Parkeerverordening Pijnacker-Nootdorp

Geldend van 30-12-2011 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening Pijnacker-Nootdorp

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

  • h.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • j.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • k.

    aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;

  • l.

    deelnemer: een natuurlijke persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodate;

  • m.

    standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    In ieder geval kunnen de volgende vergunningen (A t/m C) worden verleend aan bewoners en bedrijven die staan ingeschreven op een adres binnen een zone waar het belanghebbendenparkeren van kracht is, of waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn:

    • a.

      Bewonersvergunning op kenteken (A-vergunning)

    • een vergunning ten behoeve van een bewoner, als eigenaar of houder van een motorvoertuig.

    • b.

      Zakelijke vergunning op kenteken/bedrijfsnaam (B-vergunning)

    • een vergunning ten behoeve van een bedrijf, waarbij door het bedrijf wordt aantoont dat het in het belang van de bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in een conform artikel 2, door het college, aangewezen vergunningengebied een motorvoertuig te parkeren.

    • c.

      Bezoekersvergunning (C-vergunning)

    • een vergunning, in de vorm van een kraskaart, ten behoeve van een bezoeker van een bewoner/bedrijf om in een conform artikel 2, door het college, aangewezen vergunningengebied een motorvoertuig te parkeren. De kraskaart is maximaal vijf uur geldig .

    • en

      overigens:

    • d.

      Autodatevergunning (D-vergunning)

    • een vergunning ten behoeve van een eigenaar of een houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de standplaats is gelegen in een conform artikel 2, door het college aangewezen vergunningengebied..

    • e.

      Tijdelijke vergunning (E-vergunning)

    • een vergunning ten behoeve van noodzakelijk langdurig verblijf binnen de vergunningzone, bij voorbeeld voor onderhoudswerkzaamheden.

  • 3.

    Voor de afgifte van de vergunningen worden de Beleidsregels Parkeervergunningen gehanteerd.

  • 4.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor een aanbieder kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4

  • 1.

    Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 4 weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 5

  • 1.

    Per door het college conform het bepaalde in artikel, 2 aangewezen vergunninggebied wordt het aantal verstrekte parkeervergunningen in beginsel gemaximaliseerd op 120% van het aantal beschikbare parkeerplaatsen

  • 2.

    Het college kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, per gebied een ander maximaal percentage vaststellen, waarbij zij ondermeer rekening houdt met specifieke gebiedsafhankelijke factoren.

Artikel 6

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste 1 jaar verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 7

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 8

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 9

  • 1.

    Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2.

    Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

  • 3.

    Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 4.

    Het in het tweede lid vervatte verbod is niet van toepassing op parkeerapparatuurplaatsen waar op grond van de Verordening Parkeerbelastingen Pijnacker-Nootdorp naheffingsaanslagen worden opgelegd wegens het niet betalen van het verschuldigde parkeergeld

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 10

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 11

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de Regiopolitie Haaglanden.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 13

Deze verordening kan worden aangehaald als: 'Parkeerverordening Pijnacker-Nootdorp'.

Artikel 14

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking zes weken na de datum van bekendmaking.

  • 2.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Pijnacker worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening en blijven geldig tot 1 januari 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2003.
De griffier, De voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Vergunningen voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen worden uitgegeven op basis van de Parkeerverordening. Het aanwijzen van de plaatsen waar met een dergelijke vergunning geparkeerd kan worden dient daarom bij of krachtens deze verordening te gebeuren. Los daarvan staat het heffen van rechten voor het uitgeven van de vergunning. Dit gebeurt op basis van de Legesverordening.

Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid bij burgemeester en wethouders neergelegd.

Artikel 3

Door in de parkeerverordening te verwijzen naar categorieën (vergunningen A t/m E) en deze met een onderbord ook bij de parkeerplaats zelf te vermelden, is het de betrokken vergunninghouders ook bekend waar zij kunnen parkeren. Voor een uitgebreider behandeling van de parkeerbebording verwijzen wij naar de CROW-uitgave ‘Richtlijn parkeerbebording’ (publicatie 134, 1999).

In het eerste lid wordt duidelijk gemaakt dat vergunningen kunnen worden afgegeven voor het parkeren op parkeerplaatsen voor belanghebbenden of met parkeerapparatuur. In het tweede lid worden de verschillende groepen omschreven. Door de woorden ‘in ieder geval’ wordt aangegeven dat de opsomming van categorieën (vergunningen A t/m E) (rechts)personen die in aanmerking komen voor een vergunning niet limitatief bedoeld is.

Aanwijzing van weggedeelten voor vergunningparkeren is alleen mogelijk in gebieden waar parkeerdruk is. De vergunningen voor autodate moeten echter ook kunnen worden verleend in gebieden waar geen parkeerdruk is. Daarvoor is wel nodig dat de parkeerverordening, bijvoorbeeld in de toelichting maar zeker ook in relevante bepalingen, een bredere grondslag krijgt. Het motief van deze parkeerverordening is parkeerregulering.

De parkeerverordening kan echter ook voorschriften bevatten met het oog op het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer (zie artikel 2, tweede lid Wegenverkeerswet).

Vergunningen ten behoeve van particuliere autodate kunnen worden verleend aan natuurlijke personen of aan een maatschap. De Stichting voor Gedeeld Autogebruik verstrekt op aanvraag een standaard-maatschapovereenkomst voor particuliere autodate.

Op grond van het derde lid kunnen met het oog op een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte aan de vergunning zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

Vergunningen kunnen ook worden verleend voor bepaalde zones, om te voorkomen dat vergunninghouders overal elders in de gemeente gratis kunnen parkeren. Dit is ook voor autodate van groot belang. Het motief van de goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte laat niet toe dat er zones van 1 parkeerplaats worden aangewezen. Immers, van een verdeling van parkeerplaatsen is dan nauwelijks sprake. Het reserveren van een parkeerplaats ten behoeve van 1 motorvoertuig kan wel worden beargumenteerd vanuit het motief van ‘het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer’ (Wegenverkeerswet, artikel 2, tweede lid). Aanwijzing van 1 parkeerplaats als gebied voor gefiscaliseerd betaald parkeren is niet mogelijk.

Autodate levert een bijdrage aan selectiever autogebruik, en daarmee aan het reduceren van de groei van de automobiliteit, één van de doelstellingen van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV II) en het derde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP III). Het reserveren van een parkeerplaats in een gebied zonder parkeerdruk is nodig om autodate als werkbaar alternatief voor de eigen auto te kunnen aanbieden. Aangezien de date-auto’s niet (per se) als zodanig te herkennen zijn, zou de deelnemer indien er geen parkeerplaats gereserveerd is, de date-auto moeilijk kunnen traceren. Het welslagen van autodatesystemen is in grote mate afhankelijk van de mate waarin de aanbieder een dienst kan aanbieden die hetzelfde gebruikersgemak kent als ‘de (eigen) auto voor de deur’.

Artikel 4

De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen op een aanvraag voor een vergunning. Om op dit punt voor de aanvrager duidelijkheid te verschaffen, zijn de termijnen in de verordening zelf opgenomen.

Artikel 5

Geen enkele vergunning wordt uitgegeven met plaatsgarantie. Hierop is zowel het uitgiftebeleid als het tarief gebaseerd. Omdat dit in de praktijk nogal tot onduidelijkheden leidt, is dit artikel opgenomen waarin een maximum genoemd wordt over het aantal uit te geven vergunningen tegenover het aantal beschikbare parkeerplaatsen.

Artikel 6

Tweede lid

Om de controle op de naleving van het vergunningparkeren efficiënt te laten verlopen, moet zo min mogelijk informatie op de vergunning worden vermeld. Een overmaat aan informatie bemoeilijkt de waarneming voor de controleurs (veel lezen, kleine letters et cetera). Wanneer er toch behoefte bestaat aan meer informatie, zou deze op de achterzijde van de vergunning vermeld kunnen worden. Ook is het denkbaar de vergunning vouwbaar uit te voeren of een bijlage te verstrekken. Om fraude te bemoeilijken (het maken van bij voorbeeld een fotokopie) is het denkbaar de vergunning in meer kleuren uit te voeren. In dat geval moet gelet worden op de kleurechtheid van de inkt en/of het papier.

De onder a, b, en e opgenomen gegevens zijn in ieder geval noodzakelijk om te kunnen controleren. De onder c vermelde gegevens zijn, evenals andere informatie, voor de handhaving niet strikt noodzakelijk.

Artikel 7

In de aanhef van dit artikel wordt gesproken over ‘kunnen intrekken’. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van burgemeester en wethouders staat of een vergunning daadwerkelijk wordt ingetrokken wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken.

Artikel 8

Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen (voertuigen), op parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert de normale gang van zaken op de genoemde plaatsen en doorkruist daarmee de beoogde regulering. Het gaat hier om gedragingen die zich niet lenen voor fiscalisering. Deze verbodsbepaling moet dan ook, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan, in de verordening worden opgenomen. Een uitzondering is gemaakt voor caravans, voor zover deze niet langer dan op drie achtereenvolgende dagen zonder vergunning op een belanghebbendenplaats worden geparkeerd.

Derde lid

Het lijkt voor een goede gang van zaken op parkeerapparatuurplaatsen niet gewenst om ontheffing te kunnen verlenen van het in het tweede lid neergelegde verbod. De mogelijkheid daartoe is daarom ook niet opgenomen

Artikel 9

Ook dit artikel bevat enkele verbodsbepalingen voor gedragingen die niet gefiscaliseerd kunnen worden. Deze bepalingen moeten, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan of niet, in de verordening opgenomen worden.

Wanneer de parkeertijd, waarvoor een bestuurder heeft betaald, is verstreken moet hij (opnieuw) aangifte doen. Als hij niet aan die verplichting voldoet, wordt hem, in geval van constatering, een naheffingsaanslag opgelegd.

Artikel 10

De fiscale aanpak van het niet betalen van het parkeergeld is, gelet op artikel 225 en 234 van de Gemeentewet, alleen mogelijk bij parkeerapparatuur, en niet op belanghebbendenplaatsen. Daarom moet in de verordening een strafbepaling opgenomen worden. Voor het parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur zonder (geldige) vergunning is geen strafbaarstelling nodig. Op die plaatsen kan immers wel het fiscale regime gehanteerd worden. Een uitzondering is gemaakt voor kampeerwagens, voor zover deze niet langer dan op drie achtereenvolgende dagen op een belanghebbendenplaats worden geparkeerd.

Artikel 11

Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de eerste of tweede categorie kunnen stellen. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld.

Gezien de ernst van een parkeerovertreding lijkt het minder gewenst om daarop een geldboete van de tweede categorie te stellen. Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen daarvan in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.

Artikel 12

Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, zo volgt uit artikel 5:11 Awb. Deze personen kunnen (deels) categoraal en (deels) individueel worden aangewezen. Voor een uitgebreide toelichting op deze bepalingen verwijzen wij naar toelichting op artikel 6.1a in de model Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de VNG.