Algemene subsidieverordening gemeente Papendrecht 2013

Geldend van 16-05-2013 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Papendrecht 2013

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht;

b. raad: raad van de gemeente Papendrecht;

c. eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal twee jaar subsidie wil verstrekken;

d. jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal twee jaar wordt verstrekt.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

1. Voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt:

a. sociale zaken en werkgelegenheid;

b. onderwijs en jeugd;

c. ouderen en volksgezondheid;

d. sport, recreatie en cultuur;

e. volkshuisvesting en ruimtelijke ontwikkeling;

f. groen en milieu;

g. verkeer en beheer;

h. veiligheid en handhaving;

i. bedrijfsleven;

j. dienstverlening en communicatie;

k. regionale samenwerking.

2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3 Aanvrager

Subsidies kunnen worden aangevraagd door natuurlijke personen en rechtspersonen, met dien verstande dat subsidies vanaf € 10.000,-- slechts kunnen worden aangevraagd door een rechtspersoon. Het college kan bij nadere regels hiervan afwijken.

Artikel 4 Bevoegdheid college

1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Hoofdstuk 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

3. Het college kan - met inachtneming van de ingevolge artikel 2- door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6 Bij aanvraag in te dienen gegevens

1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

b. de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

d. indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe.

4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

5. Het college kan voor het indienen van een aanvraag en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 8 Beslistermijn

1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

Hoofdstuk 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9 Weigeringgronden

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt naast het in artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde geval, geweigerd indien aantoonbare redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • 2.

    de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 3.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 4.

    de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak het doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

  • 5.

    de subsidie aanwijsbaar niet ten goede komt aan de ingezetenen van de gemeente.

  • 6.

    De aanvraag voor een subsidie kan naast de in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien aantoonbare redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • 7.

    aan de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds door enig bestuursorgaan een subsidie is verstrekt;

  • 8.

    de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft verkregen;

  • 9.

    de activiteiten voor een eenmalige subsidie behoren tot de regulieren activiteiten van de aanvrager.

  • 10.

    De aanvraag voor een subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien het college van mening is dat de egalisatiereserve van dusdanig omvang is dat de subsidie niet (geheel) nodig is.

Hoofdstuk 5 VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10 Verlening subsidie

1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11 Betaling en bevoorschotting

Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Hoofdstuk 6 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan €100.000,--, welke verleend worden voor activiteiten die een jaar of langer in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt in beginsel niet vaker dan één keer per jaar gevraagd. Het college kan om haar moverende redenen hiervan afwijken dan wel verzoeken om een tussentijdse verantwoording met het daarbij stellen van een termijn.

Artikel 13 Meldingsplicht en steekproefsgewijze controle

  • 1.

    De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2.

    Als uit de ingediende bewijsstukken blijkt dat niet is voldaan aan de meldingsplicht, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.

  • 3.

    Het college kan de subsidieontvanger verzoeken mee te werken aan een steekproefsgewijze controle ten aanzien van de gesubsidieerde activiteiten. De subsidieontvanger dient desgevraagd bewijsstukken te overleggen.

Artikel 14 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 7 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15 Verantwoording subsidies tot € 10.000

1. Subsidies tot € 10.000 worden door het college:

a. direct vastgesteld of;

b. ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf € 10.000 tot € 100.000

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 10.000, maar minder dan € 100.000, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf € 100.000

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 100.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

b. bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vier maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

d. een accountantsverklaring.

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18 Vaststelling subsidie

1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21 Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Papendrecht 2003, vastgesteld op 28 mei 2003, wordt ingetrokken.

Artikel 22 Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Papendrecht 2003.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Papendrecht 2013.

Algemene subsidieverordening 2013

Algemene toelichting

Hoofdstuk 1 Grondslag verordening

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn ge­baseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). Deze verordening moet de essentiële elementen van het proces van subsidie­verstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf. Volgens de Me­morie van Toelichting bij de Awb2 (MvT) moet een wettelijk voorschrift, in dit geval een gemeentelijke verordening, aan de twee volgende eisen voldoen om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te berei­ken. Het moet een omschrijving bevatten van de activiteiten, waarvoor subsidie kan worden verleend en het moet een grondslag bevatten voor de verplichtingen, die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden (voor zover die grondslag niet reeds in de Awb is neergelegd; zie artikel 4:37 Awb). Een uitzondering hierop wordt gevormd door de zgn. incidentele subsidies.

Incidentele subsidies

Strikt genomen is voor incidentele subsidies geen wettelijk voorschrift nodig. In artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d Awb is neergelegd, dat in incidentele gevallen kan worden afgezien van het basisvereiste dat slechts op grond van een wettelijk voorschrift subsidie kan worden ver­strekt. Die situatie doet zich voor, indien er geen beleid is dat voorziet in subsidiëring van de desbetreffende activiteiten en evenmin sprake is van een vaste bestuurspraktijk om dat soort activiteiten te subsidiëren.

Deze uitzondering in de Awb is bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van subsidiëring beperkt is. Een subsidie voor maximaal één jaar, maar met een groot aantal subsi­dieontvangers, is dus al niet meer incidenteel. Evenmin is een eenmalige subsidie voor alle scholen in het basisonderwijs een incidentele subsidie volgens artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d Awb.

Een messcherpe afbakening tussen incidentele en andere subsidies is dit echter niet. Vandaar dat er bij het opstellen van de onderhavige subsidieverordening voor is gekozen om ook incidentele subsidies op te nemen in de verordening onder de grondslag eenmalige subsidie, zodat ook deze een wettelijke grondslag hebben. Voorts werd dit ingege­ven door de wens om te komen tot heldere, voor alle subsidiesoorten geldende regels. Hiermee wordt bereikt, dat door de gemeente niet voor iedere incidentele subsidie een geheel nieuw regime voor de wijze van behandeling, beoordeling en aanvraag moet worden vastgesteld. Dat is er immers nu al. De bestuurlijke en administratieve lasten worden hiermee beperkt.

Gebruik en benaming nadere regels

In de praktijk blijkt er veel onduidelijkheid te bestaan over het gebruik van nadere regels in het kader van subsidieverstrekking. Hiervoor ge­bruiken gemeenten zowel de vorm van deelverordeningen, maar ook vaak beleidsregels of beleidsnota’s. Zo geven ‘visies’ en kadernota’s een eerste inhoudelijke bestedingsrichting van de te verlenen subsidie. Overigens wordt opgemerkt dat die bestedingsrichting in praktijk vaak in overleg wordt bepaald: in voortdurend contact met de organisaties wordt ‘gezocht’ naar en overlegd over de daadwerkelijke activiteiten.

Op grond van artikel 1:3, derde lid Awb wordt onder een beleidsregel verstaan: ´een bij besluit vastgestel­de, algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan´.

De opzet van de Algemene subsidieverordening is dusdanig dat alle algemene regels omtrent subsidieverstrekking in de Algemene subsidie­verordening zijn opgenomen. Regels die alleen betrekking hebben op een speciaal beleidsterrein worden in nadere regels (lees deelverorde­ningen) uitgewerkt.

Het is dus ook mogelijk om een omschrijving van regels die een uitleg geven aan bepalingen uit de verordening op te stellen in de vorm van beleidsregels. Bijvoorbeeld op welke wijze het begrip ‘jubileumbijdrage’ bij verschil­lende verenigingen moet worden geïnterpreteerd. Zodra het gaat om normstelling dient de norm te worden verwerkt in de artikelen van de (deel)verordening en niet in de toelichting of in beleidsregels. Vooral van belang hierbij is dat het voor de subsidieaanvrager helder is onder welke benaming en vorm hij nadere regels moet vinden.

Hoofdstuk 2 Het subsidiebegrip

Om de subsidietitel uit de Awb op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaar­den, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd.

Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

1 het betreft een aanspraak op financiële middelen;

2 die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

3 met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

4 anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

In de praktijk kan het voorkomen, dat er afwijkende termen worden gebruikt, zoals bijdrage, uitkering of vergoeding, terwijl het in feite een subsidie betreft. De gekozen benaming is voor de toepasselijkheid van de subsidietitel niet van belang, ze is gewoon van toepassing als aan de voorwaarden is voldaan.

a. Een aanspraak op financiële middelen

Het woord ‘aanspraak’ geeft aan dat het niet de daadwerkelijke over­handiging van het geld hoeft te betreffen, maar dat een aanspraak daarop voldoende is. Deze aanspraak is rechtens afdwingbaar. Van belang is niet de daadwerkelijke beschikbaarstelling, maar het besluit van het bestuursorgaan dat de voorgenomen activiteiten worden gesub­sidieerd. Voor het bestuursorgaan ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting om aan de gesubsidieerde, na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan.

Niet alle verstrekkingen van het bestuursorgaan zijn subsidies. Indien er geen financiële middelen worden verstrekt, maar andere zaken, dan is er geen sprake van subsidie. Het leveren van goederen of diensten door de gemeente om niet of onder de kostprijs valt niet onder het subsidiebegrip van de Awb. Dit betekent, dat de zogenaamde ‘subsidies’ in natura (de niet-financiële verstrekkingen), zoals het beschikbaar stellen van gemeentelijke accom­modaties voor sportbeoefening of het heffen van een toegangsprijs voor een gemeentelijk museum, die de kosten niet dekken, niet aan de begripsomschrijving voldoen en dus geen subsidie zijn.

Voor kredieten geldt grofweg dat er sprake is van subsidie als kredietverlening gebeurt op het moment dat de commerciële banken niet of onvoldoende in de behoefte van hun cliënten willen of kunnen voorzien en er door de gemeente een krediet wordt verstrekt met het oog op de het uitvoeren van bepaalde activiteiten van de aanvrager.

b. Verstrekt door een bestuursorgaan

Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een be­stuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan er sprake zijn van een subsidie. Geld van particulieren, zoals fondsen, waarmee activiteiten van andere particulieren mogelijk worden gemaakt, vallen niet onder het subsidiebegrip. De rechtsverhouding tussen particuliere en privaat­rechtelijke personen valt immers niet onder de Awb.

c. Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager

Een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De beste­dingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn. Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen niet onder de noemer ‘subsidie’. Het verschaffen van financiële middelen om te voor­zien in de kosten van het bestaan gebeurt niet met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. Het betreft een algehele of aanvullende inkomensvoorziening, bijvoorbeeld op grond van de Wet werk en bij­stand (WWB). Ook schadevergoedingen, verstrekt door de overheid, vallen buiten het subsidiebegrip. De bestedingsrichting van de ontvanger ligt in dat geval niet vooraf vast, oftewel: een schadevergoeding wordt niet verleend met het oog op bepaalde activiteiten van de ontvanger, maar ter com­pensatie van schade, veroorzaakt door handelen van de overheid zelf. Het staat de ontvanger vrij te bepalen, waaraan hij het geld besteedt.

d. Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goe­deren of diensten

Commerciële transacties vallen buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer. Dit betekent niet dat een marktprijs, die wat aan de hoge kant is, daarom meteen als subsidie zou zijn aan te merken. Dit geldt alleen in die gevallen waar de prijs onmiskenbaar zozeer boven de marktprijs ligt, dat redelijkerwijs niet meer van betaling kan worden gesproken.

De beperking van deze uitzondering tot aan het bestuursorgaan gele­verde goederen of diensten is aangebracht, omdat er subsidies zijn, die kunnen worden opgevat als een betaling voor door de subsidieontvan­ger aan derden geleverde diensten. Denk bijvoorbeeld aan de door de regionale bureaus voor slachtofferzorg geleverde diensten. De overheid heeft dan ook geen contractuele relatie met deze bureaus, maar een subsidierelatie. Subsidieverlening en commerciële transacties kunnen in de praktijk soms dicht tegen elkaar aan liggen.

Subsidie versus opdracht: wat is het onderscheid?

Met de zinsnede ‘anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’, had de wetgever de bedoeling de subsidie te onderscheiden van het begrip ‘opdracht’. Uit de definitie van artikel 4:21 Awb volgt dat, als er sprake is van een betaling voor een opdracht (een financiële tegenprestatie), deze betaling dan niet kan worden aangemerkt als een subsidieverstrekking of omgekeerd. Ofte­wel: opdracht en subsidie sluiten elkaar uit. Toch blijkt dit onderscheid in de praktijk niet altijd even scherp te maken. Neem bijvoorbeeld de uitvoering van de Wet maatschappelijke onder­steuning (Wmo). Op grond van de Wmo kan aan ondersteuning in het huishouden op verschillende manieren invulling worden gegeven. In de eerste plaats kan de gemeente aan de behoeftige een bedrag toeken­nen, waarmee huishoudelijke hulp kan worden ingekocht. Dit is zonder twijfel aan te merken als subsidie. Daarentegen kan de gemeente ook de keuze maken om de ondersteuning in het huishouden in natura aan te bieden. De gemeente betaalt dan vervolgens de huishoudelijke hulp of de organisatie, die hiervoor zorg draagt. In dat geval komt al snel de vraag om de hoek kijken of dit is aan te merken als een subsidie of een opdracht. Er is immers geen sprake van een aanspraak op financiële middelen door de behoeftige. In het geval van levering van huishoude­lijke hulp aan burgers in het kader van de Wmo, dan is de betaling aan de thuiszorgorganisatie, die deze taak voor de gemeente uitvoert, geen subsidie. Als een gemeente op grond van de publieke taak diensten aan derden levert en de gemeente schakelt hiervoor een bedrijf in, dan is de beta­ling voor de levering van deze diensten door dat bedrijf aan derden eveneens geen subsidie.

Uitgezonderde en aangewezen beleidsterreinen en onderwerpen

Het eerste lid van artikel 4:21 Awb geeft een omschrijving van het be­grip ‘subsidie’. In het tweede tot en met het vierde lid wordt vervolgens aangegeven welke beleidsterreinen en onderwerpen zijn uitgezonderd van de subsidietitel van de Awb en welke juist worden aangewezen. Overigens kunnen afzonderlijke wetten ook bepalen of de subsidietitel wel of niet van toepassing is.

Uitgezonderd zijn: fiscale faciliteiten, uitkeringen aan doelgroepen en bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Benaming van subsidies

Exploitatiesubsidie, structurele subsidie, waarderingssubsidie, project­subsidie, incidentele subsidie, productsubsidie, instellingssubsidie, bud­getsubsidie: in de praktijk zijn er allerlei benamingen voor de verschillende soorten subsidies. De juridische betekenis van der­gelijke benamingen is echter beperkt. Zoals uit het voorgaande blijkt, is de subsidietitel van de Awb immers materieel: het is afhankelijk van de feitelijke situatie en niet van de benaming of de financiële verstrekking voldoet aan het subsidiebegrip, zoals omschreven in artikel 4:21 Awb. De Awb fungeert slechts als basisregeling en biedt veel beleidsvrijheid aan de opstellers van bijzondere subsidieregelingen en subsidiebeschik­kingen. Het is echter de vraag of een veelvoud aan benamingen de praktijk ten goede komt. In deze Algemene subsidieverordening is gekozen voor twee benamingen: eenmalige subsidies en jaarlijkse subsi­dies. Deze benamingen zijn minder strikt dan op het eerste gezicht lijkt en pogen louter het verschil aan te geven tussen de in principe jaarlijks aan instellingen verstrekte subsidies en de overige (eenmalige) subsidies.

Hoofdstuk 3 Vermindering van administratieve en bestuur­lijke lasten

In de afgelopen jaren heeft deregulering en het daardoor verminderen van de administratieve en bestuurlijke lastendruk bij het college hoog in het vaandel gestaan. Bij de ontwikkeling van de onderhavige, nieuwe verordening is nadrukkelijk ook ge­keken naar deze dereguleringsaspecten. Met name is gekeken naar

  • 1.

    het verminderen van de indieningsvereisten,

  • 2.

    mogelijkhe­den van een andere verantwoordingswijze

Het verminderen van de indieningsvereisten

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet er in de eerste plaats een aanvraag worden ingediend. En veel belangrijker: bij deze aanvraag moet in veel gevallen een grote hoeveelheid begeleidende stukken worden gevoegd. Wanneer dan wordt bedacht, dat in de praktijk veel (vrijwilligers)organisaties gebruik maken van gemeentelijke subsidies, die niet altijd beschikken over deskundige kennis, en dat er daarnaast regelmatig stukken worden opgevraagd, die niet altijd relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kan in een aantal gevallen (met name bij de aanvragen voor de wat lagere subsidiebedragen) de conclusie worden getrokken dat de administratieve lasten niet altijd in verhouding staan tot het aangevraagde subsidiebedrag. Van belang zijn dus de volgende uitgangspunten.

  • 1.

    Het subsidiebedrag en de lasten, die met de subsidieverstrekking gepaard gaan, moeten proportioneel zijn.

  • 2.

    Regels en verplichtingen moeten waar mogelijk worden geüniformeerd en vereenvoudigd. Doordat de Awb zoveel ruimte laat, ontstaat er in de praktijk een veelvoud van subsidieverlening en verantwoordingsverplichtingen. Dit leidt voor met name regionale instellingen tot een versnippering van regels: zo was Stichting ToBe tot voor kort genoodzaakt om jaarlijks zowel een begroting als rekening op te stellen waarmee werd voldaan aan subsidieverordeningen van 10 verschillende gemeenten die onderling van elkaar afweken op het qua voorgeschreven indieningsvereisten. Ander voorbeeld: een instelling als Rivas heeft te maken met 12 verschillende gemeenten, alleen al in Papendrecht worden door RIVAS op 3 verschillende beleidsterreinen subsidie aangevraagd.

  • 3.

    Tenslotte wordt er gewerkt vanuit vertrouwen in plaats van wantrou­wen. Er komt meer nadruk te liggen op de eigen verantwoordelijk­heid van de subsidieontvanger; er zal niet in alle gevallen meer een uitgebreide verantwoordingsplicht gelden.

Proportionaliteit tussen subsidiebedrag en lasten

Deze Algemene subsidieverordening gaat uit van proportionaliteit tussen het subsidiebe­drag en de administratieve lasten. Hoe lager het subsidiebedrag per ontvanger is, hoe minder of eenvoudiger voorwaarden worden gesteld en hoe efficiënter de verantwoording wordt ingericht. Dit leidt tot de volgende verdeling: Tot €10.000 direct vaststellen of desgevraagd verantwoording over de prestatie. Vanaf €10.000 tot € 100.000 verantwoording over de prestatie. Vanaf € 100.000 verantwoording over kosten en prestaties.

Voor subsidiebedragen, kleiner dan10.000 euro, wordt de subsidie verleend op basis van vertrouwen; er wordt niet meer standaard om een verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve mel­dingsplicht voor de ontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de ont­vanger.

Een meer risicogeoriënteerde aanpak betekent ook een zekere risicoacceptatie. Belangrijk hierbij is dat incidenten niet gelijk tot een systeemaanpassing leiden. De verantwoordingsfocus bij kleine subsidies ligt op het leveren van de prestatie of dienst in plaats van op de kosten. Hierdoor kan het ook voorkomen, dat de werkelijke kosten uiteindelijk lager zijn dan het subsidiebedrag.

In de bijlage zijn een aantal tabellen opgenomen waarin het verschil tussen het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ subsidieregime zijn weergegeven vanuit het perspectief van ‘vermindering administratieve lasten’.

Een andere wijze om de administratieve lasten te verminderen, is om subsidie voor langere tijd te verlenen; zo hoeft de aanvrager niet jaar­lijks een aanvraag in te dienen. In de beschikking tot verlening kan worden aangegeven aan welke tussentijdse verantwoordingseisen moet worden voldaan. In deze verordening is gekozen voor het principe, dat slechts bij meerjarig verstrekte subsidies jaarlijks een verantwoording moet worden inge­diend. Het college kan bepalen welke gegevens zij in een tussentijdse rapportage verlangt.

Het verlenen van meerjarige subsidies is beperkt tot een periode van 2 jaar en geldt alleen voor de ‘grote’ instellingen (subsidiebedrag vanaf € 100.000).

Sanctiebeleid

In deze Algemene subsidieverordening zijn geen specifieke bepalingen opge­nomen over de werkwijze en procedures indien subsidieontvangers zich niet houden aan de procedures en verplichtingen. De belangrijkste reden hiervoor is dat de Awb hier­voor voldoende handvaten geeft. Om een aantal voorbeelden te noemen: indien aanvragen niet tijdig of onvolledig worden ingediend, dient de subsidieontvanger een termijn gegund te worden waarbinnen de aanvraag kan worden aangevuld, dit volgt uit artikel 4:5 Awb. Voldoet de aanvrager daar niet aan binnen de termijn, dan kan de gemeente de aanvraag op vereenvoudigde wijze afdoen. Dat betekent dat de gemeente niet op de inhoudelijke merites van de aanvraag hoeft in te gaan. Of, indien de aanvrager niet voldoet aan zijn verplichtingen kan de gemeente op grond van de artikelen 4:46 50 – 4:50 Awb de subsidieverlening intrekken of wijzigen.

Van belang is dus niet zozeer het opnemen van sancties in deze verordening, maar het consequent volgen van de procedures waarvoor de Awb voldoende mogelijkheden biedt.

Anders gezegd: voor wat betreft uitvoeren van het sanctiebeleid is het vormgeven van het proces na verlening en een goed ambtelijk contact met de gesubsidieerde instellingen belangrijker dan het opnemen van regels in een Algemene subsidieverordening.

Hoofdstuk 4 Algemene opmerkingen/leeswijzer

In het nu volgende wordt een toelichting per artikel gegeven. Hierbij is voor wat terminologie omtrent de ‘jaarstukken’ aangesloten bij de gehanteerde terminologie in de Awb.

In de verordening zelf is een bijlage opgenomen waarin de processtappen per subsidieregime zijn uitgewerkt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, dat in de veror­dening wordt gehanteerd.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

In het eerste lid wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsi­dies kunnen worden verstrekt. Het ligt voor de hand dat de opsomming van beleidsterreinen aansluit bij de indeling van de programmabegro­ting.

Artikel 3 Aanvrager

Incidenteel komt het voor dat er subsidie wordt aangevraagd door natuurlijke personen. Dit geldt met name voor de zgn. incidentele subsidies. Met dit artikel wordt de grens hiervoor gelegd bij het bedrag van € 10.000,--, waarmee wordt aangesloten op de financiële grens van de voorgestelde subsidieregimes. Het als subsidie verstrekken van hogere bedragen aan natuurlijke personen is ongewenst, zowel voor gemeente als voor de aanvrager.

Artikel 4 Bevoegdheid college

Het college besluit ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastge­stelde algemene regels. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke. In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegro­ting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de Awb zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond’ gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 4 kan de raad subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In het verleden viel dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting. Qua proces valt er veel voor te zeggen om dit in het vervolg synchroon te laten lopen met het vaststellen van de perspectiefnota. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend.

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsi­dieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaan­vragen zonder nadere motivering kunnen worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond.

Artikel 6 Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op pa­pier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits er een aanvraagformulier in digitale vorm beschikbaar is.

In praktijk wordt er sinds 2 jaar met een aanvraagformulier gewerkt, aangezien dit vooral voor de ‘kleinere instellingen’ wordt beschouwd als handige leidraad bij het indienen van een aanvraag tot verlening danwel vaststelling. Uitgangspunt hierbij is ‘niet moeten maar mogen’. Reden hierachter is dat het formulier voor kleine instellingen een handige leidraad is, maar voor grote instellingen een weer een extra formulier.

Het formulier is als bijlage opgenomen.

Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aan­vraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1. van de Awb. In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn subsidieaanvraag. De bevoegdheid van het college ter zake nadere regels te stellen, is geregeld in lid 4. Het college kan zo desnoods per geval regelen welke gegevens dienen te worden verstrekt, waarbij het uitgangspunt is dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten voor 61 alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden.

In artikel 5, lid 2, sub d, wordt verwezen naar de systematiek van subsidieverlening en verrekening bij jaarlijks (per boekjaar) verstrekte subsidies conform artikel 4:72 Awb. Een dergelijke verplichting dient in de beschikking tot subsidieverlening te worden opgenomen. Inzage in de financiële reserve van een instelling is slechts aan de orde voor de beoordeling van een jaarlijkse subsidieaanvraag van een grote instelling met overeenkomstige subsidiebehoefte.

Artikel 5 lid 3 geeft het college de handvaten om in voorkomende gevallen te kunnen beschikken over alle relevante gegevens die voor de beoordeling van een eerste aanvraag nodig zijn. Uiteraard geldt ook hier het principe van proportionaliteit: de hoeveelheid gevraagde gegevens zal in verhouding moeten zijn met het (gevraagde) subsidiebedrag.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

Op verzoek van de instellingen is de aanvraagtermijn voor een jaarlijkse subsidie gesteld op 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 8 Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van acht tot dertien weken redelijk geacht. Indien deskun­digen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvragen, wordt deze beslistermijn tot tweeëntwintig weken verlengd. Nu de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen per 1 oktober 2009 in werking is getreden, bestaat het risico dat bestuursorganen, die zich niet aan de door zichzelf gestelde termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. Onder om­standigheden kan het college zich een termijn van een half jaar gunnen om tot een beslissing te komen. Gezien de complexiteit van bepaalde subsidieaanvragen en de daarmee gemoeide gelden en nagestreefde beleidsdoelen is deze termijn verdedigbaar. Gelet op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen verdient het echter aanbeveling een voorzienbare lange beslistermijn in een nadere regels vast te leggen. De termijnen lijken redelijk royaal. Uitgangspunt moet zijn, dat afhan­delen binnen 13 weken de maximale termijn is, in principe wordt de aanvraag zo servicegericht dus zo snel mogelijk afgehandeld.

Artikel 9 Weigeringsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:35 Awb, worden hier met een nadere, op de gemeentelijke praktijk toe­gesneden grond aangevuld. Dit betreft met namehet niet of niet in overwegende mate gericht zijn van de activiteiten van de aanvrager op de gemeente, dan wel haar ingezetenen of daaraan niet of nauwelijks ten goede komen. Simpel gesteld: er moet bij subsidieverstrekking sprake zijn van een zogenaamd ‘Papendrechts belang’ (art. 1 sub d).

Artikel 10 Verlening van de subsidie

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvan­gen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

Bij de in het tweede lid van artikel 10 te stellen verplichtingen kan wor­den gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeids­voorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevor­ming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie en de benodigde toestemming van het college voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb.

Artikel 11 Betaling en bevoorschotting

Voorschotten worden automatisch verstrekt volgens het in de subsidieregeling of de verleningsbeschikking opgenomen bevoor­schottingsritme. De subsidieaan­vrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekkende gemeente. Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van het subsidieregime, is ervoor gekozen de termijnen waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in verleningsbeschikking vermeld. De subsidieontvanger is volgens artikel 13 verplicht te melden, indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottings­ritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om tussentijd een rapportage te vragen aan de instelling. Uitgangspunt blijft wel dat er in principe niet vaker dan één keer per jaar een rapportage wordt gevraagd aan een instelling. Wil het college daarvan afwijken, zal zij dit dienen te motiveren.

Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verant­woording. Het ligt voor de hand dat dit regime in ieder geval lichter is dan het regime wat is opgesteld voor de eindverantwoording.

Artikel 13 Meldingsplicht en steekproefsgewijze controle

De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere: het niet standaard verant­woording afleggen bij subsidies tot 10.000 euro, het vragen van minder tussenrapportages en automatische bevoorschotting. De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan ver­bonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo’n geval propor­tioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

Met het opnemen van een artikel over steekproefsgewijze controle, wordt er een basis gelegd voor handhaving en kan met een simpele verwijzing naar deze verordening gegevens worden opgevraagd bij gesubsidieerde instellingen.

Artikel 14 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In artikel 14 zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te mel­den aan het college. Overigens moet ‘schriftelijk’ hier niet al te letterlijk worden opgevat; een melding per e-mail kan ook voldoende zijn. Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.

Artikel 15 Verantwoording subsidies tot 10.000 euro

Kenmerkend voor subsidies tot 10.000 euro is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet stan­daard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juri­disch meer mogelijkheid om op te treden, indien er een risico is dat de activiteit niet (geheel) wordt gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desge­vraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtin­gen.

Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf 10.000 tot 100.000 euro

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidiënt de aan hem verleende subsidie aan het college dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 10, eerste lid, wordt de wijze van verantwoording al bij het be­sluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt. Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. In het derde lid is de mogelijkheid geopend voor het college om andere bewijsmiddelen te verlangen dan de gebruikelijke. Zo zou in het geval van een speeltoestel kunnen worden volstaan met het mailen van een foto daarvan of iets dergelijks.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf 100.000 euro

Bij subsidies van 100.000 euro of meer wordt uitgegaan van de traditio­nele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kos­ten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording mag de subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld stuk vragen. Het is echter niet verplicht daar in alle gevallen om te vragen.

Indien er wordt gekozen voor het opvragen van een accountantsverkla­ring, is het van belang dat de gemeente en de subsidieontvanger vooraf goede afspraken maken over de wijze van verantwoorden en over de aspecten, die in de controle worden betrokken. Hierbij kan het raad­zaam zijn om ook de accountant te consulteren. In de regel worden drie niveaus van controle onderscheiden:

1 een getrouwheidsverklaring bij een financiële verantwoording;

2 een rechtmatigheidsverklaring bij een financiële verantwoording;

3 een rechtmatigheidsverklaring bij een financiële verantwoording plus een Assurance-rapport bij het activiteitenverslag.

In de artikelen 15, 16 en 17 is een ander regime voor de verantwoor­ding van subsidies opgenomen. Hierbij is gepoogd –binnen bepaalde bandbreedtes- de zwaarte van de verantwoording te relateren aan het subsidiebedrag. Vanuit het oogpunt van administratieve lastenverlichting wordt in lid 3 van de artikelen 16 en 17 geregeld dat ook alternatieve verantwoordingsbewijzen kun­nen worden gevraagd. Daarmee wordt invulling gegeven aan het uitgangs­punt, dat de verantwoordingslasten in verhouding moeten zijn met de hoogte van het subsidiebedrag.

Artikel 18 Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie. Ingevolge het derde lid kan het college, naast deze Algemene subsidie­regeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de sub­sidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Artikel 19 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

Praktijk leert dat verschillende instellingen vaak met gemotiveerde, maar ook verschillende berekeningen komen. Het artikel beoogd te regelen dat een berekeningswijze altijd instemming nodig heeft van het college. Uiteraard dienen hier vooraf met de instellingen afspraken over gemaakt te worden, waar het college dan mee in kan stemmen. Overigens betreft het hier vrijwel altijd zgn. regionale organisaties en liggen deze afspraken vaak vast in regionaal verband.

Artikel 20 Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke on­derdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hard­heidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor en bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Algemene subsidieverordening of deelverordening te worden neergelegd.

Artikel 21 Intrekking

Het is van belang dat van de vigerende Algemene subsidieverordening wordt aan­gegeven dat ze wordt ingetrokken.

Artikel 22 Overgangsbepalingen

Artikel 23 Inwerkingtre­ding

Artikel 24 Citeertitel

Voor de hier opgenomen overgangs- en slotbepalingen is gebruik ge­maakt van de daarvoor gebruikelijke formuleringen.

Tekst Subsidietitel Algemene wet bestuursrecht

Titel 4.2 Subsidies

Afdeling 4.2.1 Inleidende bepalingen

Artikel 4:21

1. Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. 2. Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake:

a. belastingen,

b de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering sociale verzekeringen, of

c de heffing van een inkomensafhankelijke bijdrage dan wel een bijdragevervangende belasting ingevolge de Zorgverzekeringswet.

3. Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op finan­ciële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitslui­tend voorziet in verstrek­king aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

4. Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23

1. Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

2. Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

3. Het eerste lid is niet van toepassing:

a. in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

b. indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

c. indien de begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

d. in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

4. Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Afdeling 4.2.2 Het subsidieplafond

Artikel 4:25

1. Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

2. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

3. Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26

1. Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

2. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27

1. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

2. Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

a. de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

b. het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

c. bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Afdeling 4.2.3 De subsidieverlening

Artikel 4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 4:30

1. De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

2. De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31

1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

2. Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidie-ontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

a. de subsidie-ontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

b. de subsidie-ontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidie-ontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4:34

1. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

3. De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

4. Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

5. In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35

1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Ingevolge artikel II, onderdeel Aa, van het bij koninklijke boodschap van 10 april 2008 ingediende wetsvoorstel terugvordering staatssteun (Kamerstukken II 2007/08, 31 418, nrs. 2) wordt aan artikel 4:35 een lid toegevoegd, luidende:

3. De subsidie wordt voorts geweigerd indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen met toepassing van artikel 88, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 4:36

1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Afdeling 4.2.4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 4:37

1. Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a. aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

b. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

c. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

d. de te verzekeren risico's;

e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

f. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

g. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:38

1. Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

2. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

3. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 4:39

1. Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

2. Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:41

1. In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

a. dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

b. daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

2. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

a. de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

b. de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

c. de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

d. de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

e. de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

3. De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Afdeling 4.2.5 De subsidievaststelling

Artikel 4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel 4:43

1. Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

2. De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:44

1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidie-ontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

a. de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld;

b. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

c. de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

2. Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

3. Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidie-ontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

4. Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 4:45

1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:46

1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Ingevolge artikel II, onderdeel B, van het bij koninklijke boodschap van 10 april 2008 ingediende wetsvoorstel terugvordering staatssteun (Kamerstukken II 2007/08, 31 418, nrs. 2) wordt artikel 4:46, tweede lid, gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel c wordt “, of” vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door “, of “ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. toepassing wordt gegeven aan artikel 4:80b.

Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

a. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

b. toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

c. de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging

Artikel 4:48

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

e. met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Ingevolge artikel II, onderdeel C, van het bij koninklijke boodschap van 10 april 2008 ingediende wetsvoorstel terugvordering staatssteun (Kamerstukken II 2007/08, 31 418, nrs. 2) wordt artikel 4:48, eerste lid, gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel d wordt “, of” vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door “, of” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. toepassing wordt gegeven aan artikel 4:80b.

Artikel 4:49

1. Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

c. indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Ingevolge artikel II, onderdeel D, van het bij koninklijke boodschap van 10 april 2008 ingediende wetsvoorstel terugvordering staatssteun (Kamerstukken II 2007/08, 31 418, nrs. 2) wordt artikel 4:49 gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

1º. In onderdeel b wordt “, of” vervangen door een puntkomma.

2º. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door “, of” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:80b.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Het derde lid is niet van toepassing (op intrekking of wijziging) in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

Artikel 4:50

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

a. voor zover de subsidieverlening onjuist is;

b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

c. in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51

1. Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

2. Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

Afdeling 4.2.7 Betaling en terugvordering

Artikel 4:52

1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

2. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling een van artikel 4:87, eerste lid, afwijkende termijn voor de betaling van het subsidiebedrag worden vastgesteld

Artikel 4:53

1. Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

2. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Artikel 4:54/cvdr/Algemeen/Xopus/xopus/xopus.html#_ftn2

[Vervallen]

Artikel 4:55[3]

[Vervallen]

Artikel 4:56

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 4:57

1. Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

2. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidie-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.

4. Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

Ingevolge artikel II, onderdeel E, van het bij koninklijke boodschap van 10 april 2008 ingediende wetsvoorstel terugvordering staatssteun (Kamerstukken II 2007/08, 31 418, nrs. 2) wordt aan artikel 4:57 een lid toegevoegd, luidende:

5. Het vierde lid is niet van toepassing bij terugvordering op grond van artikel 4:80b.

Afdeling 4.2.8 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

Paragraaf 4.2.8.1 Inleidende bepalingen

Artikel 4:58

1. Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op daarbij aangewezen subsidies.

Artikel 4:59

1. Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.

2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19.

Paragraaf 4.2.8.2 De aanvraag

Artikel 4:60

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

Artikel 4:61

1. De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

a. een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

b. een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

2. Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

Artikel 4:62

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

Artikel 4:63

1. De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

2. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

3. Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 4:64

1. Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:

a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

b. de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

2. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

3. Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4:65

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Paragraaf 4.2.8.3 De subsidieverlening

Artikel 4:66

De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4:67

1. De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

2. Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

3. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidie-ontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

Paragraaf 4.2.8.4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 4:68

Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4:69[2]

1. De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling aan de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 4:70

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 4:71

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie-ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het wijzigen van de statuten;

c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g. het vormen van fondsen en reserveringen;

h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i. het ontbinden van de rechtspersoon;

j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

2. Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

4. Paragraaf 4.1.3.3 is van toepassing.

Artikel 4:72

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

4. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

5. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidie-ontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Paragraaf 4.2.8.5 De subsidievaststelling

Artikel 4:73

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

Artikel 4:74

De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

Artikel 4:75

1. De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

2. Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

Artikel 4:76

1. Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.

2. Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

a. het vermogen en het exploitatiesaldo, en

b. voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidie-ontvanger.

3. De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

4. De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

5. Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 4:77

Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4:78

1. De subsidie-ontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

3. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

5. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 4:79

1. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

2. Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

3. Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidie-ontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 4:80

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

Ingevolge artikel II, onderdeel F, van het bij koninklijke boodschap van 10 april 2008 ingediende wetsvoorstel terugvordering staatssteun (Kamerstukken II 2007/08, 31 418, nrs. 2) wordt aan titel 4.2 een titel ingevoegd, luidende:

Titel 4.2A Terugvordering van staatssteun

Artikel 4:80a

Deze titel is van toepassing op steun als bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap die bij beschikking is verstrekt, dan wel voortvloeit uit een wettelijk voorschrift dat een verplichting tot betaling uitsluitend aan of door een bestuursorgaan regelt.

Artikel 4:80b

1. Ter uitvoering van een beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van de artikelen 11, tweede lid, 14, eerste lid, of 16 jo. 14, eerste lid, van Verordening (EG), nr. 659/1999 van de Raad van de Europese Unie van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-verdrag (PbEG L 83) of van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak, kan het bestuursorgaan dat de steun heeft verstrekt deze bij de begunstigde terugvorderen. Voor zover de steun bij beschikking is verstrekt, kan het bestuursorgaan deze beschikking wijzigen of intrekken.

2. Bij de beschikking tot terugvordering van de steun wordt rente gevorderd. Deze rente wordt berekend overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van de in het eerste lid genoemde verordening en de op artikel 27 van die verordening gebaseerde regels.

3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

4. De artikelen 4.4.2.2 tot en met 4.4.2.7 en afdeling 4.4.3 zijn niet van toepassing op de terugvordering.

5. Voor zover de steun bestond uit vermindering van belasting, vindt de terugvordering van deze steun ingevolge dit artikel plaats met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990.

BIJLAGE I – Indieningsvereisten, aanvraagtermijn (Uitwerking hoofdstuk 3 en 5)

A. Eenmalige subsidie

- opstellen activiteitenplan

- opstellen begroting

- vaststellen liquiditeitsbehoefte

- meldplicht

- beoordelen aanvraag

- beschikking verlenen = beschikking vaststellen

B. Subsidievariant categorie 1 (tot € 10.000,--)

- opstellen activiteitenplan

- opstellen begroting

- vaststellen liquiditeitsbehoefte

- meldplicht

- beoordelen aanvraag

- steekproef

- beschikking verlenen = beschikking vaststellen

- bestuursverklaring

C. Subsidievariant categorie 2 (€ 10.000,-- tot € 100.000,--)

- opstellen activiteitenplan

- opstellen begroting

- vaststellen liquiditeitsbehoefte

- verlening: afspraken bedrag, activiteiten en bevoorschotting

- voorschot: 100%, 1x per jaar

- meldplicht

- financiele en inhoudelijke verantwoording

- aanvraag tot vaststelling

- beoordelen verantwoording

- controle (indien aanleiding)

- beschikking vaststelling

- afrekening

D. Subsidievariant categorie 3 (> € 100.000,--)

- opstellen activiteitenplan

- opstellen begroting

- vaststellen liquiditeitsbehoefte

- verlening: afspraken bedrag, activiteiten en bevoorschotting

- voorschot: in termijnen

- meldplicht

- financiele en inhoudelijke verantwoording

- accountantscontrole (samenstellingsverklaring)

- aanvraag tot vaststelling

- beoordelen verantwoording

- controle (indien aanleiding)

- beschikking vaststelling

- afrekening