Reglement van orde voor de vergadering van het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Geldend van 18-02-2015 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde voor de vergadering van het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Inhoud

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter (dijkgraaf) van het waterschap of diens vervanger;

  • b.

    secretaris: de secretaris-algemeen directeur of de door het college daartoe aangewezen plaatsvervangend secretaris;

  • c.

    college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap;

  • d.

    fractie: de leden van het algemeen bestuur die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, alsmede de leden van de geborgde zetels per groepering;

  • e.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • f.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • g.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • h.

    collegevoorstel: een voorstel afkomstig van het college van dijkgraaf en hoogheemraden;

  • i.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • j.

    initiatiefvoorstel: een voorstel afkomstig van één of meer leden van het algemeen bestuur;

  • k.

    interpellatie: vraag om inlichtingen in een vergadering van het algemeen bestuur over enig punt van algemeen waterschapsbelang;

  • l.

    waterschap: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. 

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Waterschapswet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De secretaris

Het algemeen bestuur kan de secretaris verzoeken deel te nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 4 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan besluiten tot de instelling van vaste commissies voor advies.

  • 2. Het algemeen bestuur kan bijzondere of tijdelijke commissies instellen.

  • 3. Bij het besluit tot instelling van een commissie worden samenstelling, taak en werkwijze geregeld.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt voor de vergaderingen van de commissies een reglement van orde vast.

Artikel 5 Het fractievoorzittersoverleg

De voorzitter kan enkele malen per jaar de voorzitters van de fracties bijeenroepen voor een overleg achter gesloten deuren, uitsluitend over onderwerpen die de werkwijze en het functioneren van het algemeen bestuur en zijn commissies aangaan.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming hoogheemraden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming hoogheemraden

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur stelt de voorzitter een commissie in bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur.

  • 2. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau.

  • 3. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 4. Na een verkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van het algemeen bestuur op om in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, bedoeld in de Waterschapswet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van het algemeen bestuur op voor de vergadering van het algemeen bestuur waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6. De benoeming van de hoogheemraden vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 van het Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008.

  • 7. In de periode tussen de verkiezingsuitslag en de vergadering waarin de hoogheemraden worden benoemd en bij een tussentijdse vacaturevervulling, wordt aandacht besteed aan de integriteit van de kandidaat-hoogheemraden.

      • a.

        Daartoe zal elk kandidaat-lid:

        • i.

          een verklaring omtrent het gedrag aanvragen conform het profiel politieke ambtsdrager;

        • ii.

          een gesprek voeren met de voorzitter en de secretaris aan de hand van de gestructureerde vragenlijst. De secretaris zal daarnaast zorgdragen voor verslaglegging.

      • b.

        Voorafgaand aan de benoeming informeert de voorzitter op hoofdlijnen het fractievoorzittersoverleg over de resultaten van het in het tweede lid, sub a onder ii bedoelde gesprek.

      • c.

        De aanvrager overhandigd de afgegeven verklaring omtrent het gedrag (VOG) aan de voorzitter.

  • 8. Indien de resultaten van het in artikel 7, onder a, sub ii bedoelde gesprek naar het oordeel van de voorzitter gevolgen kunnen hebben voor de benoeming van een kandidaat-hoogheemraad, wordt het algemeen bestuur hiervan zo spoedig mogelijk in kennis gesteld.

  • 9. Bij de benoeming van hoogheemraden wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld, die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede en derde lid.

  • 10. De fractievoorzitter meldt de naam van zijn kandidaat of de namen van zijn kandidaten aan de voorzitter.

  • 11. Bij de verkiezing van de hoogheemraden vindt eerst stemming plaats over de vacature voor de geborgde zetel. Vervolgens vindt stemming plaats over de overige vacatures. Voor elke vacature wordt een schriftelijke stemronde gehouden overeenkomstig artikel 30. Hiervoor dient door elk aanwezig lid per stemronde een stembriefje te worden ingevuld. Na iedere stemronde worden de stemmen geteld. De uitslag wordt direct daarna bekend gemaakt.

  • 12. Bij de benoeming van een hoogheemraad van buiten de kring van het algemeen bestuur wordt overeenkomstig het tweede, derde en zevende lid gehandeld om te onderzoeken of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet.

Artikel 7 Fractie

  • 1. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in het algemeen bestuur deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van het algemeen bestuur aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in het algemeen bestuur wil voeren.

  • 2. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

    a. Indien:

    – één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    – twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    – één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    b. Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling daarvan. 

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur vinden plaats in het waterschapskantoor op basis van een jaarlijks vóór de aanvang van een nieuw kalenderjaar door hem vast te stellen en openbaar bekend te maken jaarrooster, op voorstel van het college.

  • 2. Een vergadering bestaat uit een opiniërend deel en een besluitvormend deel.

  • 3. Het besluitvormende deel, voor zover het niet de hamerstukken betreft, vindt aansluitend aan het opiniërende deel plaats. In de regel eindigt het opiniërend deel met een schorsing. De vergadering eindigt uiterlijk om 23.00 uur, tenzij naar aanleiding van een voorstel van orde tijdens de vergadering anders wordt beslist.

  • 4. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 9 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt uiterlijk op de maandag -behoudens bijzondere feestdagen- in de week voorafgaand aan de week waarin de vergadering wordt gehouden de leden van het algemeen bestuur een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de schriftelijke oproep minder dan twee weekeinden voor de vergadering verzenden.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van het algemeen bestuur verzonden.

  • 3. De stukken als bedoeld in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet worden op afwijkend gekleurd papier verzonden in een gesloten envelop voorzien van het predikaat ‘geheim’. Deze gesloten envelop wordt in een envelop gestoken die voorzien is van de naam van de geadresseerde.

  • 4. Tegelijkertijd met de schriftelijke oproep, als bedoeld in het eerste lid, worden de bij de voorlopige agenda behorende stukken, behalve de stukken als bedoeld in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet, op de website van het waterschap geplaatst.

  • 5. De termijn genoemd in het eerste lid is niet van toepassing op de vergaderingen als bedoeld in de artikel 100 en 103 van de Waterschapswet.

  • 6. De voorzitter kan bepalen dat de oproep met agenda en bijbehorende stukken, als bedoeld in het eerste en het tweede lid digitaal beschikbaar worden gesteld voor de leden van het algemeen bestuur.

Artikel 10 Agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur vóór de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van het algemeen bestuur verzonden en openbaar gemaakt op de website van het waterschap. Artikel 9 lid 6 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Wanneer het algemeen bestuur een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 3. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of van de voorzitter kan het algemeen bestuur de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het waterschapskantoor ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van het algemeen bestuur en zo mogelijk openbaar gemaakt op de website van het waterschap.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het waterschapskantoor gebracht.

  • 3. Indien omtrent stukken als bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de secretaris en verleent deze de leden van het algemeen bestuur inzage.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in een plaatselijk verschijnend dag- of nieuwsblad en door plaatsing op de website van het waterschap openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    a. datum, tijdstip en plaats alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien.

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van het waterschap geplaatst.

  • Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 13 Presentielijst

  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van het algemeen bestuur de presentielijst.

  • 2. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de secretaris door ondertekening vastgesteld.

Artikel 14 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van het algemeen bestuur, de hoogheemraden en de secretaris hebben een vaste zitplaats.

  • 2. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 15 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip, indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering.

Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mee bij welk lid van het algemeen bestuur de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 17 Notulen, korte besluitenlijst en actiepuntenlijst

  • 1. De notulen, een korte besluitenlijst en een actiepuntenlijst van de vergadering worden opgesteld onder verantwoordelijkheid van de secretaris.

  • 2. De conceptnotulen van de voorgaande vergadering worden aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep voor de eerstvolgende vergadering. De conceptnotulen worden gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur, de hoogheemraden en de voorzitter hebben het recht, voor zover zij bij de behandeling aanwezig waren, een voorstel tot verandering aan het algemeen bestuur te doen, indien de conceptnotulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor aanvang van de vergadering bij de secretaris schriftelijk te worden ingediend.

  • 4. De notulen bevatten ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris, de hoogheemraden en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en van overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zo getrouw mogelijke weergave van het ter vergadering gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Waterschapswet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door het algemeen bestuur is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. De notulen worden in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna deze door de voorzitter en de secretaris worden ondertekend.

  • 6. Aan de hand van de notulen wordt een korte besluitenlijst en een actiepuntenlijst opgesteld. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzetten, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing op de website van het waterschap.

 Artikel 18 Ingekomen stukken

  • 1. Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken worden wekelijks op een lijst geplaatst die digitaal aan de leden wordt verzonden en ter inzage gelegd. De eindverzamellijst, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan het algemeen bestuur, wordt aan de leden toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Na de vaststelling van de notulen stelt het algemeen bestuur, op voorstel van de voorzitter, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 19 Spreekregels

  • 1. De leden van het algemeen bestuur, de voorzitter en de hoogheemraden spreken vanaf hun zitplaats.

  • 2. Alle sprekers richten het woord tot de voorzitter.

Artikel 20 Volgorde sprekers

  • 1. De leden, die het voornemen hebben over stukken vermeld op de agenda het woord te voeren, maken daarvan bij aanvang van de bespreking van het betreffende stuk bij handopsteking melding.

  • 2. Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 3. De leden voeren het woord in de door de voorzitter te bepalen volgorde.

  • 4. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van het algemeen bestuur het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22 Spreektijd

In het kader van de bewaking van de termijn genoemd in artikel 8, derde lid, kan de voorzitter aan de sprekers in het opiniërend deel van de vergadering een spreektijd stellen.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaatsvindt, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 24 Beraadslaging

  • 1. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen. Daarvoor is het bepaalde in artikel 21 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur of op voorstel van de voorzitter kan het algemeen bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

    De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur, de hoogheemraden en de secretaris deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één van de leden van het algemeen bestuur genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 26 Stemverklaring

  • 1. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet bij een stemming over personen.

  • 3. Een stemverklaring als bedoeld in het eerste lid duurt hooguit één minuut.

Artikel 27 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

  • Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij de voorzitter of één van de leden hoofdelijke stemming verlangt.

  • 5. De voorzitter verzoekt eerst de leden die ‘voor’ zijn een hand op te steken; daarna verzoekt hij de leden die ‘tegen’ zijn een hand op te steken. Wanneer de uitslag naar het oordeel van de voorzitter of slechts één lid niet duidelijk is, geschiedt alsnog stemming bij hoofdelijke oproeping.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter de leden van het algemeen bestuur bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 16 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 7. Bij stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 38a van de Waterschapswet moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 8. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 9. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 10. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een volgende vergadering als bedoeld in de vorige volzin, is het voorstel niet aangenomen.

  • 11. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit het algemeen bestuur bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

  • 12. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal ‘voor’ en ‘tegen’ uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 5. De stemming over moties kan worden aangehouden; heeft zij niet binnen 6 maanden na het besluit tot aanhouden plaatsgevonden, dan wordt de motie geacht te zijn vervallen. Het algemeen bestuur kan hierover anders beslissen.

Artikel 30 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stemopnemers.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

    Indien meerdere benoemingen, voordrachten of aanbevelingen aan de orde zijn, geschiedt de stemopneming nadat de eerste stemming heeft plaatsgevonden voor alle benoemingen, voordrachten of aanbevelingen.

  • 4. De stemopnemers onderzoeken of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. De inhoud van elk stembriefje wordt indien een of meer van de leden dit verlangt door een van de stemopnemers voorgelezen, door een ander nagezien en door de derde stemopnemer opgetekend.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingeleverd stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een niet ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een voorstel tot benoeming als bedoeld in het eerste lid betreft, op een persoon wordt gestemd die niet tot de kring van benoembaren behoort;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur, op voorstel van de voorzitter.

  • 8. Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 31 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij de tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door de stemopnemers zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 33 Amendementen

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het algemeen bestuur, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Moties

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van het algemeen bestuur kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur terstond.

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt óf het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst óf alsnog aan de voorlopige agenda als bedoeld in artikel 9, lid 2 toegevoegd.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij het algemeen bestuur oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie;

    • c.

      het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel.

Artikel 37 Ondersteuning leden algemeen bestuur

Het algemeen bestuur stelt een regeling vast inzake de ondersteuning ten behoeve van de werkzaamheden van de leden.

Artikel 38 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan het algemeen bestuur, dat vermeld staat op de agenda van de vergadering, kan worden ingetrokken tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2. Indien het algemeen bestuur van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, verzoekt het algemeen bestuur het college te besluiten over het tijdstip en de verdere wijze van afhandeling.

Artikel 39 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur en de hoogheemraden.

  • 3. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Het algemeen bestuur bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

Artikel 40 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2. De vragen worden, via de secretaris, bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur en het college of de voorzitter worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen zes weken nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende vergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden van het college of van de voorzitter worden door tussenkomst van de secretaris aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende vergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de voorzitter of door het college gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 41 Mondelinge vragen

  • 1. Tijdens de vergadering is er, na afloop van de behandeling van de ingekomen stukken, gelegenheid tot het stellen van vragen over niet op de agenda voorkomende onderwerpen. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2. Het lid van het algemeen bestuur dat tijdens dit onderdeel vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang via de secretaris bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens dit onderdeel aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven en indien het niet past binnen het criterium zoals in het eerste lid genoemd.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen aan de orde worden gesteld.

  • 4. Het algemeen bestuur bepaalt op voorstel van de voorzitter per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college, voor de voorzitter en voor de overige leden van het algemeen bestuur.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de voorzitter te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college of de voorzitter krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van het algemeen bestuur het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller hetzij aan het college of de voorzitter vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Hoofdstuk 5 Vertegenwoordiging in andere organisaties

Artikel 42 Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur, een hoogheemraad of de voorzitter, die door het algemeen bestuur is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht en indien gevraagd door het algemeen bestuur tevens de plicht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door het algemeen bestuur gewenste bespreking van dit verslag kan, op voorstel van de voorzitter, door het algemeen bestuur worden toegestaan óf worden doorverwezen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. Hiervoor zijn de regels zoals vastgelegd in artikel 40 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van het algemeen bestuur een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit het algemeen bestuur over het toestaan daarvan.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin het algemeen bestuur één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 6 Besloten vergadering

Artikel 43 Algemeen

  • 1. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Waterschapswet kan een verzoek worden ingediend om een besloten vergadering te houden.

  • 2. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 44 Notulen

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden op afwijkend gekleurd papier uitsluitend voor de leden ter inzage gelegd; de notulen worden niet rondgedeeld.

  • 2. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 45 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 37, eerste lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

Indien het algemeen bestuur op grond van artikel 37, derde en vierde lid of artikel 43, tweede en derde lid, van de Waterschapswet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 49 Gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, mogen tijdens de vergadering het gebruik alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, geen inbreuk maken op de orde van de vergadering.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 50 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 51 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt direct na vaststelling in werking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, vastgesteld bij besluit van 29 september 1999.

  • Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 januari 2009.

  • P.J.M. Poelmann, voorzitter.

  • drs. E.Th. Meuleman, secretaris                              

bijlagebijreglementvanorde.pdf (14 Kb)