Monumentenverordening Assen 2007

Geldend van 01-10-2010 t/m heden

Intitulé

Monumentenverordening Assen 2007

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

1.

monument:

a.

zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

b.

terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder a;

2.

gemeentelijk archeologisch monument:

monument, bedoeld in lid 1 onder b;

3.

gemeentelijk monument:

onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

4.

gemeentelijke monumentenlijst:

de lijst waarop zijn geregistreerd overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;

5.

beschermd monument:

beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

6.

kerkelijk monument:

onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

7.

monumentencommissie:

de op basis van artikel 15 lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

8.

bouwhistorisch onderzoek:

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

9.

bevoegd gezag:

bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

10.

Burgemeester en wethouders;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Assen;

11.

vergunning;

een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college van burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie en hoort hij de eigenaar. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies en het horen van de eigenaar achterwege blijven.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders maakt de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6. Voordat het college van burgemeester en wethouders een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 7. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

  • 8. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van Provinciale monumentenverordening 2007 van de Provincie Drenthe.

Artikel 4. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid wordt meegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijk monument.

Atikel 7. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede tot en met het vijfde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat teniet is gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met het vijfde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college van burgemeester en wethouders de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede, vierde en vijfde lid en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 4 van de Provinciale monumentenverordening 2007 van de provincie Drenthe.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Verbodsbepaling

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10. Vergunning

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met de voorschriften die aan die vergunning verbonden zijn:

    • a.

      een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2. Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid voorschriften verbinden met het oog op het in stand houden van het monumentale karakter.

Artikel 11. Advies

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2. Binnen zes weken na de datum van verzending brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Artikel 12. Vervallen

(Vervallen)

Artikel 13. Kerkelijk monument

Het bevoegd gezag verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning voor actviteiten betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding kunnen raken.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

  • 1. De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen één jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 Monumentenwet 1988 aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Artikel 16. Schadevergoeding

  • 1. Indien er voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

    • b.

      voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

    • c.

      schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven,

    kent het college van burgemeester en wethouders hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de Procedureregeling planschadevergoeding van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met de artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 18. Toezichthouderes

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de toezichthouders van de dienst Stadsbalie, afdeling Publieksbalie

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 19. Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op de gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van acht dagen na bekendmaking.

  • 2. De verordening, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na bekendmaking.

  • 4. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 16 juni 1994, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6. De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening Assen 2007".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2007.

De raad voornoemd,

voorzitter
griffier