Verkeersbesluit vaarwegen Waterschap de Dommel 2010 herziene versie van 25 januari 2011

Geldend van 05-02-2011 t/m heden

Intitulé

Verkeersbesluit vaarwegen Waterschap de Dommel 2010 herziene versie van 25 januari 2011

Het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel,

overwegende dat

  • 1.

    aanleiding bestaat een nieuw verkeersbesluit vast te stellen voor het beheergebied van Waterschap De Dommel in het belang van:

  • 2.

    het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;

  • 3.

    het instandhouden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

  • 4.

    het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen;

gelet op

  • -

    het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, het aanwijzingsbesluit van provinciale staten van de provincie Noord-Brabant van 26 maart 1999 (provinciaal blad 60/99) alsmede de bij dit besluit behorende nota van toelichting, het advies van de commissie bezwaarschriften Awb en het besluit op bezwaren d.d. 25 januari 2011;

besluit

  • -

    ingevolge artikel 1, eerste lid, sub h, alsmede artikel 5, 6, 7 en 8 van de Scheepvaartverkeerswet juncto artikel 13 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer de volgende bekendmaking te doen:

VERKEERSBESLUIT VAARWEGEN WATERSCHAP DE DOMMEL 2010 HERZIENE VERSIE VAN 25 JANUARI 2011

Algeheel verbod

1. Het is verboden op de vaarwegen in het beheergebied van Waterschap De Dommel te varen en ligplaats te nemen met enig vaartuig, drijvend voorwerp of drijvende inrichting, waaronder mede begrepen een kano, kajak, (roei)boot, vlot, schip, of woonboot, ongeacht of deze met een motor worden voortbewogen.

Vrijstelling

2.1 Van het verbod als bedoeld onder 1. wordt vrijstelling verleend aan personen die varen met door spierkracht voortbewogen schepen op de vaarwegen zoals aangeduid op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte kaartbijlage 1. Aan deze vrijstelling zijn de onder 3. genoemde voorschriften verbonden.

2.2 Van het verbod als bedoeld onder 1. wordt vrijstelling verleend aan personen die varen met kleine motorschepen, met een lengte van minder dan 7 meter waarvan de hoogst bereikbare snelheid ten opzichte van het water niet meer is dan 13 km per uur, op de vaarwegen zoals aangeduid op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte kaartbijlage 1. Aan deze vrijstelling zijn de onder 3. genoemde voorschriften verbonden.

2.3 Van het verbod als bedoeld onder 1. wordt vrijstelling verleend aan personen die namens Waterschap De Dommel in het kader van beheer en/of onderhoud met behulp van een vaartuig werkzaamheden verrichten in of aan oppervlaktewater-lichamen.

Voorschriften verbonden aan de vrijstelling

3.1 Varen is slechts toegestaan tussen zonsop- en zonsondergang.

3.2 Aanmeren, alsmede in- en uitstappen zijn slechts toegestaan aan de daartoe bestemde en ter plaatse als zodanig aangeduide voorzieningen.

3.3 De vrijstelling geldt niet voor het varen over vistrappen, tenzij ter plaatse anders aangegeven.

3.4 De vrijstelling geldt niet voor het varen in de nabijheid van waterstaatkundige werken, zoals stuwen, sifons, duikers, watermolens. Tenzij ter plaatse anders aangegeven, blijft zowel 25 meter bovenstrooms als 25 meter benedenstrooms dergelijke werken het vaarverbod van kracht.

3.5 Het veroorzaken van (geluids)overlast is niet toegestaan. Afval moet mee teruggenomen worden.

3.6 Het is niet toegestaan om alcoholische dranken te nuttigen of mee te nemen in het vaartuig.

3.7 Het betreden van de oevers van aanliggende terreinen is niet toegestaan. Hiervoor is de toestemming benodigd van de betreffende eigenaar.

Intrekking Verkeersbesluit 2003

4. Het Verkeersbesluit vaarwegen Waterschap De Dommel 2003 wordt ingetrokken.

Bekendmaking en inwerkingtreding

5. Dit besluit wordt bekendgemaakt op 5 juni 2010 en treedt in werking op 7 juni 2010.

Tabel 1: Veilige, fysiek bevaarbare en toegankelijke trajecten

Opengestelde beektrajecten

Boven Dommel

Afwateringskanaal Eindhoven

Kleine Dommel vanaf Opwettense Molen

Beneden Dommel

Afwateringskanaal Boxtel

Voorste Stroom en Essche Stroom

Reusel en Spruitenstroompje vanaf Wilhelminakanaal

Singelgracht (’s-Hertogenbosch)

Na herinrichting kan een traject op dat moment niet meer fysiek bevaarbaar zijn.

kaartbijlage bij herzien besluit

Nota van toelichting

1. Inleiding

In het voorjaar van 1999 hebben provinciale staten van Noord-Brabant het dagelijks bestuur van het waterschap aangewezen als bevoegd gezag inzake het scheepvaartverkeer (nautisch beheerder). Het nautisch beheer is gebaseerd op de Scheepvaartverkeerswet en heeft betrekking op het gebruik van wateren als vaarwater. Hieronder vallen vrijwel alle activiteiten die op het water plaatsvinden, zoals roeien, kanoën, varen met vlotten, aanmeren en gemotoriseerd varen.

In het Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Krachtig water' is opgenomen dat het waterschap de huidige regeling inzake het nautisch beheer beziet en die regeling, mede gegeven ontwikkelingen op wetgevingsgebied, herziet. Uitgangspunt is te komen tot een regeling welke bestaat uit algemene regels, ter vervanging van het tot dusver gehanteerde ontheffingenstelsel. Het onderhavige besluit is hiervan het resultaat.

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Eerst volgt een schets van het juridisch kader, alsmede de regeling uit 2003. Hierna wordt beschreven op welke onderdelen die regeling aanpassing behoeft en op welke wijze die aanpassingen in het onderhavige verkeersbesluit zijn verwerkt. Deze nota wordt afgesloten met een beschrijving van de voorbereidings-procedure en een overzicht van de bevaarbare trajecten.

2. Wettelijk kader

Ingevolge de Scheepvaartverkeerswet geschiedt regulering van het scheepvaartverkeer in de vorm van verkeersbesluiten waarmee, met inachtneming van hetgeen het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, alsmede het Binnenvaartpolitiereglement bepalen, verkeerstekens kunnen worden aangebracht in of langs vaarwegen. Deze verkeerstekens kunnen de instelling dan wel opheffing van een gebod of verbod inhouden. Daarnaast is het mogelijk om bekendmakingen te doen met dezelfde strekking als een verkeersteken. Op die manier kunnen voor het gehele beheergebied de geboden en verboden worden vastgesteld.

In de motivering van een verkeersbesluit wordt vermeld welke doelstelling of doelstellingen met het besluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet genoemde belangen aan het besluit ten grondslag liggen.

Blijkens de Memorie van toelichting bij de Scheepvaartverkeerswet is met het stelsel van deze wet niet beoogd verkeersreglementering vast te stellen met als primaire doel bescherming van milieubelangen. Daarvoor zijn de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet 1998 het aangewezen instrument. De vraag of kanovaart past binnen de speciale natuurregelingen, zoals de Flora en faunawet en de Natuurbeschermingswet, dient uitsluitend binnen de bevoegdheid van het ministerie van EL&I en provincie Noord-Brabant beantwoord te worden.

3. Verkeersbesluit vaarwegen 2003

Ingevolge het Verkeersbesluit vaarwegen 2003 geldt er voor het gehele beheersgebied van het waterschap een verbod om te varen en ligplaats te nemen. Van dit verbod kan ontheffing worden verleend. In enkele gevallen geldt voorts een vrijstellingsregeling.

Bij de ontheffingplichtige activiteiten is de beleidsnota "nautisch beheer" van belang. Het Verkeersbesluit bepaalt immers alleen dát er een verbod behoudens ontheffing geldt. Het geeft niet aan, wanneer en onder welke condities ontheffing kan worden verleend. In de beleidsnota zijn alle watergangen waarvoor een ontheffingplicht geldt gezoneerd. Dat houdt in, dat per watergang een weging van belangen heeft plaatsgevonden, aan de hand waarvan ontheffingen worden verleend.

De regeling uit 2003 heeft op een goede manier bijgedragen aan met name het aspect veiligheid op het water. Het waterschap heeft de afgelopen jaren op grote schaal voorzieningen (in- en uitstapplaatsen en andere vormen) aangelegd in de watergangen die in de toenmalige beleidsnota als klasse 2 of hoger waren aangeduid. Voor een aantal situaties moeten nog voorzieningen worden aangelegd. Meestal zijn deze gekoppeld aan uitvoeringsprojecten. In de herinrichtingsprojecten is er specifiek aandacht voor de veiligheid van de recreatievaart. Daarmee is bijna op alle watergangen de kans op ongevallen en schade geminimaliseerd.

De regeling uit 2003 voldoet echter op enkele punten niet (meer). Het ontheffingenstelsel waarbij ‘vaarbewegingen' vergund worden is in strijd met het doel en de strekking van de

-naderhand uitgevaardigde- Europese Dienstenrichtlijn. Als het maximale aantal vaarbewegingen op een waterloop vergund is, bestaat er voor derden geen mogelijkheden om te varen en/of toegang te krijgen tot de markt (in het geval van een kanoverhuurbedrijf). Daarnaast moet worden bedacht dat een normering naar het aantal keer dat een bepaald traject mag worden afgelegd naar zijn aard arbitrair is, omdat niet kan worden gezegd dat een vooraf bepaald aantal een positief dan wel negatief effect heeft op de door de Scheepvaartverkeerswet te beschermen belangen. Daar komt bij dat dit systeem destijds met name gedacht was ter bescherming van natuur en milieu, terwijl dat (thans) primair via het spoor van de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet 1998 dient te lopen. Voorts geldt dat een norm uit de ontheffing zich richt tot de ontheffinghouder. Dit kan een verhuurbedrijf zijn. Het bij of krachtens de Scheepvaartverkeerswet bepaalde richt zich echter primair tot degene die een vaartuig bestuurt. Aldus is de norm als vervat in zo'n ontheffing rechtens niet-afdwingbaar ten opzichte van de huurder van een kano. Tenslotte moet in aanmerking worden genomen dat het systeem van de Scheepvaartverkeerswet grote gelijkenissen vertoont met dat van de Wegenverkeerswet. De openstelling van een weg onder de voorwaarde dat deze slechts een beperkt aantal keer gebruikt mag worden stuit op praktische bezwaren. Niet valt in te zien dat een dergelijke vergaande beperking voor het vaarverkeer wél toelaatbaar zou zijn.

4. Beter regelen met minder regels: Verkeersbesluit vaarwegen 2010

De hierboven gesignaleerde knelpunten kunnen worden opgelost door het nautisch beheer op een andere manier te regelen, en wel in de vorm van algemene regels. Ook de handhaafbaarheid van de normen moet daarbij een belangrijke rol spelen. De wateren waarop ingevolge het Verkeersbesluit vaarwegen Waterschap De Dommel 2003 reeds een vaarverbod gold blijven gesloten voor elke vorm van scheepvaartverkeer. Voornaamste reden daarvoor is dat deze veelal vanwege geringe afmetingen fysiek niet bevaarbaar zijn (in de overwegingen van dit besluit vallende onder a en c). Een aantal wateren zijn na heroverweging alsnog gesloten, zolang er geen maatregelen zijn genomen om de veiligheid, bevaarbaarheid en toegankelijkheid te verbeteren. Dit geldt voor alle klasse 1 trajecten uit het Verkeersbesluit 2003 en voor de Zandleij. Het zijn watergangen die voor kanovaart onveilige situaties kunnen opleveren doordat voorzieningen ontbreken, die fysiek onbevaarbaar zijn (kans op droogval of te smal) en/of ontoegankelijk zijn (geen ontsluiting via de oever).

Voor de resterende waterlopen waar gevaren mag worden, worden algemene regels vastgesteld, ter vervanging van het ontheffingenstelsel. In die algemene regels worden onder meer veiligheid, het soort vaarverkeer (wel of niet gemotoriseerd) en het aanmeren geregeld. Daarmee worden de ‘b-grond' als bedoeld in de overwegingen gediend, alsmede de veiligheid van andere vaarweggebruikers.

Bij het scenario "Beter regelen met minder regels" ontstaat er een systeem dat past binnen de nieuwe wet- en regelgeving en beter handhaafbaar is. De verantwoordelijkheid voor een juiste uitvoering hiervan legt het waterschap daarmee bij de gebruikers als groep. Houdt men zich niet aan de regels, dan kan het waterschap maatregelen treffen door het toezicht op de naleving van de gedragsregels op het water te intensiveren (en zo nodig een handhavingstraject starten: proces-verbaal en/of preventieve dwangsom) en in het uiterste geval een waterloop alsnog gesloten verklaren. Verwacht mag worden dat door de verantwoordelijkheid meer bij de kanovaarders te leggen een dergelijke verregaande maatregel niet nodig zal zijn.

Voor de opengestelde watergangen waar voorheen een ontheffingplicht gold, gelden thans de algemene regels zoals verwoord in de vrijstellingsbepalingen van dit besluit. Deze algemene regels zijn ontleend aan de (gedrags)voorschriften zoals die in de ontheffingen op grond van het Verkeersbesluit uit 2003 werden opgenomen. Doel van dit besluit is de regels met betrekking tot het varen in overeenstemming te brengen met nieuwe wet- en regelgeving.

5. Bijzondere omstandigheden

Het waterschap kan op grond van artikel 6 van de Scheepvaartverkeerswet en artikel 10 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer in bijzondere omstandigheden een vaarverbod afkondigen. Te denken valt hierbij aan situaties van extreem hoog of laag water en werkzaamheden aan de watergang. Ter nadere invulling van bovengenoemde bevoegdheid is voorts de beleidsnota ‘Nautisch beheer bij laag water' d.d. 22 september 2004 van kracht.

6. Verantwoordelijkheid bevaarbaarheid watergangen

Het waterschap rekent het tot zijn taak om samen met andere belanghebbende partijen, zoals gemeenten en kanoverenigingen, te zorgen voor een eenvoudige basisinrichting van de beken waarop vaarverkeer mogelijk is. Voorzieningen zullen met name gericht zijn op veiligheid van de kanovaarders, zoals eenvoudige in- en uitstapvoorzieningen. Het waterschap is als nautisch beheerder niet verantwoordelijk voor het overal en te allen tijden bevaarbaar houden van de waterlopen, bijvoorbeeld tijdens maaiwerkzaamheden.

7. Voorbereidingsprocedure

Bij de voorbereiding op dit besluit is, overeenkomstig artikel 6 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, overleg gevoerd met de bij dit besluit belanghebbende openbare lichamen en instellingen, waaronder de provincie Noord-Brabant, alsmede kanoverhuurbedrijven en -verenigingen. Daarnaast is overleg gevoerd met natuurverenigingen.