Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2012

Geldend van 16-12-2023 t/m heden

Intitulé

Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2012

Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het door het waterschap verlenen van diensten, genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 2 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is aangevraagd.

Artikel 3 Maatstaf en tarief

1. De leges worden geheven naar de maatstaf en het tarief die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van de in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 4 Wijze van heffing

De leges worden geheven bij wege van aanslag, dan wel bij wege van een mondelinge, dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, nota of andere schriftuur.

Artikel 5 Vrijstellingen

1. Geen leges worden geheven:

  • a.

    voor de afgifte van beschikkingen voor werken:

    - die geringer in oppervlakte zijn dan 1.000 m2, en (of):

    - die een geringere lengte hebben dan 1.000 m l , of:

    - die een hoeveelheid water lozen minder dan totaal 10.000 m3, of:

    - waarvoor geen rapportage met betrekking tot geohydrologische en/of geologische berekeningen of berekeningen van leidingsterkte noodzakelijk is.

  • b.

    voor ontheffingen op grond van het Binnenvaartpolitiereglement;

  • c.

    voor ontheffingen op grond van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990);

  • d.

    voor diensten die ter voldoening aan wettelijke of administratieve voorschriften kosteloos moeten worden verleend;

  • e.

    voor de afgifte van beschikkingen, wanneer het verzoek tot het verlenen van een vergunning of ontheffing een direct gevolg is van de uitvoering van een werk door of ten behoeve van het waterschap;

  • f.

    voor de afgifte van beschikkingen ten behoeve van het personeel van het waterschap, voor zover deze betrekking hebben op de ambtelijke verhouding tot het waterschap;

  • g.

    voor de afgifte van stukken die aan de publiciteitsmedia worden verstrekt;

  • h.

    voor de afgifte van stukken die uit voorlichtingsmotieven aan particulieren, bedrijven en instellingen worden verstrekt;

  • i.

    voor de afgifte van stukken die aan overheidslichamen, overheidsdiensten of de rechterlijke macht (ambtshalve) worden verstrekt;

  • j.

    voor het doen van de in hoofdstuk 3 van de tarieventabel genoemde nasporingen, voor zover deze worden gedaan voor zuiver wetenschappelijk onderzoek;

  • k.

    voor waterkwaliteitsbesluiten.

  • l.

    advisering aan andere overheden in het kader van de omgevingsvergunning wanneer het waterschap geen bevoegd gezag is.

2. Indien dit in het algemeen belang wenselijk is, kunnen Dijkgraaf en Heemraden besluiten dat aan heffing van leges onderhevige stukken tegen een door Dijkgraaf en Heemraden te bepalen lager bedrag, dan wel kosteloos, beschikbaar worden gesteld.

Artikel 6 Tijdstip van betaling

In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 9 van de Invorderingswet 1990, gelden bij de heffing van de leges de volgende betalingstermijnen:

a. indien de leges worden geheven bij wijze van aanslag, dienen de leges te worden betaald binnen één maand na dagtekening van het aanslagbiljet;

b. indien de leges worden geheven bij wege van een mondelinge kennisgeving, dienen de leges te worden betaald op het moment waarop de kennisgeving wordt gedaan;

c. indien de leges worden geheven bij wege van een schriftelijke kennisgeving, dienen de leges te worden betaald op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel indien de kennisgeving wordt toegezonden, binnen twee weken na dagtekening van de kennisgeving.

Artikel 7 Teruggaaf

1. Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges, ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst, wordt verleend op aanvraag als bedoeld in artikel 132 van de Waterschapswet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de tabel opgenomen bepaling.

2 Bij het verlenen van gehele of gedeeltelijke teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, is invorderingsrente verschuldigd op basis van artikel 28, leden 4 en 5, van de Invorderingswet 1990.

Artikel 8 Kwijtschelding

Van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Nadere regels door dijkgraaf en heemraden

Het college van dijkgraaf en heemraden kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de leges.

Artikel 10 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die waarop zij bekend is gemaakt.

2 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

3. Met ingang van de in het tweede lid van dit artikel genoemde datum van ingang van de heffing wordt ingetrokken de 'Legesverordening 2009' van waterschap Hollandse Delta, vastgesteld op 26 november 2009. Deze blijft van toepassing op belastbare feiten die zich vóór de in het tweede lid van dit artikel genoemde datum hebben voorgedaan.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2012'.

Artikelsgewijze toelichting op de Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2012

Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit

In de bij de verordening behorende tarieventabel zijn uiteenlopende diensten opgenomen waarvoor leges kunnen worden geheven. In de verordening is ervoor gekozen het belastbare feit te 'omschrijven als 'het door het waterschap in behandeling nemen van een aanvraag tot het door het waterschap verlenen van diensten, genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel'. Hiermee wordt bereikt dat de materiele belastingschuld niet pas ontstaat op het moment dat de aangevraagde vergunning of ontheffing daadwerkelijk wordt verleend, maar reeds ontstaat bij het in behandeling nemen van de betreffende aanvraag.

Daarnaast sluit de gehanteerde term 'aanvraag' aan bij de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1 : 3, sub 3, Awb).

In artikel 1 is ook tot uitdrukking gebracht dat de leges naar hun aard rechten zijn, als bedoeld in artikel 115 van de Waterschapswet.

Artikel 2 Belastingplicht

Uitgangspunt is dat de aanvrager van de dienst belastingplichtig is. De aanvrager zal in de meeste gevallen immers ook belanghebbende bij de dienst zijn. Er zijn echter situaties denkbaar waarin de aanvrager niet tevens als belanghebbende kan worden aangemerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een derde in opdracht en ten behoeve van een ander een dienst aanvraagt (bijvoorbeeld een commercieel adviesbureau of ingenieursbureau vraagt, ten behoeve van een klant, een ontheffing aan om werken in waterschapsgrond te mogen aanleggen). In deze gevallen is niet de aanvrager, maar degene ten behoeve van wie de dienst wordt aangevraagd, belastingplichtig. Door het opnemen van het woorden 'dan wel' in de bepaling, wordt voorkomen dat met betrekking tot dezelfde dienst zowel de aanvrager als de belanghebbende bij de aanvraag belastingplichtig zijn. Het verschuldigde bedrag wordt slechts bij een van hen gevorderd.

Artikel 3 Maatstaf en tarief

Ingevolge hetgeen bepaald is in artikel 111 Waterschapswet dient de Belastingverordening onder andere de heffingsmaatstaf te vermelden. Aan dit vereiste is invulling gegeven in de bij de verordening behorende tarieventabel. Doordat door middel van de Legesverordening de kosten van uiteenlopende diensten worden verhaald, komen in de tarieventabel ook verschillende heffingsmaatstaven voor. Om onduidelijkheden uit de weg te gaan, is in de tekst van de verordening (artikel 3, tweede lid) de volgende passage opgenomen: 'Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een voile eenheid aangemerkt.' Met betrekking tot vergunningen en ontheffingen is ervoor gekozen deze in categorieen in te delen en wel zodanig dat naar mate van complexiteit van de aanvraag en de omvang van het betrokken plangebied een tarief kan worden vastgesteld. In gevallen waarin het waterschap in het kader van een aanvraag externe advisering inwint, bestaat de behoefte (een tegemoetkoming in) deze advieskosten direct bij de aanvrager in rekening te brengen. In gevallen waarbij externe advieskosten worden gemaakt wordt het in de legestabel opgenomen hogere tarief aan de aanvrager in rekening gebracht. In de jurisprudentie wordt deze werkwijze nogmaals onderstreept (Hof Arnhem 31 maart 1998, nr. 96/0589-E-3, Belastingblad 1998, bladzijde 638 en Hof Arnhem 16 december 1999, nr. 98/3926-E-3, Belastingblad 2000, bladzijde 784).

Artikel 4 Wijze van heffing

Ingevolge artikel 125 van de Waterschapswet kunnen waterschapsbelastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze.

Heffing bij wege van afdracht op aangifte is voor de waterschapsbelastingen niet toegestaan. In de Belastingverordening zal moeten worden aangegeven op welke wijze de heffing plaatsheeft. In artikel 4 van de Legesverordening is gekozen voor de mogelijkheid van zowel de heffing bij wege van aanslag als voor de heffing op andere wijze, en wel omdat er in de praktijk behoefte kan bestaan aan een werkwijze, waarin de leges voor relatief eenvoudige handelingen en voor verzoeken waaraan min of meer direct gevolg kan worden gegeven (bijvoorbeeld het verstrekken van exemplaren van bestuursstukken) ook direct en op relatief eenvoudige wijze in rekening kunnen worden gebracht (vormvrijheid), terwijl in weer andere gevallen (te denken valt aan gevallen waarin ontheffing wordt verleend voor de aanleg van bouw- en kunstwerken in en op waterstaatswerken) in de praktijk behoefte kan bestaan aan het verzenden van een aanslagbiljet.

Bij de heffing bij wege van aanslag is het volgende van belang. Het belastbare feit voor de leges is het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van bijvoorbeeld een bouwvergunning of ontheffing. Op het moment van het in behandeling nemen van deze aanvraag, zal de voile omvang van de werken in sommige gevallen nog niet definitief vaststaan. Als de ambtenaar belast met de heffing van de leges op dat moment de aanslag reeds vaststelt, is het niet ondenkbaar dat dit tot een te laag bedrag gebeurt. De ambtenaar kan deze aanslag echter niet zondermeer laten volgen door een of meer nadere aanslagen. Dit laatste kan alleen indien sprake zou zijn van een feit, waarmee de ambtenaar belast met de heffing bij het opleggen van de eerste aanslag niet bekend was en redelijkerwijs ook niet bekend had kunnen zijn (de eis van het zogenaamde nieuw feit), behoudens in het geval waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw zou zijn.

De formulering van dit artikel 4, verwoordt de keuze voor 'heffing op andere wijze'. Op basis van artikel 125a, lid 2, van de Waterschapswet worden de op andere wijze geheven belastingen voor de toepassing van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen.

De dagtekening van de kennisgeving is onder meer van belang voor de termijn waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt.

Artikel 5 Vrijstellingen

In het eerste lid van artikel 5 is aangegeven voor welke diensten geen leges verschuldigd zijn. Daarnaast wordt in het tweede lid van dit artikel aan dijkgraaf en heemraden de mogelijkheid geboden om aan leges onderhevige stukken tegen een lager tarief, dan wel kosteloos beschikbaar te stellen.

Met de wijziging per 1 januari 2012 is beoogd om kleinere werken vrij te stellen van leges.

De motieven hierbij zijn de volgende: heffing en invordering van kleine bedragen kost meer dan het oplevert. Een ander argument is, dat de kans op illegaliteit groot is, wanneer er financiële drempels zijn. In de verordening zijn in dit artikel onder a de criteria geformuleerd. Deze criteria zijn in de Vergadering van het algemeen bestuur van 23 juni 2011 vastgesteld.

Artikel 6 Tijdstip van betaling

De hoofdregel voor de betalingstermijnen is opgenomen in artikel 9 van de Invorderingswet 1990. Artikel 139, eerste lid, van de Waterschapswet bepaalt dat de Belastingverordening ter zake afwijkende voorschriften kan inhouden. In de aanhef van artikel 7 is dit tot uitdrukking gebracht. In de Legesverordening is ervoor gekozen om, afhankelijk van de wijze waarop de legesheffing plaatsvindt, de regeling voor de betalingstermijnen vorm te geven. Bij sub a van artikel 6 is de mogelijkheid gecreeerd om in het geval waarin de leges bij wege van aanslag worden geheven, een andere termijn te hanteren dan de algemene termijn van twee maanden die uit de Invorderingswet voortvloeit. Deze termijn kan zowel een langere als een kortere termijn zijn. Bij sub a is gekozen voor een termijn van een maand. Bij sub b is bepaald dat in het geval van heffing bij wege van een mondelinge kennisgeving, de belasting meteen moet worden betaald.

Op grond van net gestelde sub c van artikel 6, dient in het geval waarin de leges bij wege van een schriftelijke kennisgeving worden geheven, de belasting meteen bij het uitreiken van de kennisgeving te worden betaald. In de gevallen waarin de kennisgeving wordt toegezonden, is dit niet mogelijk. De betaling van de leges moet dan binnen de sub c van artikel 6 genoemde termijn van twee weken plaatshebben.

Artikel 7 Teruggaaf

Deze bepaling ziet op het terugbetalen van een deel van de leges, indien een aanvraag wordt ingetrokken. Terugbetaling van een deel van de leges, kan plaatsvinden wanneer een vergunning niet wordt verleend. Artikel 132 van de Waterschapswet voorziet in de mogelijkheid om in de Belastingverordening regels te stellen voor de teruggaaf van belasting.

Artikel 8 Kwijtschelding

De tekst van de verordening spreekt voor zich.

Artikel 9 Nadere regels door het dagelijks bestuur

Als gevolg van de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en de daarop gebaseerde aanpassingswetgeving (Stb. 1996, 333 en Stb. 1997, 510 en 580) komen de bevoegdheden, die in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en in de Invorderingswet zijn toebedeeld aan de Minister van Financien, sinds 1 januari 1998 toe aan het Dagelijks Bestuur van het waterschap (zie artikel 123, derde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet). Voor deze datum kwamen deze formele bevoegdheden toe aan het Algemeen Bestuur van het waterschap. Het betreft het stellen van nadere regels ten aanzien van de volgende bevoegdheden:

- de verplichting te verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet;

- de mogelijkheid een voorlopige aanslag op te leggen; en het berekenen van invorderingsrente. Het betreft hier artikel 31 van de Invorderingswet, op grond waarvan regels voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente en regels voor afrondingen gesteld kunnen worden.

Deze bevoegdheden waren tot 1 januari 1998 expliciet in de Belastingverordening geregeld.

Artikel 9 is thans in de verordening opgenomen om expliciet aan de belastingplichtige kenbaar te maken dat naast de in de verordening opgenomen regels, met betrekking tot de heffing en invordering van de belasting nog nadere regels kunnen gelden, die zijn vastgesteld door het Dagelijks Bestuur.

Artikel 10 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

Het eerste lid van artikel 10 regelt de inwerkingtreding en de bekendmaking van de verordening. Ingevolge artikel 73 van de Waterschapswet verbinden besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt. Aangezien een Belastingverordening een besluit van het bestuur van het waterschap is dat algemeen verbindende voorschriften inhoudt, is bekendmaking van de verordening een wettelijk vereiste.

De Hoge Raad heeft in een reeks van arresten beslist over de bekendmaking van belastingverordeningen (zie onder andere Hoge Raad 24 december 1997, nrs. 31 643 en 32 325, Belastingblad 1998, bladzijden 146 en 148; Hoge Raad 10 augustus 1998, nr. 33 632, BNB 2000/15 en Hoge Raad 27 juli 1999, nr, 34499, Belastingblad 1999, bladzijde 637). In die arresten geeft de Hoge Raad aan onder welke voorwaarden nog wel van een correcte publicatie kan worden gesproken en wanneer daarvan geen sprake (meer) is.

Het arrest van 27 juli 1999 betrof een kwestie waarin een Wijzigingsverordening weliswaar op de voorgeschreven wijze bekend was gemaakt, maar waarin de heffing voortijdig had plaatsgevonden.

Het derde lid van artikel 10 regelt dat de oude verordeningen worden ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. Deze bepaling voorkomt dat op enig moment twee of meer verschillende verordeningen van kracht zijn. De oude verordeningen blijven evenwel van toepassing op belastbare feiten die zich voor de datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan. Voor 'oude' belastbare feiten blijft heffing op basis van de oude verordeningen in de praktijk dus van toepassing.

Tabel behorende bij Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2012

Tabel behorende bij Legesverordening waterschap Hollandse Delta 2012

Omschrijving

tarief

Hoofdstuk 1

Omgevingsvergunning

1.1

toeslag voor de omvang van het werk

Categorie A:

A < 1000 m2 en;

L < 1000 m1 of;

Q < 10.000 m3

nihil

Categorie B:

1000 m2 <A < 1 ha of;

1000 m1 <L < 3000 m1 of;

10.000 m3 <Q < 30.000 m3

€ 1.012,50

Categorie C:

1 ha <A < 2,5 ha of;

3000 m1 <L < 6000 m1 of;

30.000 m3 <Q < 60.000 m3

€ 2.612,50

Categorie D:

2,5 ha <A < 10 ha of;

6000 m1 <L < 10.000 m1 of;

60.000 m3 <Q < 100.000 m3

€ 4.262,50

Categorie E:

A > 10 ha of;

L > 10.000 m1 of;

Q > 100.000 m3

€ 13.243,75

1.2

toeslag voor de complexiteit van het werk:

1 werk waarvoor eenvoudige rapportage bijgevoegd is

€ 750,00

2 werk waarvoor een specialistische rapportage bijgevoegd is

€ 2.250,00

3 werk waarvoor een contra-expertise vereist is

volgens raming

1.3

In geval van publicatie worden de hierboven genoemde tarieven verhoogd met een bedrag (per advertentie)

€ 100,00

Hoofdstuk2

Overigebepalingen

2.1

indien na het opleggen van de leges de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een vergunning of ontheffing als bedoeld in 1.1 en 1.2 niet ontvankelijk wordt verklaard of buiten behandeling wordt gesteld, omdat voor de in de aanvraag vermelde werken geen vergunning of ontheffing benodigd is, worden geen leges in rekening gebracht. Het alsdan door de aanvrager reeds betaalde legesbedrag wordt aan de aanvrager gerestitueerd.

2.2

indien het besluit tot het verlenen van een vergunning of ontheffing wordt vernietigd en deze vernietiging onherroepelijk is geworden wordt teruggaaf verleend van 50% van de betaalde legeskosten. Indien op een aanvraag door het waterschap negatief wordt besloten wordt slechts 50% in rekening gebracht van het legesbedrag dat op grond van deze verordening aan een vergunning voor de aangevraagde werken is verbonden.

2.3

de reeds in het kader van paragraaf 1.2 gemaakte kosten, worden indien de beschikking wordt vernietigd, dan wel op de aanvraag negatief wordt besloten, volledig in rekening gebracht als zijnde reeds gemaakte kosten.

2.4

indien binnen één maand na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning of ontheffing, doch voor het verlenen van deze vergunning of ontheffing deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt op verzoek van de aanvrager 50% van de betaalde legeskosten gerestitueerd. Restitutie van de publicatiekosten heeft alleen plaats indien de publicatie van de aanvraag nog niet heeft plaatsgehad.

2.5

voor toepassing van het bepaalde onder 2.4 wordt een aanvraag geacht in behandeling te zijn genomen op de dag volgende op die van indiening daarvan en wordt een vergunning of ontheffing geacht te zijn verleend op de dag van de dagtekening van de vergunning.

Toelichting Tarieventabel per paragraaf

Hoofdstuk 1

Bij beoordeling van een vergunningaanvraag worden de van toepassing zijnde bedragen onder de paragrafen 1.1, 1.2 en 1.3 bij elkaar opgeteld om te komen tot het totale

legesbedrag. Bij een parapluvergunning wordt een als parapludocument fungerend besluit genomen, het tarief onder paragraaf 1.1 en 1.3 wordt in rekening gebracht. De houder van

deze vergunning kan delen van het plan ter instemming aanbieden en houdt zich daarbij aan de bepalingen in de parapluvergunning. Bij de besluiten tot instemming wordt de

paragrafen 1.2 en indien nodig 1.3 in rekening gebracht.

Paragraaf 1.1

Wijze van berekening van de omvang van het werk:

Deze paragraaf betreft een toeslag op de omvang van het werk. In de berekening van de leges moet per aanvraag worden beoordeeld van welke categorie binnen deze paragraaf

sprake is voor de oppervlakte, de lengte (strekking) of de hoeveelheid te lozen water.

Toelichting op de categorieën voor de oppervlakte en de lengte (strekking) van het werk:

De omvang wordt als oppervlakte en de lengte bepaald, ofwel:

1. aan de hand van de plangrens zoals in de aanvraag is opgenomen;

2. aan de hand van de werkgrens zoals in de aanvraag is opgenomen;

3. indien 1 of 2 ontbreken, aan de hand van het netto oppervlak, dan wel lengte zoals bepaald door de vergunningverlener;

4. bij grondwater geldt dat het invloedsgebied wordt berekend met behulp van de volgende formule:

R - 3000 ∆h ▪ √k

Waarin:

R = de invloedsstraal (in meter)

h = de verlaging (in meter)

k = de doorlatendheidscoëfficiënt (in m/sec)

Toelichting op de categorieën voor de hoeveelheid te lozen water van het werk:

De omvang wordt als hoeveelheid bepaald, ofwel:

1. aan de hand van de opgave zoals in de aanvraag is opgenomen;

2. indien 1. ontbreekt, aan de hand van de hoeveelheid zoals bepaald door het waterschap.

Paragraaf 1.2

Wijze van berekening:

Deze paragraaf betreft een toeslag op de paragraaf 1.1. In de berekening van de leges moet per aanvraag worden beoordeeld van welke categorie binnen deze paragraaf sprake is.

In geval van meerdere categorieën wordt slechts de zwaarste categorie (hoogste bedrag) in rekening gebracht.

Toelichting per categorie:

Onder eenvoudige rapportages wordt verstaan:

- eenvoudige geautomatiseerde berekeningen voor leidingen;

- hydraulische berekeningen met bijvoorbeeld een spreadsheet, als gevolg van meervoudige wijzigingen in een oppervlaktewaterlichaam;

- overige eenvoudige berekeningen e.d.

Onder een specialistische rapportage wordt verstaan:

Rapportages bevattende tweedimensionale, dan wel driedimensionale modelberekeningen.

Onder contra-expertise wordt verstaan:

Er komen situaties voor waar bij aanvraag wordt geconstateerd dat een contra-expertise nodig is om te kunnen besluiten. In een dergelijk geval worden op basis van offertes de

kosten voor de contra-expertise geraamd. Deze raming wordt voorafgaand aan de behandeling van de aanvraag, bekend gemaakt aan de aanvrager en diens opdrachtgever.

Paragraaf 1.3

Als in enkele speciale situaties een aparte publicatie is vereist (verkeersbesluit), wordt het bedrag uit deze paragraaf in rekening gebracht. Over het algemeen genomen worden

publicaties op de site verzorgd, hiervoor zijn géén kosten verschuldigd.

Hoofdstuk 2

In hoofdstuk 2 wordt beschreven hoe met de betaling van, in het kader van hoofdstuk 1, geheven leges wordt omgegaan, als een aanvraag niet leidt tot een definitief besluit.