Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen

Geldend van 05-02-1997 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

  • · Deze verordening verstaat onder: begraafplaatsen: de Centrale Begraafplaats West en de Begraafplaats Gilzerbaan;

  • · eigen graf : een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven van lijken of het plaatsen van asbussen;

  • · algemeen graf : een graf dat bij de gemeente in beheer is en waarin eenieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • · eigen urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen plaatsen van asbussen;

  • · urn : een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • · asbus : een bus ter berging van as van een overledene;

  • · grafbedekking : gedenkteken en grafbeplanting op een graf; beheerder : de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen, of degene die hem vervangt;

  • · rechthebbende : de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht op een graf is verleend.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats.

Artikel 2. Openstelling begraafplaats(en).

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door burgemeester en wethouders bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maken deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 3. Werkzaamheden.

Het is verboden, anders dan met toestemming van burgemeester en wethouders, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

Artikel 4. Dodenherdenkingen en onthullingen van gedenktekens.

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen van te voren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging.

Artikel 5. Kennisgeving begraven, delven en sluiten van een graf.

  • 1. Degene die wil doen begraven geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving zal plaatsvinden schriftelijk kennis aan de beheerder. De beheerder bepaalt het moment van begraving.

  • 2. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

Artikel 6. Over te leggen stukken.

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van te voren het verlof tot begraven of de toestemming tot het plaatsen van een asbus is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Begraving in een graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn tenminste gelijk is aan de wettelijke grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 16, tweede lid.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op hele jaren.

Artikel 7. Tijden van begraven.

  • 1. Voor het begraven wordt gelegenheid geboden van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 15.00 uur, en op zaterdag tussen 10.00 en 13.00 uur, met uitzondering van algemeen erkende feestdagen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken. Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte der graven. Artikel 8. Indeling begraafplaats. Op de begraafplaatsen wordt op verzoek gelegenheid gegeven tot het begraven op het Rooms Katholiek gedeelte, het Islamitisch gedeelte of op het algemeen gedeelte.

Artikel 9. Indeling graven.

  • 1. Op de begraafplaatsen wordt op verzoek gelegenheid gegeven tot:

    • ·

      het begraven van lijken in algemene graven;

    • ·

      het begraven van lijken en het plaatsen van asbussen met of zonder urn in eigen graven.

  • 2. De algemene graven worden onderscheiden in:

    • ·

      standaardgraven;

    • ·

      graven voor levenloos geborenen.

  • 3. De eigen graven worden onderscheiden in:

    • a.

      bijzondere graven;

    • b.

      graven eerste klasse;

    • c.

      graven tweede klasse;

    • d.

      kindergraven;

    • e.

      urnengraven.

Artikel 10. Grafafmetingen.

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels met betrekking tot de afmetingen van de graven.

Artikel 11. Grafkelder.

Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een bijzonder graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.

Artikel 12. Aantal overledenen in graven.

  • 1. In een graf mogen niet meer dan twee lijken worden begraven. Op verzoek wordt in een graf waarin één of twee lijken zijn begraven gelegenheid gegeven tot het plaatsen van één asbus.

  • 2. In een eigen urnengraf mogen niet meer dan drie asbussen worden geplaatst.

  • 3. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in de voorgaande leden.

Artikel 13. Volgorde van uitgifte.

  • 1. De graven worden slechts op het moment van begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een graf toewijzen anders dan op het moment van begraving en buiten de volgorde van ligging, mits dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 14. Termijnen van graven.

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, het recht op een eigen graf.

  • 2. Het recht op een eigen graf wordt verleend voor de termijn van twintig jaar, met uitzondering van het recht op een bijzonder graf dat voor dertig jaar wordt verleend.

  • 3. De in het tweede lid genoemde termijn vangt aan op de datum waarop het graf is uitgegeven.

  • 4. Het recht op een eigen graf wordt op verzoek van de rechthebbende telkens met een termijn van tien jaren verlengd. Het verzoek dient voor het verstrijken van de lopende termijn te worden ingediend.

  • 5. Een recht als bedoeld in het eerste lid kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 16 eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 15. Grafrechten.

Voor eigen graven worden grafrechten geheven overeenkomstig hetgeen daaromtrent is bepaald in de Verordening begraafplaatsrechten.

Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen het recht op een graf op schriftelijk verzoek van de rechthebbende overschrijven ten name van de echtgenoot of levenspartner danwel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad, mits het verzoek hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende het schriftelijk verzoek tot overschrijving aan burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn zijn burgemeester en wethouders bevoegd het recht op het graf te doen vervallen.

Artikel 17. Afstand doen van graven.

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het graf.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen.

Artikel 18. Vergunning gedenkteken.

  • 1. Voor het plaatsen van een gedenkteken op een graf is een vergunning nodig van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de aard en afmetingen, alsmede omtrent de wijze van aanbrengen van gedenktekens.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      het grafteken afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van het grafteken ondeugdelijk is.

  • 4. Voor het plaatsen van een gedenkteken op een graf worden rechten geheven overeenkomstig het bepaalde in de Verordening begraafplaatsrechten.

Artikel 19. Grafbeplanting.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent het aanbrengen van grafbeplanting.

  • 2. Beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

Artikel 20. Verwijderen grafbedekking.

  • 1. Na het vervallen van een recht op een graf dient de rechthebbende de grafbedekking binnen vier weken van het graf te verwijderen.

  • 2. Verwijdering van de grafbedekking dient te geschieden op aanwijzing en onder toezicht van de beheerder. De beheerder dient tenminste een dag van tevoren op de hoogte te worden gesteld van het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking.

  • 3. Indien verwijdering van de grafbedekking achterwege blijft, geschiedt verwijdering van gemeentewege. De rechthebbende kan in dit geval geen aanspraak maken op het afkomend materiaal of op een vergoeding daarvoor.

Artikel 21. Onderhoud door de rechthebbende.

  • 1. De rechthebbende is verplicht het grafteken behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Hieronder wordt mede begrepen het waterpas stellen van graftekens.

  • 2. Indien hij nalaat het grafteken behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeesters en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding is verplicht.

  • 3. De verwijdering vindt niet eerder plaats dan nadat de rechthebbende overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 vierde lid van de Wet op de lijkbezorging op de verwaarlozing van het graf is gewezen.

Artikel 22. Onderhoud door de gemeente.

  • 1. Burgemeester en wethouders voorzien in het algemeen onderhoud van de begraafplaatsen, alsmede het onderhouden van de graven, met uitzondering van de graftekenen en grafkelders.

  • 2. Voor het onderhouden van de graven worden rechten geheven overeenkomstig het bepaalde in de Verordening begraafplaatsrechten.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven.

Artikel 23. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as.

  • 1. Het voornemen van burgemeester en wethouders om graven te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de graven geruimd zullen worden, door middel van een algemene mededeling op de begraafplaats bekend gemaakt.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde voornemen wordt bovendien tenminste 12 weken voor de ruiming bekend gemaakt in een regionaal verschijnend dag- of weekblad.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven op een van de daartoe bestemde afgesloten gedeelten van de begraafplaats, tenzij door de rechthebbende op het graf - of bij een algemeen graf de nabestaanden - een verzoek is gedaan tot alsnog cremeren van de overblijfselen.

  • 4. Van de bij de ruiming van het graf aanwezige asbussen wordt de betreffende as verstrooid, tenzij door de rechthebbende op het graf - of bij een algemeen graf de nabestaanden - een verzoek is gedaan om de asbus elders te begraven.

Hoofdstuk 7. Gedeelte voor kerkgenootschap.

Artikel 24. Kerkgenootschap.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen na overleg met het bestuur van een kerkgenootschap een gedeelte van de begraafplaats reserveren voor het betreffende kerkgenootschap.

  • 2. Het bepaalde in deze verordening is eveneens van toepassing voor de gedeelten op de begraafplaats welke zijn bestemd voor een kerkgenootschap.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Op het tijdstip van inwerkingtreding als bedoeld in het voorgaande lid vervallen

  • ·

    de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Tilburg zoals vastgesteld bij besluit van de raad van Tilburg d.d. 26 februari 1996 en

  • ·

    de Verordening regelende het beheer van de Algemene Begraafplaats voor de gemeenten Berkel-Enschot, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout zoals vastgesteld bij besluit van de raad van Berkel Enschot d.d. 28 juni 1984.

Artikel 26. Overgangsbepaling.

  • 1. Rechten en verplichtingen met betrekking tot graven - hoe ook genaamd - die zijn ontstaan op basis van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Tilburg zoals genoemd in artikel 25 tweede lid worden, voorzover deze niet reeds zijn vervallen of ingetrokken, geacht te zijn ontstaan op basis van onderhavige verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een verzoek om een vergunning danwel een ander verzoek - hoe ook genaamd - is gedaan op grond van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Tilburg zoals genoemd in artikel 25 tweede lid, en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening daarop nog niet is beslist, wordt de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.

Artikel 27. Citeerartikel.

Deze verordening kan worden aangehaald als Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 1997.