Verordening handhaving WIL

Geldend van 01-05-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening handhaving WIL

De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 maart 2013, nr 2013 - 014 gelezen en besluit;

gelet op:

  • -

    artikel 8a van de Wet werk en bijstand;

  • -

    artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschiktewerkloze werknemers;

  • -

    artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschiktegewezen zelfstandigen;

  • -

    de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 5, derde lid, van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

overwegende dat het algemeen bestuur Werk en inkomen Lekstroom op 28 februari 2013 een voorgenomen besluit heeft genomen;

besluit vast te stellen de

VERORDENING HANDHAVING WIL

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • e.

      Bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 35, lid 1 WWB;

    • f.

      Algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

    • g.

      Bijstand: de algemene en bijzondere bijstand als bedoeld in de WWB;

    • h.

      Uitkering: de uitkering als bedoeld de artikelen 9 van de IOAW en de IOAZ;

    • i.

      Belanghebbende: de persoon die bijstand of een grondslag heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen; indien het een gezin betreft, wordt onder de belanghebbende elk van de gezinsleden verstaan;

    • j.

      Het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur Werk en Inkomen Lekstroom;

    • k.

      WIL: Werk en Inkomen Lekstroom.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 2 Opstellen handhavingsplan

Het dagelijks bestuur stelt een handhavingsplan op. Dit is in het kader van het voorkomen van het ten onrechte ontvangen van bijstand, inkomensvoorziening of uitkering alsmede ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2004.

Artikel3 Vereisten handhavingsplan

Het in artikel 2 genoemde handhavingsplan bevat tenminste:

  • a.

    Een visie op handhaving, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het dagelijks bestuur belanghebbende informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het dagelijks bestuur in het beleidsplan tenminste de wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij onduidelijkheden in de aanvraag

  • b.

    Een plan van aanpak om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen,

  • c.

    Een plan van aanpak om niet-naleving van de wet of vermoedens van niet-naleving op te sporen.

Artikel4 Terugvordering

  • 1. Het dagelijks bestuur vordert de kosten van bijstand of de uitkering boven een nader door het dagelijks bestuur te bepalen bedrag terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de WWB, de artikelen 25 en 26 van de IOAW en de artikelen 25 en 26 van de IOAZ zijn aangegeven, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. Van terugvordering kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt nadere regels vast in welke situaties wordt afgezien van terugvordering, waaronder begrepen de regels ten aanzien van dringende redenen.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt nadere regels vast over de terugvordering van de brutokosten van bijstand, kosten van invordering en wettelijke rente.

Artikel5 Verhaal

  • 1. Het dagelijks bestuur verhaalt de kosten van bijstand of de uitkering boven een nader door het dagelijks bestuur te bepalen bedrag, in overeenstemming met de regels aangegeven in de artikelen 61 tot en met 62i van de WWB, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt nadere regels in de gevallen waarin wordt afgezien van verhaal, waaronder begrepen de regels ten aanzien van dringende redenen.

  • 3. Bij de nader door het dagelijks bestuur vast te stellen regels kan voor de vaststelling van de hoogte van de verhaalsbijdrage naast de bestaande maatstaven een nader vast te stellen systematiek worden gehanteerd.

Artikel6 Invordering en kwijtschelding

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt zich tot doel om de teruggevorderde en de op derden verhaalde bijstand en uitkering maximaal in te vorderen voor zover zich hier geen andere regeling tegen verzet.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan besluiten van gehele of gedeeltelijke invordering af te zien en tot kwijtschelding van een vordering over te gaan.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt voorwaarden aan de in lid 2 bedoelde kwijtschelding.

  • 4. De in lid 3 bedoelde voorwaarden worden in beleidsregels nader uitgewerkt.

  • 5. Het dagelijks bestuur ziet af van de in lid 2 bedoelde kwijtschelding indien de terugvordering het gevolg is van het bij herhaling niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 17 lid 1 van de WWB, artikel 44 lid 1 van de WIJ, artikel 13 lid 1 van de IOAW of artikel 13 lid 1 van de IOAZ.

  • 6. Lid 2 is niet van toepassing indien een opgelegde periodieke onderhoudsverplichting nog niet is beëindigd.

  • 7. Het dagelijks bestuur stelt criteria vast voor categorieën van vorderingen, personen en termijnen voor het verrichten van heronderzoek op vorderingen.

Artikel7 Informatieverzameling

  • 1. Het dagelijks bestuur maakt ter controle gebruik van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.

  • 2. Het dagelijks bestuur onderzoekt overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand of uitkering.

Artikel8 Systematiek en middelen

  • 1. In het handhavingsplan beschrijft het dagelijks bestuur de in te zetten controlesystematiek (signaal- en/of risicosturing) en de -middelen om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren. Deze systematiek kan worden toegepast bij de aanvraag, tijdens en na beëindiging van de bijstand, inkomensvoorziening of uitkering.

  • 2. Op basis van deze systematiek neemt het dagelijks bestuur besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het dagelijks bestuur en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling ervan.

Artikel9 Verlaging van de uitkering

Indien de belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van

belang zijn of kunnen zijn voor de bepaling van de hoogte, de duur en de voortzetting van de bijstand

of uitkering, verlaagt het dagelijks bestuur de bijstand conform wat hierover is bepaald in de WWB of de verordening verrekening bestuurlijke boete. Dit laat onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand of uitkering.

Artikel10 Aangifte bij Openbaar Ministerie

  • 1. Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 9 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het dagelijks bestuur, onverminderd de mogelijkheid de bijstand of de uitkering te verlagen en de ten onrechte ontvangen bijstand of uitkering terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

  • 2. Van misdragingen genoemd in de Nederlandse strafwetgeving gepleegd tegen het dagelijks bestuur of de gemeentelijke uitvoerders van de WWB, IOAW, IOAZ, kan het college aangifte doen bij het Openbaar Ministerie.

Artikel11 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2013 of op de daadwerkelijke startdatum van WIL, indien deze later plaatsvindt dan 1 mei 2013.

Artikel13 Intrekking oude regeling

De Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ vervalt gelijktijdig met de inwerkintreding van onderhavige verordening.

Artikel14 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening handhaving WIL.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Houten van 23 april2013

De Raad voornoemd,

De griffier,

De voorzitter,

J.G.S. Pijnenborg

R.G. Boekhoven

Algemene toelichting bij de verordening

Inleiding

Afgezien van de korte bepaling van artikel 8a van de WWB en artikel 35 c van de IOAW en

IOAZ, zijn er geen nadere aanduidingen over wat nu precies in die verordening moet worden geregeld.

Met deze verordening wordt invulling gegeven aan in bovenstaande artikelen gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de diverse uitkeringen. Het behoort tot beleidsvrijheid van Werk en Inkomen Lekstroom om daarin eigen beleidskeuzes te maken. In het kader van slagvaardig beleid is er voor gekozen om de verordening als kader te laten dienen en de nadere uitwerking van het beleid op te dragen aan het bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom. De nadere uitwerking kan plaatsvinden in een handhavingsplan en door het stellen van nadere regels ten aanzien van herziening, terugvordering en verhaal. In het handhavingsplan moet worden weergegeven hoe Werk en Inkomen Lekstroom denkt zo goed mogelijk vorm te kunnen geven aan handhaving van de bestaande wet- en regelgeving.

Artikel2Opstellen handhavingsplan

  • Hoewel de wettelijke bepalingen meer gericht lijken op fraudebestrijding-sec is in deze toch gekozen voor het ruimere begrip handhaving. De term fraudebestrijding roept teveel het beeld op van repressie en genoegdoening, terwijl handhaving meer uit gaat van het bevorderen van de spontane naleving van de wet- en regelgeving. Naast repressie is in deze optiek preventie onontbeerlijk. Het is immers altijd nog beter om fraude te voorkomen.

Artikel 3 Vereisten handhavingsplan

Om het belang van een goede handhaving te onderstrepen, is in dit artikel aangegeven welke onderwerpen in het handhavingsplan op zijn minst aan bod moeten komen.

Artikel 4 tot en met 6

Dit hoofdstuk bepaalt onder andere dat WIL de ten onrechte verstrekte bijstand en uitkering terugvordert boven een nader vast te stellen bedrag. Hier wijzigt niets ten opzichte van de bestaande situatie. De toevoeging bij artikel 4, lid 1 is opgenomen omdat het daar waar het mogelijk is tot terugvordering over te gaan, niet absoluut is. Om te voorkomen dat teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit, is de betreffende nuance opgenomen. Te denken valt aan de bepalingen over verjaringen in het Burgerlijk Wetboek of de bepalingen rond het wettelijke traject van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Deze opsomming is niet limitatief, en omdat toekomstige wetswijzigingen nog bepalingen kunnen toevoegen, is gekozen voor een algemene formulering.

Verhaal vindt plaats in drie situaties:

  • 1.

    op onderhoudsplichtigen

  • 2.

    op begiftigden (bijv. n.a.v. een schenking)

  • 3.

    op nalatenschappen

Dit hoofdstuk regelt verder de wijze van incasso en de mogelijkheid om de vordering te verhogen met

de kosten die verbonden zijn aan incasso alsook de wettelijke rente waarmee de vordering wordt

verhoogd bij wanbetaling. De verwijzingen naar ‘nader vast te stellen bedragen’, ‘nader te stellen

regels’ en een ‘nadere uitwerking’ in de artikelen 4, 5, en 6 doelen op een beschrijving van de beleidsregels voor terugvordering en verhaal in een aparte regeling die aan het dagelijks bestuur worden voorgelegd.

Artikel 7 en 8

In dit hoofdstuk wordt aangegeven (met verwijzing naar het beleidsplan) dat gewerkt wordt met een

signaal- en/of risicogestuurde controlesystematiek.

Naar aanleiding van een signaal en/of risicoprofiel kan worden overgegaan naar een intensieve

controle. Bij een intensieve controle kunnen allerlei bronnen worden genoemd die geraadpleegd

kunnen worden. In principe mogen veel bronnen worden geraadpleegd (ook met in achtneming van

privacy), als de cliënt daarvan maar op de hoogte wordt gesteld (vroegtijdig informeren). Dat kan soms

ook achteraf. Ook moet geregeld worden welke gegevens opgeslagen worden en of de cliënt altijd

inzage heeft in zijn eigen dossier (dat wat de afdeling sociale zaken van belanghebbende weet).

De inhoud van artikel 6 heeft deze achtergrond.

Artikel 9 en 10

Dit hoofdstuk regelt de verlaging van de uitkering conform de Afstemmingsverordening WWB, IOAW

en IOAZ en verordening bestuurlijke boete bij recidive, als belanghebbende niet aan de verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand of uitkering heeft ontvangen.

Daarnaast wordt aangifte van fraude gedaan bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor

aangifte zullen jaarlijks worden afgestemd met het Openbaar Ministerie (Regionale Sociale

Recherche).

Artikel 11 tot en met 14

Behoeven geen toelichting.