Vierjarennota Schuldhulpverlening gemeente Brummen 2013-2016

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Intitulé

Vierjarennota Schuldhulpverlening gemeente Brummen 2013 -2016

De raad van de gemeente Brummen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 oktober 2012 met kenmerk RV12.0062;

gehoord het behandeladvies van het forum Samenleving/Bestuur/Financiën van 15 november 2012;

heeft besloten de Vierjarennota schuldhulpverelning gemeente Brummen 2013-2016 vast te stellen.

Inleiding en aanleiding

Op 7 februari 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening door de Eerste kamer aangenomen. Deze wet heeft de plicht voor gemeenten opgenomen om 4 jaarlijks een plan vast te stellen. Dit is de belangrijkste reden voor het opstellen van dit beleidsplan schuldhulpverlening gemeente Brummen.

Daarnaast is er een aantal ontwikkelingen in zowel de ontwikkeling van toename van behoefte aan schuldhulpverlening als in omstandigheden in regioverband die het nodig maakt een gemeentelijk standpunt in te nemen over kaders van de schuldhulpverlening. Zo heeft de gemeente Apeldoorn recentelijk kaders opgesteld over de schuldhulpverlening. Kaders die al dan niet ook van toepassing zijn voor inwoners van de gemeente Brummen, daar de Stadsbank Apeldoorn deels de schuldhulpverlening voor Brummen uitvoert.

Tenslotte is het goed een totaal beeld te hebben van de gemeentelijke schuldhulpverlening in gemeente Brummen.

In deze beleidsnota wordt dan ook stilgestaan bij de huidige vorm van schuldhulpverlening in Brummen, landelijke en regionale ontwikkelingen, evenals de wettelijke vereisten, lokale ontwikkelingen en de relatie met andere beleidsterreinen en ontwikkelingen. De nota komt na die analyse tot voorstellen voor beleidskaders voor de gemeentelijke schuldhulpverlening en de aanpassingen die daarvoor nodig zijn om die kaders uit te kunnen voeren.

Na het besluit rondom deze kaderstelling c.q. beleidsplan, zullen door het college van burgemeester en wethouders de noodzakelijke beleidsregels ter uitvoering van de kaderstelling c.q. beleidsplan worden vastgesteld.

Hoe is de schuldhulpverlening in Brummen georganiseerd

Vanaf 2004 is in het kader van integrale schuldhulpverlening het loket BudgetAdviesCentrum (BAC) ingesteld. Toen is in een samenwerkingsverband tussen gemeente, Stadsbank Apeldoorn en Stichting Welzijn Brummen vorm gegeven aan de integrale schuldhulpverlening. De SWB voert middels het BAC de loketfunctie uit en doet een eerste beoordeling en geeft advies met betrekking tot de schulden. Op het moment dat de klant niet geholpen is met advies en enkele begeleidingsgesprekken en mogelijk een schuldregeling of budgetbeheer nodig is, wordt de klant overgedragen aan de Stadsbank. In 2009 zijn de afspraken opnieuw besproken en nader vastgesteld, mede vanwege de toen nieuwe werkwijze van de NVVK (Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet). Met de welzijnsinstelling worden productafspraken gemaakt middels de jaarlijkse bestek en offerte trajecten, met de Stadsbank is een productovereenkomst afgesloten en vindt declaratie op basis van omvang van producten plaats. Op uitvoeringsniveau is er een “warme” overdracht van klanten en bestaan korte lijnen. De ervaringen met de werkwijze zijn positief bij de uitvoeringsorganisaties.

Taken BAC:

  • -

    (Budget)advies

  • -

    Directe hulp bij crisis situaties

  • -

    Zorgen voor stabilisatie

  • -

    Ondersteunen bij het treffen van betalingsregelingen

  • -

    Vragen om uitstel bij opeisbaar gestelde vorderingen

  • -

    Advies geven over WSNP

  • -

    Voortraject doen voor de Stadsbank bij:

    • 0

      schuldbemiddeling

    • 0

      schuldregeling

    • 0

      budgetbeheer

  • -

    Advisering m.b.t. noodzaak budgetbeheer aan Stadsbank, bij klanten die budgetbeheer hebben via particuliere organisatie Individueel Vermogensbeheer t.b.v. bijzondere bijstand

De Stadsbank Apeldoorn hanteert verschillende vormen van budgetbeheer:

Budgetbeheer basis: Bij “budgetbeheer basis” verricht de Stadsbank ten behoeve van de klant, ten minste voor de kosten van huur/hypotheek, energie en de ziektekosten-verzekering, op basis van het vastgestelde budgetplan, betalingen. De klant krijgt zijn leefgeld per maand uitbetaald. Dit proces kan nagenoeg geautomatiseerd plaatsvinden. De kosten bedragen € 24,-- per maand.

Budgetbeheer middel: Bij “budgetbeheer middel” verricht de Stadsbank ten behoeve van de klant de betalingen als bij budgetbeheer basis en zij voert bovendien één reservering uit op basis van het vastgestelde budgetplan. De klant krijgt zijn leefgeld per maand uitbetaald. Dit proces is grotendeels geautomatiseerd, deels handwerk. De kosten bedragen € 47,-- per maand.

Budgetbeheer totaal: Er is sprake van “budgetbeheer totaal”, wanneer de Stadsbank ten behoeve van klant een onbeperkt aantal betalingen verricht, waaronder op basis van het vastgestelde budgetplan in elk geval de betalingen zoals bij budgetbeheer basis. De klant krijgt zijn leefgeld per week uitbetaald. De klant heeft de mogelijkheid dat er voor hem gereserveerd wordt voor onvoorziene uitgaven dan wel voor een spaarpotje. Dit proces is deels geautomatiseerd, maar vergt vooral ook veel handwerk. Met name het spaarpotje voor de rekeninghouder is arbeidsintensief. De kosten bedragen € 69,-- per maand.

Budgetbeheer zorg: Deze vorm van budgetbeheer is bedoeld om in situaties waar sprake is van meervoudige problematiek meer te doen dan bij de hierboven genoemde standaardregimes. Dit betekent zo nodig dat de verantwoording van de klant gedeeltelijk overgenomen wordt: zorgen dat de financiële huishouding op orde komt, het vormen van een netwerk rondom de klant etc. Deze vorm van budgetbeheer is zeer arbeidsintensief. De kosten bedragen € 99,-- per maand.

In de meeste situaties wordt het budgetbeheer uitgevoerd door de Stadsbank Apeldoorn. In enkele situaties, kan een klant ervoor kiezen budgetbeheer door een andere organisatie, bv. Individueel Vermogensbeheer, te laten uitvoeren. Dat betreft dan altijd klanten zonder een uitkering. Met gemeente Apeldoorn is de afspraak gemaakt dat in de situatie dat zo’n klant bijzondere bijstand wil aanvragen voor het budgetbeheer, dat dan het BAC de noodzaak bepaalt.

Landelijke (wettelijke) en regionale ontwikkelingen

Op 1 juli 2012 is de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ingegaan. De wet stimuleert vooral de integrale schuldhulpverlening in gemeenten, iets waar gemeente Brummen al enkele jaren mee bezig is. De integrale schuldhulpverlening moet voortaan in een vierjaarlijks beleidsplan tot uitdrukking komen. Het betreft een kleine en praktische wet. De wet regelt:

  • -

    de inhoud van het vierjaarlijks en door de gemeenteraad vast te stellen schuldhulpverleningsplan. Het vierjarenplan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid “betreffende integrale schuldhulpverlening en het voorkomen dat personen schulden aangaan die ze niet kunnen betalen”. Preventie is een onderdeel waaraan in ieder geval aandacht moet worden besteed;

  • -

    de periodiciteit;

  • -

    de uitvoeringsverantwoordelijkheid van het college;

  • -

    de wacht- en doorlooptijden: wanneer iemand zich tot de gemeente wendt voor schuldhulpverlening vindt binnen vier weken het eerste gesprek plaats waarin de hulpvraag wordt vastgesteld;

  • -

    het moratorium: de rechtbank kan verzocht worden een afkoelingsperiode (het moratorium) af te kondigen voor een periode van maximaal zes maanden, waarin elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de schuldenaar en tot opeising van goederen niet kan worden uitgeoefend;

  • -

    de inlichtingenplicht en medewerkingplicht van de hulpvrager: Van de hulpvrager mag worden verwacht dat hij alle noodzakelijke inlichtingen verstrekt en dat hij zijn medewerking verleent;

  • -

    de gegevensuitwisseling tussen bestuursorganen en andere instanties en

  • -

    de informatievoorziening van gemeente aan het rijk: de gemeente moet kosteloos de nodige informatie verstrekken aan het rijk, zodat het ministerie de uitvoering van de wet kan volgen. Ook regelt de wet dat andere bestuursorganen of instanties de benodigde informatie verstrekken.

Tenslotte wordt een aantal aanpalende wetten gewijzigd. Bijvoorbeeld wordt via de Wet op het financieel toezicht de basisrekening geregeld. Dat is een bankrekening waarop men niet rood kan staan en die speciaal bedoeld is voor mensen die een schuldhulpverleningstraject aangaan.

Onder schuldhulpverlening verstaat de wet: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg. Het betekent ondermeer dat er bij schuldhulpverlening niet alleen aandacht moet zijn voor het oplossen van de financiële problemen van een klant, maar ook voor eventuele omstandigheden die op enigerlei wijze in verband kunnen staan met de financiële problemen.

Gemeente Brummen voert al enkele jaren schuldhulpverlening middels een integrale aanpak uit. Zij doet dit in een samenwerkingsverband met de SWB middels het loket BAC en de Stadsbank te Apeldoorn. Wat dat betreft past de wijze van uitvoering binnen de kaders die met de nieuwe wet gesteld worden.

Nieuwe elementen zijn met name het moratorium en het recht hebben op een basisbankrekening.

Gemeente Apeldoorn heeft recent haar beleidsplan vastgesteld. Daar de uitvoering van dat beleidsplan ook gevolgen heeft voor de werkwijze van de Stadsbank is het van belang in dit kader de belangrijkste elementen hier te benoemen. In hoeverre gemeente Brummen deze kaders eveneens vaststelt, komt verder in dit plan aan de orde.

De kaders en maatregelen in gemeente Apeldoorn zijn ingegeven door de wettelijke ontwikkelingen, maar ook door noodzakelijke bezuinigingen die de schuldhulpverlening raken.

Visie en doelstellingen gemeente Brummen

De burger van Brummen is zelf verantwoordelijk voor zijn of haar financiële huishouden. Indien de burger financiële problemen of schulden heeft kan hij of zij een beroep doen op de gemeentelijke schuldhulpverlening. Ook dan blijft de verantwoordelijkheid liggen bij de burger. De gemeentelijke schuldhulpverlening is er op gericht de burger te ondersteunen bij het vinden van een (duurzame) oplossing voor zijn of haar financiële problemen bij het vinden van een oplossing voor de oorzaken hiervan. Het gaat om ondersteunen, hetgeen betekent “samen met iemand zorgen dat de problemen worden opgelost” en niet “zorgen voor iemand”. De schuldhulpverlening richt zich daarnaast op het voorkomen van problematische schulden.

De gemeente Brummen is van mening dat iedereen zoveel mogelijk mee moet kunnen doen in de samenleving. Het hebben van schulden vormt een ernstige belemmering voor mensen om maatschappelijk volwaardig te kunnen deelnemen en kan leiden tot sociale uitsluiting. Het hebben van schulden kan ook de reïntegratie van werklozen naar de arbeidsmarkt belemmeren. Daarnaast brengen schulden hoge maatschappelijke kosten met zich mee zoals de kosten van bv. huisuitzettingen. Schuldhulpverlening maakt hierdoor deel uit van het brede sociale beleid dat erop gericht is burgers volledig en volwaardig te laten participeren.

Budgetbeheer behelst de activiteiten van de Stadsbank waarbij de burger zijn inkomsten cedeert aan de Stadsbank en de laatste vervolgens bepaalde lasten betaalt.

Schuldhulpverlening en budgetbeheer vormen maatwerk. Van de burger die gebruik maakt van schuldhulpverlening en/of budgetbeheer wordt een gemotiveerde houding verwacht. Diensten in het kader van schuldhulpverlening en/of budgetbeheer worden onthouden aan hen die, rekening houdend met de persoonlijke capaciteiten, een gemotiveerde houding ontberen en op deze wijze geen verantwoordelijkheid willen nemen voor de eigen financiële omstandigheden.

Speerpunten van het beleid

Eigen verantwoordelijkheid van de burger staat centraal

De burger van Brummen is zelf verantwoordelijk voor zijn of haar financiële huishouden. Niet alle burgers kunnen eigen verantwoordelijkheid nemen. Wanneer blijkt dat de klant hier niet toe in staat is, wordt gezocht naar ondersteuning binnen de hulpverlening van de lokale zorgstructuren van de gemeente. De eindverantwoordelijkheid voor het slagen van een traject ligt bij de klant. Het slagen van een traject hangt voor een groot deel af van de eigen inzet. Van de burger wordt verwacht dat hij of zij de eigen verantwoordelijkheid neemt. Dit betekent dat afspraken worden nagekomen, dat informatie op tijd wordt aangeleverd, dat tijdens het traject geen nieuwe schulden worden gemaakt en dat inzet wordt getoond. Tevens wordt van de klant verwacht dat al het mogelijke gedaan wordt om de aflossingsmogelijkheid te vergroten door te solliciteren, mee te werken aan een reïntegratietraject of

aanvulling op het inkomen aan te vragen. De klant ondertekent bij aanvang van een traject een contract waar deze afspraken en verantwoordelijkheden in beschreven staan.

Wanneer de klant niet meewerkt in een traject kan besloten worden om een traject te weigeren dan wel te beëindigen.

Artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening regelt wanneer het college toegang kan weigeren tot de integrale schuldhulpverlening, namelijk als er sprake is van recidive.

Mede vanwege de afnemende financiën kan wellicht de inzet van instrumenten effectiever plaatsvinden op basis van indeling van de doelgroep van schuldhulpverlening. Hierbij zou gebruik kunnen worden gebruik van het rapport ‘klantprofielen voor schuldhulpverlening van Regioplan/Hogeschool Utrecht.

In dit rapport wordt gesteld dat de motivatie van de klant (het nakomen van de gemaakte afspraken), de vaardigheden van de klant en het lokale aanbod van diensten en producten bepalend zijn voor de kenmerken van een traject.

Met name het vooraf toetsen van de motivatie is echter moeilijk, zeker wanneer er sprake is van psychosociale factoren. Op dit moment wordt landelijk gekeken naar het ontwikkelen van instrumenten waarmee op objectieve wijze de motivatie van de klant getoetst kan worden. Vooralsnog wordt voorgesteld deze ontwikkeling af te wachten en de beleidregels op te stellen op basis van het wel dan niet nakomen van de afspraken/verplichtingen.

Besluit 1:

Klanten die driemaal in twee jaar tijd het schuldhulpverleningstraject verwijtbaar beëindigd hebben, wordt de toegang tot de schuldhulpverlening ontzegd voor een periode van twee jaar. De toegang tot budgetbeheer wordt voor minimaal een jaar ontzegd als de klant verwijtbaar niet heeft voldaan aan de voorwaarden of zelf om beëindiging van budgetbeheer heeft gevraagd. Als er sprake is van sterk gewijzigde omstandigheden die tevens aantoonbaar zijn kan hiervan worden afgeweken.

Klanten die budgetbeheer feitelijk niet meer nodig hebben, blijven nog wel eens te lang in budgetbeheer. Vaak omdat er sprake is van koudwatervrees om het zelf te doen, soms omdat de dienstverlening als “handig” wordt ervaren.

Besluit 2:

Als uit de indicatie van de Stadsbank blijkt dat er geen noodzaak voor budgetbeheer meer is, dan moet de klant voor de dienstverlening zelf betalen[1]. Van belang is het investeren op mensen om de zelfredzaamheid mogelijk te maken. Uitgangspunt is, dat het door de gemeente gefinancierde budgetbeheer alleen voor klanten is, die het echt nodig hebben.

[1] De rekening voor het budgetbeheer wordt nu door de gemeente betaald, of wordt verrekend met de bijzondere bijstand.

Nadere criteria en termijnen hieromtrent kunnen door het college, na vaststelling van dit plan door de raad, in beleidsregels worden vastgelegd.

Het doel van de inzet van schuldhulpverlening is op de lange termijn de zelfredzaamheid van de klant te vergroten.

Integrale aanpak schuldhulpverlening

Zoals in hoofdstuk 3 is beschreven, wordt schuldhulpverlening al zoveel mogelijk integraal benaderd. In de komende periode worden meer taken vanuit de overheid gedecentraliseerd bij de gemeenten. Daarnaast worden er de nodige bezuinigingen verwacht in het sociale domein. Deze ontwikkelingen zullen direct en indirect gevolgen hebben voor de doelgroep schuldhulpverlening. Bij de beleidsontwikkeling zullen de gevolgen integraal meegenomen moeten worden.

Op dit moment is al duidelijk dat de koppeling met de Wet Werk en Bijstand, wellicht straks de Wet Werken Naar Vermogen, geïntensiveerd moet worden.

Besluit 3:

Voortgezet wordt dat bij de intake door de klantmanager WWB getoetst wordt of er sprake is van schulden of dreigende schulden, waarna directe verwijzing plaatsvindt naar de medewerker van het BudgetAdviesCentrum.

Budgetbeheer is een ondersteunend middel dat ingezet wordt in diverse vormen van intensiteit en duur, veelal ter ondersteuning van schuldhulpverlening

De gemeente bepaalt ten aanzien van de gebruiker van deze dienstverlening de noodzaak van budgetbeheer. Burgers met een minimuminkomen hoeven geen eigen bijdrage te betalen. Voor burgers met een inkomen boven het minimum wordt een bijdrage verwacht ter dekking van de kosten. Hiertoe wordt de draagkrachtregeling van de bijzondere bijstand toegepast. Van burgers die, ondanks een niet door de gemeente vastgestelde noodzaak, gebruik willen (blijven) maken van budgetbeheer wordt een bijdrage ter hoogte van de werkelijke kosten gevraagd.

Besluit 4:

Budgetbeheer kan in verschillende intensiteit plaatsvinden. Doel is te streven naar een zo laag mogelijke intensiteit van budgetbeheer en hier flexibel mee om te gaan. Dat kan door jaarlijks de klant te toetsen op:

- de leerbaarheid van een klant (ontwikkeling vaardigheden), inclusief een indicatie van de stappen die nodig zijn om uit te stromen naar een lager regime ;

- en of hij stabiel genoeg kan handelen zodat de budgetbeheerder zijn of haar werk kan doen. Is er op tijd voldoende inkomen, werkt de klant mee in het aanleveren van noodzakelijke facturen, etc.

Van leerbare klanten wordt verwacht dat ze stappen zetten om te komen tot vermindering van dienstverlening. Ondersteuning via budgetbegeleiding en/ of een vrijwilliger is daarbij mogelijk.

Besluit 5:

Wil men meer dienstverlening (budgetbeheer) ontvangen dan volgens de Stadsbank of BAC noodzakelijk is, dan is continuering daarvan alleen mogelijk als de geboden dienstverlening minus de kosten van geïndiceerde dienstverlening wordt betaald. Van klanten die moeite hebben om afspraken na te komen etc. wordt verwacht dat zij, met hulp van vrijwilligers en hulpverleners, hieraan werken. Lukt dat niet (verwijtbaar) dan moet worden betaald voor de dienstverlening of wordt het regime budgetbeheer teruggebracht naar een lager regime. Dit houdt in dat ondanks dat de klant dit niet wil, budgetbeheer eenzijdig beëindigd kan worden.

Besluit 6:

Analoog aan de draagkracht regeling bijzondere bijstand zullen klanten die een inkomen hebben boven het sociaal minimum naar draagkracht voor budgetbeheer moeten gaan betalen[1]. De beleidsregels voor de bijzondere bijstand zullen hiervoor worden aangepast.

[1] In de praktijk betekent dit (in combinatie met besluit 2), dat mensen boven het minimum altijd zelf naar draagkracht voor budgetbeheer moeten betalen.

Schuldhulpverlening aan huishoudens met minderjarige kinderen

In de komende periode wordt er meer nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de klant en daaraan gekoppeld het verwijtbaar gedrag waardoor schuldhulptrajecten niet succesvol kunnen worden afgerond.

Indien een klant met minderjarige kinderen vanwege aantoonbaar verwijtbaar gedrag het traject niet succesvol kan afronden of zelf voortijdig stopt, dan ontstaat een spanningsveld. Immers in de beleidsregels zullen nadere criteria en termijnen worden opgenomen indien er sprake is van recidive door verwijtbaar gedrag.

Het hebben van minderjarige kinderen mag geen “excuus” zijn voor de klant om de eigen verantwoordelijkheid om zijn/haar schulden op te lossen niet na te komen.

Van de klant wordt juist verwacht dat hij/zij extra verantwoordelijkheid toont in het belang van de kinderen. Indien de situatie van het kind in gedrang komt, wordt aansluiting gezocht bij bestaande overlegvormen zoals het ZorgAdviesTeam.

Dit zal duidelijk vertaald moeten worden in de overeenkomst met de klant.

Op dit moment wordt op de volgende wijze concreet vorm gegeven aan de schuldhulpverlening aan huishoudens waarbij sprake is van minderjarige kinderen:

  • -

    bij crisissituaties wordt in principe niet overgegaan tot woningontruiming, afsluiting energie e.d., er wordt onderzocht of er redenen en mogelijkheden zijn om afsluitingen/ontruimingen te voorkomen;

  • -

    voor gezinnen met kinderen zijn er in het kader van het minimabeleid specifieke regelingen.

Dit willen we voortzetten.

Preventie en nazorg

De inzet om afspraken te maken over vroegtijdig signaleren en over voorlichting worden voortgezet en daar waar mogelijk geïntensiveerd. Woningstichtingen en energieleveranciers hebben een belangrijke signaalfunctie. Daar waar mogelijk zal de verbinding met andere belangrijke actoren bij het ontstaan en signaleren van schulden ook worden gezocht. Te denken valt aan Vitens, zorgverzekering, postorderbedrijven, leeninstellingen en dergelijke. Uiteraard wordt hierbij de privacywetgeving toegepast.

Inzet van vrijwilligers bij de schuldhulpverlening wordt maximaal voortgezet. Zonder hen is schuldhulpverlening in de mate als nodig, niet mogelijk. Daarnaast zal aandacht zijn voor (vroegtijdige) voorlichting. Hierbij valt te denken aan de groepen 7 en 8 van het basisonderwijs.

Naast preventie is ook nazorg van belang, om het ontstaan van nieuwe problemen te voorkomen en daarmee een duurzame schuldhulpverlening mogelijk te maken.

Besluit 7:

Door het BAC worden afspraken gemaakt met actoren over het signaleren van mogelijke schuldsituaties. Doel hierbij is preventie om daarmee schuldregelingen en schuldhulpverlening te voorkomen

Besluit 8:

De samenwerking tussen gemeente Brummen het BAC en de Stadsbank Apeldoorn wordt voortgezet.

Besluit 9:

De wachttijd bij schuldhulpverlening tussen melding en eerste gesprek bedraagt ten hoogste 20 werkdagen. Het BAC streeft ernaar deze wachttijd maximaal 10 dagen te laten bedragen. Indien er sprake is van een bedreigende situatie (gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, of water, of opzegging, dan wel ontbinding van de zorgverzekering) vindt binnen drie werkdagen het eerste gesprek plaats, waarin de hulpvraag wordt vastgesteld.

Besluit 10:

Inzet van vrijwilligers bij het BAC wordt voortgezet.

Besluit 11:

Er vindt (vroegtijdige) voorlichting plaats.

Besluit 12:

Een half jaar voor het einde van het succesvol doorlopen van een schuldtraject informeert de contactpersoon van de Stadsbank de medewerker BAC in Brummen. Gezamenlijk wordt bepaald welke nazorg de klant nodig heeft.

Belangrijk aspect bij de begeleiding is de zelfredzaamheid van de burger. Het is niet de bedoeling dat de begeleider de financiële administratie en het invullen van formulieren van de klant overneemt. De klant moet zelf zorgen voor zijn/haar financiën en kan daarvoor advies en steun krijgen van de begeleider, die tevens toe ziet op de structurele aanpak door de klant.

Omvang formele trajecten schuldhulpverlening

Activiteit

2011

Budgetbegeleiding BAC

44

Schuldbemiddeling Stadsbank

13

Budgetbeheer Stadsbank

41

Financiën

De schuldhulpverlening wordt op verschillende manieren gefinancierd. Voor een deel zit de financiering in de reguliere financiering van de Stichting Welzijn Brummen, middels financiering van het BAC en het maatschappelijk werk en voor een deel wordt de Stadsbank gefinancierd op basis van daadwerkelijk uitgevoerde trajecten en schuldhulpverlening. De laatste jaren is de financiering van het BAC toegenomen (Extra € 10.000), waardoor de toename van de hulpvraag grotendeels kon worden opgevangen. Daarnaast hebben ook de woningstichtingen een bijdrage beschikbaar gesteld voor financiering van het BAC. De preventieve werkwijze van het BAC is goedkoper dan de duurdere Stadsbank trajecten op het moment dat de schuldproblematiek al een groot probleem is geworden. De extra subsidie voor het BAC is inmiddels structureel opgenomen in de financiering van de Swb.

Door de met deze kader nota te nemen besluiten wordt de schuldhulpverlening enigszins beperkt tot de mensen die gemotiveerd zijn en meewerken om uit de schuldproblematiek te geraken. Verwacht wordt dat de huidige financiering van de schuldhulpverlening, ondanks dat nog een toename van de problematiek wordt verwacht, daarmee opgevangen kan worden.

Dit besluit is genomen tijdens de openbare raadsvergadering van 29 november 2012.

De gemeenteraad van Brummen,

mr. A.P. Leenstra, griffier

N.E. Joosten bc, voorzitter