Inspraakverordening

Geldend van 25-06-2013 t/m heden

Intitulé

INSPRAAKVERORDENING

Het Algemeen Bestuur Holland Rijnland,

gelet artikelen 30 en 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

gelet artikelen 5, 6 en 7 van de gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland 2004;

gelet artikel 150 van de Gemeentewet;

B E S L U I T

vast te stellen de navolgende verordening inzake de wijzen waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van regionaal beleid worden betrokken (Inspraakverordening).

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder inspraak verstaan:

een door of namens het regiobestuur Holland Rijnland geboden gelegenheid voor ingezetenen en belanghebbende natuurlijke personen of rechtspersonen in het gebied van Holland

Rijnland, om hun zienswijze bij de voorbereiding van het door het bestuur van de gemeenschappelijke regeling geformuleerde beleid naar voren te brengen.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder deze verordening de door het regiobestuur te nemenbesluiten van algemene strekking en beleidsregels, tenzij deze daarvoor niet inaanmerking komen.

  • 2.

    Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting en de tarieven voor regionale dienstverlening;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht.

Artikel 3 Regeling samenloop

  • 1.

    Deze verordening is uitsluitend van toepassing voor zover het de voorbereiding van beleidsvoornemens en besluiten van algemene strekking betreft, waartoe het bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland op grond van de gemeenschappelijke regeling bevoegd is.

  • 2.

    Indien daarvan sprake is geldt deze verordening en houdt de inspraakverordening van een deelnemende gemeente geheel of gedeeltelijk op te gelden.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten sturen in dat geval een ontvangen inspraakreactie onverwijld door aan het Dagelijks Bestuur van hetsamenwerkingsorgaan Holland Rijnland.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1.

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan voor de voorbereiding van beleidsvoornemens en besluiten van algemene strekking een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Terinzagelegging

  • 1.

    De terinzagelegging overeenkomstig artikel 3.11, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt op het regiokantoor en de gemeentehuizen van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Indien het ontwerp van het te nemen besluit betrekking heeft op een deel van het regiogebied, kan worden volstaan met terinzagelegging op het regiokantoor en de gemeentehuizen in het desbetreffende gebied.

Artikel 6 Rapportage

  • 1.

    In het voorstel aan het Algemeen Bestuur met betrekking tot het te nemen besluit wordt melding gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en de beschouwingen van het Dagelijks Bestuur over de naar voren gebrachte zienswijzen.

  • 2.

    De persoonlijke gegevens van degene die een zienswijze heeft ingebracht, worden, indien hij daarom verzoekt, niet bekendgemaakt.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt inwerking met ingang van de eerste dag na bekendmaking daarvan.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Inspraakverordening Holland Rijnland”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland op 12 oktober 2005.
de secretaris, de voorzitter,
R.M. van Netten H.J.J. Lenferink

Toelichting Inspraakverordening

Het vaststellen van een Inspraakverordening is verplicht. Dit volgt uit de gemeenschappelijke regeling. Artikel 5 regelt de taken van de gemeenschappelijke regeling. Artikel 6 geeft regels over de besluitvormingsprocedure. Hierin is bepaald dat het Dagelijks Bestuur zorg draagt voor de informatievoorziening en het maken van afspraken ten behoeve van de inspraak over een ontwerpplan. Door de beperkte efficiency in de uitvoerbaarheid van een tamelijk ad hoc coördinatie van de verschillende inspraakprocedures bij de diverse gemeenten is er een

voorkeur voor een eigen eenduidige basisregeling. In artikel 7 ten slotte is bepaald dat aan de bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan met betrekking tot de overgedragen takenalle aan de gemeentebesturen toekomende bevoegdheden behoren. Hiertoe behoort dus ook

het vaststellen van een Inspraakverordening. Aangezien het vaststellen van eenInspraakverordening op grond van artikel 150 van de Gemeentewet verplicht is, is deze verplichting overgegaan op het samenwerkingsorgaan.

In artikel 150 van de Gemeentewet wordt aan de gemeenteraad de verplichting opgelegd eeninspraakverordening vast te stellen. Daar het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland een openbaar lichaam is in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) en op grond

van artikel 33 WGR de regels voor de bevoegdheden van het gemeentebestuur overeenkomstig van toepassing zijn op WGR-besturen, dient ook het Algemeen Bestuur een dergelijke verordening vast te stellen.

Algemene toelichting

Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. Wij hebben in navolging van het model van de VNG gekozen voor een sobere regeling. Door het van toepassing verklaren van de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb en het weghalen van overbodige bepalingen (zoals het beklagrecht) en de onnodige paragraafindeling, is de voorliggende verordening verregaand gedereguleerd. Nu resteert een bondige en goed leesbare verordening van slechts acht artikelen. Bovendien maakt een globale raamregeling het mogelijk dat recht wordt gedaan aan de behoefte van het regiobestuur mede in relatie tot aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt. Een gedetailleerde en daardoor rigide wijze van regelgeving dient belangenhebbenden niet.

Alternatieven voor inspraak

Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het regiobestuur te wenden. Te denken valt hierbijaan het spreekrecht bij portefeuillehoudersoverleggen en vergaderingen van het Algemeen Bestuur (regeling via het reglement van orde). Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn: het schrijven van brieven, het houden van informatiebijeenkomsten, enz. Inspraak is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van debeleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

Inspraak kan ook worden onderscheiden van interactieve beleidsvorming. Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen waarbij meerdere actoren betrokken zijn, waarbij een overheidsorganisatie in een zo vroeg mogelijk

stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid betrekt om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemenwaarvan de overheid op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Bij deze omschrijving van het begrip inspraak is aansluiting gezocht met de praktijk van de regio. Inspraak vormt een onderdeel van de voorbereiding van het regionaal beleid en heefteen tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan

bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.

Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval het Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur en de bestuurscommissies.Het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid wordt alsbeleidsvoornemen gedefinieerd. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Artikel 2

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Te denken valt aan de voorbereiding van ruimtelijke plannen. Wij hebben ervan afgezien om dit op te nemen in de tekst van artikel 2 zelf, omdat in bij een nieuwewettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast.

In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend en in welke gevallen kan worden afgezien van het verlenen van inspraak.

De inspraak beperkt zich per definitie tot de aan de regio overgedragen taken, dat wil zeggende door het regiobestuur te nemen besluiten van algemene strekking en beleidsregels, tenzij deze daarvoor niet in aanmerking komen. Overigens blijft het besluit om al dan niet inspraak te verlenen een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

Artikel 3

Artikel 30 lid 3 Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft voor dat “voor zover een verordening van een openbaar lichaam voorziet in hetzelfde onderwerp als eenverordening van een deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen, dat de verordening der gemeente voor het gehele gebied dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.”

Artikel 4

In de verordening is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

Artikel 5

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van artikel 4 tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.

Bij vereiste terinzagelegging is aangesloten bij de regionale praktijk.

Artikel 6

Benadrukt wordt dat de bekendmaking van de resultaten van de inspraak bij de besluitvorming uitermate belangrijk is.

Artikel 7

Gelet op de snelle ontwikkelingen binnen de nieuwe regio is er voor gekozen deze regeling direct in te laten gaan.

Artikel 8

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening. In de citeertitel wordt geen jaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de verordening slechts voor een jaar geldt.