Sanctiebesluit Paracommerciële Instellingen 2013

Geldend van 21-11-2012 t/m heden

Intitulé

Sanctiebesluit Paracommerciële Instellingen 2013

Sanctiebeleid Paracommerciële Instellingen 2013

Artikel 1

Als een constatering is gedaan van het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard waarbij sprake is van oneerlijke mededinging, het aanprijzen daarvan of het overtreden van de eindtijd van het verstrekken van alcoholische dranken dan wel wanneer het bestuursreglement niet wordt nageleefd zal het volgende handhavingstraject worden gevolgd:

  • a.

    na de eerste constatering volgt een aanschrijving waarbij de instelling op de overtreding wordt gewezen en waarbij wordt aangekondigd dat bij een volgende overtreding de vergunning kan worden ingetrokken;

  • b.

    na de volgende constatering binnen een periode van een jaar na de laatste waarschuwing is het mogelijk de drank- en horecavergunning in te trekken.

  • c.

    wanneer een drank- en horecavergunning wordt ingetrokken, wordt, op grond van artikel 31, lid 3 van de Drank- en Horecawet, de bevoegdheid om aan de betrokken rechtspersoon een nieuwe vergunning te verlenen opgeschort tot een jaar nadat het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden.

    Artikel 2

    • 1.

      Wanneer een vereniging of stichting zoals bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet zonder vergunning horeca-activiteiten uitoefent, dan zal het volgende handhavingstraject worden gevolgd om de illegale situatie op te heffen:

  • a.

    na constatering zal het bestuur van de vereniging of stichting worden aangeschreven om de illegale activiteiten onmiddellijk te staken. Tevens zal hen de mogelijkheid worden gegeven om binnen veertien dagen een drank- en horecavergunning aan te vragen.

  • b.

    is na het verstrijken van de termijn geen gehoor gegeven aan het schrijven, dan zal door het bevoegd orgaan een voornemen tot sluiting worden uitgevaardigd.

    • 2.

      Gedurende twee weken wordt het bestuur in staat gesteld hun zienswijze op het voornemen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b. kenbaar te maken.

    • 3.

      Wordt tijdens de zienswijze procedure een plausibele verklaring geboden voor het uitblijven van een vergunningaanvraag, dan wordt het bestuur opnieuw de mogelijkheid geboden een vergunning aan te vragen. Is er geen geldige reden voor het uitblijven van een aanvraag, dan kan het bevoegd orgaan besluiten de inrichting te sluiten.