Bibob beleidslijn betreffende aanvraag omgevingsvergunningen, activiteit "bouwen van een bouwwerk" gemeente Brummen

Geldend van 09-03-2013 t/m heden

Intitulé

Bibob beleidslijn betreffende aanvraag omgevingsvergunningen, activiteit bouwen

Burgemeester en wethouders van Brummen hebben besloten de "Bibob beleidslijn betreffende aanvraag omgevingsvergunningen, activiteit bouwen" en de daarbij behorende vragenformulieren vast te stellen.

1 Algemeen

Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) van kracht geworden. Deze Wet geeft bestuursorganen een mogelijkheid om zich tegen het risico, dat zij onbewust criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet Bibob geeft namelijk een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op juiste wijze te kunnen beoordelen. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om een vergunning of subsidie te weigeren of in te trekken, als er een ernstige mate van gevaar is dat de vergunning mede gebruikt wordt om strafbare feiten te plegen of indien er een ernstige mate van gevaar is dat de vergunning mede zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten.

 De gemeente Brummen past vanaf 2007 (07.000588/OK) de Wet Bibob toe op vergunningen voor horeca-inrichtingen, seksinrichtingen en escortbedrijven en speelautomatenhallen. Met de inwerkingtreding van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) is de Wet Bibob ook van toepassing op omgevingsvergunningen (activiteiten bouwen en milieu). Met deze beleidslijn wordt de toepassing van de Wet Bibob door de gemeente Brummen nader ingevuld met betrekking tot deze omgevingsvergunningen, voor de activiteit "bouwen van een bouwwerk", zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef, en onder a, van de Wabo (hierna: de activiteit bouwen).

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van kracht geworden.

Artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

 

In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Het van toepassing verklaren van de Wet Bibob op aanvragen voor vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van een ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 Wet Bibob i.c. dat de beschikking mede zal worden gebruikt om: uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of, strafbare feiten te plegen. Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan het bevoegd gezag in die situaties een vergunning weigeren of intrekken.

 

Waarom een beleidslijn

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege deze keuzevrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van een te ontwikkelen beleidslijn, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen de Wet Bibob wordt toegepast. Dit schept duidelijkheid naar de aanvragers van vergunningen en een helder kader voor de toetsing.

Daarnaast stimuleert een beleidslijn de eenduidige beoordeling van het soort feiten en omstandigheden dat tot de aanvraag van een Bibob advies moet leiden. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient gelet op het ingrijpende karakter van het instrument, weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

 

Proportionaliteit

In de Wet Bibob wordt door middel van een aantal procedurele en inhoudelijke waarborgen, die onder andere hun basis vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), getracht de juiste balans te vinden tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van het openbaar belang. In het licht van deze proportionaliteitgedachte is er door de wetgever voor gekozen om niet ten aanzien van alle bestuursbesluiten de mogelijkheid open te stellen dat om het Bibob-advies wordt verzocht.

Een andere inperking betreft de relatie die aanwezig moet zijn tussen de aard van de strafbare feiten die in het onderzoek van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) kunnen zijn gebleken en het te nemen bestuursbesluit. Niet alle strafbare feiten zijn relevant; het gegeven dat is gebleken van een winkeldiefstal is niet direct relevant in het kader van de vraag of aan de betrokkene een milieuvergunning kan worden verleend. Alleen strafbare feiten die relevant zijn voor de activiteiten die kunnen worden ontplooid bij het gebruiken van de subsidie of vergunning, dan wel bij de uitvoering van de overheidsopdracht, mogen worden verwerkt en in de motivering van het Bibob-advies worden vermeld. De in het onderzoek van het LBB gebleken strafbare feiten behoeven overigens niet georganiseerd van aard te zijn om als relevant te kunnen worden aangemerkt. Ook criminaliteit die niet in georganiseerd verband geschiedt, kan niettemin qua maatschappelijke effecten en met het oog op het behoud van de integriteit van het openbaar bestuur zodanig zijn dat het openbaar bestuur deze niet wenst te faciliteren.

 

Subsidiariteit

Het bestuursorgaan dient zorgvuldig af te wegen of zij direct, zonder advisering van het LBB de Wet Bibob kan toepassen. Het onderzoek van het LBB is namelijk verstrekkender en diepgaander en daardoor ingrijpender dan het eigen onderzoek van de gemeente. Het onderzoek van het LBB behelst niet alleen de informatie die door het bestuursorgaan is aangeleverd, maar ook informatie voortgekomen uit gesloten (privacygevoelige/geheime) bronnen.

Tevens dienen de (juridische) gevolgen van het intrekken of weigeren van een vergunning afgewogen te worden. Wordt een vergunning ingetrokken of geweigerd, dan houdt dit in dat een ondernemer zijn (vergunde) werkzaamheden niet (meer) mag uitvoeren. Een intrekking van een vergunning is een ingrijpende maatregel waar terughoudend mee zal worden omgegaan.

Bevoegd gezag

Het college van burgemeester en wethouders van Brummen is het bevoegd gezag. Daarnaast blijft het college bij de toepassing van Wet Bibob zelf de volledige verantwoordelijkheid dragen voor de voorkoming van bestuurlijke facilitering van criminele activiteiten. Het college besluit in de eerste plaats zelfstandig of gebruik wordt gemaakt van dat Wet Bibob en een Bibob-advies wordt aangevraagd. Ten tweede blijft het college, indien het er in het concrete geval voor heeft gekozen het Wet Bibob toe te passen, zelf verantwoordelijk voor de beslissing die met inachtneming van het Bibob-advies wordt genomen.

2 Toepassingsbereik

Toepassingsbereik van deze beleidslijn

Gelet op de nieuwigheid van de wet BIBOB alsmede de complexiteit van de wet is gemeente Brummen in 2007 met een gefaseerde implementatie van de Wet Bibob gestart. Begonnen is met de horecavergunningen, vergunningen voor de seksinrichtingen en escortbedrijven en de speelautomatenhallen.

 

Om te voorkomen dat er ongewenste situaties ontstaan, waarbij voor een perceel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt verleend en later bijvoorbeeld een horecavergunning of een vergunning voor de exploitatie van een seksinrichtingen vanwege Bibob-toets moet worden geweigerd, wordt nu ook overgegaan tot implementatie van de Wet Bibob voor omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen.

Bij vergunningsaanvragen

Het college past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidslijn daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot de omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen op grond van artikel 2.1 onder a, 2.20, 2.25 en 5.19 van de Wabo.

 

De Wet Bibob zal bij omgevingsvergunningen betreffende de activiteit ‘bouwen’ ingezet worden indien het bouwwerk bedrijfsmatig geëxploiteerd of verhandeld gaat worden, in de volgende situaties:

  • a.

    Bouwactiviteiten met een aanneemsom van € 25.000,- (excl. BTW) en hoger ten behoeve van de branches horeca, seksinrichtingen en escortbedrijven, speelautomatenhallen en growshops;

  • b.

    Als een voorafgaande aanvraag werd geweigerd wegens het weigeren om een Bibob-vragenformulier en/of daarbij behorende bijlagen in te leveren of die aanvraag buiten behandeling werd gesteld wegens het niet volledig inleveren van in het kader van het Bibob-onderzoek gevraagde documenten;

  • c.

    De Wet Bibob wordt eveneens toegepast in de gevallen waarin de Officier van Justitie op basis van artikel 26 van de Wet Bibob wijst op de wenselijkheid een advies van het bureau aan te vragen.

Bijzondere situaties

Behalve op de bovengenoemde categorieën, past het college de wet ook toe:

  • a.

    Ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • b.

    Bij aanvragen, niet vallende onder de hiervoor omschreven gevallen kan het bestuursorgaan geografische gebieden en/of branches benoemen. Het bestuursorgaan bepaalt alsdan de criteria.

Uitzonderingen

Er zijn gevallen waar het niet nodig is een Bibob-toets uit te (laten) voeren. In afwijking van het hiervoor geformuleerde beleidsuitgangspunt wordt in de volgende gevallen geen Bibob-toets gedaan:

  • a.

    Bij aanvragen van bestuursorganen;

  • b.

    Bij aanvragen van semioverheidsinstanties;

  • c.

    Bij aanvragen van toegelaten woning(bouw)corporaties;

  • d.

    Bij aanvragen die door een overheidsorgaan gesubsidieerd worden;

  • e.

    Wanneer een vorige vergunningaanvraag niet ouder is dan 1 jaar en het opnieuw vragen van informatie geen nieuwe informatie zal opleveren en de eerder verkregen informatie geen aanleiding gaf om verder gebruik te maken van de mogelijkheden die de Wet Bibob biedt;

  • f.

    Indien maximaal 1 jaar voor indiening van de aanvraag reeds in verband met een eerdere aanvraag advies is gevraagd aan LBB.

Ultimum remedium

Een Bibob onderzoek kan diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Daarom moet de afweging om over te gaan tot zo’n onderzoek weloverwogen en met in achtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Het Bibob-instrument is een aanvulling op de al bestaande mogelijkheden om een beschikking te weigeren of in te trekken.

Van deze aanvullende mogelijkheid dient op grond van de proportionaliteit in beginsel dan ook uitsluitend gebruik te worden gemaakt, als een beschikking niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken.

3 Procedure

Soorten aanvragen

Vanwege de uniformiteit wordt voor wat betreft soorten aanvragen aangehaakt bij onze reeds bestaande beleidslijn BIBOB Horeca, seksinrichtingen en speelautomatenhallen (07.000588/OK).

Zoals bij bovenstaande beleidslijn worden er twee soorten aanvraagformulieren onderscheiden. Een “algemeen” aanvraagformulier (bijlage 1) en een “uitgebreid” aanvraagformulier (bijlage 2).

In het algemeen kan gesteld worden dat de beoordeling van de “algemene aanvraag” al een quick scan geeft op de situatie. Aan de hand daarvan is al een duidelijk beeld ontstaan voor het nemen van een juiste beslissing op de aanvraag.

 

In de gemeente Brummen worden dus bij de Bibob-toetsing drie stadia onderscheiden:

  • 1.

    Algemene aanvraag

  • 2.

    Uitgebreide aanvraag

  • 3.

    Adviesaanvraag LBB

Algemene aanvraag

Een algemeen aanvraag is een globaal, maar wel serieus onderzoek van de gegeven antwoorden op de gestelde vragen en de ingeleverde stukken bij de aanvraag om de vergunning. Als daaruit iets opvallends naar voren komt of als de gegeven antwoorden en stukken extra vragen oproepen, dan zullen de ingeleverde stukken nauwkeuriger geanalyseerd worden en wordt de aanvrager uitgenodigd om op de onduidelijkheden een toelichting te geven. In dat verband kunnen eventueel extra documenten, bewijsstukken of informatie gevraagd worden.

Aan de hand van het algemene vragenformulier wordt de aanvrager bij elke vergunningaanvraag, zoals hierboven genoemd, verzocht om diverse gegevens aan te leveren. In ieder geval zijn, op grond van artikel 30 van de Wet Bibob, de volgende vragen opgenomen in het bij dit beleid behorende vragenformulier.

  • a.

    De naam, het adres en de woonplaats of plaats van vestiging van de aanvraag of gegadigde;

  • b.

    De naam, het adres en de woonplaats van de persoon die het formulier namens de aanvrager of gegadigde invult;

  • c.

    Het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

  • d.

    De rechtsvorm van de aanvrager of gegadigde;

  • e.

    De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager of gegadigde gebruik maakt of heeft gemaakt;

  • f.

    De natuurlijke personen of rechtspersonen die, voor zover van toepassing:

    • -

      direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;

    • -

      direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;

    • -

      direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;

    • -

      onderaannemer van betrokkene zijn;

  • g.

    De wijze van financiering

Daarnaast worden de aanvragers bij elke aanvraag waar de Wet Bibob van toepassing is gescreend bij politie en justitie.

Uitgebreide aanvraag

Als er naar aanleiding van de antwoorden van het algemene vragenformulier en de ingeleverde stukken blijkt dat er nog onduidelijkheden zijn over genoemde indicatoren wordt, via de in de volgende paragraaf aangegeven toetsingsprocedure, besloten om de aanvrager een uitgebreid aanvraagformulier voor te leggen.

Algemene toetsingsprocedure nieuwe vergunningaanvragen

Het bevoegd bestuursorgaan volgt voor de toetsing van nieuwe vergunningaanvragen de volgende procedure:

  • 1.

    Indien de aanvrager weigert medewerking te verlenen bij het overleggen van de gevraagde gegevens zal hij nadrukkelijk worden uitgenodigd alsnog de benodigde gegevens te overleggen. Als dan blijkt dat onvoldoende medewerking wordt verleend kan dit grond zijn voor de weigering van de vergunning op grond van de Wet Bibob of wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten

  • 2.

    Als naar aanleiding van de antwoorden op de algemene vragenlijst en op basis van de ingediende bescheiden nog vraagtekens zijn (b.v. vanwege de uitkomst van de interne checklist), wordt de aanvrager verzocht om een uitgebreid vragenformulier in te dienen;

  • 3.

    Bij personen die betrokken zijn geweest bij sluiting van een pand op grond van artikel 174a Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet, wordt direct een uitgebreid vragenformulier gevraagd;

  • 4.

    Als er na het uitgebreide vragenformulier nog vragen blijven bestaan, wordt advies gevraagd bij het LBB;

  • 5.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert een advies aan het landelijk LBB te vragen is sprake van een zwaarwegend feit en wordt een verzoek om advies aan het LBB gericht. Alvorens hiertoe over te gaan zal met het LBB overleg plaatsvinden omtrent de wenselijkheid van het laten invullen van een uitgebreid aanvraagformulier door de aanvrager en de gewenste aanvullende gegevens;

  • 6.

    In gevallen waarin de mutatiefrequentie voor een bepaald pand of in een bepaald gebied hoog is, of indien informatie van derden daartoe aanleiding geeft, wordt bij elke vergunningaanvraag een uitgebreid vragenformulier toegepast.

Toetsingsprocedure reeds verleende vergunningen

Het bevoegde orgaan hanteert de volgende procedure voor de toetsing van de reeds verleende vergunningen (intrekken vergunning):

  • 1.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert om een advies aan het LBB te vragen is sprake van een zwaarwegend feit en wordt een verzoek om advies aan het LBB gericht. Alvorens hiertoe over te gaan zal met het LBB overleg plaatsvinden omtrent de wenselijkheid van een uitgebreide toets door de gemeente en de gewenste aanvullende gegevens;

  • 2.

    In gevallen waarin de mutatiefrequentie voor een bepaald pand of in een bepaald gebied hoog is, of indien informatie van derden daartoe aanleiding geeft, wordt een uitgebreide toets uitgevoerd. De vergunninghouder zal dan worden verzocht aanvullende gegevens te verstrekken en (alsnog) de uitgebreide vragenlijst in te vullen.

  • 3.

    Indien de vergunninghouder weigert medewerking te verlenen bij het overleggen van de gevraagde gegevens c.q. de vragenlijst weigert in te vullen zal hij nadrukkelijk worden uitgenodigd alsnog de benodigde gegevens te overleggen en de vragenlijst in te vullen. Als dan blijkt dat onvoldoende medewerking wordt verleend kan dit grond zijn voor de intrekking van de vergunning krachtens artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 4.

    Als een aanvraag voor een nieuwe vergunning zonder een acceptabele reden werd ingetrokken, nadat het bevoegd bestuursorgaan had aangegeven een advies aan LBB te zullen vragen en daarna wordt de inrichting op basis van de al verleende vergunning verder gedreven;

 

Als hulpmiddel voor bovenstaande procedure kan gebruik worden gemaakt van de interne checklist met beleidsindicatoren (bijlage 3). De indicatoren zijn onderverdeeld in de categorieën bedrijfsstructuur, de financiering, de omstandigheden in de persoon van de aanvrager en algemeen geldende en beleidsindicatoren.

Advies Bureau Bibob

Als na de uitgebreide aanvraag nog vragen bestaan, kan een aanvraag aan het LBB worden voorgelegd voor een advies. Bij het vragen van een Bibob advies wordt de aanvrager daarover geïnformeerd (art 32 uit de wet Bibob). Daarbij wordt hij onder andere gewezen op het opschorten van de beslistermijn van de aanvraag.

 

Het bestuursorgaan motiveert de uiteindelijke beschikking met elementen uit het Bibob-advies voor zover nodig voor de motivatie van die beschikking. Het bestuursorgaan kan het advies ook naast zich neerleggen als er andere belangen spelen. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid.

Overigens dient bij een voorgenomen negatieve beschikking de aanvrager in de gelegenheid gesteld te worden zijn eventuele zienswijzen kenbaar te maken. Hij mag het advies inzien. Derden mogen het advies inzien voor zover het informatie betreft die op hen betrekking heeft.

 

De beslissing van een bestuursorgaan om een Bibob-advies aan te vragen is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen kan geen bezwaar worden gemaakt, maar tegen de uiteindelijke beslissing op de vergunningaanvraag van het bestuursorgaan wel. In verband daarmee is het Bibob advies in te zien door de aanvrager/houder van de vergunning.

Het Bibob advies valt in beginsel onder het verstrekkingsregime van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB). Op grond van artikel 10 van de WOB zal echter het openbaar maken van het advies aan derden achterwege blijven.

Besluiten

Als het bevoegd bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob of naar aanleiding van een ontvangen advies van het LBB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen, dat een ernstig gevaar bestaat, dat zich een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob voordoet, dan wordt de vergunning geweigerd of ingetrokken.

In het geval dat uit het Bibob-onderzoek blijkt, dat er sprake is van een 'mindere mate' van dat gevaar, kan het bevoegd bestuursorgaan positief beschikken, maar tevens aan de vergunning aanvullende voorwaarden verbinden (bijvoorbeeld de verplichting om periodiek de boekhouding te overleggen, om te kunnen controleren of er inderdaad geen sprake is van een situatie bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob).

Het bevoegd bestuursorgaan kan echter ook bij een 'mindere mate' van gevaar besluiten de vergunning te weigeren of een verleende vergunning in te trekken, als dat gevaar niet geweerd kan worden door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering of intrekking niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

 

Als het onderzoek heeft opgeleverd, dat er geen gevaar bestaat, wordt de vergunning verleend of wordt een bestaande vergunning niet ingetrokken.

 

Een weigering om het Bibob-vragenformulier volledig in te vullen of aanvullende gegevens te verstrekken, wordt opgevat als een ernstig gevaar. Als het een aanvraag om een vergunning betreft, zal de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gelaten. Indien het om een al verleende vergunning gaat, zal de vergunning op grond van artikel 4 van de Wet Bibob worden ingetrokken.

4 Slot- en inwerkingtredingbepaling

Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op de dag na publicatie en kan worden aangehaald als “Beleidslijn Wet Bibob omgevingsvergunningen voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk’ gemeente Brummen”.

 

Deze beleidslijn is op 5 maart 2013 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen,

de secretaris, drs. E.V. Schmitz

de burgemeester, N.E. Joosten bc.

Bijlage 1 Algemeen vragenformulier

algemeen vragenformulier

Bijlage 2 Uitgebreid vragenformulier

uitgebreid vragenformulier rechtspersonen

uitgebreid vragenformulier natuurlijke personen

Bijlage 3 Interne checklist met beleidsindicatoren

[Klik hier om het document te downloaden]

checklist algemeen vragenformulier