LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende regels over het beheer en de bescherming van flora en fauna alsmede natuurparken

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende regels over het beheer en de bescherming van flora en fauna alsmede natuurparken

Hoofdstuk I Algemeen

Artikel 1 definities

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden verstaan onder:

  • a.

    landsverordening: Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming;

  • b.

    inheemse flora en fauna: de van nature voorkomende dieren en planten;

  • c.

    natuurpark: een beschermd gebied met een ecologische waarde, een aardkundige waarde, een cultuurhistorische en een belevingswaarde, waar in een bepaalde vorm van beheer wordt voorzien;

  • d.

    beheerder: een beheerder als bedoeld in artikel 7;

  • e.

    de minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur.

Artikel 2 algemene zorgplicht

Eenieder is verplicht zodanige zorg voor de natuur in acht te nemen dat nadelige gevolgen voor de natuur, die door zijn handelen of nalaten kunnen worden veroorzaakt, voor zover dat in redelijkheid van hem kan worden gevergd, worden voorkomen dan wel, indien dit niet mogelijk is, zo veel mogelijk worden beperkt.

Hoofdstuk II Beheer algemeen

Artikel 3 natuurplan

  • 1. Een natuurplan als bedoeld in artikel 9 van de landsverordening geeft richting aan de in de eerstvolgende vijf jaar te nemen beslissingen ten aanzien van het beheer en de bescherming van de flora en fauna alsmede natuurparken.

  • 2. Het natuurplan bevat in ieder geval de in artikel 9, derde lid, van de landsverordening bedoelde onderwerpen, alsmede een overzicht van de actiepunten voor de natuurparken, die in de planperiode zullen worden verwezenlijkt en de termijn waarbinnen dit zal plaatsvinden.

  • 3. Jaarlijks doet de minister voor 1 juni aan de Staten verslag van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het natuurplan over het afgelopen kalenderjaar.

Artikel 4 inspraak natuurplan

  • 1. De minister betrekt bij de voorbereiding van een natuurplan de naar zijn oordeel meest belanghebbende andere bestuursorganen, instellingen en organisaties.

  • 2. Het ontwerp van een natuurplan ligt gedurende vier weken voor een ieder op het bestuurskantoor ter inzage.

  • 3. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt in de Nederlandse en de Engelse taal in een of meer plaatselijke dagbladen en op de gebruikelijke wijze van publicatie van officiële mededelingen.

  • 4. Gedurende de in het tweede lid bedoelde termijn heeft een ieder de gelegenheid zijn zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen.

Artikel 5 vaststelling en goedkeuring

  • 1. Binnen vier weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 4, tweede lid, stelt de minister het natuurplan vast, met een overzicht van de daarover naar voren gebrachte zienswijzen en van de wijzigingen die naar aanleiding van deze zienswijzen in het ontwerp zijn aangebracht.

  • 2. De staten nemen binnen acht weken na de aanbieding van het natuurplan een besluit omtrent de goedkeuring daarvan.

Artikel 6 beheer algemeen

De minister draagt zorg voor een doelmatig beheer en een doelmatige bescherming van de flora en fauna, alsmede van de natuurparken.

Artikel 7 beheerder

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan of kunnen een of meerdere beheerders worden aangewezen, die geheel of gedeeltelijk de taken en bevoegdheden uitoefent of uitoefenen, die bij dit besluit aan de minister zijn opgedragen, onderscheidenlijk toegekend. In dat besluit worden de taken en bevoegdheden genoemd, die aan de beheerder worden opgedragen, onderscheidenlijk toegekend, onder zo nodig in dat besluit gestelde instructies, voorwaarden en beperkingen.

  • 2. Tot beheerder kan uitsluitend worden aangewezen een ambtenaar, dienst of bedrijf in Sint Maarten dan wel een rechtspersoon, die overeenkomstig het recht van Sint Maarten is opgericht en gevestigd in Sint Maarten.

Hoofdstuk III Natuurparken

Artikel 8 instelling natuurpark

  • 1. De instelling van een natuurpark als bedoeld in artikel 10 van de landsverordening, geschiedt bij landsverordening, waarin is opgenomen:

    • a.

      een kaart, waarop de begrenzing van het gebied nauwkeurig wordt aangegeven,

    • b.

      alsmede een toelichting, waarin in ieder geval wordt vermeld op welke wijze de instandhouding van de natuurwaarden van het gebied wordt verwezenlijkt;

    • c.

      voorschriften met betrekking tot de toegankelijkheid en het gebruik;

    • d.

      voorschriften met betrekking tot het instellen van heffingen ter dekking van de beheerskosten.

  • 2. Ten behoeve van de bescherming van een nest- en broedgebied of de speciale biodiversiteit van een gebied in een natuurpark kan een reservaat, dat een kleiner afgebakend gebied is in een natuurpark met striktere bepalingen voor gebruik dan wel toegang, worden aangewezen bij landsverordening.

  • 3. Indien een reservaat als bedoeld in het tweede lid wordt aangewezen is het eerste lid, onderdelen a, b en c, van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De aanwijzing van een reservaat als bedoeld in het tweede lid kan voor bepaalde of onbepaalde tijd geschieden.

Artikel 9 beheersplan

  • 1. De minister stelt in overeenstemming met degenen die een zakelijk recht kunnen doen gelden op een meer delen van het natuurpark en, indien van toepassing, de beheerder, bedoeld in artikel 7, een beheersplan op.

  • 2. In het beheersplan wordt aangegeven op welke wijze het beheer en behoud van het natuurpark wordt bewerkstelligd, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan het behoud van de wezenlijke kenmerken van het natuurpark.

  • 3. Indien aan de uitvoering van een beheersplan kosten zijn verbonden voor degenen die een zakelijk recht kunnen doen gelden op gebieden in het natuurpark, die redelijkerwijs niet of niet geheel te hunner laste behoren te komen, kan de minister een vergoeding aan deze personen toekennen.

Artikel 10 inspraak natuurpark

  • 1. De minister betrekt bij de voorbereiding van een verordening tot instelling van een natuurpark de naar zijn oordeel meest belanghebbende andere bestuursorganen, instellingen en organisaties.

  • 2. Het ontwerp van een verordening als bedoeld in het eerste lid, ligt gedurende vier werken voor een ieder op het bestuurskantoor ter inzage.

  • 3. Voordat een verordening als bedoeld in het eerste lid, ter inzage wordt gelegd, houdt de minister een openbare hoorzitting, waarop het ontwerp van de verordening wordt gepresenteerd en de aanwezigen in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen. De minister kan zich doen bijstaan door ter zake deskundigen.

  • 4. De terinzagelegging, bedoeld in het tweede lid, alsmede de plaats en het tijdstip van de hoorzitting worden bekendgemaakt in de Nederlandse en de Engelse taal in een of meer plaatselijke dagbladen en op de gebruikelijke wijze van publicatie van officiële mededelingen.

  • 5. Personen die zakelijke rechten kunnen doen gelden op een of meer delen van het gebied beschreven door de verordening, bedoeld in het eerste lid, worden persoonlijk van de terinzagelegging en plaats en tijdstip van de hoorzitting in kennis gesteld.

  • 6. Gedurende de termijn, bedoeld in het tweede lid, heeft een ieder de gelegenheid zijn zienswijze over de verordening, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk naar voren te brengen.

Artikel 11 behandeling Staten

  • 1. Binnen vier weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 10, tweede lid, biedt de minister het ontwerp van de verordening tot instelling van een natuurpark aan de Staten aan, met een overzicht van de daarover naar voren gebrachte zienswijzen en van de wijzigingen die naar aanleiding van deze zienswijzen in het ontwerp zijn aangebracht.

  • 2. Het voorstel tot vaststelling van de verordening, wordt binnen acht weken na aanbieding aan de Staten behandeld in een vergadering van de Staten.

Artikel 12 basis vergunningensysteem

Bij of krachtens een verordening tot instelling van een natuurpark kunnen de toegang tot, het gebruik van of de handelingen binnen een natuurpark worden verboden of aan voorschriften of beperkingen worden verbonden.

Artikel 13 basis heffingen

  • 1. Bij of krachtens een verordening tot instelling van een natuurpark kunnen heffingen worden ingesteld, waaraan de gebruikers van een natuurpark zijn onderworpen.

  • 2. Bij een verordening als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat het bedrag van de geïnde en ingevorderde heffingen, bedoeld in het eerste lid, kan worden besteed aan het beheer en de bescherming van het natuurpak.

  • 3. In een verordening als bedoeld in het eerste lid kan, onder in die verordening gestelde instructies, voorwaarden en beperkingen, worden bepaald dat een beheerder als bedoeld in artikel 7 wordt aangewezen als rechthebbende van de geïnde en ingevorderde heffingen.

  • 4. Indien de oplegging en de inning van de heffing, bedoeld in het eerste lid, is overgedragen aan een niet onder Sint Maarten ressorterende beheerder, zijn met betrekking tot de invordering van de belasting de artikelen 5, 6, eerste en tweede lid, 7, 9, en 11, eerste lid, van de Invorderingsverordening van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat in plaats van ontvanger en aanslag wordt gelezen: beheerder, onderscheidenlijk kennisgeving.

  • 5. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien een ambtenaar of een ambtelijke dienst als beheerder is aangewezen.

Artikel 14 opheffing natuurpark

  • 1. Een natuurpark kan bij landsverordening geheel of gedeeltelijk opgeheven worden, indien het algemeen belang het belang van behoud van het natuurpark of het desbetreffende gedeelte daarvan overtreft.

  • 2. De artikelen 10 en 11 zijn van overeenkomstige toepassing op een verordening als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bij een verordening als bedoeld in het eerste lid worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, ter compensatie van deze opheffing een of meer gebieden als natuurpark aangewezen.

Artikel 15 algemeen verbod

  • 1. Het is verboden handelingen te verrichten, te doen verrichten, of te gedogen, die schade kunnen toebrengen aan het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke waarde van een natuurpark, of die een natuurpark ontsieren.

  • 2. Handelingen die de wezenlijke kenmerken van een natuurpark, genoemd bij de instelling ervan, kunnen aantasten, worden in ieder geval als schade toebrengende handelingen aangemerkt.

Hoofdstuk IVBescherming van dier- en plantensoorten

Artikel 16 aanwijzing beschermde soorten

  • 1. Als beschermde dier- en plantensoorten worden aangewezen alle dier- en plantensoorten, die behoren tot de inheemse fauna of flora, en die vermeld zijn in bijlage I van de Bonn-conventie, bijlage I en II van het SPAW-protocol, bijlage I van het CITES-verdrag en bijlagen I en II van het Zeeschildpaddenverdrag.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen inheemse dier- en plantensoorten, die niet in de in het eerste lid genoemde verdragen zijn vermeld, worden aangewezen als beschermde dier- en plantensoorten.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen beheersregels worden vastgesteld voor soorten vermeld in bijlage III van het SPAW-protocol.

Artikel 17 verbodsbepalingen fauna

  • 1. Het is verboden een dier behorende tot een beschermde diersoort te doden, te verwonden, te vangen, te rapen, in bezit te hebben, daarvan direct of indirect de leefomgeving te verstoren met als resultaat een fysieke bedreiging of beschadiging van de fauna of andere handelingen daarmee te verrichten, die het verstoren van een dier tot gevolg hebben.

  • 2. Het is verboden een dier behorende tot een beschermde diersoort te verontrusten, zijn nest, hol of voortplantings- of rustplaats te verstoren dan wel te beschadigen of te vernielen, alsmede een nest van een zodanig dier te bemachtigen.

  • 3. Het is verboden om eieren van een dier behorende tot een beschermde diersoort te vernielen of te rapen.

Artikel 18 verbodsbepalingen flora

Het is verboden een plant behorende tot een beschermde plantensoort uit te steken, te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen, te verstekken, te transplanteren, te vernielen, te beschadigen of andere handelingen daarmee te verrichten, die het verstoren van de plant tot gevolg hebben.

Artikel 19 verbod uitzetten niet-inheemse fauna en flora

In het belang van de bescherming van de inheemse fauna en flora is het uitzetten van niet-inheemse of genetisch gewijzigde dier- of plantensoorten verboden.

Artikel 20 vrijstelling en ontheffing

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan vrijstelling worden verleend van de verboden in de artikelen 17 tot en met 19.

  • 2. Op verzoek wordt ontheffing verleend van de verboden in de artikelen 15 en 17 tot en met 19.

  • 3. Een vrijstelling of een ontheffing kan slechts worden verleend, indien gebruik van de vrijstelling of de ontheffing geen bedreiging vormt voor het voortbestaan van de beschermde dier- of plantensoort en indien:

    • a.

      verlening van de vrijstelling of ontheffing noodzakelijk is uit een oogpunt van wetenschaps-, vormings-, of beheersdoeleinden; of

    • b.

      verlening van de vrijstelling of ontheffing wenselijk is uit oogpunt van bestaande traditionele bestaansmogelijkheden of culturele behoeften.

  • 4. Aan een vrijstelling en een ontheffing kunnen voorschriften worden gesteld.

  • 5. Een vrijstelling en een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 21 aanvraag ontheffing

  • 1. De aanvraag voor een ontheffing wordt schriftelijk ingediend bij de minister.

  • 2. De aanvrager verstrekt alle inlichtingen en legt alle gegevens over die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gegeven omtrent de wijze waarop de aanvraag voor een ontheffing geschiedt en welke gegevens bij de aanvraag worden overgelegd.

  • 4. Voor de behandeling van de aanvraag voor een ontheffing is een vergoeding verschuldigd. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de hoogte van de vergoeding en de wijze van betaling vastgesteld.

  • 5. Indien niet is voldaan aan de te stellen regels van het besluit, bedoeld in het vierde lid, of aan betaling van de vergoeding niet heeft plaatsgevonden, wordt de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. De aanvrager wordt daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 22 beslissing ontheffing

  • 1. De minister beschikt schriftelijk en gemotiveerd op een aanvraag binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De minister kan, onder kennisgeving van de aanvrager van de ontheffing, deze termijn eenmaal met ten hoogste dertig dagen verlengen.

Artikel 23 intrekking, wijziging

  • 1. Een ontheffing kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken of ambtshalve door de minister worden gewijzigd, indien:

    • a.

      de gegevens, verstrekt bij de aanvraag voor een ontheffing, zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag afwijzend of anders zou zijn beschikt, indien bij de beoordeling daarvan de juiste of volledige gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de aan de ontheffing verbonden voorschriften of de beperkingen waaronder de ontheffing is verleend niet worden nageleefd, of anderszins niet overeenkomstig de ontheffing wordt gehandeld;

    • c.

      zich na de verlening nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan of gebleken is van inzichten, die zouden hebben geleid tot weigering van de ontheffing of tot het verlenen daarvan onder andere beperkingen of het verbinden daaraan van andere voorschriften.

  • 2. Een ontheffing kan op verzoek van de houder ervan worden gewijzigd, indien de in artikel 20, derde lid, onderdelen a en b, zich daartegen niet verzetten.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging van de aan een ontheffing verbonden voorschriften of de beperkingen waaronder de ontheffing is verleend.

  • 4. Het eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een vrijstelling als bedoeld in artikel 20, eerste lid.

Hoofdstuk V Overige en slotbepalingen

Artikel 25 bekendmaking

[vervallen]

Artikel 26 inwerkingtreding

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 27 citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Landsbesluit natuurbeheer en -bescherming.