Wijziging gemeenschappelijke regeling Gezamenlijke Brandweer

Geldend van 28-12-2012 t/m heden

Intitulé

Wijziging gemeenschappelijke regeling Gezamenlijke Brandweer

De raad, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester van de gemeente Rotterdam en de Coöperatieve Industriële Brandweerzorg U.A. te Rotterdam,

overwegende, dat partijen het wenselijk achten om gezamenlijk de zorg voor brandveiligheid in het haven- en industriegebied van Rotterdam te verzorgen;

gelet op artikel 3, lid 1 en artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s;

gelet op de artikelen 173 tot en met 177 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 93 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en op de, op de voet van dat artikel bij Koninklijk Besluit d.d. 6 november 1997 nr. 97.005389 aan de Coöperatieve Industriële Brandweerzorg U.A. verleende machtiging;

B E S L U I T E N :

de navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

GEZAMENLIJKE BRANDWEER VOOR HET HAVEN- EN INDUSTRIEGEBIED VAN ROTTERDAM

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Lid 1

Begripsbepalingen.

Wgr : Wet Gemeenschappelijke Regelingen, Stbld 1984, 669

en zoals sedertdien gewijzigd;

B&W-Rotterdam : burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

raad Rotterdam : gemeenteraad van de gemeente Rotterdam

C.I.B.U.A.: Coöperatieve Industriële Brandweerzorg U.A., gevestigd

te Rotterdam;

O.L.G.B.: Openbaar Lichaam Gezamenlijke Brandweer;

Gedeputeerde Staten : Gedeputeerde Staten van Zuid Holland

Lid 2

De regeling kent de volgende deelnemers:

de raad, B&W en de burgemeester van de gemeente Rotterdam;

Coöperatieve Industriële Brandweerzorg U.A.

Lid 3

Het O.L.G.B. kent de volgende organen

het algemeen bestuur;

het dagelijks bestuur;

de voorzitter.

Artikel 2

Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet, enige andere wet of gemeentelijke verordening van overeenkomstigetoepassing worden verklaard, wordt in die artikelen voor de gemeente, respectievelijk de gemeenteraad en burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester gelezen: het O.L.G.B., respectievelijk het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, respectievelijk de voorzitter.

Artikel 3

Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd “Openbaar Lichaam Gezamenlijke Brandweer” (O.L.G.B.). Het O.L.G.B. is gevestigd te Rotterdam.

DOEL, TAKEN EN VERZORGINGSGEBIED

Artikel 4

Lid 1

Doel van de regeling.

Het O.L.G.B. heeft tot doel om binnen het verzorgingsgebied van de regeling invulling te geven aan de volgende onderdelen van artikel 3, lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s,

  • a.

    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • b.

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

  • c.

    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand en ongevallen bij de mede op basis van artikel 31 lid 1 van de Wet veiligheidsregio’s aangewezen inrichtingen;

  • d.

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand bij de mede op basis van artikel 31 lid 1 van de Wet veiligheidsregio's aangewezen inrichtingen;

waarbij het organisatieniveau van de paraatheid minimaal ligt op het peil van de artikel 31-aanwijzingen van de Wet veiligheidsregio’s.

Lid 2

Taken.

Het O.L.G.B. heeft tot taak:

a.de feitelijke uitvoering van de doelstellingen als genoemd in artikel 4 lid 1

van deze regeling;

b.taken die vanuit het oogpunt van goede bedrijfsvoering zijn vereist ten

behoeve van de uitvoering van de in artikel 4 lid 1 van deze regeling genoemde doelstellingen.

De uitoefening van de taken uit dit artikel kan het O.L.G.B. opdragen aan een aparte rechtspersoon.

Lid 3

Van het bepaalde in artikel 4 lid 2 van deze regeling zijn uitgezonderd de taken op het gebied van:

* Het vaststellen van een Brandbeveiligingsverordening en het mede op

basis daarvan vaststellen van gebruiksvergunningen;

* Het verlenen van gebruiksvergunningen op basis van het Gebruiksbesluit;

* Bouwadvisering in het kader van de Woningwet;

* Het aanwijzen van bedrijven als artikel 31-plichtige van de Wet

veiligheidsregio’s;

* Het optreden als buitengewoon opsporingsambtenaar

* Het adviseren in het kader van milieuvergunningen

Lid 4

Het verzorgingsgebied van de regeling bestaat uit:

Het haven- en industriegebied van de gemeente Rotterdam;

Het grondgebied van de deelgemeenten Rozenburg, Hoogvliet en Pernis van de gemeente Rotterdam.

Het verzorgingsgebied is visueel weergegeven in een bij deze regeling gevoegde situatietekening.

Lid 5

Voor zover er bij de uitvoering van de hiervoor genoemde taken sprake is van raakvlakken met andere operationele diensten, handelt het O.L.G.B. in overeenstemming met richtlijnen van de gemeente Rotterdam i.c. de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

Lid 6

Onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor het desbetreffende deel van het verzorgingsgebied ex artikel 173 van de Gemeentewet, is de algemeen directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond belast met de leiding van een operationele inzet.

HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 5

Samenstelling van het algemeen bestuur.

Lid 1

Het algemeen bestuur van het O.L.G.B. bestaat uit 5 leden, inclusief de voorzitter. Elk lid vertegenwoordigt één stem, met uitzondering van de voorzitter die twee stemmen heeft.

  • a.

    de raad Rotterdam wijst uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, twee leden en twee plaatsvervangende leden aan;

  • b.

    het bestuur van de C.I.B.U.A. wijst uit haar midden drie leden en drie plaatsvervangende leden aan.

Lid 2

De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris/penningmeester worden door het algemeen bestuur uit hun midden aangewezen. De voorzitter is een lid namens de gemeente Rotterdam, de secretaris/penningmeester is een lid namens de C.I.B.U.A.

Lid 3

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege het O.L.G.B. of daaraan ondergeschikt.

Lid 4

Iedere deelnemer aan de regeling is te allen tijde bevoegd een ander lid van het algemeen bestuur aan te wijzen dat in de plaats treedt van een eerder door hem aangewezen lid.

Indien in het algemeen bestuur een plaats is open gevallen wordt vanwege de daartoe bevoegde deelnemer binnen drie maanden een nieuw lid aangewezen.

Van iedere aanwijzing van een lid van het algemeen bestuur wordt het algemeen bestuur schriftelijk in kennis gesteld door de deelnemer die tot de aanwijzing heeft besloten.

Lid 5

De leden van het algemeen bestuur mogen geen geldelijke voordeel genieten ten laste van het O.L.G.B., behoudens het bepaalde in artikel 7.

Artikel 6

De werkwijze van het algemeen bestuur.

Lid 1

De artikelen 16,17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op het houden en de orde van de vergaderingen van het O.L.G.B.

Lid 2

Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en overigens zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee leden het nodig oordelen.

Lid 3

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Lid 4

De algemeen directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond wordt een kennisgeving van de vergaderingen van het algemeen bestuur toegezonden. Hij kan deze vergaderingen bijwonen en heeft daarin een adviserende stem.

Artikel 7

Vergoedingen.

De leden van het algemeen bestuur ontvangen uitsluitend een tegemoetkoming in de kosten. Deze tegemoetkoming wordt door het algemeen bestuur op jaarbasis vastgesteld met inachtneming van hetgeen overigens daaromtrent is bepaald in artikel 21 Wgr.

Artikel 8

Taken en bevoegdheden.

Lid 1

Tot de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur behoren:

  • a.

    het houden van toezicht op de uitvoering van de doelstelling van deze regeling;

  • b.

    het vaststellen van de jaarlijkse begroting en het vaststellen van de jaarlijkse rekening;

  • c.

    het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur en het aanwijzen van de functionaris die de directeur bij zijn afwezigheid vervangt;

  • d.

    het aangaan en verstrekken van geldleningen;

  • e.

    het aangaan van rekening-courantovereenkomsten;

  • f.

    het regelen van de controle op het geldelijk beheer en de administratie;

  • g.

    het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten naar burgerlijk recht mede omvattend het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;

  • h.

    het vaststellen van de personeelsformatie van het O.L.G.B.;

  • i.

    het voeren van procedures en het nemen van besluiten tot het treffen van schikkingen;

  • j.

    alle overige rechtshandelingen met een financieel belang hoger dan € 500.000;

  • k.

    het instellen van commissies bedoeld in artikel 24 en 25 van de Wgr;

Lid 2

In die gevallen waarin besluitvorming tot stand is gekomen zonder dat sprake is van voltallige aanwezigheid van bestuursleden en unanimiteit in besluitvorming dient voor onderstaande onderwerpen via een verzwaarde procedure tot besluitvorming te worden gekomen. Een dergelijk onderwerp dient twee maal geagendeerd te worden, waarbij minimaal 14 dagen tussen beide vergaderingen moeten zijn verstreken. In de tweede vergadering dient 2/3 van het aantal aanwezige bestuursleden voor een bepaald besluit te stemmen alvorens een onderwerp is aangenomen.

Deze onderwerpen zijn:

  • a.

    het vaststellen van de jaarlijkse bijdrage die door de gemeente Rotterdam en de C.I.B.U.A. aan het O.L.G.B. moet worden voldaan voor de uitvoering van de taken van de regeling;

  • b.

    het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur van het O.L.G.B.;

  • c.

    het aangaan en verstrekken van geldleningen met een financieel belang van meer dan € 500.000;

Lid 3

Aan het algemeen bestuur komen alle taken en bevoegdheden toe voor zover die niet in deze regeling zijn overgelaten aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie.

Artikel 9

Aangaan dienstverleningsovereenkomsten.

Lid 1

Het O.L.G.B. is bevoegd tot dienstverlening aan één of meer van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling, indien deze daarom verzoeken.

Lid 2

Een besluit tot dienstverlening wordt genomen door het algemeen bestuur en vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden waaronder tot de gevraagde dienstverlening wordt overgegaan.

Lid 3

Dienstverlening in de operationele uitvoering van de organisatie wordt geacht te vallen onder het mandaatsbesluit van de directeur.

HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 10

Samenstelling van het dagelijks bestuur.

Lid 1

Het dagelijks bestuur wordt door het algemeen bestuur uit haar midden benoemd en bestaat uit drie leden, te weten de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris/penningmeester.

Lid 2

Indien ten aanzien van een lid van het dagelijks bestuur afwezigheid van langdurige aard wordt verwacht, kan het algemeen bestuur in de tijdelijke vervanging van dit lid voorzien.

Lid 3

De leden van het dagelijks bestuur verliezen hun functie, wanneer zij geen zitting meer hebben in het algemeen bestuur. Zij zijn bij aftreding terstond opnieuw benoembaar.

Lid 4

Hij die als lid van het dagelijks bestuur ontslag neemt of overeenkomstig het bepaalde in dit artikel zijn functie moet neerleggen blijft deze waarnemen totdat in zijn opvolging is voorzien.

Artikel 11

De werkwijze van het dagelijks bestuur.

Lid 1

Het dagelijks bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en overigens zo dikwijls als één van de leden het nodig oordeelt.

Lid 2

Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 12

Taken en bevoegdheden.

Lid 1

Het dagelijks bestuur is belast met het dagelijkse leiding van het O.L.G.B. Daartoe behoort onder andere:

a. het voorbereiden van alle zaken die in een vergadering van het algemeen

bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

  • b.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • c.

    het benoemen, schorsen en ontslaan van personeel dat niet krachtens

deze regeling door het algemeen bestuur benoemd, geschorst of ontslagen wordt;

  • d.

    het vaststellen van een mandaatsbesluit voor de directeur;

  • e.

    het financieel beheer van het O.L.G.B. voor zover niet bij of krachtens

deze regeling aan anderen is opgedragen;

  • f.

    de zorg voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding;

  • g.

    het nemen van alle maatregelen zowel in als buiten rechte ter voorkoming van

    verjaring en verliezen van recht of bezit alsmede het voeren van

    spoedprocedures;

  • h.

    het beheer en het onderhoud van de gebouwen, werken of inrichtingen die

    het O.L.G.B. bezit of op enigerlei wijze onder zich heeft;

  • i.

    het vaststellen van de plannen en voorwaarden van aanbesteding der werken

en leveranties ten behoeve van het O.L.G.B.;

  • h.

    alle overige rechtshandelingen met een financieel belang lager dan € 500.000;

  • k.

    het houden van toezicht op alles wat het O.L.G.B. aangaat.

Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en overeenkomstig door dat bestuur te stellen regels, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit.

Artikel 13

Lid 1

De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. De verantwoording kan zowel mondeling als schriftelijk geschieden.

Lid 2

Zij geven incidenteel of periodiek, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die zij voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren beleid nodig achten.

Lid 3

Zij geven -tezamen dan wel afzonderlijk- aan het algemeen bestuur, wanneer een of meer leden van dit bestuur hierom heeft c.q. hebben verzocht, alle gevraagde inlichtingen.

DE VOORZITTER

Artikel 14

Lid 1

De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

Lid 2

Hij brengt alle aan de respectieve besturen gerichte brieven en andere stukken in de vergadering. Het bepaalde in artikel 74, eerste lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Lid 3

Hij tekent de stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan. De stukken worden mede ondertekend door de secretaris/penningmeester.

Lid 4

Hij vertegenwoordigt, tezamen met de secretaris/penningmeester, het O.L.G.B. in en buiten rechte. Indien één van beide behoort tot een partij die bij een geschil is betrokken, oefent een ander, uit het algemene bestuur aan te wijzen lid, deze bevoegdheid uit.

Lid 5

Degenen die, overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid bevoegd zijn het O.L.G.B. te vertegenwoordigen, kunnen die vertegenwoordiging opdragen aan een door hen aan te wijzen gemachtigde.

INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

Artikel 15

Lid 1

  • a.

    Het algemeen bestuur van het O.L.G.B. verstrekt aan de raad van Rotterdam en aan het bestuur van de C.I.B.U.A. de door één of meer leden van de raad of het bestuur van de C.I.B.U.A. gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk;

  • b.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad of aan het bestuur van de C.I.B.U.A. dat hem heeft aangewezen als lid van het bestuur, de door een of meer leden van die raad of bestuur in een vergadering of schriftelijk gevraagde inlichtingen.

De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van de betreffende raad of het bestuur van de C.I.B.U.A. of schriftelijk verstrekt.

  • c.

    Nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, kan de raad Rotterdam of het bestuur van de C.I.B.U.A. het lid ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid;

  • d.

    De raad Rotterdam dan wel het bestuur van de C.I.B.U.A. kan een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur, indien dit lid het vertrouwen van die raad of het bestuur van de C.I.B.U.A. niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen.

DE DIRECTEUR

Artikel 16

Lid 1

De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan een regeling voor een benoemingsprocedure vaststellen.

Lid 2

De directeur is namens het dagelijks bestuur belast met de dagelijkse leiding over de gezamenlijke brandweer en handelt conform het door het dagelijks bestuur vastgestelde mandaatsbesluit

Lid 3

De directeur beheert namens het dagelijks bestuur de financiën en de middelen van het O.L.G.B. en handelt conform het door het dagelijks bestuur vastgestelde mandaatsbesluit.

Lid 4

De directeur voert namens het dagelijks bestuur het personeelsbeheer en handelt daarin conform het door het dagelijks bestuur vastgestelde mandaatsbesluit.

Lid 5

De directeur organiseert de ambtelijke en secretariële ondersteuning ten behoeve van het bestuur.

Lid 6

De directeur geeft, indien daartoe door het algemeen en/of dagelijks bestuur uitgenodigd, zonodig vertrouwelijk, mondeling of schriftelijk de inlichtingen die door het bestuur ter uitvoering van zijn taken worden gevraagd.

Lid 7

Het dagelijks bestuur stelt een instructie op omtrent de wijze waarop de directeur de in dit artikel genoemde taken dient te verrichten. Deze instructie moet instemming hebben van het algemeen bestuur.

HET PERSONEEL

Artikel 17

Lid 1

Behoudens de bevoegdheid van het algemeen bestuur om daarvan af te wijken of eigen regelingen ter zake vast te stellen zijn op het personeel de rechtspositieregelingen welke gelden voor het personeel c.q. brandweerpersoneel van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, met inbegrip van later in die regeling aan te brengen wijzigingen.

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 18

De administratie.

Lid 1

Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast ter zake van het geldelijk beheer en de administratie.

Lid 2

Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de administratie zijn de artikelen 213, 214 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Lid 3

Het financiële boekjaar loopt gelijk met het kalenderjaar.

Artikel 19

De verdeling der kosten.

Lid 1

Het O.L.G.B. verkrijgt zijn middelen van de gemeente Rotterdam en van de C.I.B.U.A. De hoogte van de totale bijdrage wordt gebaseerd op de kosten van de uitvoering van de regeling en wordt jaarlijks in de ontwerpbegroting opgenomen.

Lid 2

De kosten die verband houden met de taken zoals genoemd in artikel 4 van deze regeling worden gedragen door de deelnemers. Rotterdam draagt 34,1% van de kosten en de C.I.B.U.A. draagt 65,9% van de kosten.

Lid 3

Betaling door de deelnemers van de voorlopige bijdrage vindt plaats aan het begin van elk jaar voor 1 februari voor 50% van de verschuldigde contributie en het restant voor 1 juli. De voorlopige bijdrage is onderdeel van de begroting. De door de deelnemers verschuldigde definitieve bijdrage is onderdeel van de jaarrekening van het O.L.G.B. Na vaststelling van het jaarverslag door het algemeen bestuur doet het dagelijks bestuur schriftelijk mededeling aan de respectieve deelnemers. Binnen 4 weken na toezending van deze mededeling worden de verschuldigde bijdragen aan het O.L.G.B. overgemaakt, dan wel, in geval van een te hoge voorlopige bijdrage, aan de deelnemers terugbetaald.

Artikel 20

De begroting.

Lid 1

De begroting van het O.L.G.B. wordt door het algemeen bestuur jaarlijks vastgesteld uiterlijk 14 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt. Het dagelijks bestuur zendt de begroting na vaststelling en voor 14 juli aan Gedeputeerde Staten.

Lid 2

Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden aan de raad van Rotterdam en aan het bestuur van de C.I.B.U.A.

Lid 3

De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de gemeente Rotterdam voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Lid 4

De raad van Rotterdam en het bestuur van de C.I.B.U.A. kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van het O.L.G.B. van hun gevoelen doen blijken.

Lid 5

Nadat deze is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de begroting zonodig aan de raad van Rotterdam en de C.I.B.U.A. die ter zake Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

Lid 6

Het bepaalde in het tweede, vijfde en zesde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 21

De jaarrekening en het verslag.

Lid 1

Voor 1 mei van elk jaar worden de jaarrekening en het verslag over het afgelopen kalenderjaar onder toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet aangewezen deskundige en van hetgeen hij te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aangeboden.

Lid 2

Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het verslag vast uiterlijk 14 juli volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft en doet van de vaststelling, onder toezending van een exemplaar van de rekening, mededeling aan de deelnemers. De jaarrekening en het verslag worden na vaststelling voor 14 juli met alle bijbehorende stukken door het dagelijks bestuur aangeboden aan Gedeputeerde Staten. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur schriftelijk mededeling aan de deelnemers.

Lid 3

De vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

VASTE COMMISSIE

Artikel 22

Lid 1

Het algemeen bestuur kan een Vaste Commissie van Advies instellen, bestaande uit (minimaal) drie vertegenwoordigers namens de gemeente en (minimaal) drie vertegenwoordigers namens de C.I.B.U.A.

Lid 2

De Vaste Commissie van Advies geeft gevraagd en ongevraagd advies ten aanzien van de taken van het lichaam als bedoeld in artikel 4.

Lid 3

Het algemeen bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de werkwijze van de Vaste Commissie van Advies.

TOE- EN UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 23

Toe- en uittreding.

Lid 1

Toetreding tot de regeling geschiedt uitsluitend met instemming van alle deelnemers.

Lid 2

Het algemeen bestuur kan nadere regels stellen waaronder de toetreding en uittreding kan geschieden.

Lid 3

Toetreding van een gemeente tot de regeling geschiedt door toezending van daartoe strekkende besluiten van burgemeester en wethouders en de raad van de desbetreffende gemeente aan het algemeen bestuur van het O.L.G.B.

De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgende na opname in het register van de gemeente Rotterdam, bedoeld in artikel 27, eerste lid van de Wgr.

Lid 4

Uittreding van een gemeente of de C.I.B.U.A. geschiedt door toezending van de daartoe strekkende besluiten van burgemeester en wethouders en de raad van de desbetreffende gemeente of de C.I.B.U.A. aan het algemeen bestuur van het O.L.G.B.

De uittreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend na opname in het register van de gemeente Rotterdam, bedoeld in artikel 27, eerste lid van de Wgr.

Artikel 24

Wijziging.

Lid 1

Zowel ieder der deelnemers als het algemeen bestuur kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling. Een voorstel tot wijziging, uitgaande van een der deelnemers, wordt toegezonden aan het algemeen bestuur. Alle voorstellen tot wijziging worden toegestuurd aan de deelnemers aan deze regeling.

Lid 2

Wijziging van de regeling geschiedt na instemming van de raad, burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeente en de algemene ledenvergadering van de C.I.B.U.A.

Artikel 25

Opheffing.

Lid 1

De regeling wordt opgeheven wanneer de deelnemers daartoe hebben besloten.

Lid 2

De opheffing gaat niet eerder in dan met ingang van de dag volgende op die, waarop het opheffingsbesluit door de deelnemers is bekend gemaakt en is opgenomen in het register van de gemeente Rotterdam als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Wgr.

Lid 3

In geval van opheffing van de regeling neemt het algemeen bestuur maatregelen tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels vast. Het liquidatieplan bevat alle financiële, organisatorische en personele gevolgen.

Lid 4

In geval van liquidatie dragen de deelnemers bij in het nadelig saldo op basis van de in artikel 19 lid 2 gegeven verhouding.

Lid 5

Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, nadat de deelnemers ter zake zijn gehoord, vastgesteld. Het liquidatieplan behoeft goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Lid 6

Het O.L.G.B. blijft na zijn ontbinding voortbestaan zolang dit voor de vereffening van het vermogen nodig is.

GESCHILLENREGELING

Artikel 26

Lid 1

Geschillen tussen de deelnemers aan de regeling omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling worden door Gedeputeerde Staten beslist met inachtneming overigens van de beperking die hieromtrent is vermeld in artikel 28 Wgr.

ARCHIEFBEPALINGEN

Artikel 27

Lid 1

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen ingesteld bij de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling; deze regeling wordt aan Gedeputeerde Staten meegedeeld.

Lid 2

Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit op de onder lid 1 van dit artikel aan het algemeen bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 33 van de Archiefwet 1995.

Lid 3

De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam.

Lid 4

De penningmeester/secretaris van het O.L.G.B. oefent toezicht uit op het onder lid 3 genoemd beheer.

Lid 5

Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam.

Lid 6

De onder lid 5 van dit artikel bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Rotterdam.

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Lid 1

De eerste aanwijzing van leden van het bestuur moet uiterlijk een maand na de dag van het in werking treden van de regeling, hebben plaatsgevonden.

Lid 2

De begroting wordt voor de eerste maal vastgesteld voor de periode, aanvangende op de dag, waarop de regeling in werking treedt, tot het einde van het kalenderjaar, dan wel wanneer het bestuur zulks bepaalt, tot het einde van het daarop volgende kalenderjaar.

Lid 3

De eerste rekening en het eerste jaarverslag hebben betrekking op de periode, waarvoor de eerste begroting geldt.

Artikel 29

Lid 1

De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarop de goedkeuring door Gedeputeerde Staten heeft plaatsgevonden en waarin zij is opgenomen in het register van Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wgr.

Lid 2

B&W-Rotterdam zenden de regeling aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 30

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur, gehoord het dagelijks bestuur.

Artikel 31

Deze regeling kan worden aangehaald als: “Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke brandweer voor het haven- en industriegebied van Rotterdam”.

Aldus vastgesteld door de Raad van de Gemeente Rotterdam in de openbare vergadering van 29 november 2012.

De griffier, De voorzitter,

J.G.A. Paans L.C. Bruijn, plv.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Rotterdam van 4 september 2012.

De secretaris, De burgemeester,

Ph. F. M. Raets A. Aboutaleb

Aldus vastgesteld door de Burgemeester van de Gemeente Rotterdam op 4 september 2012.

De burgemeester,

A.Aboutaleb

Aldus vastgesteld door de algemene ledenvergadering van de Coöperatieve Industriële Brandweerzorg U.A. van 4 juli 2012.

De Secretaris, De Voorzitter,

P.van Loo B.T.J. Jaski