Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gouda houdende regels omtrent subsidie (Algemene subsidieverordening Gouda 2003)

Geldend van 21-10-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gouda houdende regels omtrent subsidie (Algemene subsidieverordening Gouda 2003)

de raad van de gemeente gouda

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 augustus 2011, 699900

Gelet op artikel 4:23 ,eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende Algemene Subsidieverordening Gouda 2003.

hoofdstuk 1 – inleidende bepalingen

artikel 1 begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    b. instelling: organisatie die zich ten doel stelt het behartigen van een of meer belangen waarvan het gemeentebestuur de ideële en/of materiële waarde erkent;

    c. exploitatiesubsidie: subsidie die wordt verstrekt op grondslag van het exploitatietekort van een instelling;

    d. activiteitensubsidie: subsidie die wordt verstrekt in de kosten van een of meer benoemde activiteiten van een instelling;

    e. productsubsidie: subsidie die wordt verstrekt op basis van genormeerde kostprijzen voor benoemde producteenheden van een instelling;

    f. investeringssubsidie: subsidie in de kosten van aankoop, stichting, of verbouwing van een accommodatie of in de kosten van aanschaf van materiële benodigdheden;

    g. product: een concreet en meetbaar voortbrengsel van het handelen van een instelling;

    h. producteenheid: eenheid van een product waarvoor een bepaald bedrag aan subsidie wordt verstrekt;

    i. egalisatiereserve: de reserve bedoeld in artikel 4:72 van de Awb;

    j. per boekjaar verstrekte subsidie: subsidie waarop afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is.

    k. social return on investment: het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen in inkoop-, aanbestedings- en subsidieverleningstrajecten zodat de subsidieontvanger een bijdrage levert aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van:

    - Het bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie;

    - Het bevorderen van maatschappelijke participatie. De concrete invulling hiervan gebeurt in dit verband aan de hand van een expliciete koppeling van kansarme, kwetsbare en niet actieve burgers en activiteiten op de terreinen waarop deze verordening van toepassing is.

artikel 2 reikwijdte van de verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op subsidies die worden verstrekt krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, alsmede op andere subsidies op terreinen van zorg, onderwijs, cultuur, toerisme, recreatie, sport en energie, klimaat, groen en milieu, indien en voor zover daarvoor geen andere gemeentelijke subsidieverordening of een door de gemeente uit te voeren bekostigingsregeling van een hogere overheid van kracht is.

  • 2. Op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing. Deze subsidies kunnen ingevolge artikel 4:67 Awb zowel voor één als voor een bepaald aantal boekjaren worden verleend,mits voor het gekozen subsidietijdvak (meerjarige) beleidskaders zijn vastgesteld.

artikel 3 rechtspersoonlijkheid

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. In bijzondere gevallen kan subsidie worden verstrekt aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid en aan natuurlijke personen.

artikel 4 bevoegd bestuursorgaan

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn binnen de kaders van de door de gemeenteraad vastgestelde programmabegroting belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in het nemen van besluiten over subsidieaanvragen, het aangaan van subsidieovereenkomsten, het nemen van verdagingsbesluiten en van besluiten over het bevoorschotten, wijzigen, intrekken, terugvorderen en/of beëindigen van subsidies.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen in voorkomende gevallen of toepassing wordt gegeven aan artikel 4:24 van de Awb.

artikel 5 nadere regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in een uitvoeringsbesluit nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

artikel 6 toezichthouders

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die aan een subsidieontvanger zijn opgelegd. Een toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Awb.

  • 2. Een door burgemeester en wethouders aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot review op de verrichte werkzaamheden van de accountant van de instelling. De instelling draagt er zorg voor dat haar accountant hiermee instemt.

artikel 7 subsidieregeling voor specifieke activiteiten

  • 1. Indien voor het subsidiëren van specifieke activiteiten een budget beschikbaar is, kunnen burgemeester en wethouders voor het verstrekken van subsidie uit dat budget een subsidieregeling vaststellen.

    In zo’n subsidieregeling wordt aangegeven:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

    • b.

      welke toekenningscriteria van toepassing zijn;

    • c.

      de wijze waarop het bedrag dat voor de uitvoering van de subsidieregeling beschikbaar is, wordt verdeeld.

hoofdstuk 2 – de subsidieaanvraag

artikel 8 algemene bepalingen

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen regels vast over de uiterlijke indieningstermijn van een subsidieaanvraag en de hierbij in te dienen bescheiden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen voor de bij de subsidieaanvraag in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

  • 3. Burgemeester en wethouders zenden de aanvrager per omgaande een bericht van ontvangst van de subsidieaanvraag onder vermelding van de vermoedelijke afdoeningstermijn en de bij de afdoening te volgen procedure.

hoofdstuk 3 – de subsidieverlening

artikel 9 inhoud van de beschikking tot subsidieverlening

De beschikking tot subsidieverlening bevat in ieder geval:

  • a.

    bij een aanvraag om een exploitatie-, activiteiten- of productsubsidie:

    • -

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, zoveel mogelijk gespecificeerd naar aard, omvang, intensiteit en doelgroep;

    • -

      het tijdvak waarvoor de subsidieverlening geldt;

  • b.

    bij een aanvraag om een investeringssubsidie:

    • -

      een omschrijving van de investering waarvoor de subsidie wordt verleend;

  • c.

    het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

  • d.

    de voorwaarden en verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn verbonden;

  • e.

    indien van toepassing: een begrotingsvoorbehoud zoals bedoeld in artikel 4:34 van de Awb;

  • f.

    de data vóór welke en de wijze waarop de voor de subsidievaststelling of tussentijdse rapportages benodigde bescheiden dienen te worden overgelegd;

  • g.

    indien artikel 31 wordt toegepast: de wijze waarop voorschotten op de subsidie worden verstrekt;

  • h.

    een vermelding van de wijze waarop bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

artikel 10 bekendmaking

Burgemeester en wethouders stellen regels vast over de termijnen van bekendmaking van het besluit over een subsidieaanvraag en maken dit besluit schriftelijk aan de aanvrager bekend.

artikel 11 weigeringsgronden

Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie naast de in artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen weigeren indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente Gouda of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan ingezetenen van de gemeente Gouda;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden aan het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Gouda;

  • f.

    de instelling niet voldoet aan de wet- en regelgeving die op haar van toepassing is;

  • g.

    een doublure ontstaat met activiteiten van een rechtspersoon waaraan het gemeentebestuur al subsidie verstrekt.

hoofdstuk 4 – verplichtingen van de subsidieontvanger

artikel 12 verplichtingen die strekken tot verwezenlijkingvan het doel van de subsidie

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger naast de in artikel 4:37 van de Awb genoemde verplichtingen ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze andere verplichtingen kunnen in ieder geval worden opgelegd met betrekking tot:

  • a.

    het aantal deelnemers aan de activiteiten;

  • b.

    het aantal uren dat een accommodatie voor gebruikers is opengesteld, alsmede de periodes van vakantiesluiting;

  • c.

    het bij voorrang richten van de activiteiten op bepaalde categorieën van de bevolking;

  • d.

    de hoogte van de financiële bijdrage die de instelling van haar gebruikers, deelnemers of leden verlangt;

  • e.

    andere elementen die van belang worden geacht voor het waarborgen van een voldoende kwaliteit, doelmatigheid dan wel doeltreffendheid van de activiteiten of voor een doelmatige dan wel doeltreffende uitvoering van het gemeentelijk beleid op grond waarvan de subsidie wordt verstrekt.

artikel 13 ministernorm

  • 1. De subsidieontvanger, waarop de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing is, is verplicht om de inkomensgrens, zoals bedoeld in deze wet, als bezoldigingsmaximum in acht te nemen. Indien voor een sector een hoger bezoldigingsmaximum is afgesproken tussen de sector en de minister, dan geldt dit maximum.

  • 2. Indien de subsidieontvanger de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft.

  • 3. Dit artikel is van toepassing op alle subsidieaanvragen die betrekking hebben op 2014 en volgende jaren.

artikel 14 social return on investment

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger bij de subsidieverstrekking verplichtingen opleggen ten aanzien van social return on investment.

artikel 15 toegankelijkheid voor mensen met een beperking

De instelling streeft ernaar dat haar activiteiten en accommodaties zoveel mogelijk mede bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar zijn voor mensen met een beperking.

artikel 16 accommodatie

Indien de instelling een accommodatie in gebruik heeft die met een subsidie is gebouwd, verbouwd of aangepast, wordt deze niet verruild voor een andere accommodatie dan met toestemming van burgemeester en wethouders.

artikel 17 verzekering

  • 1. De instelling verzekert haar roerende en onroerende zaken op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen schade van brand, storm en inbraak.

  • 2. De instelling verzekert het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat dezen voor haar werkzaam zijn, tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

artikel 18 vergoedingenplicht

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Awb, is de subsidieontvanger aan burgemeester en wethouders een vergoeding van vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en ander vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 4:41, tweede lid onder c en e van de Awb genoemde gevallen indien en voor zover de activiteiten door een derde worden voortgezet en de activa en passiva met toestemming van burgemeester en wethouders aan die derde worden overgedragen.

artikel 19 overige verplichtingen

  • 1. De instelling tracht van derden financiële steun te verkrijgen en draagt er zorg voor dat haar leden, deelnemers en gebruikers een redelijke financiële of in geld waardeerbare bijdrage leveren aan haar activiteiten.

  • 2. De instelling brengt een wijziging van haar statuten en/of huishoudelijk reglement binnen een maand na vaststelling schriftelijk ter kennis van burgemeester en wethouders.

  • 3. De instelling stelt burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van omstandigheden die van belang zijn voor de beslissing op een subsidieaanvraag danwel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 4. De instelling verleent op verzoek van burgemeester en wethouders de nodige medewerking aan onderzoeken.

  • 5. De instelling hanteert voor de leeftijd van haar bestuursleden geen bovengrens.

hoofdstuk 5 – de subsidievaststelling

artikel 20 indieningstermijn voor een aanvraag tot subsidievaststelling

Burgemeester en wethouders stellen regels vast over de uiterlijke indieningstermijn van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

artikel 21 bij een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bescheiden

  • 1. Naast het bepaalde in paragraaf 4.2.8.5 van de Awb stellen burgemeester en wethouders regels vast over bij een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bescheiden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot de bij de aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Artikel 21a directe en ambtshalve vaststelling subsidies minder dan € 25.000,--

  • 1. Subsidies minder dan € 25.000,-- kunnen door burgemeester en wethouders:

  • a. direct worden vastgesteld of;

  • b. verleend, waarbij burgemeester en wethouders aangeven dat de subsidie ambtshalve zal worden vastgesteld binnen 15 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht of;

  • c. verleend, waarbij burgemeester en wethouders – voordat het tot ambtshalve vaststelling overgaat – de aanvrager verplichten om op de door hen aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het uitvoeringsbesluit nadere regels stellen met betrekking tot directe en ambtshalve vaststelling van subsidies minder dan € 25.000,--.

artikel 22 toepassing van artikel 4:76 Awb

Artikel 4:76 van de Awb is van overeenkomstige toepassing op het financiële verslag van subsidieontvangers die hun inkomsten voor meer dan 50% ontlenen aan door het gemeentebestuur verstrekte subsidie.

Indien de subsidie is verstrekt ten behoeve van de activiteiten van een onderdeel van een instelling dan geldt het in de voorgaande zin bepaalde voor de aan dat onderdeel van de instelling toe te rekenen inkomsten.

Artikel 23 vrijstelling en ontheffing accountantsverklaring

Het college stelt nadere regels over vrijstelling en ontheffing van een accountantsverklaring in het uitvoeringsbesluit bij deze verordening.

artikel 24 vaststelling exploitatie- en activiteitensubsidies

  • 1. Een exploitatiesubsidie wordt niet hoger vastgesteld dan het tekort van de exploitatierekening van de instelling over het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend tot ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening genoemde bedrag van de subsidie.

  • 2. Een activiteitensubsidie wordt niet hoger vastgesteld dan het werkelijke tekort dat bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten is opgetreden tot ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening genoemde bedrag van de subsidie.

  • 3. Bij per boekjaar verstrekte subsidies mogen dotaties aan reserves bij de bepaling van het in het eerste en tweede lid bedoelde tekort worden meegenomen, tenzij het totaal aan reserves van de instelling hoger is of daardoor hoger wordt dan twintig procent van de jaarinkomsten van de instelling en mits wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 26.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming verlenen dat het in het derde lid genoemde percentage van twintig wordt overschreden.

artikel 25 vaststelling productsubsidies

  • 1. Een verleende productsubsidie wordt vastgesteld volgens de formule: aantal gerealiseerde producteenheden vermenigvuldigd met het aan de betreffende producteenheid gekoppelde subsidiebedrag tot ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening genoemde bedrag van de subsidie.

  • 2. Indien een geringere productie niet het gevolg is van verwijtbaar handelen van de instelling en toepassing van het gestelde in het eerste lid gevolgen heeft voor de instelling welke aantoonbaar niet door haar gedragen kunnen worden, kan in voor de instelling gunstige zin van die toepassing worden afgeweken.

artikel 26 reserves

  • 1. Bij per boekjaar verstrekte subsidies vormt de instelling een egalisatiereserve en worden andere reserves pas gevormd als de egalisatiereserve een omvang heeft bereikt van tenminste 10% van de jaarinkomsten van de instelling.

  • 2. Een in lid 1. bedoelde andere reserve mag slechts met subsidie worden gevoed als burgemeester en wethouders met de vorming van die reserve hebben ingestemd en mag voor het deel waarmee subsidie aan die reserve heeft bijgedragen niet zonder toestemming van burgemeester en wethouders worden aangewend voor een ander doel dan waarvoor de reserve is gevormd.

  • 3. Reserves worden zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

artikel 27 bekendmaking

Burgemeester en wethouders stellen regels vast over de termijnen van bekendmaking van het besluit over de vaststelling van de subsidie. Het besluit wordt schriftelijk bekend gemaakt.

hoofdstuk 6 – intrekking en wijziging

artikel 28 intrekking en wijziging van verleende of vastgestelde subsidies

  • 1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:48 of 4:50 van de Awb heeft dit overeenkomstige gevolgen voor de verleende voorschotten.

  • 2. Voordat burgemeester en wethouders toepassing geven aan de artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de Awb, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

artikel 29 intrekking ex artikel 4:50 Awb

Naast de in artikel 4:50 van de Awb genoemde gronden voor intrekking kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening ook intrekken wanneer:

  • a.

    de instelling bij rechterlijk vonnis geacht wordt geen rechtspersoon te zijn;

  • b.

    de instelling bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

  • c.

    bij de instelling conservatoir/executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel daarvan;

  • d.

    de instelling failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

hoofdstuk 7 – betaling en terugvordering

artikel 30 betaling in gedeelten

Indien aan een subsidievaststelling geen beschikking tot subsidieverlening vooraf is gegaan kunnen burgemeester en wethouders het bedrag van de subsidie in gedeelten uitbetalen. De omvang van het gedeelte en het tijdstip van betaling worden bij de vaststelling afgestemd op de te verrichten activiteiten en de financiële verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen.

artikel 31 voorschotten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten verstrekken op een verleende subsidie.

  • 2. Teveel ontvangen voorschotten worden als onverschuldigde betaling teruggevorderd of kunnen worden verrekend met subsidies of voorschotten voor een volgend tijdvak.

hoofdstuk 8 – overige en slotbepalingen

artikel 32 inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening Gouda 2003” (afgekort ASV Gouda 2003 of ASV).

  • 2. Zij treedt in werking op 1 april 2008.

  • 3. Op subsidies die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt, is deze verordening van toepassing.

artikel 33 hardheidsclausuleenonvoorzieneomstandigheden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 4, en 11, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, treffen burgemeester en wethouders de nodige voorzieningen en/of nemen zij de nodige beslissingen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 23 april 2013.

De raad van de gemeente voornoemd,

, voorzitter
, griffier

Inhoudsopgave

hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen

- begripsbepalingen

- reikwijdte van de verordening

- rechtspersoonlijkheid

- bevoegd bestuursorgaan

- nadere regels

- toezichthouders

- subsidie regeling voor specifieke activiteiten

hoofdstuk 2 - de subsidieaanvraag

- algemene bepalingen

hoofdstuk 3 - subsidieverlening

- inhoud van de beschikking tot subsidieverlening

- bekendmaking

- weigeringsgronden

hoofdstuk 4 - verplichtingen van de subsidieontvanger

- verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie

- social return on investment

- toegankelijkheid voor mensen met een beperking

- accomodatie

- verzekering

- vergoedingenplicht

- overige verplichtingen

hoofdstuk 5 - de subsidievaststelling

- indieningstermijn voor een aanvraag tot subsidievaststelling

- bij een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bescheiden

- directe en ambtshalve vaststelling subsidies minder dan € 25.000,--

- toepassing van artikel 4:76 Awb

- vrijstelling en ontheffing accountantsverklaring

- vaststelling exploitatie- en activiteitensubsidies

- vaststelling productsubsidies

- reserves

- bekendmaking

hoofdstuk 6 - intrekking en wijziging

- intrekking en wijziging van verleende of vastgestelde subsidie

- intrekking ex artikel 4:50 Awb

hoofdstuk 7 - betaling en terugvordering

- betaling in gedeelten

- voorschotten

hoofdstuk 8 - overige en slotbepalingen

- inwerkingtreding en overgangsrecht

- hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

toelichting

- algemeen

- artikelgewijs

toelichting

algemeen

De Algemene subsidieverordening Gouda 2003 (verder AsG2003) is ontstaan naar aanleiding van nieuwe hogere wetgeving op het gebied van subsidies; titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb), Subsidies.

Titel 4.2 bevat:

  • -

    dwingende bepalingen, waar niet van afgeweken mag worden;

  • -

    gangbare bepalingen, die voor de normale gevallen de beste regeling geven, maar waarvoor in de verordening een afwijkende regeling kan worden getroffen;

  • -

    aanvullende regels, die normen geven voor de gevallen dat de gemeente zelf geen regel heeft vastgesteld; als de gemeente wel in de verordening een regel heeft vastgesteld dan gaat die regel voor;

  • -

    facultatieve regels, die niet uit zichzelf gelden maar in de verordening van toepassing moeten worden verklaard.

Deze verordening voorziet in de afwijkende en aanvullende regels en waar nodig in het van toepassing verklaren van regels uit titel 4.2. Het is dus nadrukkelijk de bedoeling dat deze verordening naast de Awb wordt gebruikt.

Voor de aanvulling is gebruik gemaakt van de Algemene Subsidie Verordening 1994 (verder: ASV 1994).

Titel 4.2 biedt de mogelijkheid om een afdeling voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen van toepassing te verklaren. Deze afdeling is van toepassing verklaard, omdat de regels in grote lijnen leken op bestaande regels in de ASV 1994 en vanuit de wens om zoveel mogelijk aan te sluiten bij algemene regelgeving.

Kort samengevat biedt de Awb drie procedures, namelijk:

1.een algemene procedure;

2 een uitgebreide algemene procedure voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen;

3.een verkorte algemene procedure, waarbij vaststelling en verlening één moment is.

De verordening sluit aan bij deze drie procedures, met dien verstande dat de afdeling voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen geïntegreerd is in de algemene procedure, zodat niet steeds heen en weer gebladerd hoeft te worden. Bij het toepassen van de algemene procedure kunnen de artikelen die aansluiten bij de afdeling voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen eenvoudig buiten toepassing worden gelaten.

Indien de Awb niks regelt moeten worden teruggevallen op de AsG 2003. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanvraagprocedure voor subsidies die niet vallen onder de afdeling voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen.

Deze toelichting voorziet niet in een uitgebreide toelichting op de subsidietitel in de Awb. Daarvoor kan de toelichting op de Awb geraadpleegd worden.

wijziging verordening met ingang van 29 december 2011

De wijziging van de Algemene subsidieverordening Gouda 2003 heeft betrekking op een viertal inhoudelijke wijzigingen en op een paar tekstuele wijzigingen. De belangrijkste inhoudelijke wijziging betreft het opnemen van een artikel over directe en ambtshalve vaststelling van subsidies minder dan e 25.000. Hiermee wordt het mogelijk om het subsidieproces voor kleine subsidies qua stappen te halveren en in de tijd terug te brengen van ongeveer anderhalf jaar naar een paar maanden.Ten behoeve van zorgvuldig gebruik van deze mogelijkheid zijn, ook in het bij deze verordening behorende uitvoeringsbesluit, een aantal juridische waarborgen ingebouwd. Een tweetal niet-doelgebonden verplichtingen worden geschrapt en een nieuwe niet-doelgebonden verplichting met betrekking tot ‘Social Return on Investment’ wordt toegevoegd. Het artikel over subsidieregelingen wordt minder dwingend geformuleerd en uitgebreid. Er wordt een nieuwe weigeringgrond toegevoegd

artikelsgewijs

hoofdstuk 1 – inleidende bepalingen

toelichting artikel 1 begripsbepalingen

In de verordening worden 5 bijzondere vormen van subsidies onderscheiden, namelijk:

  • 1.

    exploitatiesubsidie

  • 2.

    activiteitensubsidie

  • 3.

    productsubsidie

  • 4.

    investeringssubsidie

ad 1: bij exploitatiesubsidies wordt de hoogte van de subsidie bepaald door het exploitatietekort van de subsidieontvanger.

ad 2: bij een activiteitensubsidie wordt de hoogte van de subsidie direct gerelateerd aan een bepaald niveau van activiteiten of prestaties.

ad 3: een productsubsidie is een nader gespecificeerde activiteitensubsidie. Het specifieke zit in de methode volgens welke het ter beschikking te stellen budget wordt bepaald, namelijk door het gewenste activiteiten- of prestatieniveau te koppelen aan de (genormeerde) kostprijs van een eenheid prestatie of activiteit. De beschrijving van activiteiten in termen van producten vereist standaardisatie en meetbaarheid van deze activiteiten, hetgeen gezien het uiteenlopende en diffuse karakter van veel gesubsidieerde activiteiten niet altijd mogelijk is.

ad 4: een investeringssubsidie heeft het karakter van een financiële injectie voor die uitgaven in investeringen, die een instelling zelf niet (geheel) kan opbrengen.

toelichting artikel 2 reikwijdte van de verordening

Het eerste lid geeft aan dat de verordening een aanvulling is op titel 4.2 Awb en dus ook naast de Awb gebruikt moet worden.

toelichting artikel 3 rechtspersoonlijkheid

In principe dient een instelling rechtspersoonlijkheid met volledige rechtsbevoegdheid te bezitten, zodat duidelijk is wie aansprakelijk zijn. Er zijn echter gevallen, waarin dit (nog) niet kan worden geëist. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij subsidies met een eenmalig karakter, bij subsidies voor net startende activiteiten, waarbij de formele totstandkoming van een rechtspersoon bij de subsidietoekenning nog niet rond is, en bij subsidies van zo geringe omvang, dat rechtspersoonlijkheid en/of volledige rechtsbevoegdheid redelijkerwijs niet van de aanvrager kan worden verlangd.

Het tweede lid geeft de mogelijkheid in bijzondere gevallen ook subsidies toe te kennen aan natuurlijke personen.

toelichting artikel 4 bevoegd bestuursorgaan

De gemeenteraad stelt de programmabegroting vast en burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen die vastgestelde kaders uitvoering te geven aan deze verordening. Dit betekent dat alle subsidiebesluiten met het vaststellen van deze verordening door het college genomen kunnen worden. Dit artikel voorziet eveneens in de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om uitvoeringsovereenkomsten af te sluiten.

toelichting artikel 4, tweede lid evaluatie

Dit artikellid verwijst naar artikel 4:24 Awb, waarin een evaluatieplicht is vastgelegd. Het gaat om een periodieke evaluatie van beleid en wetgeving op het terrein van subsidies. Ingevolge artikel 20, vierde lid rust op door de gemeente gesubsidieerde instellingen de verplichting om aan zo’n evaluatieonderzoek mee te werken.

In dit artikellid is afgeweken van de in artikel 4:24 Awb gestelde termijn van tenminste eenmaal in de vijf jaren, omdat dit wellicht niet altijd haalbaar is. Burgemeester en wethouders kunnen zelf bepalen wanneer zij zo’n evaluatieonderzoek nodig achten.

toelichting artikel 6 toezichthouders

Van toepassing is afdeling 5.2 Awb: toezicht op de naleving. De memorie van toelichting op de Awb kenschetst toezicht op de naleving als de uitvoering van controles zonder dat van de overtreding van een wettelijk voorschrift hoeft te zijn gebleken. Hiervan zou een belangrijk preventief effect uitgaan. Het wettelijk voorschrift is deze verordening, maar het toezicht omvat ook de krachtens deze verordening opgelegde verplichtingen.

Verwezen wordt naar afdeling 5.2 Awb, waarin onder meer staat dat de toezichthouder bevoegd is om accommodaties te betreden en om inzage te vorderen in zakelijke bescheiden en zonodig kopieën te maken.

In het tweede lid zijn de bevoegdheden op grond van de artikelen 5:18 en 5:19 uitgezonderd, aangezien deze bevoegdheden niet noodzakelijk zijn in het kader van deze verordening.

Als waarschuwingen geen effect sorteren, loopt het toezicht in de regel uit op het gebruik van handhavingsmiddelen met een meer dwingend karakter (MvT, Kamerstukken II 23 700, nr. 3, p. 128)

Het tweede lid voorziet in een review door een door burgemeester en wethouders aangewezen accountant van de werkzaamheden van de controlerend deskundige van de instelling. Deze werkzaamheden moeten in bepaalde gevallen kunnen worden beoordeeld.

toelichting artikel 7 subsidieregeling voor specifieke activiteiten

subsidieplafonds

Deze verordening biedt de grondslag voor het vaststellen van de subsidieplafonds, als bedoeld in artikel 4:22 Awb. Ingevolge artikel 4:25, tweede lid wordt een subsidie geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

verdeelregels

De wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebudget moet ingevolge art. 4:26 Awb ook worden geregeld. De wijze van verdeling is in principe vrij. Het kan gaan om kwalitatieve criteria, maar ook simpelweg ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’.

Subsidieplafond en verdeelregels moeten gelijktijdig bekend worden gemaakt.

hoofdstuk 3 – de subsidieverlening

toelichting artikel 9 inhoud van de beschikking tot subsidieverlening

In dit artikel wordt voor de gebruiker van deze verordening op een rijtje gezet wat er in de subsidieverleningsbeschikking moet staan.

Onder d. worden zowel voorwaarden als verplichtingen genoemd. Voor de voorwaarden wordt verwezen naar artikel 4:33 Awb. Een voorwaarde kan zijn het afsluiten van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb. Voor de verplichtingen wordt verwezen naar afdeling 4.2.4 Awb, paragraaf 4.2.8.4 Awb en hoofdstuk 4 van deze verordening.

toelichting artikel 11 weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel vormen een aanvulling op de weigeringsgronden, genoemd in artikel 4:35 Awb. Er blijft, evenals bij de weigeringsgronden uit artikel 4:35 Awb een zekere beleidsruimte voor burgemeester en wethouders, omdat ze niet dwingend zijn geformuleerd. Er zijn situaties denkbaar dat burgemeester en wethouders een subsidieaanvraag niet weigeren, al hebben zij op grond van de genoemde weigeringsgronden daartoe de mogelijkheid.

De weigeringsgrond genoemd onder d. impliceert een vermogenstoetsing voorafgaand aan de subsidieverlening.

De weigeringsgrond genoemd onder e. is een soort ‘vangnet’; hiermee is het mogelijk om op basis van geformuleerd en bekendgemaakt beleid bepaalde subsidieaanvragen te weigeren.

hoofdstuk 4 – verplichtingen van de subsidieontvanger

toelichting artikel 12 verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie

Dit artikel vormt een uitwerking van artikel 4:38 Awb en een aanvulling op artikel 4:37 Awb. Het geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om bij de subsidieverlening ook nog andere verplichtingen op te leggen, mits ze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. De onder a.t/m e. genoemde mogelijkheden zijn niet uitputtend. De verplichtingen kunnen eventueel worden uitgewerkt in een uitvoeringsovereenkomst.

toelichting artikel 13

Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan de raadsmotie tot het wijzigen van de verordening in die zin dat instellingen/organisaties worden gekort op hun subsidie met het bedrag gelijk aan de overschrijding

van de ministersnorm, in het geval dat het salaris van bestuurders deze norm te boven gaat door het terugvorderen van subsidie bij een gesubsidieerde instelling mogelijk te maken, ingeval die instelling een beloning uitkeert die boven de wettelijke norm ligt. Dit landelijke normbedrag is bepaald in de per 1 januari in werking getreden Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT)

algemene toelichting artikelen 14 t/m 17 en artikel 19

Deze artikelen vormen een uitwerking van artikel 4:39 Awb, de niet-doelgebonden verplichtingen. Het gaat om verplichtingen die geen rechtstreeks verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Er moet echter wel sprake zijn van enig verband. De verplichtingen kunnen alleen bij wettelijk voorschrift worden opgelegd.

NB: In de artikelen 4:86 t/m 4:72 Awb zijn ook nog extra verplichtingen opgenomen voor subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen.

toelichting artikel 18 vergoedingenplicht

Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 4:41 Awb.

toelichting artikel 19, tweede lid overige verplichtingen

Het is van belang dat de gemeente direct op de hoogte wordt gesteld van wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement van een instelling. Het is immers mogelijk dat hierdoor de doelstelling of de werkwijze van een instelling zodanig verandert, dat de subsidiegrondslag vervalt. Burgemeester en wethouders moeten dit kunnen beoordelen en zo nodig stappen kunnen ondernemen.

toelichting artikel 19, vierde lid overige verplichtingen

Hier zijn onderzoeken bedoeld ter verkrijging van gegevens in het kader van wetenschappelijk onderzoek, verdere beleidsontwikkeling of een periodieke evaluatie van beleid en wetgeving op het terrein van subsidies. De onderzoeken kunnen zowel door de gemeente zelf als door andere instanties worden uitgevoerd.

toelichting artikel 21a directe en ambtshalve vaststellingsubsidies minder dan € 25.000,--

Kenmerkend voor subsidies minder dan € 25.000,-- is dat een vast bedrag kan worden verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen. De subsidieontvanger hoeft dan geen vaststellingsaanvraag in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden verminderd.

Subsidies direct vaststellen is onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie en van een risicoafweging door de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling, wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 15 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.

In het geval van ambtshalve vaststelling, eerste lid onderdeel c, wordt de aanvrager verplicht om op de door het college aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij de verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

hoofdstuk 5 – de subsidievaststelling

toelichting artikel 22 toepassing van artikel 4:76 Awb

Artikel 4:76 Awb is ingevolge artikel 4:77 Awb van overeenkomstige toepassing verklaard op het financiële verslag van subsidieontvangers die hun inkomsten voor meer dan 50% ontlenen aan door het gemeentebestuur verstrekte subsidies. In zulke gevallen is het ook gewenst dat er ten behoeve van de subsidievaststelling inzicht wordt verkregen in de gehele financiële gang van zaken van de instelling.

Artikel 4:76 is eveneens van overeenkomstige toepassing verklaard op het financiële verslag van een onderdeel van een instelling dat zijn inkomsten voor meer dan 50% ontleent aan door het gemeentebestuur verstrekte subsidies; dan is het gewenst om inzicht te hebben in de gehele financiële gang van zaken van dat onderdeel.

toelichting artikel 25 vaststelling productsubsidies

Bij productsubsidies wordt de subsidie vastgesteld volgens de formule genoemd in dit artikel tot het bij de subsidieverlening aangegeven maximumbedrag. Positieve aanpassingen van de subsidie achteraf, bijvoorbeeld omdat meer activiteiten zijn uitgevoerd of meer producten zijn geleverd, of omdat de kosten hoger blijken uit te vallen dan aanvankelijk geraamd, behoren in beginsel niet tot de mogelijkheden.

Het kan gebeuren dat de vaststelling van de subsidie volgens de in dit artikel genoemde formule de instelling onbedoeld in financiële problemen brengt. Gedacht kan worden aan situaties waarin wel uitgaven zijn gedaan maar waar de afgesproken productie door overmacht niet of niet geheel is geleverd. Het moet dan mogelijk zijn de helpende hand te bieden en in voor de instelling gunstige zin van deze vaststellingsbepaling af te wijken. Daartoe is het tweede lid opgenomen. Situaties van overmacht laten zich niet vooraf omschrijven en in regels vastleggen. Daarom is de omschrijving van het tweede lid algemeen. Voor elke situatie zal, rekening houdend met de beginselen van behoorlijk bestuur, een passende oplossing moeten worden gevonden.

Als geen sprake is van overmacht, doch de afgesproken productie door eigen toedoen van de instelling niet of niet geheel is gehaald, zijn de gevolgen voor de instelling.

Voor de mogelijk daardoor bij de instelling ontstane lasten kan dan geen beroep worden gedaan op de gemeente. Het tweede lid is dan niet van toepassing.

toelichting artikel 26 reserves

Het begrip voorzieningen komt niet meer voor. Voorzieningen hebben betrekking op min of meer zekere verplichtingen die in een boekjaar zijn opgetreden, maar pas in de toekomst tot werkelijke uitgaven leiden.

Het begrip egalisatiereserve is afkomstig uit de Awb (artikel 4:72) en is bedoeld om tekorten en overschotten die in een bepaald jaar bij een gesubsidieerde instelling kunnen optreden, tegen elkaar te kunnen laten wegvallen.

hoofdstuk 6 – intrekking en wijziging

toelichting artikel 29 intrekking ex artikel 4:50 Awb

Dit artikel geeft invulling aan artikel 4:50 Awb, eerste lid onder c. Artikel 4:50 Awb regelt de situatie dat burgemeester en wethouders voor de toekomst een einde willen maken of een wijziging willen aanbrengen in een subsidieverhouding (ex nunc).

De onder a. t/m d. genoemde gronden zijn opgenomen om te voorkomen dat de gemeente specifieke risico’s loopt als een instelling niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen.

hoofdstuk 7 – betaling en terugvordering

toelichting artikel 31 voorschotten

Bevoorschotting vindt op diverse manieren plaats. In het kader van de subsidiestaat wordt vaak per kwartaal een kwart van de subsidie overgemaakt naar de aanvrager. Als de hoofdactiviteit bestaat uit een jaarlijks evenement dan wordt vaak gekozen voor een betaling vlak voor het evenement. De bevoorschotting is altijd maatwerk, in die zin dat met de instelling van geval tot geval afspraken worden gemaakt over hoogte en tijdstip van de betalingen.

hoofdstuk 8 – overige slotbepalingen

toelichting artikel 33, eerste lid slotbepaling

De periode tussen subsidieaanvraag en subsidievaststelling omvat in het algemeen meer dan twee jaar. In die periode kunnen zich onverwachte ontwikkelingen voordoen die het gewenst maken dat, met het oog op het belang waarvoor een subsidie is toegekend, wordt afgeweken van één of meer bepalingen uit of krachtens deze verordening,

Ter bevordering van de nodige flexibiliteit wordt daarom aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid geboden om in individuele gevallen één of meer van deze bepalingen niet van toepassing te verklaren. Dit laatste kan overigens alleen onder de voorwaarde dat hierover met de betreffende instelling overeenstemming bestaat.