Regeling vervallen per 26-01-2021

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 25 september 2012 (nr. 80B0CB19) tot vaststelling van beleidsregels inzake de uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Beleidsregels Bibob provincie Utrecht)

Geldend van 01-10-2012 t/m 25-01-2021

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 25 september 2012 (nr. 80B0CB19) tot vaststelling van beleidsregels inzake de uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Beleidsregels Bibob provincie Utrecht)

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 25 september 2012 (nr. 80B0CB19) tot vaststelling van beleidsregels inzake de uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Gedeputeerde staten van Utrecht,gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, juncto artikel 3, onderdeel a, van het Besluit BIBOB

besluiten vast te stellen de navolgende beleidsregels:

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbestedende dienst: de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, een politie- regio, een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf dan wel een ander openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet, of een zelf standig bestuursorgaan als bedoeld in het tweede lid;

  • b.

    betrokkene: de aanvrager van een vergunning, de vergunninghouder, de bij een aanbesteding betrokken marktpartij(en) of de marktpartij waaraan de opdracht is gegund;

  • c.

    landelijk bureau Bibob (LBB): bureau ressorterend onder het Ministerie van Veiligheid en Justitie, belast met de uitvoering als bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • d.

    onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

  • e.

    overheidsopdracht:

    • 1°.

      een opdracht die wordt verstrekt op basis van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen enerzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener en anderzijds een aanbestedende dienst, en die betrekking heeft op:

      • i.

        de uitvoering dan wel het ontwerp alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet,

      • ii.

        de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, met dien verstande dat dit tevens de nodige werkzaamheden kan omvatten voor het aanbrengen en installeren van die producten bij de levering daarvan, of de uitvoering van diensten in de meest ruime zin;

    • 2°.

      het geheel van afspraken dat vastgelegd is in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een aanbestedende dienst en anderzijds een of meer private partijen, over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen

      • f.

        gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een aanbestedende dienst;

      • g.

        LBB-advies: het advies, als bedoeld in artikel 9 van de wet;

      • h.

        provincie: de provincie Utrecht, in casu vertegenwoordigd door gedeputeerde staten;

      • i.

        screening: onderzoek door de provincie in het kader van de wet naar de integriteit van betrokkenen;

      • j.

        screeningsresultaat: de uitkomst van het onderzoek als bedoeld onder i;

      • k.

        vragenlijst: samenstel van vragen als bedoeld in artikel 30 van de wet, opgenomen in een door gedeputeerde staten vastgesteld formulier;

      • l.

        wet (Bibob): Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur;

      • m.

        Sr: Wetboek van Strafrecht.

      • n.

        BAO: Besluit Aanbesteding voor overheidsopdrachten

      • o.

        gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Utrecht;

      • p.

        Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2. Toepassing

  • 1 Deze beleidsregels zijn van toepassing op vergunningen op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdelen e en i, artikel 2.6 van de Wabo en daaraan gerelateerde handhavingsbesluiten en op overheidsopdrachten.

  • 2 Gedeputeerde staten vragen betrokkene een vragenlijst in te vullen, indien daartoe aanleiding bestaat.

  • 3 Van aanleiding, als bedoeld in het tweede lid, kan sprake zijn wanneer het vermoeden bestaat dat de beschikking of de overheidsopdracht, mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • 4 Van aanleiding, als bedoeld in het tweede lid, is sprake in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 26 van de wet het bestuursorgaan wijst op de wenselijkheid om het LBB advies te vragen, als bedoeld in artikel 9 van de wet.

  • 5 Van aanleiding, als bedoeld in het tweede lid, is sprake wanneer een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e en artikel 2.6 van de Wabo wordt aangevraagd.

  • 6 Van aanleiding, als bedoeld in het tweede lid, kan sprake zijn wanneer een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wabo wordt aangevraagd of wanneer een melding krachtens artikel 2.25, tweede lid, van de Wabo wordt gedaan.

  • 7 Van aanleiding, als bedoeld in het tweede lid, kan sprake zijn wanneer een handhavingsbesluit, gerelateerd aan een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt voorbereid.

  • 8 Van aanleiding, als bedoeld in het tweede lid, is sprake bij aanbestedingen voor overheidsoverdrachten met een geraamde opdrachtwaarde vanaf € 500.000,- (exclusief BTW).

  • 9 Een screening, vindt niet plaats indien het een inrichting betreft die wordt gedreven door een overheidsdienst of door een bedrijf waarvan alle aandelen in bezit zijn van de overheid.

  • 10 In geval de informatie uit de vragenlijst, in combinatie met het screeningsresultaat, naar het oordeel van gedeputeerde staten daar aanleiding toe geeft, kunnen gedeputeerde staten besluiten een adviesaanvraag, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet in te dienen.

Artikel 3. Indicatoren

Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een vermoeden, als bedoeld in artikel 2, derde lid, worden in ieder geval de volgende indicatoren gehanteerd:

  • a.

    de bedrijfsstructuur of de activiteiten in de onderneming of in de directe omgeving daarvan;

  • b.

    de financiering en de financiële situatie van het bedrijf;

  • c.

    de omstandigheden ten aanzien van de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming, de eigenaar van het pand of de inrichting waarin de onderneming is gevestigd, dan wel van andere betrokkenen;

  • d.

    overige omstandigheden die gedeputeerde staten doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of de overheidsopdracht in de zin van de wet zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • e.

    overige omstandigheden die gedeputeerde staten doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel de gegeven vergunning, dan wel van de te aanbesteden of verleende overheidsopdracht een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 4. Eigen onderzoek provincie

  • 1 Voordat tot gunning wordt overgegaan toetst de provincie de integriteit van de betrokkene bij openbare aanbestedingen voor werken met een geraamde opdrachtwaarde vanaf het in artikel 2, lid 8, genoemde bedrag.

  • 2 Voordat tot verlening van de (oprichtings)vergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onderdeel 1° Wabo alsmede de vergunning bedoeld in artikel 2.6 Wabo, wordt overgegaan toetst de provincie de integriteit van de betrokkene.

  • 3 Voordat tot verlening van de vergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onderdelen 2° en 3°van de Wabo, wordt overgegaan kan de provincie de integriteit van de betrokkene toetsen.

  • 4 Voordat tot verlening van de vergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, wordt overgegaan kan de provincie de integriteit van de betrokkene toetsen.

  • 5 Bij de voorbereiding van een handhavingsbesluit in relatie tot een omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 2 en 3, kan de provincie de integriteit van de betrokkene toetsen.

  • 6 Bij de behandeling van een melding als bedoeld in artikel 2.25, tweede lid, van de Wabo kan de provincie de integriteit van de betrokkene toetsen.

  • 7 In afwijking van het bepaalde in de leden 1, 2 3 , 4, 5 en 6 toetst de provincie de integriteit van de betrokkene als de Officier van Justitie gedeputeerde staten heeft geïnformeerd op grond van artikel 26, Wet Bibob.

  • 8 In afwijking van het bepaalde in de leden 1, 2 3, 4, 5 en 6 toetst de provincie de integriteit van de betrokkene indien uit andere informatie vermoedens ontstaan van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob.

  • 9 De provincie onderzoekt met behulp van het door betrokkene ingevulde vragenformulier, alsmede op basis van de daarbij meegestuurde bewijsstukken, eventueel aan betrokkene extra opgevraagde documenten en eigen onderzoek, in ieder geval of sprake is van een vermoeden van gevaar dat: de beschikking mede za worden gebruikt om:

    • uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of

    • strafbare feiten te plegen of b een of meerdere strafbare feiten is of zijn gepleegd ter verkrijging van de beschikking.

Artikel 5. Onderzoek Landelijk Bureau Bibob (LBB)

  • 1 Indien gedeputeerde staten op basis van een screening het vermoeden hebben dat betrokkene zich bevindt in dusdanige omstandigheden, dat op basis van de aanwezige informatie geen duidelijke conclusie kan worden getrokken, kunnen zij het LBB verzoeken om een advies als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet.

  • 2 Indien gedeputeerde staten op basis van een screening het vermoeden hebben dat betrokkene zich bevindt in één van de omstandigheden, genoemd in artikel 45 BAO, kunnen zij het LBB verzoeken om een advies als bedoeld in artikel 9, tweede lid van de wet.

  • 3 Indien de Officier van Justitie gedeputeerde staten heeft geïnformeerd op grond van artikel 26 van de wet, zullen deze het LBB verzoeken om een advies als bedoeld in artikel 9, tweede lid van de wet.

  • 4 Het verzoek als bedoel in de leden 1, 2 en 3 heeft betrekking op het inwinnen van informatie uit gesloten bronnen, zoals is weergegeven in de artikelen 13 en 27 van de wet.

  • 5 Het LBB-advies maakt deel uit van de overwegingen bij het besluit van gedeputeerde staten, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, dan wel artikel 3, eerste lid.

Artikel 6. Resultaat onderzoek integriteit

  • 1 Indien het screeningsresultaat, in combinatie met het LBB-advies, leiden tot onder meer een voorgenomen weigering, een handhavingsbesluit of een uitsluiting, stellen gedeputeerde staten betrokkenen in de gelegenheid een zienswijze kenbaar te maken  en eventueel maatregelen te treffen.

  • 2 De zienswijze, als bedoeld in het eerste lid, maakt deel uit van de besluitvorming die onder meer kan leiden tot weigering, dan wel uitsluiting.

  • 3 Het screeningsresultaat, alsmede het LBB-advies zijn niet openbaar, behoudens het bepaalde in artikel 28 van de wet.

PARAGRAAF 2 AANBESTEDING

Artikel 7. Aanbesteding

Als omstandigheden bedoeld in artikel 4, tweede lid, worden in ieder geval omstandigheden betreffende beroepsmoraliteit en ernstige fout in de uitoefening van een beroep bedoeld.

Artikel 8. Beroepsmoraliteit

Als een delict dat de beroepsmoraliteit, respectievelijk de professionele integriteit van de betrokkene in het gedrang brengt als bedoeld in artikel 45, derde lid, sub c, van het BAO wordt in ieder geval aangemerkt een van onderstaande delicten waarvoor betrokkene bij een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is geweest:

  • a.

    omkoping als bedoeld in de artikelen 177, 177a en 178 Sr

  • b.

    valsheid in geschrifte als bedoeld in de artikelen 225, 226, 227 en 227a Sr

  • c.

    schending van geheimen als bedoeld in de artikelen 272 en 273 Sr

  • d.

    afpersing als bedoeld in de artikelen 317 en 318 Sr

  • e.

    verduistering als bedoeld in de artikelen 321, 322 en 323a Sr

  • f.

    oplichting als bedoeld in artikel 326 Sr

  • g.

    omkoping van anderen dan ambtenaren als bedoeld in 328ter Sr

  • h.

    bedrog bij bouw als bedoeld in artikel 331 Sr

Artikel 9. Ernstige fout in de uitoefening van een beroep

Als ernstige fout in de uitoefening van zijn beroep als bedoeld in artikel 45, lid 3, sub d, van het BAO worden in ieder geval aangemerkt:

  • a.

    het doen van een gift of belofte of het aanbieden van een dienst indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd iemand te laten doen wat in strijd is met zijn plicht;

  • b.

    het vervalsen of valselijk opmaken van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen;

  • c.

    het verstrekken van onjuiste gegevens of het ten onrechte niet verstrekken van juiste gegevens, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd financieel voordeel te behalen;

  • d.

    het handelen of nalaten waardoor de lichamelijke integriteit van werknemers of andere personen ernstig in gevaar wordt gebracht;

  • e.

    het opgelegd hebben gekregen van een boete of last onder dwangsom in de zin van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet;

  • f.

    het in het kader van de uitvoering van een opdracht hebben begaan van een onrechtmatige daad waaruit ernstige schade is voortgevloeid, met dien verstande dat deze gedragingen hebben plaatsgevonden in het kader van de beroepsuitoefening.

Artikel 10. Beoordeling

Gedeputeerde staten beoordelen steeds per voorgenomen opdrachtverstrekking en met inachtneming van het gestelde in artikelen 7 en 8 of er, gelet op de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in de artikelen 4 en 5, kan worden gegund of dat de betrokkene moet worden uitgesloten. Zij nemen daarbij in ieder geval de volgende aspecten in overweging:

  • a.

    de maatregelen die een betrokkene heeft genomen om herhaling van de schending van de beroepsmoraliteit of herhaling van de ernstige beroepsfout te voorkomen;

  • b.

    het aantal en de zwaarte van de schending van de beroepsmoraliteit of ernstige fout in de beroepsuitoefening voorafgaand aan de aanbesteding;

  • c.

    de sinds de laatste ernstige fout in de beroepsuitoefening of schending van de beroepsmoraliteit verstreken tijd;

  • d.

    de omvang van de opdracht;

  • e.

    de hoogte van het behaalde of te behalen voordeel;

  • f.

    de opgelegde straf;

  • g.

    de mate van betrokkenheid van de leidinggevenden binnen het bedrijf van de betrokkene;

  • h.

    de economische en maatschappelijke gevolgen van een afwijzend besluit;

  • i.

    de financiële gevolgen voor betrokkene;

  • j.

    de vereiste continuïteit van de met de overheidsopdracht gemoeide werkzaamheden;

  • k.

    de aanwezigheid van een subsidiair middel;

  • l.

    de afwezigheid van een alternatief;

  • m.

    de mate waarin de betrokkene preventieve maatregelen heeft genomen.

PARAGRAAF 3 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 11. Intrekking

De Beleidslijn milieu provincie Utrecht wordt ingetrokken.

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregels Bibob provincie Utrecht.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 oktober 2012.

Ondertekening

R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. H. GOEDHART, secretaris. Uitgegeven 12 oktober 2012 Gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris
 

Toelichting Beleidsregel Bibob provincie Utrecht Algemene toelichting Op 1 juni 2003 is de Wet Bibob in werking getreden. Toepassing van de Wet Bibob moet voorkomen dat de provincie, door het verlenen van vergunningen, daaraan gerelateerde (handhavings)besluiten of het gunnen van overheidsopdrachten, criminele activiteiten faciliteert. Op grond van de wet kunnen gedeputeerde staten een vergunning weigeren of intrekken, dan wel een gegadigde uitsluiten bij de aanbesteding voor een overheidsopdracht, wanneer het gevaar bestaat dat deze wordt benut voor het plegen van een strafbaar feit of het voordeel trekken uit een strafbaar feit. De reikwijdte van de Wet Bibob beperkt zich tot specifieke beleidsterreinen. De wet richt haar aandacht op de sectoren Bouw, ICT en Milieu ten aanzien van aanbestedingen. De provincie Utrecht richt haar aandacht in eerste instantie ten aanzien van overheidsopdrachten op de sector Bouw bij werken ((wegen-)bouw) vanaf € 500.000,-; die diensten en leveringen wordt aansluiting gezocht bij de Europese aanbestedingsdrempel (EUR 200.000) en op omgevingsvergunningen. Dit laatste mede gelet op diverse wetenschappelijke onderzoeken en grote strafzaken, waaruit blijkt dat het werkveld Milieu gevoelig is voor criminele handelingen. Wanneer daar aanleiding voor is, kan Bibobonderzoek ook gevraagd worden in andere gevallen, bijvoorbeeld naar aanleiding van een tip van de Officier van Justitie op grond van artikel 26 Wet Bibob. Mogelijk kan op termijn het Bibob-beleid zich ook gaan richten op subsidies. De provincie kan een screening (laten) uitvoeren indien daartoe aanleiding bestaat. Van aanleiding kan sprake zijn wanneer het vermoeden bestaat dat de beschikking of de overheidsopdracht, zou kunnen worden gebruikt om bijvoorbeeld strafbare feiten te plegen. Een screening, eventueel gevolgd door een onderzoek door het Landelijk Bureau Bibob (LBB), is een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts-)persoon te controleren. Voorafgaand aan een dergelijk onderzoek wordt betrokkenen gevraagd een speciaal voor Bibob ontwikkeld vragenformulier in te vullen. Het LBB valt onder het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het LBB kan worden benaderd wanneer beschikbare open bronnen alleen onvoldoende informatie verschaffen en raadpleging van politie- en justitiebronnen wenselijk is. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer een redelijk vermoeden bestaat dat onregelmatigheden plaatsvinden of hebben plaatsgevonden, maar er op basis van open bronnen onvoldoende bewijzen zijn. De bevindingen van de screening en het eventuele advies van het LBB maken deel uit van het afwegingskader bij de besluitvorming. Ook wanneer de Officier van Justitie op grond van artikel 26 Wet Bibob informatie verstrekt ten aanzien van de integriteit van de betrokkene, wordt het LBB altijd om advies gevraagd. Vanwege de aard van de gegevens en de diversiteit aan gebruikte bronnen kan een dergelijk onderzoek een zware inbreuk op de privacy betekenen. Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen waarover gegevens verzameld worden, legt de Wet Bibob een zeer stringent regime op ten aanzien van het gebruik en de verstrekking van die gegevens. Gedeputeerde staten beoordelen op grond van de uitkomsten van het onderzoek of er voldoende aanleiding is om o.a. een vergunning te weigeren dan wel in te trekken, c.q. een overheidsopdracht in het kader van een aanbesteding te weigeren. Als gedeputeerde staten besluiten tot (gedeeltelijke) overname van het advies, wordt dit advies onderdeel van het besluit. Dit is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Een belanghebbende kan, in geval van een besluit in het kader van de Wabo een beroepschrift indienen. In bepaalde gevallen gaat een bezwaarprocedure, als bedoeld in artikel 7:1 Awb hieraan vooraf. Tegen het advies van het LBB afzonderlijk kan geen bezwaar en beroep worden ingesteld. Gedeputeerde staten kunnen een beschikking weigeren of een ander belastend besluit nemen indien er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet of indien er sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden. Bij de besluitvorming worden de gevolgen van een mogelijke weigering of intrekking afgezet tegen de met het besluit te dienen doelen (evenredigheidstoets). Indien gedeputeerde staten voornemens zijn de beschikking te weigeren respectievelijk handhavend op te treden, of een marktpartij uit te sluiten van aanbesteding dan wel een overeenkomst te ontbinden, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen en maatregelen te treffen. Afstemming met het Openbaar Ministerie vindt plaats om te voorkomen dat door de procedure in het kader van de Wet Bibob strafrechtelijke onderzoeken worden doorkruist. Artikelgewijze toelichting Artikel 1, onderdeel c. Betrokkene In deze beleidsregels is ervoor gekozen de diversiteit aan bestaande termen, zoals betrokkene, gegadigde, inschrijver, aannemer of onderaannemer in de aanbestedingsrichtlijnen terug te brengen tot één term, namelijk betrokkene, ongeacht het stadium van de aanbestedingsprocedure en ongeacht het karakter van de aanbestedingsprocedure. De Wet Bibob spreekt van betrokkene en belanghebbende. De betrokkene in deze beleidsregels is de gegadigde en belanghebbende(n) en alle derden die in het integriteitonderzoek en het advies naar boven komen. De Wet Bibob is voor de provincie van toepassing op vergunningen op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdelen e en i, artikel 2.6 en op meldingen van vergunningoverdracht als bedoeld in artikel 2.25 van de Wabo. Bibob wordt ingezet als feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven (lid 2)  Er volgt altijd een screening bij de aanvraag van een oprichtings- of revisievergunning. Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) en bij de melding dat de omgevingsvergunning overgaat naar een andere vergunninghouder, kan een screening volgen. Dit is  afhankelijk van wat wordt aangevraagd. Bibob wordt ingezet bij een tip op grond van artikel 26 Wet Bibob van de officier van Justitie. Uitzondering hierop betreft de inrichting die wordt gedreven door een overheidsdienst of door een bedrijf waarvan alle aandelen in bezit zijn van de overheid. Bij de toetsing van de integriteit bij de vergunningaanvragen is artikel 30 van de Wet Bibob het cruciale artikel voor wat betreft de vraagstelling. Dit artikel biedt vooral mogelijkheden om nader in te gaan op de bedrijfsstructuur en de financiële organisatie. Ingevolge de Wabo kan voor een tweetal activiteiten die worden geregeld in de omgevingsvergunning, een Bibob-toets plaatsvinden bij de vergunningsverlening en de handhaving. Het gaat om de activiteiten bouwen en oprichten, het veranderen en het in bedrijf hebben van een inrichting. Er is niet voor gekozen de Bibob-toets toe te passen bij bouwactiviteiten, wel voor de oprichtings-, de revisievergunning en de omgevingsvergunning beperkte milieutoets. Vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wabo zullen per 1 januari 2013 worden uitgevoerd door de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht of de RUD Noordzeekanaal (BRZO-taken). Bibob Bij aanbesteding van overheidsopdrachten is de wet alleen van toepassing bij de sectoren: Bouw, ICT en Milieu (art. 3 Besluit Bibob). Voor Europese aanbestedingen (boven de drempelwaarde van € 5.000.000,- voor werken) biedt de wet geen extra weigering- en intrekkingsgrond (art. 5 Wet Bibob). Aanbestedende diensten blijven gebonden aan de uitsluitingsgronden, zoals genoemd in de Europese aanbestedingsrichtlijnen. Het LBB kan wel adviseren over de aanwezigheid van feiten en omstandigheden, die aanleiding kunnen geven een opdracht niet te gunnen. Wanneer de speciale vragenlijst is ingevuld zullen gedeputeerde staten in alle gevallen een screening uitvoeren, waarbij mede aan de hand van indicatoren (artikel 3) wordt besloten om al dan niet advies te vragen bij het LBB (lid 5 en 6). Artikel 3. Indicatoren Artikel 3, onder a, betreft onrealistische prijs/prestatie voorstellen. Ook het ontbreken van reglementen of statuten kan een aanwijzing zijn, evenals de samenstelling van het bestuur of de leiding van de aanvragende instantie. Afwijkende personeelsomvang in relatie tot de bedrijfsactiviteit en het feit dat de hoofdactiviteit van de aanvrager zich buiten de EU afspeelt zijn eveneens aanwijzingen. Tevens betreft het zaken in relatie tot de rechtspersoon, zoals het feit dat de aanvrager een rechtspersoon in oprichting is of dat er sprake is van een korte levensduur van de rechtspersoon op het moment van indiening. De financiering en financiële situatie van het bedrijf, voor zover relevant, zijn de onder b genoemde indicatoren. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de financiële situatie (schulden, surseance). Tevens wordt gekeken naar het niet (tijdig) kunnen overleggen van een accountantsverklaring, naar de integriteit van de accountant die de verklaring afgeeft en naar ontbrekende of onvolledige formele documenten (jaarstukken, bedrijfsplannen). De indicatoren genoemd onder c hebben betrekking op de omstandigheden ten aanzien van de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming, de eigenaar van het pand of de inrichting waarin de onderneming is gevestigd, dan wel andere betrokkenen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de integriteit van de financier of van een voor advies ingehuurde derde. Hierbij wordt ook nagegaan of er sprake is van eerdere betrokkenheid van bestuurders bij een faillissement en of er sprake is van een branchevreemde aanvrager. Ten aanzien van (andere) omstandigheden, genoemd onder d, die de provincie doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten, kan gedacht worden aan de vraag of de aanvragende organisatie betrekkingen heeft met extremistische organisaties. Ten aanzien van de onder e genoemde (andere) omstandigheden die de provincie doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd, kan gedacht worden aan aangeleverde informatie die onjuist of vervalst is (onjuiste financiële gegevens, valse diploma’s, valse referenties). Artikel 4. Eigen onderzoek provincie Aan de hand van de in de beleidsregels genoemde indicatoren kunnen gedeputeerde staten bepalen dat er aanleiding is om een onderzoek in te stellen in kader van de Wet Bibob. De afweging om tot een onderzoek in het kader van deze wet over te gaan, moet juist met het oog op het ingrijpende karakter – weloverwogen zijn, met duidelijke inachtneming van beginselen van behoorlijk bestuur als proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Uitgangspunt van de Wet Bibob is dat gedeputeerde staten allereerst zelf al het mogelijke doen om te concluderen of een betrokkene mogelijk voldoet aan de voorwaarden om op grond van een of meer gronden uitgesloten te worden van een overheidsopdracht dan wel van een positief besluit omtrent een omgevingsvergunning. Bij deze screening hanteert de provincie open bronnen. De betrokkene krijgt aan de hand van de bevindingen de gelegenheid een zienswijze in te dienen. Het screeningsresultaat kan bij besluiten omtrent vergunningen in beginsel gedurende een jaar gebruikt worden, voor aanbestedingsprocedures een half jaar. De ingevulde officiële vragenlijst kan dienen als een eigen verklaring ten aanzien van de integriteit van de aanbieder. Mocht op enig moment blijken dat de betrokkene onjuiste informatie heeft verstrekt, dan is sprake van valsheid in geschrifte als bedoeld in artikel 227a van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 5. Onderzoek LBB De provincie kan een advies aanvragen bij het LBB. Niet in alle gevallen is een advies van het LBB noodzakelijk om de integriteit van een betrokkene te beoordelen (voordat een betrokkene wordt uitgesloten van de aanbestedingsprocedure of een besluit wordt genomen omtrent de vergunning ). Dit is meestal het geval wanneer uit het screeningsresultaat afgeleid kan worden dat: a. de integriteit van een betrokkene twijfelachtig is, doch tegelijkertijd; b. over onvoldoende informatie wordt beschikt om die betrokkene op grond van één van de uitsluitingsgronden genoemd in artikel 8 en 9 van deze regeling uit te sluiten. Als het Openbaar Ministerie op basis van artikel 26 Wet Bibob informatie verstrekt wordt altijd advies aan het LBB gevraagd. Het advies van het LBB heeft betrekking op de mate van gevaar. Een advies van het LBB kan luiden: geen gevaar, enige mate van gevaar of een ernstige mate van gevaar. De doorlooptijd van een adviesaanvraag bedraagt vier weken met een verlenging van vier weken. Het advies is niet bindend. Op basis van het advies maken gedeputeerde staten hun eigen afweging met betrekking tot de verschillende belangen. De adviezen van het LBB worden in een vertrouwelijk archief bewaard. Deze adviezen kunnen gedurende twee jaar gebruikt worden, ook in verband met een andere beslissing. Gedeputeerde staten kunnen de adviezen gebruiken voor de onderbouwing van het betreffende besluit. Indien gedeputeerde staten een advies aanvragen, wordt de wettelijke termijn waarbinnen de vergunning dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen. De opschorting bedraagt ten hoogste vier weken (art. 15, lid 1, Wet Bibob). Deze termijn kan eenmalig verlengd worden met een termijn van maximaal vier weken (art. 15, lid 3, Wet Bibob). Gedeputeerde staten moeten betrokkene over de adviesaanvraag informeren (mededelingsplicht). De aanvrager kan tegen de adviesaanvraag en het advies van het LBB geen bezwaar indienen, maar alleen tegen het uiteindelijke besluit van gedeputeerde staten omtrent de gunning van de opdracht c.q. de gevraagde vergunning dan wel het daaraan gerelateerde handhavingsbesluit. Artikel 7, 8 en 9. Aanbesteding Ten aanzien van de openbare aanbesteding zonder voorafgaande selectie wordt de inschrijver (en diens eventuele onderaannemers) die naar het oordeel van de aanbestedende dienst het meest in aanmerking komen voor de opdracht verplicht de op de vragenlijst vermelde bewijsmiddelen te overleggen. Bij een openbare aanbesteding met voorafgaande selectie is dit van toepassing op alle gegadigden. Het onderzoek van de provincie en het LBB kunnen leiden tot de toepasselijkheid van één van de limitatieve uitsluitingsgronden uit de Europese richtlijnen. Een gegadigde / onderaannemer kan slechts worden uitgesloten, indien: a. deze verkeert in staat van faillissement, of onderwerp van surseance van betaling is; b. faillissement is aangevraagd / surseance van betaling aanhangig is gemaakt; c. deze onherroepelijk is veroordeeld voor een delict inzake professionele integriteit; d. deze een ernstige fout heeft begaan in de uitoefening van zijn beroep; e. deze niet heeft voldaan aan verplichtingen m.b.t. betaling sociale verzekeringen; f. deze niet heeft voldaan aan verplichtingen m.b.t. betaling belastingen; g. deze zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de inlichtingen t.a.v. de uitsluitingsgronden en geschiktheidscriteria. De criteria genoemd onder a,b,e,f en g behoeven geen nadere invulling. Wat betreft de uitsluitingsgronden genoemd onder c en d wordt het volgende opgemerkt. Het betreft de professionele integriteit en ernstige fouten in de uitoefening van een beroep. Voor de invulling van de c-grond mag de gegadigde niet onherroepelijk strafrechtelijk zijn veroordeeld voor een delict dat zijn beroepsmoraliteit in het gedrang brengt. Te denken valt aan omkoping, valsheid in geschrifte, schending van geheimen, afpersing en verduistering. Bij de d-grond gaat het niet noodzakelijkerwijs om onherroepelijke (strafrechtelijke) veroordelingen, maar kan het ook gaan om ernstige fouten/ feiten waartegen bestuursrechtelijk of civielrechtelijk is opgetreden (bestuurlijke boete / dwangsom / onrechtmatige daad). Aan de toepassing van de uitsluitingsgronden is altijd het risico verbonden dat deze in rechte geen stand houdt. Zodra een inschrijver een gemotiveerde uitsluiting ontvangt en de provincie tot gunning aan een ander wil overgaan, is er een termijn (de zogenaamde ‘Alcatel’-periode), waarin de inschrijver de mogelijkheid heeft een kort geding tegen de beslissing aan te spannen. Pas na afloop van deze termijn of na afloop van de procedure kan de provincie de opdracht gunnen. De provincie bepaalt de lengte van de ‘Alcatel’- periode. Het is aan te bevelen om een en ander goed te communiceren met betrokkenen. Op grond van de Europese richtlijnen moet een uitsluiting proportioneel en niet discriminatoir zijn. De uitsluiting en de duur van de uitsluiting dienen in verhouding te staan tot de ernst van de zaak. Tevens moeten de uitsluiting en de duur daarvan in verhouding staan tot de omvang van de opdracht. Per aanbesteding dient te worden bepaald of een onderneming moet worden uitgesloten van deelneming aan de betreffende aanbestedingsprocedure. Om economische redenen is het niet wenselijk om bedrijven voor langere tijd uit te sluiten. Bovendien kan een bedrijf intussen maatregelen hebben genomen om schending van de beroepsmoraliteit of professionele integriteit in de toekomst te voorkomen. Voor gegadigden en onderaannemers moet het duidelijk zijn aan welke eisen zij dienen te voldoen en op welke gronden zij kunnen worden uitgesloten van deelneming aan de aanbesteding. Om die reden moet de provincie reeds in de publicatiefase of in het bestek aangeven dat zij een integriteitstoets zal uitvoeren die, bij een redelijke verdenking zou kunnen uitmonden in een adviesaanvraag aan het LBB. Tevens moet worden aangegeven dat het niet overleggen van de gevraagde informatie of het verschaffen van onjuiste en onvolledige informatie kan leiden tot uitsluiting. Als de onderaannemer op het moment van opdrachtverlening nog niet bekend is, moet de provincie in de gunningsovereenkomst aangeven het recht voor te behouden een onderaannemer niet te accepteren, wanneer een nog uit te voeren integriteitstoets negatief uitvalt. Los van de vraag of een bedrijf aan de hand van de hiervoor genoemde uitsluitingsgronden en de vragenlijst voor eigen onderzoek daadwerkelijk kan worden uitgesloten van de aanbestedingsprocedure, is de verwachting dat het zichtbaar gebruik maken van en integriteitstoets een afschrikkende werking zal hebben naar minder bonafide ondernemingen. Artikel 10. Beoordeling Uiteindelijk besluiten gedeputeerde staten op basis van de resultaten van het integriteitonderzoek of een betrokkene moet, respectievelijk kan worden uitgesloten van een gunning of een positief besluit omtrent een vergunning. Zij beschikken daartoe in ieder geval over de informatie uit de screening en in sommige gevallen uit het LBB-advies. Artikel 11. Registratie en geheimhouding De provincie draagt zorg voor een optimale waarborg ten aanzien van de privacy van betrokken. Informatie-uitwisseling tussen aanbestedende diensten over bedrijven is alleen mogelijk in overeenstemming met de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet openbaarheid van bestuur. Een andere beperking tot vrije uitwisseling van informatie ligt in de geheimhoudingsplicht opgenomen in de wet Bibob zelf, die bepaalt dat Bibob-informatie alleen door de provincie zelf, die deze informatie heeft aangevraagd, mag worden gebruikt. Bedrijven dienen voorts door de aanbestedende dienst geïnformeerd te worden op basis van welke informatie zij worden uitgesloten om daar eventueel in rechte tegen op te kunnen treden. Artikel 14. Inwerkingtreding Deze beleidsregel treedt in werking op 1 oktober 2012 met dien verstande dat vanaf die datum alle nieuwe aanvragen c.q. inschrijvingen voor een vergunning of aanbesteding getoetst kunnen worden aan de Wet Bibob Bijlagen Vragenlijsten op grond van artikel 30 Wet Bibob: 1) Bibob-vragenformulier bij Vergunningverlening 2) Bibob-vragenformulier bij aanbestedingen van overheidsopdrachten. BIBOB-vragenformulier Provincie Utrecht bij VERGUNNINGVERLENING Algemene vragen op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB 1. Rechtsvorm ❑ Rechtspersoon, vul vraag 1.1a in ❑ Natuurlijk persoon, vul vraag 1.1.b in Gegevens van de aanvragende rechtspersoon Ondernemingsvorm: ❑ B.V. ❑ N.V. ❑ Stichting ❑ Coöperatieve Vereniging ❑ Rechtspersoon naar buitenlands recht, Zo ja, welk land? ………………………………………………….................................................................................…………………… En met welke rechtsvorm? …………………………………….................................................................................…………… ❑ Anders, namelijk …………………………………………………......................................................................................………………. Statutaire naam van de aanvrager van de vergunning: ……………………..............................................……………… Statutaire vestigingsplaats van de aanvrager (1): ……………………...............................................……………...................… Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel (Handelsregister): …………….....................…………….. Verstrek de naam, het adres (met eventueel postbusnummer), de plaats van vestiging, het telefoon- en faxnummer van betrokkene. Naam: ………………………………………………….................................................................................………....................................…………… Feitelijk vestigingsadres: ………………………………………………….................................................................................……………… Straat: ………………………………………………….................................................................................………....................................……………. Postcode: ….......…………… Plaats………………………………………………….................................................................................………… Postbus: ………………………………………………….................................................................................………....................................…….... Telefoon: ………………………………………………….................................................................................………....................................……... Emailadres: ………………………………………………….................................................................................………............................................ Faxnummer: ………………………………………………….................................................................................……….......................................... Dit betreft een ❑ hoofdvestiging ❑ nevenvestiging*. Naam: ………………………………………………….................................................................................………........................................................ Feitelijk vestigingsadres: ………………………………………………….......................................................................................………........ Straat: ………………………………………………….................................................................................………........................................................ Postcode: ……………............… Plaats………………………………………………….................................................................................……….... Postbus: …………………………………………………..................................................................................................……….................................. Postcode: …………………………………………………...............................................................................................……….................................. Telefoon: ………………………………………………….................................................................................................……….................................. Emailadres: ………………………………………………….....................................................................................………........................................ Faxnummer: ………………………………………………….................................................................................……….......................................... Gegevens van natuurlijk persoon Achternaam: …………………………………………………........................................................................................................………................... Voornamen: ………………………………………………….......................................................................................….............................……........ Woonadres: ………………………………………………….....................................................................................................................………........ Postbus: ………………………………………………….......................................................................................…….....................................…........ Postcode: ………………………………………………….......................................................................................……...................................…........ Telefoon: ………………………………………………….......................................................................................…....................................……........ Emailadres: …………………………………………………........................................................................................……...............……..............…... Faxnummer: …………………………………………………...................................................................................................................………........ Geboortedatum: …….........……… - …….........……… - …….........……… Geboorteplaats: …………………………………………………..........................................................................................................………........ Burgerservicenummer: ………………………………………………...….......................................................................................………........ Gegevens van de onderneming die de vergunningsplichtige activiteiten gaat uitvoeren. Ondernemingsvorm: ❑ Eenmanszaak ❑ Vennootschap onder firma ❑ Man-vrouwfirma ❑ Commanditaire vennootschap Naam onderneming: …………………………………………………........................................................................................………................ Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel: ..........................................…….......…......................................... Feitelijk vestigingsadres: ………………………………………………….......................................................................................………........ Straat: ………………………………………………….................................................................................………......................................................... Postcode: ……………............… Plaats………………………………………………….................................................................................……….... Postbus: …………………………………………………..................................................................................................……….................................. Postcode: …………………………………………………...............................................................................................……….................................. Telefoon: ………………………………………………….................................................................................................……….................................. Emailadres: ………………………………………………….....................................................................................………........................................ Faxnummer: ………………………………………………….................................................................................……….......................................... De handelsnaam of handelsnamen waarvan de betrokkene gebruik maakt: ………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… ………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager de laatste vijf jaar gebruik heeft gemaakt: ………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… ………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… Heeft betrokkene afgelopen 12 maanden een ‘Bibob vragenformulier bij omgevingsvergunningen’ van de provincie Utrecht ingevuld en zijn de feiten en omstandigheden ten opzichte van de voorgaande ingeleverde vragenlijst ongewijzigd? ❑ Ja ❑ Nee Zo ja, vermeld dan de betreffende omgevingsvergunning: .………………………………………………….......................……....................................................................................………....................................…. 2. Zeggenschap………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… 3. Leidinggevenden ………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… 4. Financiële gegevens Verstrek de namen van de natuurlijke personen of rechtspersonen die direct of indirect vermogen verschaffen of in de afgelopen vijf jaar hebben verschaft aan betrokkene. ………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… ………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… ………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… ………………………………………………….......................…….....................................................................................………....................................… Geef aan op welke wijze betrokkene wordt gefinancierd. ❑ Met eigen vermogen ❑ Met vreemd vermogen, te weten ❑ Hypothecaire geldlening Verstrekker: ……………….......................…….....................................................................................………....................................… ❑ Onderhandse (achtergestelde) lening Verstrekker: ……………….......................…….....................................................................................………....................................… ❑ Middellange lening/krediet Verstrekker: ……………….......................…….....................................................................................………....................................… ❑ Rekening-Courant Verstrekker: ……………….......................…….....................................................................................………....................................… ❑ Concernvermogen ❑ Anders (bv. een private financier) Naam onderneming: ……………….......................…….....................................................................................……….................. Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel: ….......................……..............….......................……............ Achternaam: ……………….......................……...............................................................................................……..............….............. Voornamen: ……………….......................……..................................................................……...................................…....................... Adres: ……………….......................……..........................................................................…….................................................…............... Postcode: ….......................……................……..............…..................... Plaats …................................................…….................... Relatie tot financier: Zijn er ten behoeve van een van deze kredietovereenkomsten zekerheidsrechten gevestigd? Ja ❑ Nee ❑ Zo ja, vermeld dan de gevestigde zekerheidsrechten. (2) Zeggenschap is het recht om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op het te voeren beleid van de onderneming Natuurlijke of rechtspersonen die zeggenschap hebben over de aanvrager zijn onder meer aandeelhouders. Zij hebben zeggenschap door middel van de vergadering van aandeelhouders. (3) Een leidinggevende (of bestuurder) van een onderneming is belast met de leiding over de dagelijkse gang van zaken binnen die onderneming of is commissaris, procuratiehouder, gevolmachtigde of beheerder ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... De provincie Utrecht kan de aanvrager verzoeken de financiering aan te tonen en alle relevante bewijsstukken hiervan toe te sturen. Dat wil zeggen per financier een gewaarmerkte en getekende financieringsovereenkomst van de bank of de notaris. Mocht hier sprake van zijn, dan ontvangt u hierover bericht. ❑ De betrokkene heeft geen Uiteindelijke belanghebbende met een belang (4) van 25% of meer. ❑ De betrokkene heeft één of meer Uiteindelijke belanghebbenden (5) met een belang van 25% of meer. Dit zijn de gegevens: Naam, (voornaam): ...................……..................................................................……...................................…........................... Volledig adres: ...................……..................................................................……...................................…....................................... (Geboortedatum): ...................……..................................................................…….......................................…........................... Percentage direct belang: ...................……..................................................................……...................................….............. Percentage indirect belang: ...................……..................................................................……...................................….......... (4) Onder belang verstaan wij: kapitaalbelang (bijvoorbeeld aandelen of certificaten), stemrechten, feitelijke zeggenschap en bij een stichting of trust het recht op uitkering van het vermogen of bijzondere zeggenschap over dat vermogen. (5) Zie voorgaande voetnoot. Betrokkene wordt verzocht de gevraagde gegevens te vermelden per einde van het laatst afgelopen boekjaar. Indien zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan na afloop van het boekjaar dient betrokkene deze tevens te vermelden. ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... (Enkelvoudige) jaarrekeningen van de laatste drie boekjaren van betrokkene, bestaande uit: • De balansen (voorzien van toelichting); • De resultatenrekeningen of winst- en verliesrekeningen (voorzien van toelichting) en • Kasstroomoverzicht (tenzij opstellen hiervan conform RJ 360.104 niet verplicht is) Aanvullende vragen Ja ❑ Nee ❑ Zo ja, vermeld het artikel, opgelegde straf of maatregel en in welk arrondissement de vervolging heeft plaatsgevonden. ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... 6 Faillissement / surseance van betaling Ja ❑ Nee ❑ Zo ja, vermeld de desbetreffende toestand. ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... Welke rechtbank heeft de uitspraak gedaan, op welke datum is uitspraak gedaan, wat is de naam van de curator en wat is de huidige status: Rechtbank te: ............................................................................. Datum: .................................................................................... Naam curator: .......................................................................... Huidige status: .................................................................. Ja ❑ Nee ❑ Zo ja, vermeld de desbetreffende toestand. ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... 7 Belastingen en sociale verzekeringsbijdragen Ja ❑ Nee ❑ Zo ja, overleg een verklaring, verstrekt door de Inspecteur der Belastingen of een vergelijkbare verklaring uit het land van herkomst en niet ouder dan drie maanden, van het feit dat de betrokkene aan zijn verplichtingen terzake heeft voldaan, wanneer de betreffende verklaring nog niet eerder is verstrekt aan de provincie Utrecht en wanneer de eerder verstrekte verklaring ouder is dan drie maanden. Zo nee, vermeld dan eventuele lopende betalingsregelingen. ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... 8 Overige vergunningen ❑ Weigering van de vergunning op grond van de wet Bibob ❑ Intrekking van de vergunning op grond van de wet Bibob ❑ Verstrekking onder voorwaarden op grond van de wet Bibob Wanneer u één of meer van de bovenstaande situaties heeft gemarkeerd, licht deze dan hieronder toe. ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... ...................…….............................................................................................................……...................................…....................................... Bijlage: voeg een kopie van het betreffende besluit of de betreffende besluiten bij. Verklaring Ondergetekende verklaart dat alle vragen volledig en naar waarheid zijn beantwoord, dat de in dit vragenformulier verstrekte inlichtingen met de werkelijkheid overeenstemmen, juist en volledig zijn en dat hij/zij bevoegd is de betrokkene te vertegenwoordigen. Onderneming: ........................................................................……......................................……...........................…............................... Naam: ........................................................................…..........................…..........................……................................…............................... Functie: ........................................................................…….................................................................……................…............................... (handtekening) Plaats: ........................................................................…............................…..........................……................................….............................. Datum: ........................................................................…..........................…..........................……................................….............................. Voeg een kopie van een geldig legitimatiebewijs bij van ondergetekende (aanvrager/gemachtigde of bestuurder/gemachtigde van de aanvragende rechtspersoon/natuurlijk persoon). Bijlagen - Jaarrekeningen vraag 4.4.2 ❑ Bijgevoegd ❑ Reeds in dossier bij de Provincie Utrecht - Verklaring Inspecteur der Belastingen vraag 7.1 ❑ Bijgevoegd ❑ Reeds in dossier bij de Provincie Utrecht - Kopie legitimatie ondergetekende (verklaring). ❑ Bijgevoegd ❑ Reeds in dossier bij de Provincie Utrecht Overige bijlagen: Toelichting Wet Bibob De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) beoogt te voorkomen dat onder meer door het verlenen van (milieu)vergunningen of het aanbesteden van overheidsopdrachten, de overheid onbedoeld mogelijk bepaalde criminele activiteiten faciliteert. Voor meer informatie over de Wet Bibob kunt terecht op de internetsite: HTTP://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bibob. Screening en bewakingsaanpak Het college van gedeputeerde staten van Utrecht (GS) kan onderzoek (laten) doen naar de integriteit van ondernemingen die inschrijven bij aanbestedingen of een omgevingsvergunning aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, e en i van de Wabo. Dit onderzoek wordt verricht door openbare bronnen te raadplegen. Het onderzoek beperkt zich niet alleen tot de onderneming van de betrokkene, maar kijkt ook naar de structuur en de financiering van de onderneming, alsmede de zeggenschap daarover. Bovendien wordt gekeken naar de verhouding tot andere ondernemingen en personen die bij de besluitvorming binnen de onderneming zijn betrokken. Het onderzoek gebeurt aan de hand van de door de betrokkene aangeleverde gegevens en openbare bronnen. Wanneer de uitkomst van dit onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan GS het Landelijk Bureau Bibob (LBB) van het ministerie van Justitie verzoeken om een advies. Het LBB heeft toegang tot gesloten bronnen met gegevens van bijvoorbeeld politie, justitie en de belastingdienst. Indien GS besluiten advies bij het LBB te vragen, wordt dit altijd vooraf aan de betrokkene meegedeeld. Het vragenformulier De aanvragers van een omgevingsvergunning, zoals hierboven aangeduid, dienen het vragenformulier in te vullen voor het integriteitsonderzoek door de provincie Utrecht. Bij de aanvraag voor een oprichtingsvergunning wordt altijd een dergelijk onderzoek verricht, daarvoor dient dus het vragenformulier ingevuld te worden. Voor aanvragen tot verlenging of wijziging van een bestaande vergunning, wordt per geval beoordeeld of een screening zal plaatsvinden. Deze beoordeling is gebaseerd op het ingevulde vragen formulier en de meegezonden bewijsstukken. Mocht op enig moment blijken dat onjuiste informatie is verstrekt, dan is sprake van valsheid in geschrifte (art. 227a Wetboek van Strafrecht). Daarnaast is betrokkene op grond van de Wet Bibob verplicht het vragenformulier en de gevraagde informatie te verstrekken. Indien deze informatie niet, niet tijdig of onvolledig wordt verstrekt, kunnen GS be-sluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Adviesrapportage / screeningsresultaat Na het onderzoek wordt een adviesrapport uitgebracht over de betrokkene aan GS. GS zullen dit rapport betrekken bij besluitvorming over het verlenen of in stand houden van de vergunning. De betrokkene kan het rapport inzien en een zienswijze kenbaar maken die ook betrokken zal worden bij de besluitvorming. Aanleveren stukken Het ingevulde Bibob vragenformulier dient in een gesloten envelop te worden geadresseerd aan: VERTROUWELIJK Provincie Utrecht Bibob-coördinator Postbus 80300 3508 TH Utrecht De envelop wordt uitsluitend door medewerkers van de Bibob-eenheid geopend en geraadpleegd. De inhoud wordt vertrouwelijk behandeld. De eenheid voldoet aan de beveiligingsmaatregelen zoals deze door de Commissie Bescherming Persoonsgegevens zijn voorgeschreven. De medewerkers hebben een geheimhoudingsplicht. Informatie Voor informatie kunt u contact opnemen met de Bibob-coördinator van de provincie Utrecht (tel 030 2589111; of per mail bibob@provincie-utrecht.nl). BIBOB-vragenformulier Provincie Utrecht bij aanbestedingen van overheidsopdrachten Deel I: Algemene vragen (artikel 30 lid 2 Wet Bibob) 1.1 Verstrek de naam, het adres (met eventueel postbusnummer), de plaats van vestiging, het telefoon- en faxnummer van gegadigde. Naam: ................……........................................................................................................................................................ Adres: ................……......................................................................................................................................................... Postcode:........................................................................................... Plaats: ................................................................ Postbus:............................................................................................................................................................................ Postcode: ..........…......….................................................................. Plaats: ........................................................... Telefoon: ................…......…............................................................................................................................................ E-mailadres: ................…......…..................................................................................................................................... Faxnummer: ................…......….................................................................................................................................... Dit betreft een hoofdvestiging/nevenvestiging*. 1.2 Verstrek de naam, het adres, de woonplaats en de functie van de persoon die het formulier namens gegadigde invult. Naam: .......................................................................................................................................................................... Adres: ......................................................................................................................................................................... Postcode: .......................................................................................Plaats: ................................................................... Functie: .......................................................................................................................................................................... Telefoon: ....................................................................................................................................................................... 1.3 Verstrek de rechtsvorm van gegadigde. .................................…….............................................................................................................……............................................... 1.4 Heeft gegadigde afgelopen jaar een ‘Bibob-vragenformulier bij aanbesteding overheidsopdrachten’ van de provincie Utrecht ingevuld en zijn de feiten en omstandigheden ten opzichte van de voorgaande ingeleverde vragenlijst ongewijzigd (inclusief eventuele onder- en nevenaannemers)? Ja / Nee Zo ja, vermeld dan van voorgaande opdracht de contractdatum en het opdrachtnummer. ...................…….............................................................................................................……............................................... 1.5 Verstrek het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken, of een vergelijkbare inschrijving in het land van vestiging. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 1.6 Verstrek de namen van de natuurlijke personen of rechtspersonen die direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan gegadigde. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 1.7 Verstrek de namen van de natuurlijke personen of rechtspersonen die direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over gegadigde. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 1.8 Verstrek de namen van de natuurlijke personen of rechtspersonen die direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan gegadigde. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 1.9 Voor zover van toepassing, verstrek de namen van de natuurlijke personen of rechtspersonen die onderaannemer van gegadigde zijn. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 1.10 Geef aan op welke wijze gegadigde wordt gefinancierd. ❑ Eigen vermogen ❑ Vreemd vermogen, te weten: ❑ Hypothecaire lening ❑ Onderhandse (achtergestelde) lening ❑ Middellange lening/krediet ❑ Rekening-courant ❑ Concernvermogen Zijn er ten behoeve van een van deze kredietovereenkomsten zekerheidsrechten gevestigd? Ja / Nee Zo ja, vermeld dan de gevestigde zekerheidsrechten. Deel II: Vragen over de in de Europese aanbestedingsrichtlijn – limitatief – opgesomde uitsluitingsgronden 2.1 Is gegadigde bij een onherroepelijk vonnis of arrest veroordeeld op grond van artikel 140, 177, 177a, 178, 225, 226, 227, 227a, 227b of 323a, 328ter, tweede lid, 416, 417, 417bis, 420bis, 420ter of 420quater van het Wetboek van Strafrecht? Ja / Nee Zo ja, vermeld het artikel, opgelegde straf of maatregel en in welk arrondissement de vervolging heeft plaatsgevonden. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 2.2 Verkeert gegadigde in staat van faillissement, vereffening, surseance van betaling of akkoord, heeft gegadigde zijn werkzaamheden gestaakt of verkeert hij in een andere soortgelijke toestand ingevolge de nationale wet- of regelgevingen? Ja / Nee Zo ja, vermeld de desbetreffende toestand. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 2.3 Is faillissement van gegadigde aangevraagd of is tegen gegadigde een procedure van vereffening of surseance van betaling of akkoord dan wel een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de nationale wet- of regelgeving aanhangig gemaakt? Ja / Nee Zo ja, vermeld de desbetreffende toestand. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 2.4 Is gegadigde bij een rechterlijke beslissing die kracht van gewijsde heeft, veroordeeld geweest voor een delict dat in strijd is met zijn beroepsgedragsregels? Ja / Nee Zo ja, vermeld de aard van het delict en de opgelegde straf of maatregel. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 2.5 Heeft gegadigde in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout begaan? Ja / Nee Zo ja, vermeld de aard van de fout en de eventueel opgelegde straf of maatregel. ❑ Boete van NMa in het kader van prijsafspraken. ❑ Anders, te weten: .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 2.6 Heeft gegadigde aan zijn verplichtingen voldaan ten aanzien van de betaling van de sociale verzekeringsbijdragen en zijn belastingen overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar hij gevestigd is of van Nederland? Ja / Nee Zo ja, overleg een verklaring, verstrekt door de Inspecteur der Belastingen of een vergelijkbare verklaring uit het land van herkomst en niet ouder dan drie maanden, van het feit dat de gegadigde aan zijn verplichtingen terzake heeft voldaan, wanneer de betreffende verklaring nog niet eerder is verstrekt aan de provincie Utrecht en wanneer de eerder verstrekte verklaring ouder is dan drie maanden. Zo nee, vermeld dan eventuele lopende betalingsregelingen. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 2.7 Heeft gegadigde zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de inlichtingen die bij (EG )aanbestedingen kunnen worden verlangd of deze inlichtingen niet verstrekt? Ja / Nee Zo ja, vermeld de aard hiervan en de eventueel opgelegde straf of maatregel. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... Deel III: Vragen over de financiële en economische draagkracht Gegadigde wordt verzocht de gevraagde gegevens te vermelden per einde van het laatst afgelopen boekjaar. Indien zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan na afloop van het boekjaar dient gegadigde deze tevens te vermelden. 3.1 Vermeld het laatst afgelopen boekjaar van gegadigde. .................................…….............................................................................................................……............................................... .................................…….............................................................................................................……............................................... 3.2 Verstrek de volgende referenties (wanneer deze nog niet eerder verstrekt zijn aan de provincie Utrecht en/of wanneer er nieuwe gegevens beschikbaar zijn): (Enkelvoudige) jaarrekeningen van de laatste drie boekjaren van gegadigde, bestaande uit: - de balansen (voorzien van toelichting); - de resultatenrekeningen of winst-en-verliesrekeningen (voorzien van toelichting) en - kasstroomoverzicht (tenzij opstellen hiervan conform RJ 360.104 niet verplicht is) Verklaring Ondergetekende verklaart dat alle vragen volledig en naar waarheid zijn beantwoord, dat de in deze vragenlijst verstrekte inlichtingen met de werkelijkheid overeenstemmen, juist en volledig zijn en dat hij/zij bevoegd is de gegadigde te vertegenwoordigen. Onderneming: ........................................................................……......................................……...........................…............................... Naam: ........................................................................…..........................…..........................……................................…............................... Functie: ........................................................................…….................................................................……................…............................... (handtekening) Plaats: ........................................................................…............................…..........................……................................….............................. Datum: ........................................................................…..........................…..........................……................................….............................. Bijlagen - Verklaring vraag 2.6 ❑ Bijgevoegd ❑ Al in dossier bij de provincie Utrecht - Referentie vraag 3.2a ❑ Bijgevoegd ❑ Al in dossier bij de provincie Utrecht - Referentie vraag 3.2a ❑ Bijgevoegd ❑ Al in dossier bij de provincie Utrecht Overige bijlagen: TOELICHTING Wet Bibob De Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (hierna: Wet Bibob) beoogt te voorkomen dat onder meer door aanbesteding van overheidsopdrachten, de overheid onbedoeld mogelijk bepaalde criminele activiteiten faciliteert. Voor meer informatie over de Wet Bibob kunt u terecht op de internetsite: www.justitie.nl/bibob. Het college van gedeputeerde staten van Utrecht (GS) kan onderzoek (laten) doen naar de integriteit van ondernemingen die inschrijven bij aanbestedingen. Dit onderzoek wordt verricht door openbare bronnen te raadplegen. Het onderzoek beperkt zich niet alleen tot de onderneming van de betrokkene, maar kijkt ook naar de structuur en de financiering van de onderneming, alsmede de zeggenschap daarover. Bovendien wordt gekeken naar de verhouding tot andere ondernemingen en personen die bij de besluitvorming binnen de onderneming zijn betrokken. Het onderzoek gebeurt aan de hand van de door de betrokkene aangeleverde gegevens en openbare bronnen. Wanneer de uitkomst van dit onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan GS het Landelijk Bureau Bibob (LBB) van het ministerie van Justitie verzoeken om een advies. Het LBB heeft toegang tot gesloten bronnen met gegevens van bijvoorbeeld politie, justitie en de belastingdienst. Indien GS besluiten advies bij het LBB te vragen, wordt dit altijd vooraf aan de betrokkene meegedeeld. Voor meer informatie over doel en werkwijze kunt u terecht op de website. Het vragenformulier De gegadigde voor aanbestedingen met een geraamde opdrachtwaarde vanaf € 500.000,- (exclusief BTW) in de sector ‘Bouw’ dient bij de inschrijving het ‘Bibob-vragenformulier bij aanbestedingen van overheidsopdrachten’ in te vullen. Bij het invullen dient de gegadigde rekening te houden met de mededelingsplicht die rust op gegadigde met betrekking tot feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de vaststelling of er zich ten aanzien van de gegadigde een of meer van de in de Europese aanbestedingsrichtlijnen limitatief opgesomde uitsluitingsgronden voordoet. Mocht op enig moment blijken dat onjuiste informatie is verstrekt, dan is sprake van valsheid in geschrifte als bedoeld in artikel 227a van het Wetboek van Strafrecht. Dit kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie. NB. Onder gegadigde wordt ook een samenwerkingsverband van ondernemers begrepen dat een gezamenlijke inschrijving doet. In geval van een gezamenlijke inschrijving dient iedere ondernemer het Bibob-vragenformulier in te vullen. Indien de gegadigde voornemens is een of meerdere onderaannemers in te schakelen, dienen de onderaannemers die gelijk of meer dan bovengenoemd drempelbedrag uitvoeren tevens de vragenlijst in te vullen. Deze drempel laat onverlet dat ook voor opdrachten met een geraamde opdrachtwaarde onder dit bedrag, indien daartoe aanleiding bestaat, een screening kan worden uitgevoerd en van een gegadigde verlangd kan worden het vragenformulier ingevuld in te leveren. Verwacht wordt dat het vragenformulier wordt ingevuld, zodra het voornemen kenbaar is gemaakt dat een integriteitsonderzoek gestart zal worden. Mocht op enig moment blijken dat onjuiste informatie is verstrekt, dan is sprake van valsheid in geschrifte (art. 227a Wetboek van Strafrecht). De betrokkene is op grond van de Wet bibob verplicht het vragenformulier en de gevraagde informatie te verstrekken. Indien deze informatie niet, niet tijdig of onvolledig wordt verstrekt, kunnen GS besluiten de inschrijving niet in behandeling te nemen. Adviesrapportage / screeningsresultaat Na het onderzoek wordt een adviesrapport uitgebracht over de betrokkene aan GS. GS zullen dit rapport betrekken bij besluitvorming de gunning. De betrokkene kan het rapport inzien en een zienswijze kenbaar maken die ook betrokken zal worden bij de besluitvorming. Aanleveren stukken Het ingevulde Bibobvragenformulier dient in een gesloten envelop te worden geadresseerd aan: VERTROUWELIJK Provincie Utrecht Bibob-coördinator Postbus 80300 3508 TH Utrecht De envelop wordt uitsluitend door medewerkers van de Bibob-eenheid geopend en geraadpleegd. De inhoud wordt vertrouwelijk behandeld. De eenheid voldoet aan de beveiligingsmaatregelen zoals deze door de Commissie Bescherming Persoonsgegevens zijn voorgeschreven. De medewerkers hebben een geheimhoudingsplicht. Informatie Voor informatie kunt u contact opnemen met de Bibob-coördinator van de provincie Utrecht (tel. 030-2589111) of per mail bibob@provincie-utrecht.nl