Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR19244
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR19244/2
Regeling vervallen per 01-01-2012
Besluit Nadere Regelen Maatschappelijke Ondersteuning Sittard-Geleen 2010
Geldend van 22-07-2011 t/m 31-12-2011
Intitulé
Besluit Nadere Regelen Maatschappelijke Ondersteuning Sittard-Geleen 2010Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. Alle begrippen die in dit Besluit Nadere Regelen worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen of de Algemene Wet Bestuursrecht.
-
2. In dit Besluit Nadere Regelen wordt verstaan onder:
1
Verordening:
de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen.
2
Aanvrager:
de persoon die een aanvraag indient voor een individuele voorziening op grond van de verordening en voor wie de gevraagde voorziening is bedoeld dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger.
3
College:
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen.
4
wet
: Wet maatschappelijke ondersteuning [Stb. 2006-351]
5
inkomen
Het inkomen als genoemd in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006; 450).
6
algemene voorziening:
een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een snelle beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;
7
individuele voorziening:
een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt
8
voorziening in natura:
een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.
9
persoonsgebonden budget:
een geldbedrag waarmee de ondersteuningsbehoevende een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en welk kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsbehoevende.
10
financiële tegemoetkoming:
een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsbehoevende
11
eigen bijdrage:
een bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de rechthebbende komende financiële bijdrage, waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en het Besluit nadere regelen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen 2010 van toepassing zijn
12
forfaitaire vergoeding:
een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens
13
gemaximeerde vergoeding:
een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens
14
normbedrag:
een forfaitair of gemaximeerde vergoeding
15
gehuwden:
gehuwd zijn voor de burgerlijke stand, een geregistreerd partnerschap of samenwonend met een fiscaal partnerschap.
16
budgethouder:
een ondersteuningsbehoevende aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend, dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger, en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.
17
budgetperiode:
de periode waarvoor een persoonsgebonden budget is toegekend.
18
collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer:
Omnibuzz\Regiotaxi
19
Hulp bij het huishouden basis
alleen schoonmaakwerkzaamheden
20
Hulp bij het huishouden plus:
schoonmaakwerkzaamheden en ondersteuning in de huishouding.
21
Alfahulp:
een thuiszorgaanbieder die, op grond van de regeling “Dienstverlening aan huis”, een arbeidsverhouding heeft met de verzorgingsbehoevende als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het verstrekken in natura en als persoonsgebonden budget
Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording.
-
1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
-
2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:
- a.
op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;
- b.
betrokkene in een schuldhulpverleningstraject zit, waaronder tevens begrepen een schuld-sanering op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- c.
Indien de verwachting is dat een voorziening noodzakelijk is voor een periode die korter is dan de economische levensduur dan wel de verwachte noodzakelijke duur van de voorziening kan het college besluiten deze voorziening enkel in natura te verstrekken.
- d.
Indien de verwachting is dat een voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden noodzakelijk is voor een periode korter dan 3 maanden.
- a.
-
3. Verstrekking van een voorziening, zowel als voorziening in natura dan wel als persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming, is niet mogelijk indien een voorziening als algemeen gebruikelijk is aan te merken.
In het algemeen kan worden gesteld dat iets algemeen gebruikelijk is indien het voldoet aan de volgende vier voorwaarden:
- ·
Het aan te schaffen object kan voor een niet-gehandicapte in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend.
- ·
Het is gewoon te koop.
- ·
Het is niet duurder dan soortgelijke producten.
- ·
Het is niet speciaal voor gehandicapten
- ·
Artikel 3. Verantwoording en controle
-
1. De verantwoording van het persoonsgebonden budget bij de hulp bij het huishouden door de budgethouder aan het college vindt plaats via een door het college vastgesteld protocol verantwoording PGB hulp bij het huishouden.
-
2. Het college kan op basis van een steekproef bepalen dat de aanvrager de op het door het college beschikbaar gestelde verantwoordingsformulier vermelde gegevens aantoont door middel van bewijsstukken.
-
3. In verband met de in lid 2 genoemde controle dient de budgethouder gedurende een periode van 3 jaar bewijsstukken te bewaren van de besteding van het persoonsgebonden budget.
-
4. Bij het verstrekken van een individueel hulpmiddel dient de klant binnen 3 maanden na verstrekking een originele nota te overleggen.
-
5. Het vastgestelde Persoonsgebonden budget [PGB] betreft een maximum vergoeding. Indien de ingediende nota lager is dan het toegekende PGB, zal het PGB worden gelijkgesteld met het bedrag vermeld in de nota.
-
6. Bij overlijden van cliënt, na de 15e in een kalendermaand, zal het PGB voor hulp bij het huishouden worden stopgezet per eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden. Valt de overlijdensdatum voor of op de 15e in een kalendermaand dan zal het PGB over de tweede helft van die kalendermaand door het college worden teruggevorderd.
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen.
Artikel 4 Opleggen eigen bijdragen
-
1. De eigen bijdrage als genoemd in artikel 8 van de Verordening wordt opgelegd bij de voorziening als genoemd in hoofdstuk 3 [hulp bij het huishouden], hoofdstuk 4 [woonvoorzieningen] en hoofdstuk 5 [het lokaal verplaatsen in de vorm van een scootrmobiel, een aangepaste fiets of een buggy], van de Verordening .
Indien bij de verstrekking van een individueel hulpmiddel een middel wordt herverstrekt als bruikleenverstrekking, zal bij de bepaling van de hoogte de eigen bijdrage worden uitgegaan van de historische nieuwprijs [zijnde de nieuwprijs van eerste aanschaf].
-
2. De te betalen eigen bijdrage zal worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Ziektekosten [CAK] zoals is bepaald in het Bijdragebesluit Zorg in artikel 16a lid 4 onder b.Conform artikel 4 lid 1 onder 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur [gepubliceerd Staatsblad 450 van 2 oktober 2006] wordt de opgelegde eigen bijdrage geïnd gedurende 39 perioden van 4 weken.
Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen.
De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning, waarvoor een natura voorziening, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt voor de volgende personen als volgt vastgesteld:
- 1.
Voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.222,00 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.222,00;
- 2.
Voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.256,00 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256,00;
- 3.
Voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.222,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.222,00;
- 4.
Voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.058,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 21.058,00.
- 5.
In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 1 tot en met 4, kan de eigen bijdrage nooit hoger zijn dan de kosten van de voorziening.
- 6.
In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 1 tot en met 4, zal de hoogte van de eigen bijdrage worden vastgesteld op basis van de laatst, door de minister, vastgestelde Algemene Maatregel van Bestuur indien dit is aangepast na vaststelling van dit Besluit Nadere Regelen.
- 7.
De bedragen genoemd lid 1 worden jaarlijks, per 1 januari, vastgesteld bij Algemene Maatregel van Bestuur door de Minister.
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden
Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
-
1. Als het college een individuele voorziening toekent in de vorm van een persoonsgebonden budget kan dit bestaan uit:
- a.
Een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget.
- b.
Een financiële tegemoetkoming voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
- a.
-
2.
Voor de vergoeding wordt een bedrag per uur uitgekeerd zijnde:
- a.
€ 13,61 per uur, ongeacht een basis/plus indicatie, indien de zorg wordt geleverd door bekenden of familie.
- b.
€ 16,76 indien de cliënt een basisindicatie voor hulp bij het huishouden heeft en de zorg geleverd wordt door een zorgaanbieder of een ZZP-er, die ingeschreven staat bij de Kamer van Koophand
- c.
€ 20,94 indien de cliënt een plusindicatie voor hulp bij het huishouden heeft en de zorg geleverd wordt door een zorgaanbieder of door een ZZP-er die ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel.
- a.
Artikel 6A Informatieplicht en geïnformeerde toestemming.
-
1. Het college zal de aanvrager voor het nemen van een besluit op een aanvraag informeren over de vormen van hulp bij het huishouden.
-
2. Het college zal de aanvrager, middels een verklaring van geïnformeerde toestemming, verzoeken schriftelijk de keuze aan haar kenbaar te maken.
-
3. Het college zal de keuze van de aanvrager schriftelijk vastleggen in het besluit op de aanvraag.
Artikel 7. Uitbetaling persoonsgebonden budget.
De verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van bevoorschotting maandelijks [rond de 25e van de maand] uitgekeerd.
Artikel 8. Vrij besteedbaar bedrag.
Het persoonsgebonden budget bij hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag waarover geen verantwoording verschuldigd is. Dit bedrag bedraagt € 150,00 per jaar.
Artikel 9. Niveaus van hulp bij het huishouden.
De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening, zoals bepaald in artikel 9 van de Verordening, kan bestaan uit de volgende niveaus:
- 1.
Hulp bij het huishouden-basis; aan te bieden wanneer verondersteld wordt dat de cliënt in staat is tot zelfregie over de planning van activiteiten en waaronder de volgende taken en werkzaamheden kunnen vallen:
- a.
Huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met beperkingen op het vlak van schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair, keuken [dagelijks of wekelijks onderhoud];
- b.
Verzorgen van textiel [ wassen, strijken];
- c.
Onderhoud van kleding en schoeisel;
- d.
Zorg voor voeding [ [voor]bereiden, serveren, afwassen, opruimen];
- e.
Bed opmaken;
- f.
Beperkte verzorging van huisdieren;
- a.
- 2.
Hulp bij het huishouden plus; aan te bieden wanneer naast de werkzaamheden welke beschreven worden in lid 1 onder a t/m f, tevens gerichte hulp bij de organisatie van het huishouden wordt vereist zoals:
- a.
Planning van het voeren van het huishouden [wie doet wat];
- b.
Aandacht voor hygiëne in huis;
- c.
Advies bij het kopen van levensmiddelen;
- d.
Beheer van de levensmiddelenvoorraad;
- e.
Noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen;
- f.
Instructie en voorlichting die direct is verbonden met activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouding, bijvoorbeeld stimulering bij het deels zelf uitvoeren van activiteiten. Enige begeleiding kan deel uitmaken van deze prestatie, waaronder noodzakelijke advisering aan informele zorgverleners van de cliënt;
- g.
Organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperking
- h.
Specifieke ondersteuning bij een ontregelde huishouding i.v.m. psychise problemen.
- a.
De basis voor beide categorieën hulp bij het huishouden vormt het indicatieprotocol “indicatie advisering voor hulp bij het huishouden” van het Centrum Indicatiestelling Zorg
Artikel 10. Maximale looptijd bij hulp bij het huishouden.
-
1. De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening, zoals bepaald in artikel 9 van de Verordening, kan worden verstrekt voor een periode van maximaal 5 jaar of zoveel korter dan noodzakelijk is, waarna het college een herindicatie zal doen plaatsvinden.
-
2. De ondersteuningsbehoevende zal hiertoe een aanvraag doen bij het WMO-loket.
Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen
Artikel 11. Kostensoorten woningaanpassingen
Bij het vaststellen van de hoogte van persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:
- a.
De aanneemsom inclusief BTW, waaronder begrepen de loon- en materiaalkosten, voor het treffen van de woonvoorziening;
- b.
Het architectenhonorarium inclusief BTW, indien het bouwvergunningspichtige werkzaamheden betreffen, tot maximaal 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium zoals vastgelegd in de DNR 2005. De noodzaak van het inschakelen van een architect is aantoonbaar en is een voorwaarde voor de subsidieverstrekking van deze kosten.
- c.
De leges voor zover betrekking hebbend op het treffen van de woonvoorziening;
- d.
De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting (BTW) met betrekking tot de woonvoorziening;
- e.
Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden, voordat de bijdrage aan de verhuurder is uitbetaald, voor zover het renteverlies verband houdt met het treffen van de woonvoorziening;
- f.
De prijs van de bouwrijpe grond, indien niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd conform het bepaalde in het Bouwbesluit;
- g.
De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen worden;
- h.
De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het uitvoeren van de woonvoorziening, indien deze kosten zijn gemaakt voorafgaand aan de aanbesteding en geen deel uitmaken van de aanneemsom. Over de te vergoeden onderzoekskosten bij de complexe woningaanpassingen zal de verhuurder vooraf met de gemeente overleggen;
- i.
De kosten van (her)aansluiting van de woonruimte waarvoor een woonvoorziening is getroffen, op de openbare nutsvoorzieningen;
Artikel 12. Hoogte van de financiële tegemoetkoming
-
1. De financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag van de aanvaarde aanpassingskosten eventueel verhoogd met een bedrag voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie.
-
2. De financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van een woning in eigendom of eigenaar van de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen.
-
3. In afwijking van het gestelde in lid 1 wordt bij standaardaanpassingen de hoogte van het Persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassingen door het college vastgesteld aan de hand van een genormeerde lijst van prijzen van woningaanpassingen (bijlage 2 bij dit Besluit).
-
4. Het bedrag voor de vergoeding verhuis- en herinrichting bedraagt
a
bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen:
€ 2.270,00;
b
bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 200,00:
€ 2.170,00;
c
bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 400,00:
€ 2.070,00;
d
bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 600,00:
€ 1.970,00;
e
bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 800,00:
€ 1.870,00;
f
bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 1.000,00:
€ 1.770,00;
g
bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 1.200,00:
€ 1.670,00;
h
bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen+ € 1.400,00:
€ 1.570,00;
i
bij een inkomen boven 1,5 maal het norminkomen + € 1.400,00:
€ 1.500,00.
Artikel 13. Afschrijvingstermijn
Het afschrijvingsschema wordt bepaald op basis van een afschrijving gedurende een periode van 7 jaar.
Artikel 14. Kosten van tijdelijke huisvesting
-
1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.
-
1. De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.
Artikel 15. Kosten van huurderving
-
1. Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,00 dan wel indien er in de betreffende woonruimte een traplift is geplaatst.
-
2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het vorige lid, wordt berekend op basis van de huur van de woonruimte die aan de laatste bewoner in rekening is gebracht.
-
3. De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.
-
4. Bij de berekening van de huur zoals bedoeld in lid 2, wordt uitgegaan van de huur die aan de laatste bewoner in rekening is gebracht, vermeerderd met de jaarlijkse huuraanpassing op 1 juli indien 1 juli valt in de periode van leegstand.
Artikel 16. Niet toepassen primaat verhuizing
Het primaat van de verhuizing zoals dat is neergelegd in artikel 17 van de verordening blijft in ieder geval buiten toepassing indien:
- a.
er niet binnen een tijdsbestek van twaalf maanden een woning beschikbaar komt waar naartoe kan worden verhuisd;
- b.
de huur van de woning waar naartoe kan worden verhuisd niet valt binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag;
- c.
de kosten van woningaanpassing van de door de aanvrager bewoonde woning minder bedragen dan 125% van de kosten van verhuizing, noodzakelijke herinrichting en eventuele aanvullende woningaanpassingen;
- d.
er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve psychische en/of sociale redenen;
Artikel 17. Maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning
De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de verordening bedraagt maximaal € 4.538,--.
Artikel 18. Minimumbedrag woonvoorziening waarbij terugbetalingsverplichting
Het minimumbedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening waarbij de terugbetalingsverplichting, zoals bedoeld in artikel 23 van de Verordening geldt, is € 10.000--. Hierbij wordt er gedurende deze 7 jaar een afschrijving toegepast. Het aflossingsschema ziet er dan als volgt uit:
1e jaar afschrijving 25% totale afschrijving 25%
2e jaar afschrijving 20% totale afschrijving 45%
3e jaar afschrijving 15% totale afschrijving 60%
4e jaar afschrijving 10% totale afschrijving 70%
5e jaar afschrijving 10% totale afschrijving 80%
6e jaar afschrijving 10% totale afschrijving 90%.
7e jaar afschrijving 10% totale afschrijving 100%
Artikel 19. Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget bij een woonvoorziening in verband met luchtweg allergieën/CARA.
-
1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 14 van de Verordening, wordt de financiële tegemoet-koming of het persoonsgebonden budget voor woningsanering als bedoeld in artikel 14 van de Verordening vastgesteld op basis van de maximum normbedragen, zoals weergegeven in bijlage 1 van dit Besluit.
-
2. De in bijlage 1 van dit Besluit genoemde normbedragen worden bepaald op:
- a.
100% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening tot 2 jaar
- b.
75% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 2-4 jaar
- c.
50% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 4-6 jaar
- d.
25% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 6-8 jaar
- e.
0% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 8 jaar of ouder.
- a.
-
3. De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woningsanering als bedoeld in artikel 14 van de Verordening wordt slechts éénmaal verstrekt.
-
4. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 14 van de Verordening komt enkel de slaapkamer in de huidige woonsituatie van de persoon voor sanering in aanmerking.
Artikel 20. Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.
-
1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 25 van de Verordening zal de hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget in de kosten van onderhoud en keuring het bedrag als bedoeld in bijlage 3 van dit Besluit niet te boven gaan.
-
2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 25 van de Verordening zal de hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget in de kosten van reparatie worden bepaald door de reële gemaakte kosten van reparatie, door het college vastgesteld op basis van een offerte of een factuur.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 21. Wijze van verstrekking.
-
1. De voorziening genoemd in artikel 28 lid a van de Verordening, zijnde een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, wordt uitsluitend in natura verstrekt.
-
2. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 28 lid c van de Verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopste adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over 1 jaar.
Artikel 22. Hoogte van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming
-
1. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor
- a.
Het gebruik van een [eigen] auto/taxi bedraagt € 650,00
- b.
Het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1398,00
- a.
-
2. Op de bedragen genoemd in lid 1 wordt een korting van 25% toegepast indien aan de gehandicapte eveneens een voorziening bedoeld in artikel 28 onder b, van de verordening, is toegekend
-
3. Op de bedragen genoemd in lid 1 wordt een korting van 25% toegepast indien aan de partner van de gehandicapte eveneens een vergoeding als bedoeld in lid 1 is toegekend.
-
4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder a geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een bruikleenauto, die is verstrekt op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet [AAW], gelijk is aan de bedragen die hiervoor jaarlijks door het UWV worden vastgesteld.
-
5. Het bedrag dat wordt verstrekt voor de aanschaf van een scootmobiel wordt als volgt vastgesteld
- a.
Een persoonsgebonden budget [PGB] wordt vastgesteld op basis van de nieuwprijs van de voorziening in een standaarduitvoering conform het leverancierscontract dat de gemeente heeft met de leveranciers. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld en wordt verhoogd met een bedrag noodzakelijk voor 1 jaar onderhoud en reparatie.
- b.
Eventuele verzekering van de voorziening is voor rekening van de aanvrager.
- c.
Het persoonsgebonden budget [PGB] is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van 5 jaar. Na 5 jaar kan een nieuw PGB worden aangevraagd.
- d.
Het PGB voor een:
- ·
Scootmobiel, categorie 2.10 bedraagt € 1500,00 (incl. BTW) verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar adf € 146,45 (incl. BTW)
- ·
Scootmobiel, categorie 2.11 bedraagt € 2184,52 (Incl. BTW) verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar ad € 146,45 (incl BTW)
- ·
Scootmobiel, categorie 2.12 bedraagt € 2472,13 (Incl BTW) verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar ad € 146,45 (incl BTW)
- ·
- e.
Indien een standaarduitvoering van een middel niet als adequaat kan worden beschouwd, dient als maatwerk een pakket van eisen te worden opgesteld. Aan de hand van dit pakket van eisen wordt bij 3 leveranciers een offerte opgevraagd. Het PGB wordt dan gelijkgesteld aan de goedkoopst adequate voorziening [inclusief de korting voor de gemeente].
- a.
Artikel 23. Autoaanpassingen.
Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor een autoaanpassing op basis van artikel 28 onder b van de Verordening, dan geldt het volgende:
- a.
Het maximale bedrag dat kan worden toegekend bedraagt € 1500,00
- b.
Toekenning kan enkel plaatsvinden indien de auto niet ouder is dan 3 jaar.
- c.
Een aanpassing wordt maximaal eens per 5 jaar verstrekt, tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
- d.
Het dient te gaan om een aanpassing, die niet standaard kan worden opgenomen of verkrijgbaar is in voorhanden zijnde automodellen; die minder vaak voorkomt of die in een uitvoering gemaakt moet worden die afwijkt van gangbare voorzieningen.
- e.
Bij vervanging van de auto dient, bij aanpassingen die verwisselbaar zijn, bekeken te worden of de aanpassingen overzetbaar zijn.
Artikel 23A. Vaststellen inkomensgrenzen
-
1. De gemeente hanteert de methodiek van het bruto-inkomen en bruto-inkomensgrenzen. Beide bedragen worden gerelateerd aan de bruto IOAW-grondslagen (voor personen jonger dan 65 jaar) en de bedragen van het bruto-ouderdomspensioen uit de AOW.
-
2. De norminkomens en de daaraan gerelateerde inkomensgrenzen zullen jaarlijks op 1 januari en 1 juli worden geïndexeerd.
-
3. Onderstaande bruto inkomens en inkomensgrenzen gelden per jaar en zijn per 1 juli 2009:
Leefvorm
Bruto inkomen
Inkomensgrens (1,5x bruto inkomen)
Gehuwden beiden tot 65 jaar
€ 17.934,24
€ 26.901,36
Alleenstaande ouder tot 65 jaar
€ 17.427,12
€ 26.140,68
Alleenstaanden tot 65 jaar
€ 13.795,44
€ 20.693,16
Gehuwden, één partner 65 jaar of ouder
€ 18.507,36
€ 27.761,04
Gehuwden beiden 65 jaar of ouder
€ 18.507,36
€ 27.761,04
Alleenstaande ouder 65 jaar of ouder
€ 16.728,60
€ 25.092,90
Alleenstaande 65 jaar of ouder
€ 13.257,60
€ 19.886,40
Artikel 24. Inleverpremie scootmobielen bij niet gebruik.
-
1. Een ondersteuningsbehoevende kan op diens verzoek in aanmerking komen voor een forfaitaire vergoeding indien hij spontaan en vrijwillig de aan hem door de gemeente toegekende scootmobiel inlevert bij de gemeente.
-
2. De onder lid 1 bedoelde forfaitaire vergoeding bedraagt € 100,00 per toegekende aanvraag.
-
3. Een aanvraag voor de in lid 1 genoemde forfaitaire vergoeding wordt onmiddellijk na positieve gemeentelijke besluitvorming uitbetaald aan de ondersteuningsbehoevende aan wie de scootmobiel was toegekend.
-
4. De ondersteuningesbehoevende die aanspraak wil maken op de onder lid 1 genoemde forfaitaire vergoeding dient in het bezit te zijn van een WMO indicatie voor een scootmobiel met een geldigheid van tenminste 12 maanden vanaf de datum van aanvraag.
-
5. De onder lid 1 genoemde forfaitaire vergoeding wordt niet uitgekeerd:
- a.
in geval van overlijden van de ondersteuningsbehoevende aan wie de scootmobiel is toegekend.
- b.
In geval van verhuizen van de ondersteuningsbehoevende naar een andere gemeente.
- c.
In geval van verhuizen van de ondersteuningsbehoevende naar een erkende AWBZ verpleeginrichting waar de verstrekte scootmobiel niet meer gebruikt kan worden.
- d.
In geval van vervanging van de aan de ondersteuningsbehoevende toegekende scootmobiel door een andere scootmobiel of vervanging door een andere WMO vervoersvoorziening.
- e.
Indien het een aanvraag betreft tot inleveren van een scootmobiel die is aangeschaft via een door de gemeente toegekend persoonsgebonden budget.
- f.
Als reeds eerder een forfaitaire vergoeding, zoals bedoeld in dit artikel, aan de aanvrager is toegekend.
- g.
Als na inspectie door de leverancier blijkt dat de scootmobiel als afgeschreven dient te worden beschouwd dan wel de scootmobiel niet meer in een bruikbare staat verkeerd.
- a.
Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 25. Rolstoel
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt als volgt vastgesteld:
- a.
Een persoonsgebonden budget [PGB] wordt vastgesteld op basis van de nieuwprijs van de voorziening in een standaarduitvoering conform het leverancierscontract dat de gemeente heeft met de leveranciers. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld en wordt verhoogd met een bedrag noodzakelijk voor 1 jaar onderhoud en reparatie.
- b.
Eventuele verzekering van de voorziening is voor rekening van de aanvrager.
- c.
Het persoonsgebonden Budget [PGB] is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van 5 jaar. Na 5 jaar kan een nieuw PGB worden aangevraagd.
- d.
Het PGB voor een:
- ·
Handbewogen rolstoel, categorie 2.3 ( kort incidenteel gebruik en algemeen gebruik) bedraagt € 326,30 (incl. BTW) verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar ad € 73,23 (incl. BTW)
- ·
Handbewogen rolstoel, categorie 2.4 (semi-permanent en algemeen gebruik) bedraagt € 658,00 (incl. BTW) verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar ad € 73,23 (incl. BTW)
- ·
Elektrische rolstoel, categorie 2.7 (semi-permanent gebruik in en om huis) bedraagt € 2.885,60 (incl. BTW) verhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar ad € 421,04. (incl. BTW)
- ·
Elektrische rolstoel, categorie 2.8 (semi-permanent gebruik binnen en buiten) bedraagt € 3.541,55 (incl. BTW) erhoogd met de onderhoudskosten voor 1 jaar ad € 421,04 (incl. BTW)
- ·
Elektrische aandrijfunit t.b.v. een handbewogen rolstoel bedraagt € 707,85 (incl. BTW) verhoogd met 1 jaar onderhoud ad € 218,65. (incl. BTW)
- ·
- e.
Indien een standaarduitvoering van een middel niet als adequaat kan worden beschouwd, dient als maatwerk een pakket van eisen te worden opgesteld. Aan de hand van dit pakket van eisen wordt bij 3 leveranciers een offerte opgevraagd. Het PGB wordt dan gelijkgesteld aan de goedkoopst-adequate voorziening [inclusief de korting voor de gemeente].
Artikel 26. Sportrolstoel
Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.500,-- (incl. BTW) welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar en kan niet meer bedragen dan de kosten van een sportrolstoel
Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming
Artikel 27. Verplicht advies
Het bedrag waarboven ingevolge artikel 40, lid 2, onder a, van de verordening advies gevraagd moet worden bedraagt € 10.000,00. (incl. BTW)
Artikel 28. Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 40 van de Verordening, indien van toepassing, aandacht besteed aan:
- a.
de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;
- b.
de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of beperking;
- c.
de woning en de woonomgeving van de aanvrager;
- d.
de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;
- e.
de sociale omstandigheden van de aanvrager.
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
Artikel 29. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit Nadere Regelen Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Sittard-Geleen 2009 met inachtneming van de overgangsmaatregel zoals genoemd in artikel 51 van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen 2009.
Artikel 30. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald: Besluit Nadere Regelen Maatschappelijke Ondersteuning Sittard-Geleen 2010.
Ondertekening
Aldus vastgesteld op.
de burgemeester
Drs. G.J.M. Cox
de secretaris
Drs. J. Vis
Bijlage 1 bij Besluit nadere regelen individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen.
Maximale normbedragen (incl BTW) per 1 januari 2010 bij woningsanering ingevolge artikel 19 van dit Besluit.
Prijs (incl. BTW) |
Per eenheid |
|
Bedragen incl. BTW |
||
Vloerbedekking vinyl |
€ 41,70 |
Meter [4 meter breed] |
Jaloezieën |
€ 15,26 |
Meter [1,75 meter hoog] |
Bijlage 2 bij Besluit nadere regelen individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen .
[Maximale] normbedragen (incl. BTW en opslag) per 1 januari 2010 bij woningaanpassingen ingevolge artikel 12 van dit Besluit.
Rubriek |
Omschrijving voorziening |
Afschrijvingstermijn |
Normbedrag 2010 (incl. BTW) |
eenheden |
|||
1. |
Rolstoeltoegankelijkheid |
||||||
1.01 |
Verwijderen dorpel buitendeur |
20 jaar |
€ 280,00 |
/st |
|||
1.02 |
Verwijderen dorpel binnendeur |
20 jaar |
€ 187,00 |
/st |
|||
1.03 |
Verbreden buitendeur |
20 jaar |
€ 3400,00 |
/st |
|||
1.04.01 |
Verbreden binnendeur nastelkozijn |
20 jaar |
€ 970,00 |
/st |
|||
1.04.02 |
Verbreden binnendeur inmetselkozijn |
20 jaar |
€ 2000,00 |
/st |
|||
1.05 |
Beschermingsprofiel kozijn |
20 jaar |
€ 240,00 |
/st |
|||
1.06 |
Schopplaat tegen deur |
20 jaar |
€ 150,00 |
/st |
|||
1.07.01 |
Verhoging toegangspad |
20 jaar |
€ 150,00 |
/m2 |
|||
1.07.02 |
Verhoging+verbreden toegangspad |
20 jaar |
€ 140,00 |
/m2 |
|||
1.08.01 |
Hellingbaan buiten staal recht |
15 jaar |
€ 810,00 |
/m2 |
|||
1.08.02 |
Hellingbaan buiten staal met bordes |
15 jaar |
€ 790,00 |
/m2 |
|||
1.08.03 |
Hellingbaan buiten traditioneel recht |
15 jaar |
€ 970,00 |
/m2 |
|||
1.08.04 |
Hellingbaan buiten traditioneel met bordes |
15 jaar |
€ 970,00 |
/m2 |
|||
1.09 |
Vlonder bij toegangsdeur |
7 jaar |
€ 540,00 |
/m2 |
|||
1.10 |
Vlinderbrugje voor binnendrempel |
7 jaar |
€ 400,00 |
/st |
|||
1.11 |
Vlonder balkon |
15 jaar |
€ 540,00 |
/m2 |
|||
1.21 |
Aanbouw nieuwe entree woning |
20 jaar |
€ 3700,00 |
/m2 |
|||
1 |
Scotmobielsatalling |
20 jaar |
€ 5000,00 |
/st |
|||
2. |
Sanitair |
||||||
2.01.01 |
Douchevloer op afschot [antislip norm R11] |
20 jaar |
€ 470,00 |
/m2 |
|||
2.01.01a |
Slidex tot 5 m2 |
6 jaar |
€ 600,00 |
/st |
|||
2.01.01b |
Slidex tot 10m2 |
6 jaar |
€ 690,00 |
/st |
|||
2.01.02 |
Verlaagde douchebak 50mm |
12 jaar |
€ 900,00 |
/st |
|||
2.02a |
Vervangen wandtegels |
20 jaar |
€ 229,00 |
/m2 |
|||
2.02b |
Vervangen vloertegels |
20 jaar |
€ 331,00 |
/m2 |
|||
2.03.01 |
Wandbeugel 700mm |
8 jaar |
€ 100,00 |
/st |
|||
2.03.02 |
Wandbeugel 800mm |
8 jaar |
€ 103,00 |
/st |
|||
2.03.03 |
Wandbeugel 900mm |
8 jaar |
€ 106,00 |
/st |
|||
2.03.05 |
Contraplaat tbv wandbeugel |
8 jaar |
€ 16,00 |
/st |
|||
2.04.01 |
Opklapbare toiletbeugel 600mm |
8 jaar |
€ 278,00 |
/st |
|||
2.04.02 |
Opklapbare toiletbeugel 830mm |
8 jaar |
€ 288,00 |
/st |
|||
2.04.03 |
Opklapbare toiletbeugel 830mm+toiletrolhouder |
8 jaar |
€ 296,00 |
/st |
|||
2.05.01 |
Beugel opklapbaar met statief 600mm |
8 jaar |
€ 388,00 |
/st |
|||
2.05.02 |
Beugel opklapbaar met statief 830mm |
8 jaar |
€ 404,00 |
/st |
|||
2.05.03 |
Beugel opklapbaar met statief 830mm + toiletrolhouder |
8 jaar |
€ 411,00 |
/st |
|||
2.06.01 |
Douchezit opklapbaar wandmontage |
8 jaar |
€ 340,00 |
/st |
|||
2.06.02 |
Douchezit opklapbaar wandmontage + armleuning |
8 jaar |
€ 448,00 |
/st |
|||
2.06.03 |
Contraplaat tbv douchezit |
8 jaar |
€ 51,00 |
/st |
|||
2.06.04 |
Hulppootset tbv douchezit |
8 jaar |
€ 112,00 |
/st |
|||
2.10 |
Rolstoelspiegel bij wastafel |
10 jaar |
€ 228,00 |
/st |
|||
2.11 |
Stoma-wastafel |
10 jaar |
€ 2875,00 |
/st |
|||
2.12.01 |
Wastafel onderrijdbaar |
10 jaar |
€ 825,00 |
/st |
|||
2.12.02 |
Wastafelmodule, verstelbaar |
10 jaar |
€ 1542,00 |
/st |
|||
2.20 |
Demonteren fonteintje |
Nvt |
€ 111,00 |
/st |
|||
2.21 |
Ergonomisch plaatsen kraan |
Nvt |
€ 210,00 |
/st |
|||
3. |
Keuken |
||||||
3.01.01 |
Keuken onderrijdbaar |
10 jaar |
€ 5700,00 |
/st |
|||
3.01.02 |
Hoekkeuken onderrijdbaar |
10 jaar |
€ 9000,00 |
/st |
|||
3.02.01 |
Keuken onderrijdbaar en verstelbaar |
10 jaar |
€ 11.760,00 |
/st |
|||
3.03 |
Aanpassen keuken tbv onderrijdbaarheid [losse onderkasten] |
10 jaar |
€ 3500,00 |
/st |
|||
3.04 |
Aanpassen keuken tbv onderrijdbaarheid [met onderblok |
10 jaar |
€ 3900,00 |
/st |
|||
3.05 |
Verplaatsen keukenkast |
10 jaar |
€ 60,00 |
/st |
|||
4. |
Verticaal verplaatsen |
||||||
4.01.01 |
Stoeltraplift tbv rechte steektrap |
12 jaar |
Offerte |
/st |
|||
4.01.02 |
Stoeltraplift tbv trap met kwart |
12 jaar |
Offerte |
/st |
|||
4.01.02a |
Stoeltraplift tbv trap met dubbele kwart |
1 jaar |
Offerte |
/st |
|||
4.01.11 |
Smetplank verwijderen |
10 jaar |
€ 50,00 |
/m1 |
|||
4.01.12 |
Wand op verdieping verplaatsen |
15 jaar |
€ 373,00 |
/m2 |
|||
4.01.13 |
Bouwkundige aanpassing traplift |
15 jaar |
€ 3222,00 |
/st |
|||
4.02 |
Aanbrengen extra trapleuning |
10 jaar |
€ 96,00 |
/m1 |
|||
5. |
Deuropenersystemen |
||||||
5.01 |
Deurautomaat op buitendeur |
10 jaar |
€ 3433,00 |
/st |
|||
5.02 |
Automaat op buitendeur met intercom |
10 jaar |
€ 4100,00 |
/st |
|||
5.03 |
Deurautomaat voor grote belasting |
10 jaar |
€ 4000,00 |
/st |
|||
5.04 |
Binnendeurautomaat |
10 jaar |
€ 2900,00 |
/st |
|||
5.05 |
Schuifdeur met automaat |
10 jaar |
€ 5800,00 |
/st |
|||
5.06 |
Wand opdikken boven kozijn |
10 jaar |
€ 240,00 |
/st |
|||
5.07 |
Intercom + elektrische voordeurontgrendeling |
10 jaar |
€ 1713,00 |
/st |
|||
5.08 |
Garagedeuropener |
10 jaar |
€ 614,00 |
/st |
|||
5.09 |
Plaatsen schuifdeur met lange hendel |
10 jaar |
€ 1137,00 |
/st |
|||
6. |
Diversen |
||||||
6.01 |
Aanleg wandcontactdoos |
15 jaar |
€ 222,00 |
/st |
|||
6.02 |
Aanleg wandcontactdoos buiten 10m1 |
15 jaar |
€ 780,00 |
/st |
|||
6.05 |
L-vormige beugel [Linido LI2611.003] |
Nvt |
€ 174,00 |
/st |
|||
6.10 |
Trapspilbeugel Links/rechts |
Nvt |
€ 195,00 |
/st |
|||
6.15 |
Scootmobielsafe |
15 jaar |
€ 4581,00 |
/st |
|||
6.20 |
Demonteren en herplaatsen toilet |
15 jaar |
€ 42,00 |
/st |
|||
6.21 |
Demonteren en herplaatsen wastafel |
15 jaar |
€ 42,00 |
/st |
|||
7. |
Sanitaire roerende goederen |
||||||
7.01 |
Douchezit kruk met armsteunen |
Nvt |
€ 232,00 |
/st |
|||
7.02 |
Badzitje zonder rugleuning |
Nvt |
€ 93,00 |
/st |
|||
7.03 |
Badzitje met rugleuning |
Nvt |
€ 134,00 |
/st |
|||
7.04 |
Douche-toilet stoel/zitje zelfbeweger |
Nvt |
€ 1371,00 |
/st |
|||
7.05 |
Toiletverhoger met armsteunen |
Nvt |
€ 402,00 |
/st |
|||
7.10 |
Badliftzitje |
10 jaar |
€ 1753,00 |
/st |
|||
8 |
Drempel/dorpel/ballustrade/vlonder modulair van Q-netics |
||||||
8.01 |
Vlak |
NV |
10 jaar |
€ 211,00 |
/m2 |
||
8.02 |
Helling+vlak |
NHV |
10 jaar |
€ 217,00 |
/m2 |
||
8.03 |
Helling+vlak+helling |
NHVH |
10 jaar |
€ 226,00 |
/m2 |
||
8.04 |
Helling |
NH |
10 jaar |
€ 232,00 |
/m2 |
||
8.05 |
Galerijverhoging noppenplaat |
BV |
10 jaar |
€ 211,00 |
/m2 |
||
8.06 |
Roosteroprit vlak |
RV |
10 jaar |
€ 217,00 |
/m2 |
||
8.07 |
Roosteroprit helling |
RH |
10 jaar |
€ 242,00 |
/m2 |
||
8.08 |
Roosteroprit aanloopprofiel |
RA |
10 jaar |
€ 68,00 |
/m2 |
||
8.09 |
Ballustradeverhoging aluminium |
BAL |
10 jaar |
€ 75,00 |
/m1 |
||
8.10 |
Ballustradeklem |
KLE |
10 jaar |
€ 18,00 |
/st |
||
8.11 |
Ballustrade aluminium 0-1m |
HEK1 |
10 jaar |
€ 294,00 |
/m1 |
||
8.12 |
Ballustrade aluminium >1m |
HEK2 |
10 jaar |
€ 234,00 |
/m1 |
||
8.13a |
Schegplaat |
SP20/30/40 |
10 jaar |
€ 60,00 |
/st |
||
8.13b |
Schegplaat |
SP50/60/XX |
10 jaar |
€ 118,00 |
/st |
||
8.20a |
Dorpelvervanging 10x100cm |
DV10 |
10 jaar |
€ 32,00 |
/st |
||
8.20b |
Dorpelvervanging 13x100cm |
DV13 |
10 jaar |
€ 36,00 |
/st |
||
8.20c |
Dorpelvervanging 16x100cm |
DV16 |
10 jaar |
€`40,00 |
/st |
||
8.20d |
Montage dorpelvervanging |
Nvt |
€ 42,00 |
/st |
|||
8.30 |
Schoprand |
SR |
10 jaar |
€ 44,00 |
/m1 |
||
8.35 |
Deur inkorten |
DI |
10 jaar |
€ 72,00 |
/st |
||
8.40 |
Tussenstap trap |
TS |
10 jaar |
€ 111,00 |
/st |
||
5. |
Deuropenersystemen |
||||||
5.01 |
Deurautomaat op buitendeur |
10 jaar |
€ 2861,00 |
/st |
|||
5.02 |
Automaat op buitendeur met intercom |
10 jaar |
€ 3431,00 |
/st |
|||
5.03 |
Deurautomaat voor grote belasting |
10 jaar |
€ 3394,00 |
/st |
|||
5.04 |
Binnendeurautomaat |
10 jaar |
2460,00 |
/st |
|||
5.05 |
Schuifdeur met automaat |
10 jaar |
€ 4850,00 |
/st |
|||
5.06 |
Wand opdikken boven kozijn |
10 jaar |
€ 200,00 |
/st |
|||
5.07 |
Intercom + elektrische voordeurontgrendeling |
10 jaar |
€ 1428,00 |
/st |
|||
5.08 |
Garagedeuropener |
10 jaar |
€ 512,00 |
/st |
|||
5.09 |
Plaatsen schuifdeur met lange hendel |
10 jaar |
€ 948,00 |
/st |
|||
6. |
Diversen |
||||||
6.01 |
Aanleg wandcontactdoos |
15 jaar |
€ 185,00 |
/st |
|||
6.02 |
Aanleg wandcontactdoos buiten 10m1 |
15 jaar |
€ 655,00 |
/st |
|||
6.05 |
L-vormige beugel [Linido LI2611.003] |
Nvt |
€ 145,00 |
/st |
|||
6.10 |
Trapspilbeugel Links/rechts |
Nvt |
€ 163,00 |
/st |
|||
6.15 |
Scootmobielsafe |
15 jaar |
€ 3818,00 |
/st |
|||
6.20 |
Demonteren en herplaatsen toilet |
15 jaar |
€ 35,00 |
/st |
|||
6.21 |
Demonteren en herplaatsen wastafel |
15 jaar |
€ 35,00 |
/st |
|||
7. |
Sanitaire roerende goederen |
||||||
7.01 |
Douchezit kruk met armsteunen |
Nvt |
€ 194,00 |
/st |
|||
7.02 |
Badzitje zonder rugleuning |
Nvt |
€ 78,00 |
/st |
|||
7.03 |
Badzitje met rugleuning |
Nvt |
€ 112,00 |
/st |
|||
7.04 |
Douche-toilet stoel/zitje zelfbeweger |
Nvt |
€ 1143,00 |
/st |
|||
7.05 |
Toiletverhoger met armsteunen |
Nvt |
€ 335,00 |
/st |
|||
7.10 |
Badliftzitje |
10 jaar |
€ 1461,00 |
/st |
|||
8 |
Drempel/dorpel/ballustrade/vlonder modulair van Q-netics |
||||||
8.01 |
Vlak |
NV |
10 jaar |
€ 176,00 |
/m2 |
||
8.02 |
Helling+vlak |
NHV |
10 jaar |
€ 181,00 |
/m2 |
||
8.03 |
Helling+vlak+helling |
NHVH |
10 jaar |
€ 189,00 |
/m2 |
||
8.04 |
Helling |
NH |
10 jaar |
€ 194,00 |
/m2 |
||
8.05 |
Galerijverhoging noppenplaat |
BV |
10 jaar |
€ 176,00 |
/m2 |
||
8.06 |
Roosteroprit vlak |
RV |
10 jaar |
€ 181,00 |
/m2 |
||
8.07 |
Roosteroprit helling |
RH |
10 jaar |
€ 202,00 |
/m2 |
||
8.08 |
Roosteroprit aanloopprofiel |
RA |
10 jaar |
€ 57,00 |
/m2 |
||
8.09 |
Ballustradeverhoging aluminium |
BAL |
10 jaar |
€ 62,50 |
/m1 |
||
8.10 |
Ballustradeklem |
KLE |
10 jaar |
€ 15,50 |
/st |
||
8.11 |
Ballustrade aluminium 0-1m |
HEK1 |
10 jaar |
€ 245,00 |
/m1 |
||
8.12 |
Ballustrade aluminium >1m |
HEK2 |
10 jaar |
€ 195,00 |
/m1 |
||
8.13a |
Schegplaat |
SP20/30/40 |
10 jaar |
€ 50,00 |
/st |
||
8.13b |
Schegplaat |
SP50/60/XX |
10 jaar |
€ 99,00 |
/st |
||
8.20a |
Dorpelvervanging 10x100cm |
DV10 |
10 jaar |
€ 27,00 |
/st |
||
8.20b |
Dorpelvervanging 13x100cm |
DV13 |
10 jaar |
€ 30,00 |
/st |
||
8.20c |
Dorpelvervanging 16x100cm |
DV16 |
10 jaar |
€`33,00 |
/st |
||
8.20d |
Montage dorpelvervanging |
Nvt |
€ 35,00 |
/st |
|||
8.30 |
Schoprand |
SR |
10 jaar |
€ 37,00 |
/m1 |
||
8.35 |
Deur inkorten |
DI |
10 jaar |
€ 60,00 |
/st |
||
8.40 |
Tussenstap trap |
TS |
10 jaar |
€ 93,00 |
/st |
Bijlage 3 bij Besluit nadere regelen individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen.
Vergoeding per 1 januari 2010 voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 20 van dit Besluit.
Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud [met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen] en reparatie [niet gebonden aan een maximum] aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:
- a.
Stoelliften
- b.
Rolstoel- of sta-plateauliften
- c.
Woonhuisliften
- d.
Hefplateauliften
- e.
Balansliften
- f.
De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel
- g.
Elektromagnetische opening- en sluitmechanisme van deuren
- h.
Personentilliften
De maximale vergoeding van de kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in de woning en\of trappenhuizen bedraagt:
Keuringen |
Onderhoud |
|||
Soort lift |
Frequentie |
Kosten incl. BTW |
Frequentie |
Kosten incl. BTW |
Stoellift |
1x per 4 jaar |
€ 219,88 |
1x per jaar |
€ 451,35 |
Rolstoelplateaulift |
1x per 4 jaar |
€ 267,88 |
1x per jaar |
€ 451,35 |
woonhuislift |
1x per jaar |
€ 267,88 |
2x per jaar |
€ 901,67 |
Hefplateaulift |
1x per jaar |
€ 271,75 |
2x per jaar |
€ 901,67 |
Balanslift* |
1x per jaar |
€ 77,80 |
1x per jaar |
€ 451,36 |
(bron : liftinstituut)
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:
- -
50% voor installaties geplaatst buiten de woning
- -
50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen
- -
50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en\of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.
Reparatie:
De werkelijke kosten van reparatie komen voor vergoeding in aanmerking, mits gedeclareerd binnen 12 maanden na betaling.
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel wordt een aantal begripsbepalingen omschreven. In het eerste lid wordt aangegeven dat de in dit besluit gebruikte begrippen dezelfde betekenis hebben als in de Verordening. In het tweede lid worden de begrippen omschreven waarvan de omschrijving niet in de verordening is geregeld.
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording
Lid 1
In het eerste lid is bepaald dat verstrekking van een persoonsgebonden budget plaatsvindt op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.
Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden.
Lid 2
Het tweede lid bepaalt dat het niet in alle situaties mogelijk is een persoonsgebonden budget te ontvangen. Het gaat hierbij om situaties waarbij er door de omstandigheden van de cliënt onvoldoende zekerheid bestaat over de rechtmatige besteding van de PGB-gelden. Onder a is geregeld dat er geen PGB wordt verstrekt als uit onderzoek naar voren is gekomen dat het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met zijn persoonsgebonden budget. Hierbij valt te denken aan situaties waarbij de cliënt door psychische problemen niet met geld kan omgaan of er sprake is van verslavingsproblematiek. Wanneer er in dergelijke gevallen sprake is van een bewindvoerder die de financiële zaken regelt dan blijft er wel een mogelijkheid om een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als er voldoende waarborgen zijn voor een rechtmatige besteding. Onder b is geregeld dat geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt als er sprake is van een sanering op grond van de WSNP. In een dergelijke situatie is er overigens ook sprake van een bewindvoerder, maar dit is in dit geval geen reden om toch een persoonsgebonden budget te vestrekken, omdat in een dergelijke situatie de bewindvoerder een andere rol heeft dan bij de onder a genoemde situatie.
Lid 3
Het derde lid bepaalt dat een aantal voorzieningen worden aangemerkt als algemeen gebruikelijk en niet voor verstrekking komen. Het niet verstrekken van een als algemeen gebruikelijke voorziening is geregeld in Hoofdstuk 1 artikel 2 lid a en b van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Sittard-Geleen.
Er wordt daarom geen voorziening toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is. Een door de gehandicapte gevraagde voorziening is algemeen gebruikelijk voor een persoon als de aanvrager indien een niet-gehandicapt persoon, die zich voor wat betreft leeftijd, inkomen, etc. in een vergelijkbare positie bevindt, naar maatschappelijke maatstaf redelijkerwijs de beschikking zou (kunnen) hebben over een dergelijke voorziening.
Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat niet is zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen en is ter invulling van de gemeente. In het algemeen kan gesteld worden dat iets algemeen gebruikelijk is wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- ·
Het aan te schaffen object kan voor een niet-ondersteuningsbehoevende in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend.
- ·
Het is niet speciaal voor de ondersteuningsbehoevende.
- ·
Het is gewoon te koop.
- ·
Het is niet duurder is dan soortgelijke producten.
Hierbij is aansluiting gezocht bij de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, zoals in het kader van de WVG en haar opvolger WMO, tot nu toe zijn gedaan.
Met het criterium algemeen gebruikelijk werd volgens de CRvB beoogd te voorkomen dat het college een voorziening verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van betrokken gehandicapte, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij niet gehandicapt was, de beschikking (zou) kunnen hebben. Een dergelijke weigeringgrond valt binnen de grenzen van de gemeentelijke compensatieplicht.
Door het college worden onder andere de onderstaande voorzieningen aangemerkt als voorzieningen die algemeen gebruikelijk worden aangemerkt:
- ·
Vervoer:
- a.
Fiets [standaardfiets, fiets met verlaagde instap, fiets met trapondersteuning/hulpmotor]
- b.
Tandem [standaardtandem, tandem met trapondersteuning/hulpmotor, tandem met verlaagde instap].
- c.
Bromfiets [ook bromfiets in speciale uitvoering zoals brommobiel].
- d.
Autoaanpassingen [automatische transmissie; stuurbekrachtiging; elektrisch bedienbare ramen; warmtewerend glas; airco]
- e.
Een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar. Bij een aangepaste buggy zijn de meerkosten van de aanpassingen t.o.v de standaard buggy niet algemeen gebruikelijk.
- a.
- ·
Woonvoorzieningen:
- a.
Centrale verwarming.
- b.
Douche [waaronder ook vervanging van een lavet door een douche; eerste aanleg van een douche].
- c.
Standaard beugels [van 30 tot en met 60 cm].
- d.
Kranen [eenhendelkranen, thermosstatische kranen en kranen met temperatuur-begrenzer].
- e.
Kookplaat [Keramische en inductiekookplaat]
- f.
Douchekop op glijstang, douchegordijn en douchewanden.
- g.
Toilet [hangend toilet, vast verhoogd toilet en losse toiletverhoger die hetzelfde doel heeft als een vast verhoogd/hangend toilet Uitgezonderd hiervan zijn toiletbrillen met opklapbare armleggers die tot doel hebben een klant met stabiliteit/evenwichtsproblemen in staat te stellen op een verantwoorde wijze gebruik te maken van het toilet.
- h.
Condensdroger
- a.
- ·
Rolstoelen/scootmobielen:
Accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn, maar als wel nuttige accessoires aangeboden worden:
- ·
Regenpakken,
- ·
winterbekleding, been/voetenzak,.
- ·
Rolstoelhandschoenen.Accessoires als asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaak-beschermers.
Artikel 3 Verantwoording en controle
In het artikel wordt geregeld op welke wijze de ontvanger van een persoonsgebonden budget verantwoording aflegt over de besteding hiervan. Op basis hiervan kan de gemeente beoordelen of er sprake is van een rechtmatige besteding van middelen.
In het eerste lid is bepaald dat iedere cliënt over de besteding van het persoonsgebonden budget verantwoording dient af te leggen via een verantwoordingsformulier zoals dat is vastgelegd in het door het college vastgestelde protocol verantwoording PGB, dat voldoet aan de door de accountant gestelde verantwoordingseisen. Vervolgens is in het tweede lid bepaald dat het college steekproefsgewijs bewijsstukken vraagt over de verantwoording. Om deze reden is in het derde lid opgenomen dat de houder van het persoonsgebonden budget de op de besteding betrekking hebbende stukken gedurende een periode van 3 jaar dient te bewaren.
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen.
Artikel 4 Opleggen eigen bijdrage
Dit artikel bepaalt voor welke voorzieningen een eigen bijdrage betaalt dient te worden dan wel voor welke individuele verstrekkingen, financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budget een eigen bijdrage dient te worden afgedragen en gedurende welke termijn.
Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel
Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de toelichting van de AMvB. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden.
In dit Besluit Nadere Regelen is er voor gekozen om de hoogte van de eigen bijdragen vast te stellen op de bedragen die in de AMvB zijn vastgesteld en die op regelmatige basis door de minister worden aagepast. Dit past ook binnen de beleidskeuze om bij de uitvoering van de Wmo het bestaande beleid in grote lijnen voort te zetten, omdat nu wordt aangesloten bij de huidige AWBZ-systematiek. In de praktijk betekent dit dat het schema van de eigen bijdragen er als volgt uit ziet:
Categorie |
Vast |
bedrag Inkomensgrens |
Ongehuwd < 65 jaar |
€ 17,60 |
€ 22.222 + 15% meerinkomen |
Ongehuwd = 65 jaar |
€ 17,60 |
€ 15.256 + 15% meerinkomen |
Gehuwd < 65 jaar |
€ 25,20 |
€ 27.222 + 15% meerinkomen |
Gehuwd = 65 jaar |
€ 25,20 |
€ 21.058 + 15% meerinkomen |
In de eerste kolom van de bovenstaande tabel is de categorie genoemd waartoe betrokkene behoort. De tweede kolom is het vaste bedrag. Dit is de eigen bijdrage die wordt opgelegd als het inkomen lager is dan de in kolom 3 genoemde inkomensgrens. Het betreft hier de eigen bijdrage per periode van 4 weken. Indien het inkomen hoger is dan de in kolom 3 genoemde inkomensgrens dan wordt de eigen bijdrage per 4 weken verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de in kolom 3 genoemde inkomensgrens.
Er wordt in dit artikel expliciet geregeld dat de eigen bijdrage nooit hoger mag zijn dan de kosten van de voorziening.
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden
Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Bij de vaststelling van het persoongebonden budget bij hulp bij het huishouden houdt de gemeente vast aan het gebruik van klassen zoals dat ook in de AWBZ werd gehanteerd. Het bedrag per klasse is gebaseerd op het bij het midden van de klasse behorende aantal uren, vermenigvuldigd met het uurbedrag. Dat betekent in de klasse 1 het bedrag is gebaseerd op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur. Wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot additionele uren boven de hoogste klasse 6 dan wordt per uur een bedrag vergoed.
Afwijkend ten opzichte van de AWBZ is dat het persoonsgebonden budget twee niveaus kent [basis en plus] in plaats van een niveau [AWBZ huishoudelijke verzorging].
Het uurtarief bij een persoongebonden budget voor hulp bij het huishouden is vastgesteld is 75 % van de kosten van zorg in natura.
Op de bruto-bedragen dient nog een eigen bijdrage in rekening te worden gebracht zoals bepaald in artikel 7 van de Verordening en artikel 4 en 5 van dit Besluit.
Het wetsvoorstel om de Wet Maatschappelijke Ondersteuning aan te passen op het punt van de keuzemogelijkheid, geeft de klant de mogelijkheid te kiezen tussen een voorziening in natura en een persoons gebonden budget (PGB). In deze laatste vorm heeft de klant de mogelijkheid te kiezen tussen:
- ·
Een financiële tegemoetkoming ( waarbij de klant zelf de zorg particulier inkoopt)
- ·
Een financiële tegemoetkoming waarvoor de klant een overeenkomst sluit voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964 (lees: vergoeding voor een alfhulp)
Deze laatste vorm is expliciet in de Wet meegenomen en biedt een rechtsbescherming voor de Alfahulpverlenende, met name op het gebied van loon (minimaal het wettelijk minimumloon, doorbetaling bij vakantie en ziekte; geen loonbelastingheffing; maximaal 3 dagen per week) en voor de klant (vervanging van hulp bij vakantie en ziekte)
Artikel 6A Informatieplicht en geïnformeerde toestemming
In dit artikel is de wetswijziging expliciet opgenomen waarbij de gemeente de plicht krijgt om de klant te informeren over de diverse wijzen van verstrekking, waarbij de klant dan ook via een toestemmingsformulier zijn/haar keuze vastlegt.
Artikel 7 Uitbetaling persoonsgebonden budget
De verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van een maandelijkse bevoorschotting uitgekeerd.
Artikel 8 Vrij besteedbaar bedrag
Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag waarover geen verantwoording verschuldigd is. Dit bedrag bedraagt 1,5% van het toegekende bedrag, met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1.250,00.
Artikel 9 Niveaus van hulp bij het huishouden.
Dit artikel geeft de definitie van de twee niveaus van hulp bij het huishouden, die door de gemeente Sittard-Geleen zijn ingekocht middels het doorlopen van een Europese openbare aanbestedingsprocedure,
Artikel 10 Maximale looptijd bij hulp bij het huishouden.
De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening zoals bepaald in artikel 9 van de Verordening, kan worden verstrekt voor een periode van maximaal 5 jaar. Hierbij volgt het college de werkwijze zoals die ook gevolgd werd in de AWBZ. Dit houdt in dat het college maximaal eenmaal per 5 jaren een herindicatie zal laten plaatsvinden. Indien hulp bij het huishouden voor een kortere periode is geïndiceerd zal de herindicatie plaatsvinden binnen de vermelde termijn van 5 jaar.
Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen
Artikel 11 Kostensoorten woningaanpassingen
In dit artikel wordt bepaald met welke kosten van een woonvoorziening rekening wordt gehouden in het vaststellen van de subsidie.
Artikel 12 Hoogte van de financiële tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming/het persoonsgebonden budget in de verhuiskosten en/of de woningaanpassing en aan de persoon/eigenaar aan wie deze tegemoetkoming/budget zal worden uitbetaal.. Er geldt een onderscheid tussen gehandicapten die naar een aangepaste woning verhuizen en personen die door middel van verhuizing een woning vrijmaken: bij de gehandicapten geldt namelijk een onderscheid naar de hoogte van het inkomen. Het onderscheid tussen gehandicapten die naar een aangepaste woning verhuizen en personen die door middel van verhuizing een woning vrijmaken wordt gerechtvaardigd door het gegeven dat de financiële tegemoetkoming voor de laatstgenoemde groep is bedoeld als een stimuleringsmiddel om de woning vrij te maken.
Zoals vermeld, geldt er voor de gehandicapte een onderscheid naar de hoogte van het inkomen. De inkomensgrens ligt op 1,5 maal het norminkomen. Het betreft forfaitaire vergoedingen. Een hogere vergoeding is in individuele gevallen mogelijk op grond van de hardheidsclausule van de verordening.
Artikel 13 Afschrijvingstermijn
In artikel 23 van de Verordening is een antispeculatie-beding opgenomen. Dit houdt in dat, indien een woningaanpassing heeft geleid tot een waardestijging van de woning, deze moet worden terugbetaald indien de woning binnen 7 jaar nadat de woningaanpassing is uitgevoerd, wordt verkocht. In dit artikel van het Besluit Nadere Regelen wordt geregeld dat hierbij er gedurende deze 7 jaar een lineaire afschrijving wordt toegepast. Hierbij is uitgegaan van de cijfers van het CBS waar uit onderzoek is gebleken dat gemiddeld iedere Nederlander eens in de 7 jaren verhuisd.
Aan de hand van een taxatierapport zal in een voorkomend geval de waardestijging van een aangepaste woning ten opzichte van een niet aangepaste woning worden vastgesteld.
Artikel 14 Kosten van tijdelijke huisvesting
Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming indien de gehandicapte zich als gevolg van een woningaanpassing tijdelijke elders moet huisvesten. De maximale vergoeding is gelijk aan de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag. De maximale duur is 6 maanden.
Artikel 15 Kosten van huurderving
Dit artikel bepaalt de hoogte van een financiële tegemoetkoming die aan een verhuurder kan worden verstrekt wegens huurderving.
Lid 1 bevat vereisten waaraan de woningaanpassing, in verband waarmee huurderving is opgetreden, moet voldoen.
Lid 2 bepaalt dat de maximale vergoeding gelijk is aan de huur die aan de laatste huurder is berekend.
Lid 3 bepaalt de maximale duur van de vergoeding.
Lid 4 spreekt voor zich
Artikel 16 Niet toepassen primaat verhuizing
Dit artikel somt een aantal omstandigheden op die ertoe leiden dat het primaat van de verhuizing niet kan worden toegepast. Er zal in dat geval veelal een woonvoorziening in de vorm van (een financiële tegemoetkoming in de kosten van) een woningaanpassing moeten worden toegekend. Afwijken van het primaat van de verhuizing is in uitzonderingssituaties ook mogelijk op grond van andere redenen dan welke genoemd worden in dit artikel. Hierbij is te denken aan de afhankelijkheid van de verzorgingsbehoevende aan mantelzorgers die in de directe omgeving wonen en die vaak en direct oproepbaar dienen te zijn en de verzorgingsbehoevende zonder de Mantelzorger niet zelfstandig kan functioneren.
Artikel 17 Maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning
Artikel 20 van de Verordening geeft het college de bevoegdheid om de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning te maximeren. Van deze bevoegdheid is door middel van dit artikel gebruik gemaakt. Gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep valt onder het begrip “bezoekbaar maken” het toegankelijk maken van de woning en de gehandicapte de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van de woonkamer en de toilet.
Artikel 18 Minimumbedrag woonvoorziening waarbij terugbetalingsverplichting
Op grond van artikel 23 van de Verordening is de woningeigenaar bij verkoop binnen 7 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden verplicht tot terugbetaling van de woonvoorziening verminderd met de afschrijving, indien die voorziening een bedrag van € 10.000,00 te boven gaat. In dit artikel is het aflossingsschema vastgesteld.
Artikel 19 Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget bij een woonvoorziening in verband met luchtweg allergieën/CARA.
In dit artikel wordt weergegeven op welke wijze invulling gegeven wordt aan de vaststelling van de financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget.
Artikel 20 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.
Lid 1 stelt voorwaarden ten aanzien van de vaststelling van de kosten in verband met onderhoud en keuring. In bijlage .. worden de voorzieningen beschreven die in aanmerking komen,
Lid 2 stelt voorwaarden ten aanzien van de vaststelling van de kosten in verband met reparatie.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 21 Wijze van verstrekking
Dit artikel regelt de wijze waarop de wijze van verstrekking van een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening.
Als gevolg van afspraken tussen de regering en de Tweede Kamer, gemaakt in de commissie van Vervoer [TK 25847 nr 36 van 12 april 2006] kunnen overwegingen van efficiency tot de overwegende bezwaren gerekend worden om de wettelijke keuzevrijheid niet te hoeven aanbieden. Daarbij is nadrukkelijk gewezen op het collectief vervoer. In principe zijn vervoersvoorzieningen individuele voorzieningen in het kader van de WMO. Maar elke burger een persoonsgebonden budget aanbieden voor vervoersvoorzieningen, ook in situaties waarin tot nu toe voorzien werd door het aanbieden van collectief vervoer, zou er toe kunnen leiden dat het draagvlak onder het collectief vervoer wordt aangetast, waardoor deze voorziening zelfs zou kunnen verdwijnen. Vandaar dat de toegang tot het collectief vervoer, conform lid 1 enkel in natura zal worden aangeboden.
Artikel 22 Hoogte van het persoonsgebonden budget
Lid 1 van dit artikel legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi.
In de leden 2 tot en met 4 wordt geregeld dat in enkele specifieke situaties een aanpassing van het in lid 1 genoemde bedrag plaatsvindt. Ook voor deze bepalingen geldt dat dit een voortzetting is van het huidige Wmo-beleid.
In lid 5 wordt geregeld hoe bedragen voor een persoonsgebonden budget worden vastgesteld voor de scootmobielen. Hierbij is uitgegaan van standaard middelen zoals die door de leveranciers, onder de afgesproken condities vastgelegd in de leveranciersovereenkomsten, aan de gemeente worden aangeboden. Er wordt rekening mee gehouden dat in specifieke gevallen maatwerk noodzakelijk is als een standaard middel niet adequaat is waarbij de uitgebrachte offerte dan de leidraad wordt.
Artikel 23 Autoaanpassingen
Dit artikel beschrijft de voorwaarden die gelden bij toekenning van een auto-aanpassing
Artikel 23A Vaststellen inkomensgrenzen.
In artikel 31 van de Verordening is opgenomen dat het verstrekken van een vervoersvoorziening niet mogelijk is als het gezamenlijke inkomen van de partners meer bedraagt of de alleenstaande aanvrager meer bedraagt dan 1,5 x het WMO norminkomen. Deze norminkomens worden tweemaal per jaar vastgesteld door het ministerie en vormen de basis voor de inkomensgrens. In dit artikel worden expliciet de norminkomens en inkomensgrenzen vermeld en de wijze waarop deze worden vastgesteld. Dit is een verduidelijking van artikel 31 in de Verordening.
Artikel 24 Inleverpremie scootmobielen bij niet gebruik.
Ondanks een geldige indicatie voor een scootmobiel kan het zijn dat een klant om diverse redenen spontaan en vrijwillig afstand wil doen van deze voorziening.
Doel van deze regeling is om doelmatiger met uitstaande scootmobielen om te gaan. Het ontbreekt de gemeente aan toereikende controle instrumenten om deze doelmatigheid actief te controleren. Indien personen aan wie door de gemeente een scootmobiel is verstrekt, nauwelijks tot geen gebruik maken van deze voorziening, dan kan een financiële prikkel hen er toe bewegen om vrijwillig afstand te doen van deze voorziening. Deze regeling stimuleert het bewust omgaan met deze voorziening en kan bovendien tot een besparing leiden doordat deze middelen opnieuw ingezet kunnen worden.
Uitbetaling vindt direct plaats aan, en op verzoek van de persoon aan wie de scootmobiel is toegekend. Deze persoon dient op het moment van aanvraag van de inleverpremie in het bezit te zijn van een geldige indicatie voor een scootmobiel van tenminste 12 maanden. Daarnaast kan iedere aanvrager slechts éénmaal aanspraak maken op de inleverpremie.
Deze regeling geldt niet bij inlevering in geval van overlijden van de persoon aan wie de scootmobiel is toegekend, verhuizen naar een andere gemeente, opname in een verpleeghuis waarbij de verzorgingsbehoevende geen gebruik meer kan maken van de scootmobiel. Ook wordt geen premie toegekend indien de scootmobiel wordt vervangen door een andere scootmobiel of door een andere WMO-voorziening.
Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 25 Rolstoel
In dit artikel wordt geregeld hoe bedragen voor een persoonsgebonden budget worden vastgesteld voor de rolstoelen. Hierbij is uitgegaan van standaard middelen zoals die door de leveranciers, onder de afgesproken condities vastgelegd in de leveranciersovereenkomsten, aan de gemeente worden aangeboden. Er wordt rekening mee gehouden dat in specifieke gevallen maatwerk noodzakelijk is als een standaard middel niet adequaat is waarbij de uitgebrachte offerte dan de leidraad wordt.
Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.
Artikel 26 Sportrolstoel
De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen is vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.
Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming
Artikel 27 Verplicht advies
De Verordening bepaalt in artikel 40, lid 2, onder a, dat in bepaalde situaties boven een bepaald bedrag verplicht advies gevraagd moet worden. In dit artikel staat dit bedrag vermeld. In veel gevallen zal het mogelijk zijn om via een beslisboom vast te stellen welke voorziening van welke omvang er nodig is om de beperkingen die worden ondervonden te compenseren. Het is echter gewenst dat bij duurdere voorzieningen altijd een extern advies te vragen. Deze grens wordt hierbij bepaald op € 10.000,00. Dit wil niet zeggen dat bij bedragen onder genoemd er geen advies extern gevraagd kan worden. Indien noodzakelijk kan altijd een extern advies worden aangevraagd.
Artikel 28 Samenhangende afstemming
De Verordening bepaalt in artikel 42 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.
Artikel 29 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt inwerking van dit besluit.
Artikel 30 Citeertitel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl