éénmaal per vijf aaneengesloten jaren aan een onder auspiciën en reglementering van de landelijke en/of provinciale bond of federatie, waarbij de betreffende instelling is aangesloten, te houden concours deel te nemen.

  • 3 Met het aantal leden en het aantal bespeelde instrumenten wordt bedoeld het aantal leden (excl. blokfluitleerlingen) en het aantal bespeelde instrumenten per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 31 Subsidiegrondslagen voor harmonie-, fanfarekorpsen en brassbands

  • 1 De subsidie bestaat uit de volgende grondslagen:

    a. een basisbedrag van € 2.275,-- per korps;

    b. een bedrag van € 45,-- per bespeeld instrument per jaar;

    c. een bedrag van € 20,-- per uniform per jaar;

    d. een bijdrage van 40% in de kosten van het honorarium van de dirigent(en) / instructeur(s) per jaar tot een maximum van € 4.000,--;

    e. een bijdrage van 40% in de opleidingskosten van leerlingen muzikale en speltechnische vorming aan de Zeeuwse Muziekschool of gelijkwaardig muziekonderwijs tot een maximum van € 2.000,--;

    f. een bijdrage van maximaal € 525,-- per jaar in de kosten van deelname aan nationale kampioenswedstrijden of concoursen, welke onder auspiciën en reglementering van de landelijke en/of provinciale koepelorganisatie of branchevereniging, waarbij de betreffende instelling is aangesloten, worden gehouden. Dit subsidie wordt bepaald aan de hand van de door het korps ingezonden begroting met bijgevoegd verzoek, alsmede een kopie van de uitnodiging, welke hiervoor door het betreffende korps is ontvangen.

  • 2 Op de onder art. 31, lid 1 genoemde bedragen gelden de volgende uitzonderingen:

    a. een afdeling uitmuntendheid (3e divisie) krijgt 105% van deze bedragen gesubsidieerd;

    b. een ereafdeling (2e divisie) krijgt 110% van deze bedragen gesubsidieerd.

  • 3 Artikel 3, zesde lid van de Nadere regels is niet van toepassing op dit artikel.

Artikel 32 Subsidiegrondslagen voor zang- en oratoriumverenigingen, combo's en startende populaire bands

De subsidie voor de zang- en oratoriumverenigingen, combo’s en startende populaire bands, die optredens geven, is als volgt opgebouwd:

a. een basisbedrag per instelling van € 180,-- per jaar;

b. een bijdrage van 30% in de kosten van het honorarium van de dirigent/instructeur(s) met een maximum van € 535,-- per jaar;

c. een bijdrage van ten hoogste € 535,-- in de kosten van deelname aan nationale concoursen, welke onder auspiciën en reglementering van de landelijke en/of provinciale bond of federatie, waarbij de betreffende instelling is aangesloten, worden gehouden. De subsidie wordt bepaald aan de hand van de door de instelling ingezonden begroting met bijgevoegd verzoek, alsmede een kopie van de uitnodiging, welke hiervoor door de

d. betreffende instelling is ontvangen;

e.een bijdrage van ten hoogste € 250,-- in de kosten van deelname aan een lokaal c.q. regionaal optreden van een startende populaire band.

Artikel 33 Subsidiegrondslagen voor toneel- en filmverenigingen

De subsidie voor de toneel- en filmverenigingen, die voorstellingen geven, is als volgt opgebouwd:

a. een basisbedrag per instelling van € 180,-- per jaar;

b. een bijdrage van 30% in de kosten van het honorarium, dan wel de onkostenvergoeding van de regisseur en/of leider met een maximum van € 415,-- per jaar.

Artikel 34 Subsidiegrondslagen voor instellingen beeldende kunst en letteren

  • 1 De subsidie voor de instellingen, die beeldende kunst maken en waarbij recreatieve ontmoeting een primaire functie heeft, is als volgt opgebouwd:

    a. voor de instelling met tenminste 15 betalende leden of deelnemers, geldt een basisbedrag van € 225,-- per instelling en een vast bedrag van € 5,-- per lid/deelnemer per jaar.

  • 2 De subsidie voor de instelling met tenminste 20 betalende leden of deelnemers, die beeldende kunst maken en met name activiteiten ontplooien die gericht zijn op het exposeren van eigen gemaakte werken, met de bedoeling een publiek te trekken en verbindingen aan te gaan met andere partijen, is als volgt opgebouwd:

    a. een basisbedrag van € 850,-- voor de algemene kosten;

    b. voor het organiseren van een kunstroute en een permanente expositie voor bezoekers, een maximaal bedrag van € 1.800,-- ;

    c. voor het driejaarlijks organiseren van een poëzie activiteit en uitwisseling met buitenlandse kunstenaars een maximaal bedrag van € 575,--;

    d. voor het maatschappelijk ondernemen een maximaal bedrag van € 625,--

    e. voor het investeren in en ontwikkeling van jeugdig talent een maximaal bedrag van

    € 825,--

    f. ten behoeve van het opzetten en in stand houden van een kunstuitleen een maximaal bedrag van € 1.400,--

    e. deze instellingen ontplooien tenminste 1 activiteit per jaar waaruit inkomsten worden verworven die minimaal 4% van jaaromzet bedragen.Tot de eigen inkomsten worden niet gerekend contributieheffing, inschrijfgelden of gemeentelijk subsidie.

Hoofdstuk 8 Sport en beweging

Artikel 35 Nadere begripsomschrijving

De Nadere Regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de plaatselijke instellingen die gericht zijn op de sportieve ontplooiing van ingezetenen van de gemeente. Lichamelijke beweging, toegepast op een verantwoorde wijze, draagt bij aan een gezonde levensstijl voor alle leeftijdsgroepen.

Daarnaast is sport een middel om de saamhorigheid en integratie te bevorderen. Specifiek voor ouderen geldt dat voldoende beweging, onder leiding van een deskundige, er voor kan zorgen dat deze doelgroep langer in staat zal zijn zelfstandig te functioneren in de eigen woning.

Artikel 36 Bijzondere subsidievoorwaarden

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een instelling:

    a. aangesloten te zijn bij een landelijke en/of provinciale koepelorganisatie of branchevereniging indien daartoe de kans bestaat;

    b. tenminste 10 contributie betalende leden of bijdragende deelnemers te hebben;

    c. een contributie/bijdrage te heffen van tenminste € 35,-- per lid/deelnemer per jaar;

    d. tenminste 1 activiteit te ontplooien waaruit inkomsten worden verworven die minimaal 4% van de jaaromzet bedragen. Tot de eigen inkomsten wordt niet gerekend contributieheffing, inschrijfgelden of gemeentelijk subsidie.

  • 2 Als aantal leden en deelnemers in de zin van dit hoofdstuk worden aangemerkt het aantal in de gemeente Noord-Beveland woonachtig leden of deelnemers dat per 1 januari voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, lid of deelnemer zijn van de betreffende instelling.

Artikel 37 Subsidiegrondslagen voor sportverenigingen

De subsidie voor de sportverenigingen is als volgt opgebouwd:

a. een basisbedrag van € 300,-- per instelling;

b. een vast bedrag van € 5,-- per lid/deelnemer per jaar, met een maximum van € 175,-- per jaar.

Hoofdstuk 9 Jeugd- en jongerenwerk

Artikel 38 Nadere begripsomschrijving

De Nadere Regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de plaatselijke instellingen, die het jeugd- en jongerenwerk behartigen. Hieronder wordt verstaan het geheel van activiteiten, die gericht zijn op ondersteunende en (re-)creatieve ontplooiing van jeugdigen en jongeren in de leeftijd tot en met 20 jaar, met onder meer de bedoeling om ontwikkelingsachterstand en/of uitval te voorkomen.

Artikel 39 Bijzondere subsidievoorwaarden

  • 1 Om aanspraak te kunnen maken op subsidie dient een instelling:

    a. aangesloten te zijn bij een landelijke en/of provinciale koepelorganisatie of branchevereniging indien daartoe de kans bestaat;

    b. een contributie/bijdrage te heffen van tenminste € 15,-- per jeugdlid/deelnemer per jaar;

    c. tenminste 10 contributie betalende leden of bijdragende deelnemers te hebben in de leeftijd tot en met 20 jaar;

    d. tenminste 1 activiteit te ontplooien waaruit inkomsten worden verworven die minimaal 4% van de totale begroting bedragen. Tot de eigen inkomsten wordt niet gerekend contributieheffing, inschrijfgelden of gemeentelijk subsidie.

  • 2 Als leden/deelnemers in de zin van dit hoofdstuk worden aangemerkt het aantal in Noord-Beveland woonachtige leden/deelnemers dat per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, lid/deelnemer zijn van de betreffende instelling.

Artikel 40 Subsidiegrondslagen scouting

De subsidie voor de scouting, bestaat uit vier componenten, te weten:

a. 40% van de huisvestingskosten, met als maximum grondslag € 18.000,-- ;

b. 40% van de organisatiekosten/bestuurskosten, met als maximum grondslag € 3.000,-- ;

c. 40% van de specifieke kosten en activiteitenkosten, met als maximum grondslag € 20.000,-- ;

d. 40% van de opleidingskosten, met als maximum grondslag € 1.000,--.

Artikel 41 Subsidiegrondslagen overige instellingen jeugd- en jongerenwerk

  • 1 De subsidie voor de overige instellingen die het jeugd en jongerenwerk behartigen, is als volgt opgebouwd:

    a. een basisbedrag van € 300,-- per instelling dan wel een aparte werkvorm van een bepaalde instelling;

    b. een vast bedrag van € 5,-- per lid/deelnemer per jaar, met een maximum van € 230,-- per jaar.

Hoofdstuk 10 Peuterspeelzalen

Artikel 42 Algemene bepalingen

  • 1 De Nadere Regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de plaatselijke peuterspeelzalen.

  • 2 Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:

    a. het onder deskundige begeleiding op gestructureerde basis samenbrengen van kinderen van 2 of 2,5 tot 4 jaar;

    b. opvang gedurende een dagdeel van maximaal 3½ uur, tijdens (meestal) twee dagdelen per week, gedurende ongeveer 40 weken per jaar;

    c. zo optimaal mogelijk ontwikkelingskansen creëren door het aanbieden van gevarieerde, uitdagende en bij de ontwikkelingsbehoeften aansluitende speelmogelijkheden;

    d. het ervoor zorg dragen dat de peuterspeelzaal een vindplaats is waar eventueel achterstanden en/of ontwikkelingsproblemen op een vroegtijdig moment worden gesignaleerd en gevolgd.

    Er is gekozen voor ambitieniveau 2 van de handreiking van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) met betrekking tot peuterspeelzalen. De daarin genoemde doelen zijn spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen. In iedere dorpskern wordt maximaal één peuterspeelzaal door de gemeente gesubsidieerd.

Artikel 43 Nadere begripsomschrijvingen

  • 1 Onder personeelskosten worden verstaan alle kosten ten behoeve van het pedagogisch personeel, inclusief ziekteverzuim en seniorenverlof.

  • 2 Onder huisvestingskosten worden verstaan:

    a. huursom van gebouwen, alsmede de kosten van erfpacht of enig ander zakelijk recht;

    b. kosten van verlichting, verwarming, water en schoonmaak;

    c. kosten van schoonmaak van gebouwen;

    d. kleine aanschaffingen ten behoeve van de inventaris;

    e. overige door het college aanvaarde huisvestingskosten.

  • 3 Onder activiteitenkosten vallen:

    a. vaste kosten per peutergroep;

    b. variabele kosten per peuter.

  • 4 De organisatiekosten bestaan uit: Indirecte kosten, onder ander verkoop, administratie en personeelskosten.

Artikel 44 Voorschriften

Peuterspeelzalen die voldoen aan de regels van de Wet Kinderopvang kunnen aanspraak maken op subsidie.

Hoofdstuk 11 Ouderen participatie

Artikel 45 Nadere begripsomschrijving

De Nadere Regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de plaatselijke instellingen, die ouderenparticipatie behartigen. Hieronder wordt onder meer verstaan het geheel van activiteiten, die gericht zijn op ondersteunende en (re-)creatieve ontplooiing van ouderen vanaf 55 jaar, met onder meer de bedoeling om isolatie en/of eenzaamheid te voorkomen en zelfredzaamheid te vergroten.

Artikel 46 Bijzondere subsidievoorwaarden

  • 1 Om aanspraak te kunnen maken op subsidie, dient een instelling:

    a. aangesloten te zijn bij een landelijke en/of provinciale koepelorganisatie of branchevereniging indien daartoe de kans bestaat;

    b. tenminste 10 contributie betalende leden of bijdragende deelnemers te hebben;

    c. een contributie/bijdrage te heffen van tenminste € 25,-- per lid/deelnemer per jaar bij een aantal van 10 tot 100 contributie betalende leden of bijdragende deelnemers;

    d. bij 100 of meer contributie betalende leden of bijdragende deelnemers wordt geen contributiebedrag of bijdrage opgelegd;

    e. tenminste 1 activiteit te ontplooien waaruit inkomsten worden verworven die minimaal 4% van de jaaromzet bedragen. Tot de eigen inkomsten wordt niet gerekend contributieheffing, inschrijfgeld of subsidie.

  • 2 Als leden/deelnemers in de zin van dit hoofdstuk worden aangemerkt het aantal in Noord-Beveland woonachtige leden/deelnemers dat per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, lid/deelnemer zijn van de betreffende instelling.

Artikel 47 Subsidiegrondslagen instellingen ouderenwerk

De subsidie voor instellingen die het ouderenwerk behartigen en/of activiteiten voor hoofdzakelijk ouderen organiseren, is als volgt opgebouwd:

1. Voor de instelling met 10 tot 100 betalende leden of deelnemers, een basisbedrag van € 300,-- per instelling en een vast bedrag van € 5,-- per lid/deelnemer per jaar, met een maximum van € 230,-- per jaar.

2. Een bedrag van maximaal € 855,-- per jaar voor de instelling met 100 of meer contributiebetalende leden of bijdragende deelnemers.

Hoofdstuk 12 Leefbaarheid en sociale ontmoeting

Artikel 48 Nadere begripsomschrijving

De Nadere Regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de plaatselijke instellingen die onder meer gericht zijn op de leefbaarheid en ontmoeting van ingezetenen van de gemeente. De mate van leefbaarheid wordt voor een deel bepaald door voorzieningen en sociale activiteiten.

Artikel 49 Bijzondere subsidievoorwaarden

  • 1 Om aanspraak te kunnen maken op subsidie, dient een instelling:

    a. aangesloten te zijn bij een landelijke en/of provinciale bond of federatie indien daartoe de kans bestaat;

    b. waar mogelijk tenminste 1 activiteit te ontplooien waaruit inkomsten worden verworven die minimaal 4% van de jaaromzet bedragen. Tot de eigen inkomsten wordt niet gerekend contributieheffing, inschrijfgelden of gemeentelijke subsidie.

  • 2 Als leden of deelnemers in de zin van dit hoofdstuk worden aangemerkt het aantal in Noord-Beveland woonachtige leden of deelnemers dat per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, lid of deelnemer zijn van de betreffende instelling.

Artikel 50 Subsidiegrondslagen ontmoetingsactiviteiten

Een vereniging dorpsgemeenschap die ontmoetingsactiviteiten organiseert, met onder meer het doel de sociale cohesie te bevorderen, kan aanspraak maken op een subsidie van:

1. € 855,-- bij 30 tot 150 contributie betalende leden of bijdragende deelnemers;

2. € 1.130,-- bij 150 tot 200 contributie betalende leden of bijdragende deelnemers;

3. € 2.360,-- bij 200 of meer contributie betalende leden of bijdragende deelnemers.

Artikel 51 Subsidiegrondslagen limitatieve lijst plaatselijke instellingen

Ten behoeve van een gelimiteerd aantal instellingen geldt als subsidiegrondslag de verstrekte subsidie van het peiljaar 2011. Deze instellingen zijn conform een collegebesluit vastgelegd en aangeduid als: limitatieve lijst van instellingen artikel 51 Nadere Regels Noord-Beveland.

Hoofdstuk 13 Subsidies voor overige plaatselijke welzijnsinstellingen èn regionale welzijnsinstellingen

Artikel 52 Subsidiegrondslagen overige plaatselijke instellingen en regionale instellingen

  • 1 Plaatselijke instellingen die niet passen binnen de beschrijving en/of de doelstellingen van de voorliggende hoofdstukken van deze Nadere Regels of niet aan bijzondere voorwaarden kunnen voldoen, kunnen aanspraak maken op een subsidie van ten hoogste € 175,--.

  • 2 Indien een regionale instelling werkzaam is op het terrein van welzijn en wordt gesubsidieerd door minimaal twee van de overige Bevelandse gemeenten, kan een subsidie worden verstrekt, indien de in dit artikel bedoelde instelling aantoont over gebruikers te beschikken woonachtig in Noord-Beveland.

  • 3 De subsidie voor de regionale instelling bestaat uit een bijdrage in de exploitatietekorten, welke niet hoger is dan € 0,01 per inwoner van de gemeente Noord-Beveland, gerekend naar het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd.

Artikel 53 Subsidiegrondslagen limitatieve lijst regionale instellingen

Ten behoeve van een gelimiteerd aantal instellingen, geldt als subsidiegrondslag de verstrekte subsidie van het peiljaar 2011. Deze instellingen zijn conform een collegebesluit vastgelegd en aangeduid als: de limitatieve lijst van instellingen artikel 53 Nadere Regels Noord-Beveland.

HOOFDSTUK 14 Burgerprojecten leefbaarheid

Artikel 54 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Burgerprojecten op Noord-Beveland: ideeën en plannen die door groepen burgers en instellingen worden bedacht en ontwikkeld voor de inwoners en die ook door hen kunnen worden uitgevoerd, met financiële ondersteuning. In deze voorgenomen plannen staat de leefomgeving van inwoners centraal, hetgeen in de uitvoering ervan tot gevolg moet hebben dat de leefbaarheid verbeterd wordt of tenminste behouden.

  • b.

    Verbetering leefbaarheid: een significante bijdrage aan de verbetering en/of behoud van domeinen van de leefbaarheid, zoals de sociale samenhang en veiligheid. Fysieke-, sociale aspecten of infrastructurele voorzieningen in de leefomgeving kunnen hier deel van uitmaken.

  • c.

    Een burgerprojectplan moet in aanleg aantoonbare positieve indicaties en/of gevolgen hebben voor de leefbaarheid.

  • d.

    Zelfsturingsgedachte: inwoners dragen verantwoordelijkheid voor de financiële middelen en uitvoering van de plannen, hetgeen een grote mate van zelforganisatie en zelfwerkzaamheid vergt.

  • e.

    Niet wederkerend subsidie: subsidie kan worden verstrekt voor projectactiviteiten die één keer voorkomen en geen deel uitmaken van een herhalingsprogramma.

  • f.

    Een aanvrager/ontvanger van een subsidie leefbaarheid is: 1. Een groep natuurlijke personen van minimaal vijf Noord-Bevelandse inwoners. Binnen de groep van personen worden de taken en functies verdeeld die nodig zijn om het project tot een goed einde te leiden; 2. Een plaatselijke of een regionale instelling.

  • g.

    Verklaringsdocument aanvrager: de groep inwoners die voor een burgerproject een subsidie aanvragen, verklaren schriftelijk wie van hen verantwoordelijk zijn voor de functie van respectievelijk de voorzitter, de secretaris, de penningmeester en bevat een beknopte beschrijving van alle uitvoerende functies.

  • h.

    Aanvraagpakket: een schriftelijke aanvraag die bestaat uit een aantal relevante documenten, waaronder een door burgemeester en wethouders vastgesteld subsidieaanvraagformulier.

Artikel 55 Algemene bepalingen

  • 1. De bepalingen uit de Algemene Subsidieverordening en de Algemene Bepalingen van de Deelverordening zijn volledig van toepassing op de aangevraagde, verleende en vastgestelde subsidies voor burgerprojecten, tenzij in dit hoofdstuk anders is vastgelegd.

  • 2. Subsidies voor een burgerproject kunnen niet wederkerend worden verleend aan een aanvrager/ontvanger.

  • 3. Bij subsidieaanspraken boven € 5.000,-- wordt een inhoudelijk advies gevraagd aan de Adviescommissie Burgerprojecten.

  • 4. Een aanspraak op subsidie bedraagt maximaal € 10.000,-- en kan worden verhoogd indien deugdelijk en inhoudelijk gemotiveerd.

  • 5. Indien na afloop van een project is gebleken dat er een exploitatieoverschot van meer dan € 500,-- is ontstaan, dient volledige terugbetaling hiervan plaats te vinden.

  • 6. Een aanspraak op subsidie kan plaatsvinden door een aanvraagpakket in te dienen.

Artikel 56 Subsidiegerechtigden

Groepen personen en instellingen kunnen aanspraak maken op een subsidie:

  • a.

    Een groep personen, bestaande uit minimaal vijf inwoners, die een verklaringsdocument van taken/functies hebben afgegeven en een specifiek aanvraagpakket leefbaarheid hebben ingediend;

  • b.

    Plaatselijke- of regionale instellingen die door de specifieke inhoud van hun aanvraag subsidie leefbaarheid, op grond van de andere hoofdstukken van deze verordening en deelverordening, geen aanspraak kunnen maken op een subsidie.

Artikel 57 Algemene eisen

  • 1. De activiteiten dienen volledig plaats te vinden op het grondgebied van Noord-Beveland.

  • 2. De aanspraak op een subsidie dient een bedrag van € 500,-- te boven te gaan.

Artikel 58 Specifieke eisen

  • 1. Subsidie aanvragen worden ingediend binnen het eerste tijdvak tot en met het vierde tijdvak van het lopende jaar.

  • 2. Het eerste tijdvak sluit op 1 april, het tweede op 1 juli, het derde op 1 oktober en het vierde op 1 januari.

  • 3. Een ingediende subsidie aanvraag is voorzien van: a. een duidelijke beschrijving van de activiteit en hoe deze bijdraagt aan de leefbaarheid en b. hoe voor de activiteit een draagvlak kan worden gecreëerd in de omgeving en c. een aanvraagpakket.

Artikel 59 Specifieke bepalingen

  • 1. Ontvangen volledige subsidie aanvragen worden kort na de sluitingsdata in behandeling genomen.

  • 2. Als in een tijdvak van aanvragen het plafond van het budget bereikt gaat worden, kan door burgemeester en wethouders naar verhouding een verdeling van het beschikbare budget worden gemaakt.

  • 3. De door de instelling ingebrachte financiële middelen dienen 50% van de kosten in de exploitatiebegroting te bedragen.

  • 4. Het eigen aandeel van een groep personen, in de kosten van de exploitatiebegroting, kan plaatsvinden door het inbrengen van vrijwillige arbeid.

  • 5. Indien een aanvraag niet voldoet aan de eisen en bepalingen van dit hoofdstuk, zal worden beoordeeld of er aanspraak kan worden gemaakt op een subsidie uit een van de andere hoofdstukken.

  • 6. Indien een aanvraag voldoet aan de eisen en bepalingen van meer dan één hoofdstuk, dan prevaleert behandeling van de aanvraag die leidt tot de hoogste of meest gewenste aanspraak op een subsidie.

Hoofdstuk 15 Slot

Artikel 60 Citeerartikel en slotbepaling

Deze Nadere Regels kunnen worden aangehaald als “Nadere Regels Subsidium Noord-Beveland 2014” en treden in werking op 1 januari 2014.