Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie 2013

Geldend van 01-05-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie 2013

De raad van de gemeente Aalten;

gezien het voorstel van de Werkgroep Rekenkamercommissie AOGW;

gelet op de bij besluit van heden vastgestelde 'Samenwerkingsovereenkomst 2013 inzake de instelling en instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Aalten, Oost Gelre en Winterswijk';

gelet op het bepaalde in de artikelen 81oa, 182, 184a en 185 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de

Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie 2013.

Begripsbepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Gemeentewet;

  • b.

    commissie: de door de raad bij deze verordening ingestelde rekenkamercommissie belast met de uitoefening van de rekenkamerfunctie als bedoeld in de wet;

  • c.

    werkgroep: groep raadsleden van de gemeenten Aalten, Oost Gelre en Winterswijk die als intermediair functioneert tussen raad en commissie en eerste aanspreekpunt is voor de commissie;

  • d.

    samenwerkingsovereenkomst: de bij raadsbesluit d.d. 19 maart 2013, nr. III-pm vastgestelde ‘Samenwerkingsovereenkomst 2013 inzake de instelling en instandhouding van een gemeentelijke rekenkamercommissie met een personele unie voor de gemeenten Aalten, Oost Gelre en Winterswijk’.

De commissie

Artikel 2

Er is een rekenkamercommissie, die bestaat uit één lid.

Artikel 3

  • 1. De raad benoemt het commissielid op voorstel van de werkgroep.

  • 2. De raad benoemt op voorstel van de werkgroep ook een plaatsvervangend commissielid.

  • 3. Benoeming vindt plaats voor een periode van twee jaar.

  • 4. Bij het voorstel aan de raad tot benoeming van het (plaatsvervangend) commissielid voegt de werkgroep:

    • a.

      de mededeling dat het voorgedragen (plaatsvervangend) lid de benoeming zal aanvaarden;

    • b.

      een overzicht van (neven)functies van het voorgedragen (plaatsvervangend) lid.

Artikel 4

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 81oa, derde lid van de wet is een (plaatsvervangend) lid van de commissie niet ook:

    • a.

      lid van de raad of lid van een door de raad ingestelde commissie;

    • b.

      medewerker of bestuurslid van een instelling met een financiële band met de gemeente.

  • 2. De artikelen 81g en 81h van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op het (plaatsvervangend) lid van de commissie.

  • 3. Een (plaatsvervangend) lid van de commissie stuurt steeds een actuele lijst met nevenfuncties naar de raad.

Artikel 5

Een (plaatsvervangend) lid van de commissie kan door de raad uit zijn functie ontslagen worden of op non-actief gesteld:

  • a.

    op eigen verzoek;

  • b.

    als het lid een functie aanvaardt bedoeld in lid 2 van dit artikel of in artikel 81f van de wet;

  • c.

    als de rechter het lid veroordeelt voor een misdrijf of een maatregel oplegt tot vrijheidsbeneming;

  • d.

    als de rechter het lid onder curatele stelt, failliet verklaart, surseance van betaling verleent of vanwege schulden gijzelt;

  • e.

    als het lid naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen;

  • f.

    als het lid door ziekte, gebreken of ongeschiktheid niet in staat is zijn functie naar behoren te vervullen.

Onderwerpselectie

Artikel 6

  • 1. Jaarlijks vóór 1 mei stuurt de commissie – na overleg met de werkgroep – aan de raad een voorstel met onderwerpen die mogelijk voor onderzoek in aanmerking komen.

  • 2. Als de raad dat wenst, licht de commissie het voorstel mondeling toe in de betreffende raadscommissie.

  • 3. De te onderzoeken onderwerpen sluiten zo veel mogelijk aan bij de voorkeuren van de deelnemende gemeenteraden.

  • 4. De raad kan zijn gevoelens over de in het voorstel genoemde onderwerpen kenbaar maken en suggesties toevoegen binnen twee maanden na ontvangst van het voorstel.

  • 5. De commissie bepaalt vervolgens zo spoedig mogelijk beargumenteerd de definitieve onderwerpen die ze gaat onderzoeken. De commissie omschrijft of en zo ja in welke mate de in lid 4 bedoelde gevoelens en suggesties van de raad aanleiding hebben gegeven het voorstel te wijzigen.

  • 6. De commissie informeert de raad – via de werkgroep – over de definitieve onderzoeksonderwerpen.

  • 7. De raad kan de commissie vragen een extra onderzoek uit te voeren. De commissie bericht de raad binnen een maand in hoeverre zij aan dat verzoek voldoet. Als de commissie niet aan het verzoek voldoet, zal zij daarvoor goede redenen aanvoeren. Over extra onderzoeken maken commissie en raad aparte afspraken.

  • 8. De commissie kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de door haarzelf bepaalde onderzoeksonderwerpen.

Verantwoordelijkheden, bevoegdheden, werkwijze

Artikel 7

  • 1. De commissie zorgt er voor dat onderzoeken en rapporten objectief, onderbouwd, consistent, bruikbaar, onafhankelijk, doelmatig en controleerbaar zijn. In een onderzoeksprotocol omschrijft de commissie hiervoor kwaliteitscriteria.

  • 2. De commissie zorgt er voor dat onderzoeken en rapporten tot stand komen volgens een zorgvuldige werkwijze. In een onderzoeksprotocol omschrijft de commissie haar werkwijze.

  • 3. De commissie kan onderzoek uitvoeren in de vorm van regulier onderzoek, quick scan, controle-onderzoek of onderzoek met behulp van beschikbaar onderzoeksmateriaal.

  • 4. De commissie zorgt er voor dat rapporten begrijpelijk en toegankelijk zijn.

Artikel 8

  • 1. De commissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 2. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

  • 3. De commissie is bevoegd bij alle leden van de bestuursorganen van de gemeente en bij alle bij die bestuursorganen in dienst zijnde medewerkers mondeling en schriftelijk inlichtingen in te winnen nodig voor het onderzoek. De leden van het gemeentebestuur en de medewerkers zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen een door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 4. De commissie heeft de bevoegdheden genoemd in artikel 184 van de wet.

  • 5. De commissie is bevoegd onderzoeksmedewerkers en externe deskundigen in te huren.

Artikel 9

  • 1. De commissie geeft betrokkenen bij een onderzoek gelegenheid binnen een door haar te stellen termijn van minimaal twee weken hun zienswijze te geven over een concept onderzoeksrapport. De commissie bepaalt wie betrokkenen zijn.

  • 2. De commissie zendt een definitief onderzoeksrapport en de conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen naar de raad en een kopie naar de werkgroep en het college.

Artikel 10

De commissie overlegt minimaal vier keer per jaar met de werkgroep over de uitvoering van haar taken. Bij dat overleg bespreken commissie en werkgroep ook:

  • a.

    de keuze van de onderzoeksonderwerpen;

  • b.

    de kwaliteit van de onderzoeken en rapporten;

  • c.

    de communicatie tussen raad, werkgroep en commissie.

Financiën

Artikel 11

  • 1. Voor de uitvoering van haar taken heeft de commissie jaarlijks een door de raad in de gemeentebegroting beschikbaar gesteld budget beschikbaar ter hoogte van het in de samenwerkingsovereenkomst overeengekomen bedrag .

  • 2. Ten laste van het budget komen alle vergoedingen en overige kosten nodig voor de uitvoering van de taken van de commissie.

  • 3. Een eventueel overschot na afloop van de benoemingsperiode van de commissie van twee jaar vloeit terug in de algemene middelen.

  • 4. De commissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording schuldig aan de raad. In het op grond van artikel 185, lid 3 van de wet uit te brengen jaarverslag, rapporteert de commissie over de besteding van het budget.

Inwerkingtreding

Artikel 12

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2013.

  • 2. Met ingang van diezelfde datum wordt de ‘Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie 2010’ ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 19 maart 2013
De griffier, M.A.J.B. Fiering
De voorzitter, G. Berghoef