Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR122772
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR122772/1
Regeling vervallen per 19-03-2014
Verordening op de naamgeving van delen van de openbare ruimte en de nummering van gebouwen, complexen, afgebakende terreinen, lig- en standplaatsen (adressen)
Geldend van 10-12-2005 t/m 18-03-2014
Intitulé
Verordening op de naamgeving van delen van de openbare ruimte en de nummering van gebouwen, complexen, afgebakende terreinen, lig- en standplaatsen (adressen)De raad van de gemeente Maassluis;gelezen het voorstel van het college van 30 augustus 2005;gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;besluit vast te stellen de volgende:
Verordening op de naamgeving van delen van de openbare ruimte en de nummering van gebouwen, complexen, afgebakende terreinen, lig- en standplaatsen (adressen)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
College: het college van burgemeester en wethouders.
- b.
Openbare ruimte: alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen, bruggen, viaducten, knooppunten of daarmee vergelijkbare plaatsen of constructies en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin begrepen alle bouwwerken die daar deel van uitmaken.
- c.
Woonplaats: een door het college aangewezen gebied waaraan een woonplaatsnaam is toegekend.
- d.
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld is om ter plaatse te functioneren.
- e.
Gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
- f.
Complex: een afgebakend samengesteld geheel van gebouwen en bouwwerken (industriecomplex, complex met vakantiehuisjes, kazernecomplex, agrarisch complex, jachthavencomplex, etc.).
- g.
Afgebakend terrein: een terrein met afsluitbare toegang, waarop zich geen bouwwerken bevinden.
- h.
Ligplaats: een deel van het openbare water dat is bestemd voor het permanent afmeren van een (woon)schip of een woonark.
- i.
Standplaats: een kavel, die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop (nuts)voorzieningen aanwezig zijn.
- j.
Nummer: een nummer dat bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter of cijfer, of combinatie van letters en cijfers.
- k.
Object: een gebouw, complex, afgebakend terrein, ligplaats of standplaats.
- l.
Rechthebbende: eenieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht de beschikking heeft over een onroerende zaak, alsmede de beheerder.
- m.
Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen van technische en administratieve aard.
Artikel 2 Naamgeving van delen van de openbare ruimte
-
1 Het college kan de gemeente in wijken of buurten verdelen en zonodig daaraan namen, letters of nummers toekennen.
-
2 Het college kent voor het totale grondgebied van de gemeente namen toe aan te onderscheiden delen van de openbare ruimte en zonodig aan bouwwerken.
-
3 Onder vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken van de vaststelling, verdeling en toekenning.
Artikel 3 Nummering van objecten
-
1 Het college kan aan een object of een te onderscheiden deel daarvan een nummer toekennen.
-
2 Aan een object dat een nummer heeft gekregen, moet het nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.
-
3 Onder toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken van de toekenning.
Artikel 4 Namen en nummers aanbrengen
-
1 De door het college aan delen van de openbare ruimte toegekende namen worden zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.
-
2 Het is eenieder verboden naam- of nummerborden aan te brengen.
Artikel 6 Nummerborden aanbrengen
-
1 De rechthebbende is verplicht het nummer, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college aan te brengen.
-
2 Tenzij door het college anders is besloten, is de rechthebbende van een object verplicht het in het eerste lid genoemde nummer, alsmede daarmee verband houdende verwijs- en verzamelborden aan te brengen op een wijze zoals krachtens artikel 7 is bepaald.
-
3 Indien een object nog niet is voltooid, wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing aangebracht.
-
4 Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.
Artikel 7 Uitvoeringsvoorschriften
Het college is bevoegd nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.
Artikel 8 Strafbepaling
-
1 Overtreding van artikel 4, tweede en derde lid, of het niet voldoen aan de bepalingen in artikel 5 en 6, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
-
2 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de medewerkers van de afdeling Openbare Orde en Wijkbeheer.
Artikel 9 Inwerkingtreding
De verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van De Maassluise Courant waarin zij is geplaatst.
Artikel 10 Vervallen van oude regels
Met de inwerkingtreding van deze verordening komen alle eerdere regels en voorschriften te vervallen.
Artikel 11 Overgangsbepalingen
-
1 Namen en nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en voorschriften aan delen van de openbare ruimte en objecten zijn toegekend, blijven na het in werking treden van deze verordening bestaan.
-
2 Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hem te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.
-
3 Bij het wijzigen van een naam of nummer, als bedoeld in het tweede lid, zullen zowel de oude en de nieuwe naam als het oude en het nieuwe nummer gedurende een jaar mogen worden gebruikt op de wijze die bepaald is in de uitvoeringsvoorschriften, bedoeld in artikel 7, eerste lid (facultatief).
Artikel 12 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening naamgeving en nummering (adressen)’
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 oktober 2005
De griffier, De voorzitter,
Bijlage bij de verordening naamgeving en nummering (adressen) 1
Bijlage A. Technische uitvoeringsvoorschriften als bedoeld in artikel 7, eerste lidHet college van Maassluis, gelet op artikel 3 en artikel 7, eerste lid, van de Verordening naamgeving en nummering, besluit vast te stellen de volgende:
Technische uitvoeringsvoorschriften voor de nummering
Artikel 1 Wijze van toekenning van nummers1. De wijze van toekenning van de nummers gebeurt overeenkomstig systeem A uit de Nederlandse norm NEN 1773, uitgave 1983. 2. De voor de onderscheiden wijken en buurten geldende systemen zijn aangegeven op de bij deze technische uitvoeringsvoorschriften behorende kaart (facultatief).
Artikel 2 Plaatsing van de nummerdragersNummerdragers worden aangebracht overeenkomstig het gestelde in de Nederlandse norm NEN 1773, uitgave 1983.
Artikel 3 Afmetingen en vormgeving nummerdragers 1. Nummerdragers moeten voldoen aan het gestelde inzake afmetingen en vormgeving in de Nederlandse norm NEN 1774, uitgave 1959. 2. Indien niet kan worden voldaan aan het voorschrift van het eerste lid, hebben de nummerdragers een mate van leesbaarheid die ten minste gelijkwaardig is aan wat wordt beoogd met het eerste lid.
Artikel 4 Materiaalkeuze voor de nummerdragersHet materiaal dat wordt toegepast voor de vervaardiging van al dan niet te verlichten nummerdragers, is in overeenstemming met het over de uitvoering van de dragers gestelde in de Nederlandse norm NEN 1774, uitgave 1959.
Artikel 5 Voeren oude en nieuwe nummersBij het gedurende een jaar naast elkaar gebruiken van de oude naam of het oude nummer naast de nieuwe naam of het nieuwe nummer wordt de oude naam met een streep en het oude nummer met een kruis doorgehaald (facultatief).
Artikel 6 NaamdragersDe naamdragers moeten voldoen aan de gestelde functionele eisen ten aanzien van de afmetingen, de uitvoering, de constructie, de kleursoorten en de lichttechnische eigenschappen van de toegepaste materialen en de plaatsing van naamborden en naamverwijsborden, zoals vervat in de Nederlandse norm NEN 1772, uitgave 1992.
Aldus vastgesteld door het college in de vergadering van 30 augustus 2005
De secretaris, De burgemeester, Bijlage B. Administratieve uitvoeringsvoorschriften als bedoeld in artikel 7, tweede lidHet college van Maassluis, gelet op artikel 7, tweede lid, van de Verordening naamgeving en nummering, besluit vast te stellen de volgende:
Administratieve uitvoeringsvoorschriften voor namen en nummers (adressen)
Artikel 1 Naamgeving van delen van de openbare ruimte Door gemeenten zelf in te vullen regels over bijvoorbeeld de bestuurlijke, taalkundige en inhoudelijke uitgangspunten bij het benoemen van delen van de openbare ruimte.
Artikel 2 De indeling in wijken en buurten Door de gemeente zelf in te vullen regels in aansluiting op de door het CBS voorgestelde werkwijze.
Artikel 3 De nummering van objectenDoor gemeenten zelf in te vullen regels over bijvoorbeeld de algemene en bijzondere uitgangspunten bij het toekennen van nummers aan objecten. Daarnaast kunnen regels worden gegevens over het gemeentelijk nummeringsproces.
Artikel 4 De opmaak van documentenDoor gemeenten zelf in te vullen regels over bijvoorbeeld:
- a.
het opmaken van het straatnaambesluit met de bijbehorende straatnaamtekeningen;
- b.
door gemeenten zelf in te vullen regels inzake de huisnummerbeschikking met bijbehorende gevelschets en situatietekening;
- c.
door de gemeente zelf in te vullen regels met betrekking tot het plaatsen van verwijs- en verzamelborden.
Artikel 5 De openbare registratie van namen en nummersDoor gemeenten zelf in te vullen regels voor de openbare registratie van bijvoorbeeld de:
- a.
gemeentenaam en de gemeentecode;
- b.
woonplaatsen en de geometrische weergave daarvan;
- c.
wijk- en buurtindeling en de geometrische weergave daarvan;
- d.
naamgeving aan delen van de openbare ruimte en de geometrische weergave daarvan;
- e.
huisnummers.
Artikel 6 Overige regelsDoor gemeenten zelf in te vullen regels over het in het kader van de registratie bijhouden van bijvoorbeeld:
- a.
brondocumenten in een openbare register van brondocumenten;
- b.
de verzending van stukken en gegevens;
- c.
het in bewaring nemen van stukken;
- d.
afgeven van afschriften;
- e.
tekenbevoegdheid van relevante stukken;
- f.
het veranderen van fouten in documenten;
- g.
wijze van aanbrengen van correcties in de registratie.
Aldus vastgesteld door het college in de vergadering van 30 augustus 2005.
De secretaris, De burgemeester,
Toelichting 1 TOELICHTING OP DE VERORDENING
A. Algemeen
1. Functie van het adresHet adres – dat bestaat uit de onderdelen (straat)naam, (huis)nummer, huisletter, nummertoevoeging en woonplaats (gemeentenaam is nog geen onderdeel van het adres) – vervult in het maatschappelijk verkeer een belangrijke functie. Vooreerst is het adres het middel om personen (woonadres), bedrijven (zetel- of vestigingsadres) of gebouwen (objectadres) vindbaar te maken. Dat is niet alleen van belang voor hulpdiensten, zoals brandweer, politie, ambulance en postbezorging, maar ook voor het uitvoeren van activiteiten door de overheid. Daarbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld oproepen van stemgerechtigden of (destijds) dienstplichtigen, het toezenden van belastingaanslagen, alsmede de uitvoering van het vaccinatiebeleid, het regelen van de zuigelingenzorg, toezicht op de leerplicht, het verlenen van subsidies, enzovoorts. In alle velden van gemeentelijke zorg is het adres nodig om beheers- en beleidstaken uit te voeren.
Dit impliceert dat het adres in vrijwel alle officiële documenten voorkomt: van bouwvergunning tot huursubsidiebeschikking, van notariële akte tot rechtelijk vonnis en van rijbewijs tot paspoort. Zonder objectadres, vestigingsadres of woonadres, al dan niet als onderdeel van de zogeheten NAW-gegevens, kan de gemeenten nog nauwelijks stukken afgeven. Deze documenten worden opgemaakt met gegevens uit daartoe ingerichte geautomatiseerde systemen, maar de gegevens uit authentieke documenten zijn op hun beurt weer invoer voor geautomatiseerde systemen van andere gemeentelijke afdelingen of overheden. Het adres is meestal de grondslag van deze geautomatiseerde systemen. Dit betekent dat de adresgegevens niet alleen de toegangs- of ontsluitingsgegevens zijn van deze systemen, maar tevens is het adres het gegeven waarop wordt geordend, gesorteerd en waarmee selecties worden gemaakt. Kortom, het adres is in termen van dienstverlening, opmaken van documenten en het registreren van gegevens onmisbaar in het binnengemeentelijk en interbestuurlijk verkeer.
Binnen het openbaar bestuur wordt op alle niveaus de functie van het adres, binnen het geheel van de overheidsinformatievoorziening, behoorlijk onderschat. Onderschatting in termen van dienstverlening aan de burgers (onder andere ook hulpdiensten), de informatie-uitwisseling, doelmatig en doeltreffend beheer, lastenverlichting, hergebruik van gegevens, eenmalige inwinning en zeker niet in de laatste plaats de efficiëntie en effectiviteit bij het vormgeven, uitvoeren en evalueren van beleid. Ter nadere oriëntatie wordt onderstaand ingegaan op de rol van het adres bij dienstverlening, in overheidsdocumenten en in overheidsregistraties
2. Adres en dienstverleningHet adres als toegang tot overheidsinformatie is met name van belang voor hen die diensten van de gemeente afnemen. Voor een uittreksel uit de gebouwenregistratie, het verstrekken van inlichtingen over de onroerendezaakbelasting, vragen over objectgebonden subsidies of het raadplegen van de kadastrale gegevens zullen burgers, bedrijven en instellingen vrijwel altijd een adres (moeten) opgeven. Door een deskundig ambtenaar kan op basis van het adres uit een daartoe ingericht registratiesysteem deugdelijke informatie worden verstrekt.
Veel lastiger wordt het als de burger met vragen komt die raadpleging van meerdere gemeentelijke registraties noodzakelijk maakt. Er moeten dan op basis van het adres koppelingen worden gelegd tussen deze registraties. Gaat het bijvoorbeeld om het leggen van een koppeling tussen bevolking en de gebouwenregistratie, dan zou in principe het A-nummer uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) moeten worden gerelateerd aan het identificatienummer van een gebouw. Deze relaties tussen identificaties zijn alleen te maken door hetzelfde adres uit beide bestanden bij elkaar te zoeken en vervolgens de gevonden informatie (records) aan elkaar te relateren. De adresgegevens moeten dan wel tot op de dag nauwkeurig (actueel, betrouwbaar en compleet) in beide registraties voorkomen. Dat laat te wensen over.
Het is zeker niet denkbeeldig dat de burger een vraag stelt die niet alleen gebruikmaking van verschillende gemeentelijke registraties noodzakelijk maakt, maar waarbij tevens gebruik moet worden gemaakt van registraties van buiten de gemeentelijke organisatie. Zoals de kadastrale registratie van het Kadaster of de bestanden van de Kamers van Koophandel. Ook dan moet het adresgegeven in registraties van verschillende overheden actueel, betrouwbaar en compleet zijn bijgehouden. Dat is vaak niet het geval.
Ondanks het feit dat het adres de ‘harde kern’ is van het stelsel van overheidsregistraties is het dus slecht gesteld met de juistheid van adressen in de registraties van overheden. Tot op heden worden in de verschillende overheidsregistraties adressen nog op willekeurige momenten, naar eigen inzicht van de beheerder, met verschillende specificaties en met afwijkende actualiteit, compleetheid en betrouwbaarheid verwerkt. Koppelingen tussen verschillende overheidsregistraties worden daardoor niet zelden verkeerd gelegd of zijn soms in het geheel niet mogelijk. Dat staat bijvoorbeeld een goede dienstverlening aan de burger en een snelle uitvoering van gemeentelijke taken in de weg.Er bestaat een nauwe relatie tussen officiële documenten en registraties. Documenten worden vaak opgemaakt met gegevens uit geautomatiseerde systemen, maar omgekeerd worden registraties bijgewerkt op basis van officiële documenten. In de volgende twee paragrafen wordt daar nader op ingegaan.
3. Adres en overheidsregistratiesDoor foute adresgegevens in documenten zijn registraties matig koppelbaar, slecht toegankelijk en moeilijk onderhoudbaar. Dat leidt bijvoorbeeld tot onnodige bezwaarschriften, foute beslissingen, onevenredig veel capaciteitbeslag, te hoge systeemkosten, extra overleg ect. Ongerief op alle niveaus dus. Niet onvermeld mag blijven dat in de loop van de tijd voor de verschillende overheidsregistraties totstandgekomen wet- en regelgeving voor een belangrijk deel heeft bijgedragen aan dit ongerief. De belangrijkste overheidsregistraties zijn tot op heden in wetgevende zin (onder andere systeemspecificaties) nooit als een logische eenheid beschouwd. Er zijn door de rijksoverheid zelfs verschillende adresstandaards ontwikkeld, waarvan het gebruik binnen het openbaar bestuur bovendien verplicht is voorgeschreven (NEN-norm en GBA-norm). De registratie van adressen en het interbestuurlijk gebruik daarvan moet dus met de nodige (wettelijke) zorg worden omgeven. De zogeheten authentieke registraties – waarover zo meer – zullen daarin verbetering moeten brengen. Men moet zich wel bedenken dat het adres, ook als dat actueel, betrouwbaar en compleet is bijgehouden, in de verschillende registraties steeds iets anders voorstelt. Het adres in de kadastrale registratie is aan een andersoortig object gerelateerd dan in de gebouwenregistratie. Voor de duidelijkheid volgen hieronder enkele voorbeelden.
┌─────────────┬─────────────┬─────────────┬─────────────┐│REGISTRATIE │ OBJECT │OBJECTIDENT. │TOEGANGSGEG. │├─────────────┼─────────────┼─────────────┼─────────────┤│BELASTING- │BELASTING- │WOZ-NUMMER │ ADRES ││ BESTAND │ OBJECT │ │ │├─────────────┼─────────────┼─────────────┼─────────────┤│GEBOUWEN- │VERBLIJFS- │NUMMER VER- │ ADRES ││ REGISTRATIE │ EENHEID │BLIJFSEENHEID│ │├─────────────┼─────────────┼─────────────┼─────────────┤│KADASTRALE │KADASTRAAL │KADASTRAAL │ ADRES ││ REGISTRATIE │ PERCEEL │PERCEELNUMMER│ │├─────────────┼─────────────┼─────────────┼─────────────┤│GEOMETRISCH │VASTGOED- │COÖRDINATEN │ ADRES ││ BESTAND │ ELEMENT │ELEMENT │ │├─────────────┼─────────────┼─────────────┼─────────────┤│GEMEENTELIJKE│NATUURLIJK │A-NUMMER/ │ ADRES ││BASISREGISTR.│ PERSOON │SOFINUMMER │ │├─────────────┼─────────────┼─────────────┼─────────────┤│HVS-REGISTERS│RECHTS- │ KVK-NUMMER │ ADRES ││KVK │ PERSOON │ │ │└─────────────┴─────────────┴─────────────┴─────────────┘Afbeelding 1. Overzicht objecten, objectidentificaties en toegangsgegevens
Elke registratie bevat doorgaans één soort object van registratie. In de WOZ-bestanden (waardering onroerende zaken) is het object van registratie het ‘belastingobject’, in de kadastrale registratie wordt het object gevormd door het ‘kadastraal perceel’, terwijl in de geometrische bestanden het object van registratie wordt gevormd door ‘het element’. In de gebouwenregistratie is het object van registratie ‘de verblijfseenheid’ en bij handels-, verenigingen- en stichtingenregistratie vormt de ‘rechtspersoon’ het object van registratie. In een geautomatiseerde registratie wordt elk afzonderlijk object van registratie geïdentificeerd of aangeduid met een unieke code, de zogeheten objectidentificatie. In het belastingenbestand is dat het ‘WOZ-nummer’ en in de gebouwenregistratie zou dat het ‘verblijfseenheidnummer’ moeten zijn, terwijl in het geometrisch bestand het vastgoedelement (bijvoorbeeld gebouw) wordt voorzien van een set coördinaten of een vlak met bijbehorende gegevens. In de kadastrale registratie wordt aan het perceel een kadastrale aanduiding meegegeven. Ook in andere bestanden dan die voor vastgoed komt deze unieke aanduiding per object voor. Zo wordt bijvoorbeeld in de GBA een natuurlijk persoon aangeduid met een ‘A-nummer’ en met het ‘sofi-nummer’, terwijl in de bestanden van de Kamers van Koophandel aan elke rechtspersoon een ‘KVK-nummer’ is toegekend. In afbeelding 1 is een en ander overzichtelijk weergegeven. Het adres zal doorgaans in de zes beschreven registraties wel te vinden zijn, maar de daaraan gerelateerde gegevens zijn niet altijd bruikbaar. Het adres leidt bijvoorbeeld in het belastingbestand en in de kadastrale registratie naar een aantal kadastrale percelen, maar het zal niet in beide gevallen om dezelfde percelen gaan. In het belastingbestand worden kadastrale percelen gevonden die behoren tot het WOZ-object. In de kadastrale registratie daarentegen gaat het om percelen die behoren tot de onroerende zaak. Daar kunnen grote afwijkingen tussen bestaan. Waakzaamheid is geboden bij het leggen van relaties op basis van het adres. Voor verdere informatie wordt verwezen naar het VNG-handboek ‘Benoemen, nummeren en begrenzen’.
4. Adres en brondocumentenAls adresgegevens in vrijwel alle overheidsregistraties voorkomen, dan moeten die gegevens ook in tal van (bron)documenten zijn terug te vinden. Als er foutieve of niet actuele adressen in deze brondocumenten worden verwerkt, dan leidt dat tot fouten in de registratie. Dat heeft gevolgen voor de interbestuurlijke informatievoorziening. Louter als voorbeeld – er zijn vele andere voorbeelden voorhanden – wordt in deze paragraaf de opname van een adres in notariële akten beschreven. In notariële akten betreffende onroerende zaken is sprake van een beschrijving van de feitelijke toestand (onder andere het adres, aard en feitelijke gesteldheid). De feitelijke omschrijving dient om de bedoeling van partijen bij de overdracht van een onroerende zaak beter tot uitdrukking te brengen en met name door de plaatselijke ligging, aard en gebruik nader aan te duiden of door de terreinkenmerken te beschrijven.Deze feitelijke omschrijving geeft maar al te vaak – in termen van bijvoorbeeld aard, gebruik en adres – de feitelijkheden vaak niet goed weer. De in de notariële akte opgenomen feitelijke omschrijving van partijen komt regelmatig niet overeen met de door de gemeente formeel vastgestelde feitelijkheden. De overdracht van de onroerende zaak zelf zal daar doorgaans weinig hinder van ondervinden, maar via de akte komen foutieve adressen en onjuiste weergave van aard en gesteldheid in de kadastrale registratie terecht. De kadastrale informatie wordt op grote schaal binnen het openbaar bestuur gebruikt, inclusief de feitelijke gegevens die afwijken van de door de gemeentelijk vastgestelde feitelijkheden. Als voorbeeld een in een notariële akte aangetroffen omschrijving: ‘… winkelruimte met drie bovenliggende woningen cum annexis …, zoals ter plaatse kennelijk is aangegeven met Dorpsstraat 10 en 11 te Zunderdorp …Een snelle blik in de Gebouwenkartotheek maakt duidelijk dat hier sprake is van een winkelwoning (winkel met achterliggende woning) met slechts één bovenliggende woning. De woning op de eerste etage heeft via een zogeheten door de gemeente uitgevoerde herbeschrijving een bedrijfsbestemming gekregen en is onderdeel van de winkel geworden. De woning achter de winkel heeft haar bestemming gehouden. De woningen op de tweede en derde verdieping zijn eveneens via een herbeschrijving samengevoegd tot één woning. Het gaat dus feitelijk om een winkel op de begane grond en eerste verdieping met een achterliggende woning op de begane grond, alsmede om één woning gelegen op de tweede en derde verdieping. Controle van de in de akte genoemde plaatselijke aanduiding met het adressenbestand van de gemeenten geeft aan dat nummer 10 is opgedeeld in 10a en 10b, respectievelijk 10a voor de winkelwoning en 10b voor de woning liggende op de tweede en derde verdieping. Nummer 10 bestond dus vóór het opmaken van de akte al niet meer. Nummer 11 is door de gemeente nooit uitgegeven. De oneven nummers liggen trouwens aan de overzijde van de straat. De vervreemder bleek het nummer eigenhandig op de gevel te hebben aangebracht. Het toekennen van een nummering aan het bijgebouw was destijds door de gemeente geweigerd, omdat de bouwkundige staat van het gebouw een bedrijfs- of woonbestemming niet toeliet. Door het zelf aanbrengen van een niet-bestaand nummer wordt gesuggereerd dat het bijgebouw een officiële bestemming of status heeft.
De notaris zou eigenlijk niet uitsluitend moeten afgaan op de feitelijke toestand, zoals die door de voor hem verschijnende partijen wordt aangereikt. Het geeft vaak meer verwarring dan duidelijkheid. De notaris zou eigenlijk verplicht het gemeentelijk adressenbestand moeten raadplegen, maar een sluitende en landsdekkende gemeentelijke registratie van adressen is (nog) niet voorhanden. In gevallen dat een gemeente wel over een dergelijk bestand beschikt, dan is dat voor de notaris niet of niet eenvoudig toegankelijk. De vraag rijst zelfs of de notaris in de toekomst hier wel de actiefste rol zou moeten vervullen. De makelaar zou er immers voor kunnen zorgdragen dat aan het koopcontract een uittreksel uit het gemeentelijk adressenbestand wordt toegevoegd. Maar ook voor de makelaar geldt vooralsnog dat het gemeentelijk adressenbestand – als het er al is – niet eenvoudig toegankelijk is.
Het is een van de vele voorbeelden van de functie van het adres in brondocumenten, waaruit blijkt dat de gemeente de naamgeving en nummering met de nodige zorg dient te regelen en dat deze gegevens voor derden op eenvoudige wijze toegankelijk moeten worden gemaakt. Dit alles is afhankelijk van het nauwgezet benoemen van delen van de openbare ruimte (gemeentenaam, woonplaatsnaam en naamgeving openbare ruimte) en het nummeren van objecten (gebouwen, ligplaatsen, standplaatsen en omheinde terreinen). Er zijn maar een beperkt aantal gemeenten die terzake beleidsregels hebben vastgesteld. Vandaar dat het VNG-handboek over naamgeving en nummering handreikingen voor het opstellen van beleidsregels bevat. De VNG onderzoekt thans of het opstellen van VNG-modelbeleidsregels realiseerbaar is.
5. Adres en het stelsel van basisregistraties Het is nog nooit goed in kaart gebracht, maar deelonderzoeken hebben aangetoond dat niet-sluitende procedures inzake het toekennen van adressen en de slechte registratie daarvan leidt tot extra capaciteitsbeslag, rentederving, afbreukrisico, ontevreden burgers, beroep- en bezwaarschriften en dergelijke. Het is overigens een probleem dat de gemeenten – wegens tal van (wettelijke) belemmeringen – niet zelf kunnen oplossen. Door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is daarom kortgeleden het initiatief genomen om te komen tot het stroomlijnen van basisgegevens binnen de overheid. Voorlopig is gekozen voor zes belangrijke registraties, want niet alles kan tegelijkertijd. Gewerkt wordt aan het stroomlijnen van gegevens over personen (GBA), rechtspersonen (handels-, verenigingen- en stichtingenregister van de Kamers van Koophandel), eigendomsgegevens inzake onroerende zaken (Kadaster), geometrische gegevens (topografische kaart en mogelijk ook de GBKN), gebouwgegevens (door gemeenten op te bouwen) en adresgegevens (door gemeenten op te bouwen). Deze zes registraties worden verheven tot zogeheten authentieke basisregistraties, waaronder wordt verstaan: ‘een door de overheid officiële als zodanig aangewezen registratie van gegevens, die in hun soort de enige grondslag vormen voor de uitvoering van overheidstaken’. De basis voor dit stelsel van basisregistraties is het adres, dat moet worden gezien als het enige verbindende element tussen deze basisregistraties (zie ook paragraaf 3 van deze algemene toelichting).Dit betekent dat de gemeente op termijn of krachtens wet in ieder geval de registratie van adressen moet gaan bijhouden en dat de rest van de overheid deze adresgegevens niet meer zelf mag verzamelen en registreren en verplicht gebruik moet maken van de gemeentelijke authentieke basisregistratie adressen.
6. Wettelijke grondslagTot 1 januari 1994 was de plicht van gemeenten om een systematische registratie van adressen bij te houden geregeld in artikel 41 e.v. van het Besluit bevolkingsboekhouding. In dit artikel wordt aan de afdeling Bevolking opgedragen een woningregister (actueel register van adressen) bij te houden. Het Besluit bevolkingsboekhouding geeft niet aan welk organisatieonderdeel de benoeming van namen aan de openbare ruimte en het nummeren van objecten moest uitvoeren. In veel gemeenten is deze taak ook nooit door de afdeling Bevolking (Burgerzaken) uitgevoerd. Het Besluit bevolkingsboekhouding spreekt verder uitsluitend over ‘systematisch nummeren’ en niet over ‘namen’. In de afgelopen jaren is men ervan uitgegaan dat de naamgeving werd geregeld in artikel 174 van de Gemeentewet 1851. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het zeer twijfelachtig is dat artikel 174 ook de naamgeving van de openbare ruimte omvatte (zie hiervoor verder de VNG-publicatie ‘Benoemen, nummeren en begrenzen’).
Na invoering van de GBA, die niet meer is geordend op adres- maar op basis van subjectgegevens, is ook het belang van de afdeling Burgerzaken om zelf de naamgeving en nummering te regelen sterk afgenomen. Men hoeft ook geen woningregister meer bij te houden. In de afgelopen jaren is deze taak in veel gemeenten dan ook overgegaan naar de afdeling die met de gemeentelijke vastgoedregistratie is belast, bijvoorbeeld de afdeling Landmeten en Cartografie, de afdeling Vastgoedinformatie of het bureau Gemeentekadaster. Een goed verdedigbare stap, omdat het uitwerken van bouwkundige plannen tot straten en nummers, het vervaardigen van naamtekeningen en nummerkaarten en handhaven van de toegekende en geplaatste naam- en nummerborden geen taak is die bij uitstek door de afdeling Burgerzaken dient te gebeuren. In toenemende mate kiezen gemeenten ervoor om de naamgeving en nummering onder te brengen bij een organisatieneutrale (onafhankelijke en dienstverlenende) afdeling.
In de Gemeentewet 1992 wordt het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van objecten onderdeel van de huishouding van de gemeente. De bevoegdheid van de raad om de huishouding van de gemeente vorm te geven is geregeld in artikel 124, eerste lid, Grondwet en in de Gemeentewet in de artikelen 108, eerste lid en 147. Kortom, het regelen van de huishouding van de gemeenten en de bevoegdheid tot het maken van een verordening inzake het toekennen van namen en nummers behoort tot de autonome bevoegdheid van de gemeenteraad. Ook daar is verandering in gekomen in het kader van het dualistische stelsel. De kern van het dualisme is de ontvlechting van de positie en bevoegdheden van de raad en het college. De kaderstellende en controlerende bevoegdheden worden bij de raad gelegd en de bestuursbevoegdheden worden bij het college geconcentreerd. Er kunnen drie typen bestuursbevoegdheden worden onderscheiden: de bestuursbevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen, de bestuursbevoegdheden in medebewindwetten en de autonome bevoegdheden. De bestuurlijke bevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen zijn met de inwerkingtreding van de Wet dualisering van het gemeentebestuur (Stb. 2002, 111) bij het college gelegd. De bevoegdheden die in medebewindwetten, zoals de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, zijn opgenomen, zullen door een wetsvoorstel dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden aan het college worden toegekend. Dit wetsvoorstel is in voorbereiding en zal naar verwachting in 2003 in werking treden. Voor de toekenning van de autonome bestuursbevoegdheden aan het college is een grondwetswijziging noodzakelijk. Deze grondwetswijziging zal nog enige tijd op zich laten wachten, aangezien dit wetsvoorstel nog in voorbereiding is en daarna in twee lezingen door de Tweede Kamer en Eerste Kamer moet worden aanvaard.
De naamgeving en nummering kan aangemerkt worden als een autonome bestuursbevoegdheid. Deze bevoegdheid blijft dus nog bij de raad liggen. Pas na de aanvaarding van de grondwetswijziging en een wijziging van de artikelen 108 en 147 van de Gemeentewet kan deze bevoegdheid aan het college worden toegekend. Wel kan de raad ervoor kiezen – zij doet daar ook verstandig aan – om vooruitlopend op deze wijziging de bevoegdheid tot naamgeving en nummering aan het college te delegeren. Ter volmaking van het dualistische stelsel ligt dit ook in de rede. Wel blijft ook in het dualistische stelsel de verordende bevoegdheid bij de raad liggen. Dit betekent dat de bevoegdheid tot vaststelling van een verordening op de naamgeving en nummering bij de raad blijft berusten. De raad kan er echter ook nu al voor kiezen om de verordende bevoegdheid ter zake van naamgeving en nummering op grond van artikel 156 Gemeentewet ook aan het college te delegeren.
7. Naamgeving door medeoverhedenHet komt nog steeds voor dat niet-gemeentelijke overheden namen geven aan delen van de openbare ruimte. Zonder overleg met de gemeenten worden bijvoorbeeld door Rijkswaterstaat namen bedacht voor viaducten, bruggen, tunnels, afritten en verkeersknooppunten. Rijkswaterstaat beschikt niet over een wettelijke bevoegdheid om namen aan deze objecten toe te kennen, omdat deze objecten onderdeel zijn van de openbare ruimte in de gemeente. In de gemeentelijke modelverordening is immers bepaald dat het anderen verboden is delen van de openbare ruimte te benoemen en nummers aan objecten toe te kennen. Wel zouden de hogere overheden deze bevoegdheid aan zich kunnen trekken, maar daarvoor is wel een bijzondere wetsbepaling nodig. Tot de invoering van een dergelijk wetsbepaling zal het wel nooit komen, omdat dit een onderwerp is dat tot de gemeentelijke huishouding behoort en daarmee tot de gemeentelijke autonomie.
Er zijn voorbeelden van gemeenten die hierover fikse aanvaringen hebben gehad met andere overheden. Na ampel beraad moesten deze overheden toegeven, dat zij geen wettelijke bevoegdheid hebben tot het toekennen van namen. Gemeenten handelen overigens niet voortvarend als het gaat om het bestrijden van naamgeving van de openbare ruimte door medeoverheden en dat leidt tot precedentwerking. De gemeente heeft in principe de bevoegdheid andere overheidsinstanties te dwingen eventueel door hen toegekende en zichtbaar ter plaatse aangegeven namen voor delen van de openbare ruimte in te trekken. De vraag is of dat een goede werkwijze is. Beter is het om voortaan in vroeg stadium zelf met naamvoorstellen te komen. Oude gevallen van naamtoekenning door derden alsnog laten intrekken heeft weinig zin; een reeds geaccepteerde officieuze naam kan dan beter worden geformaliseerd door alsnog voor deze naam een naambesluit te nemen. Dat besluit moet ook worden toegezonden aan de overheid die deze naam destijds ten onrechte heeft toegekend. Gemeenten zouden deze twee mogelijkheden vaker moeten toepassen, maar van deze mogelijkheden wordt te weinig gebruikgemaakt. Het toepassen van bevoegdheid tot intrekking van officieuze namen is pas aan de orde als men de voorstellen en oplossingen van de gemeente doelbewust negeert.
8. Modelverordening en uitvoeringsvoorschriftenOp aandringen van onder andere gemeentelijke vastgoeddeskundigen en coördinatoren Informatievoorziening en Automatisering (I&A) is bij het opstellen van de modelverordening voor naamgeving en nummering de mogelijkheid opgenomen om verschillende zaken van uitvoerende aard in afzonderlijke uitvoeringsvoorschriften te regelen. Dit komt de overzichtelijkheid van de verordening ten goede. Uitvoeringsvoorschriften kunnen per gemeente verschillen en zijn derhalve maar op enkele onderdelen uitgewerkt. Gemeenten dienen deze uitvoeringsvoorschriften aan te vullen met bepalingen die aansluiten bij de situatie in de gemeente.
9. Algemene wet bestuursrechtHet toekennen van een naam of een nummer op grond van de verordening is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beschikking zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een beschikking een bezwaarschrift in te dienen bij het beschikkende bestuursorgaan. Daarna staat de mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector Bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank. Het besluit tot hernummering of tot intrekking van een nummer is ook een beschikking. In geval van naamgeving rijst vaak de vraag of er wel sprake is van een beschikking. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord, omdat het besluit zich richt op bepaalde, concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling, die een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening zal derhalve in de regel sprake zijn van een beschikking tot naamgeving. Indien een aanvraag tot naamgeving of nummering afgewezen zou moeten worden of een besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbende treffen zou, moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel artikel 4:8 van de Awb van toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.10. BeleidsregelsHet college kan met betrekking tot de aan haar opgedragen taken in de Modelverordening naamgeving en nummering beleidsregels vaststellen. Andere gemeentelijke bestuursorganen, waaronder de commissie voor de naamgeving, moeten bij de uitoefening van hun bevoegdheden rekening houden met deze beleidsregels. Deze regels gaan bijvoorbeeld over de wijze waarop belangen worden afgewogen, de methode waarop feiten worden vastgesteld of over de in acht te nemen uitgangspunten. Het vaststellen van beleidsregels ten aanzien van het toekennen van namen aan delen van de openbare ruimte en het toekennen van nummers aan objecten is aan te bevelen. In de afgelopen periode is, bij de behandeling van beroeps- en bezwaarschriften en bij beroep op de administratief rechter, het ontbreken van een vast gemeentelijk beleid (vastgestelde beleidsregels) nadelig gebleken. In de VNG-publicatie ‘Benoemen, nummeren en begrenzen’ worden handreikingen gedaan die richtinggevend zijn voor de ontwikkeling en vormgeving van een vast gemeentelijk beleid inzake naamgeving en nummering. Het hanteren van de door het bestuursorgaan vastgelegde beleidsregels impliceert dat het bestuursorgaan ook aan deze regels is gebonden. Afwijken van de gestelde regels is niet zonder meer mogelijk. Wijziging van de beleidsregels is slechts mogelijk met inachtneming van het zorgvuldigheidsbeginsel. Bovendien kunnen burgers rechten aan de vastgestelde beleidsregels ontlenen. Afwijking van de vastgestelde beleidsregels zonder voldoende motivering is strijdig met het vertrouwensbeginsel.
11. Regelen van de gevolgenBij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moet het college rekening houden met de belangen van met name bewoners en bedrijven. Wijziging van de naam of het nummer treft de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot het regelen van de gevolgen van de wijzigingsbesluiten. Een aantal punten is hierbij van belang:
1. Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde naam of het veranderde nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is, hoe minder de gemeente gehouden is tot compenserende maatregelen. In artikel 11 is een periode van een jaar genoemd, waarbinnen de oude en de nieuwe naam of het oude en het nieuwe nummer naast elkaar kunnen worden gebruikt (derde lid). Deze periode kan voor gewone gevallen als een redelijke voorbereidingsperiode worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken, zoals sterk naar buiten tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op zichzelf worden bezien. In het algemeen verdient het aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen met de betrokken bedrijven. De Awb kent deze verplichting op grond van artikel 4:8.
2. Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden tot het vergoeden van de gemaakte kosten, is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte of vorm van de vergoeding kan worden afgeleid.
3. Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode geldt, is het beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingskaarten in de meeste gevallen een redelijke vorm van schadeloosstelling.
4. Bedrijven die ook bij een voorbereidingsperiode van een jaar onevenredig in hun belangen worden getroffen, kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een deel van de kosten die ze maken. Daarbij zijn de volgende aspecten te overwegen:
- a.
de bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten;
- b.
het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge toe te rekenen is;
- c.
de lengte van de voorbereidingsperiode;
- d.
de specifieke aspecten van het bedrijf;
- e.
de voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en productonderdelen met adresvermelding;
- f.
de actualiteit van de onder e genoemde zaken;
- g.
het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder e genoemde zaken;
- h.
de mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de onder e genoemde zaken.
B. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1In artikel 1 is een nummer gedefinieerd als een cijferreeks dat bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- of cijfercombinatie. Het is ongebruikelijk in het nummer Romeinse cijfers op te nemen. Desondanks laat het ‘Logisch ontwerp GBA’ deze mogelijkheid open.Het begrip ‘bouwwerk’ is opgenomen, omdat het van belang is voor de naamgeving. Aan bijvoorbeeld bruggen en viaducten, als onderdeel van de openbare ruimte, kan de gemeente namen toekennen. Aan bouwwerken worden overigens geen nummers toegekend, omdat zij geen voor mensen toegankelijke ruimte bevatten.
Artikel 2Na lange periode van discussie over de bevoegdheid tot het vaststellen van de gemeentenaam is de Gemeentewet 1992 daar duidelijk over. Artikel 158 van de Gemeentewet bepaalt – ook na de dualisering van het gemeentebestuur in 2002 – dat de raad de naam van de gemeente kan wijzigen. Deze bevoegdheid geldt ongeacht of de naam eerder bij wet is vastgesteld. De gemeenteraad zal de gevolgen daarvan, zowel maatschappelijke als financiële, in zijn besluitvorming mee moeten wegen. Wel moet een raadsbesluit tot wijziging van de gemeentenaam ter kennis worden gebracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciaal bestuur. Tevens is bepaald dat de in het raadsbesluit genoemde ingangsdatum moet zijn gelegen ten minste een jaar na de datum van het raadsbesluit. De voorgeschreven termijn van invoering stelt de minister en het provinciaal bestuur in staat zonodig bepaalde werkzaamheden uit te voeren. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het vervaardigen van een nieuw of aangepast gemeentewapen en de registratie daarvan bij de Hoge Raad van Adel. Maar de termijn van een jaar is ook nuttig voor de gemeente, omdat verandering van de naam de nodige gevolgen zal hebben voor de administratieve organisatie. Alleen al uit registratieve overwegingen is het dringend gewenst een nieuwe gemeentenaam op 1 januari te laten ingaan. In de verordening is het geven van een naam aan de gemeente niet meegenomen, omdat dit is geregeld in de Gemeentewet (de gemeentenaam is ook nog geen onderdeel van het adres).
In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term ‘CBS-wijk- en buurtindeling’. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied. Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan systematisch interbestuurlijk overleg over dit onderwerp, waardoor onduidelijkheid kon ontstaan over de te hanteren wijk- en buurtindeling. Zo is gebleken dat tal van veranderingen in de wijk- en buurtindeling die door gemeenten zijn doorgevoerd, niet bekend zijn bij het CBS. Ook is gebleken dat veel van de veranderingen in de wijk- en buurtindeling wel bij het CBS bekend zijn, maar door het CBS zelf zijn afgeleid uit de sinds 1980 ingevoerde jaarlijkse opgave van gemeenten. Op provinciaal en landelijk niveau heeft een en ander geleid tot het ontstaan van onzekerheid over de actualiteitswaarde en vergelijkbaarheid van aan wijk- en buurtindelingen gerelateerde gegevens van verschillende gemeenten. Dit heeft het Interprovinciaal Overleg (IPO) voor de ruimtelijke ordening ertoe aangezet de minister van Economische Zaken te vragen om het CBS te verzoeken zijn coördinerende rol qua wijk- en buurtindeling te reactiveren. De minister heeft dit verzoek ingewilligd. Dit heeft echter tot op heden nog niet geleid tot nadere bijhoudingsregels voor de wijk- en buurtindeling. Gemeenten dienen zich dan ook te houden aan de CBS-wijk- en buurtindeling uit 1970. In de verordening komt derhalve het benoemen van de wijken en buurten terug, wat tot de bevoegdheid van het college wordt gerekend.
In veel gemeenten wordt de wijk- en buurtindeling verfijnd tot bouwblokken. Een indeling naar bouwblok wordt van belang gevonden voor de verwerving van onroerende zaken, het bouwblokonderzoek, het uitvoeren van bestemmingsplannen, het opstellen van voorbereidingsbesluiten, de stratentabellen en het statistisch onderzoek, maar ook voor de vuilophaaldienst, inentingsdistricten, gebiedsindeling van sociale instellingen etc.Er bestaan geen voorschriften voor de aanduiding van bouwblokken. Dit betekent dat gemeenten die de wijk- en buurtindeling willen verfijnen tot bouwblokken naar eigen inzicht nummers kunnen hanteren bij het aanduiden van de bouwblokken. De wijknamen worden vaak in een kleiner lettersoort onder de naam op het naambord weergegeven. Een afzonderlijk onder het naambord opgehangen wijkbordje heeft overigens de voorkeur.
In het tweede lid is het benoemen van delen van de openbare ruimte geregeld. De openbare ruimte omvat meer dan alleen straten, plantsoenen en wegen. Zo worden bijvoorbeeld ook waterlopen, sierwateren, bruggen, viaducten, metrostations, dijken, meren en plassen veelal van een naam voorzien. Het benoemen van de openbare ruimte is een bevoegdheid van het college. Dit benoemt delen van de openbare ruimte indien dat naar zijn oordeel nodig is, maar de meeste gemeenten streven ernaar om de totale openbare ruimte van namen te voorzien.De in het tweede lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot het benoemen van de openbare ruimte bij het college indienen. Zo’n aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn in ieder geval hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (algemene en bijzondere bepalingen over besluiten).
Het derde lid bepaalt dat onder vaststellen, toekennen en verdelen, zoals vervat in het eerste en tweede lid, tevens het wijzigen en intrekken wordt bedoeld. Naar de huidige opvattingen impliceert vaststellen, toekennen en verdelen dat men ook kan wijzigen en intrekken. Bij de behandeling van beroep- en bezwaarschriften is dat echter vaak een punt van discussie. Vandaar dat ervoor is gekozen om over de bevoegdheid tot wijzigen en intrekken een afzonderlijk lid op te nemen.
Artikel 3Dit artikel regelt het toekennen van nummers aan gebouwen, complexen, afgebakende terreinen, ligplaatsen en standplaatsen door het college. Hier is niet voor de term ‘huisnummer’ gekozen omdat bij een afgebakend terrein of ligplaatsen en standplaats niet kan worden gesproken van het nummeren van een huis. Het toekennen van nummers aan lig- en standplaatsen raakt meer in zwang, omdat woonschepen en woonwagens wettelijk worden beschouwd als woonruimte in de zin van de Woningwet.
Veelal bestaat een gebouw uit verschillende zelfstandige delen. Voor een goede bereikbaarheid qua dienstverlening (postbezorging, brandbestrijding, politiehulp, ambulancediensten etc.) is het noodzakelijk deze zelfstandige delen van een afzonderlijk nummer te voorzien. De registratie van woonadressen in de GBA noodzaakt in de meeste gevallen al tot het afzonderlijk nummeren van deze delen. Uitgangspunt daarbij is wel dat achter de voordeur door de gemeente niet wordt genummerd. Kamers in verpleeghuizen, bejaardenhuizen, verpleegstershuizen, alsmede kantoorunits, ruimten ten behoeve van inwoning en dergelijke worden niet van gemeentewege genummerd.
De in het eerste lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot nummertoekenning bij het college kunnen indienen. Ook deze aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn dan ook opnieuw in ieder geval hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (algemene en bijzondere bepalingen over besluiten).
In het tweede lid is vastgelegd dat een object een door het college toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Daarmee wordt het college de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers aan objecten. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers die door het college zijn toegekend ook ter plaatse terug zijn te vinden. Het ligt niet voor de hand dat een gemeente de kosten die gepaard gaan met de uitwerking van dit artikel, bij de eigenaar van het desbetreffende object in de vorm van leges in rekening brengt. Er is immers niet duidelijk sprake van een individueel belang.
Het derde lid bepaalt dat onder toekennen, zoals vervat in het eerste lid, tevens wijzigen en intrekken moet worden verstaan. Naar de huidige opvattingen impliceert toekennen dat men ook kan wijzigen en intrekken. Desondanks is dat bij de behandeling van beroep- en bezwaarschriften vaak een punt van discussie. Vandaar dat ervoor is gekozen om over de bevoegdheid tot wijzigen en intrekken een afzonderlijk lid op te nemen.
Artikel 4Dit artikel regelt dat naamborden overeenkomstig de wens van het college zullen worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. Het tweede lid verbiedt eenieder namen en nummers toe te kennen door deze namen en nummers aan te brengen. Vooral het door de burgers aanbrengen van zelfbedachte nummers aan de bij hen in gebruik zijnde onroerende zaken is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien heeft recent onderzoek van een grote gemeente aangetoond dat niet alleen ‘eigen nummers’ worden toegekend aan objecten, maar dat dikwijls ook nummers ontbreken, niet leesbaar zijn of zo abstract zijn vormgegeven dat zij niet meer aan de criteria van doeltreffendheid voldoen. De criteria van doeltreffendheid dienen te worden uitgewerkt in de nadere uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 7 van de verordening. Overtreding van het tweede lid wordt strafbaar gesteld.
Artikel 5In verband met de dienstverlening dienen naamborden door of namens de gemeente ter plaatse goed zichtbaar te worden aangebracht. Dit is mogelijk door de naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen van derden of paaltjes die op andermans terrein ten behoeve van de naamgeving mogen worden geplaatst. Het artikel houdt echter ook rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar door derden worden aangebracht. Om te voorkomen dat de leesbaarheid van de aangebrachte naamborden door hoog opschietend groen, zonneschermen of reclameborden wordt belemmerd, is bepaald dat de eigenaar ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.
Artikel 6Het aanbrengen van nummerbordjes is per gemeente verschillend geregeld. Sommige gemeenten brengen de nummers zelf aan. Het aanbrengen van de nummers wordt in bepaalde gevallen echter ook uitbesteed of overgelaten aan de aannemer, als onderdeel van het uitvoeren van een bouwwerk. Ten slotte kan het ook aan de eigenaar worden overgelaten om de nummers, conform de nadere gemeentelijke voorschriften, aan te brengen.
In de modelverordening is gekozen voor een formulering waarbij de eigenaar het nummer dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn bij nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. Het verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de tekst van de nummerbeschikking te regelen.
In het tweede lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid, is in het derde lid een andere termijn gesteld. Het vierde lid geeft het college de mogelijkheid de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen te verlengen.
Artikel 7Dit artikel geeft het college de mogelijkheid nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen. Er kan in dit verband worden gedacht aan algemene eisen aan het te gebruiken materiaal (bestand tegen weersinvloeden), alsmede aan andere technische zaken, zoals de methode van nummering en maatvoering van de borden. Ook kunnen de uitvoeringsvoorschriften een bepaling omvatten dat naast een zelfvervaardigde nummerdrager – van geschilderde dakpannen tot ceramische tegels en van zuiltjes tot deurschilderingen – het voorgeschreven nummerbordje altijd aanwezig moet zijn op de bij verordening voorgeschreven plaats. Naast meer technische uitvoeringsvoorschriften kan om verschillende redenen ook worden gedacht aan uitvoeringsvoorschriften van administratieve aard. In de eerste plaats vervullen naam- en nummergegevens een zeer wezenlijke functie in het maatschappelijk verkeer. De dienstverlening (brandbestrijding, ambulancevervoer, postbezorging etc.) kan niet zonder een goedsluitende registratie van namen en nummers (adres). In de tweede plaats zijn tal van gemeentelijke registraties geordend naar volgorde van naam en nummer (adres). In de derde plaats is een systematische en eenduidige verstrekking van naam- en nummergegevens aan instanties noodzakelijk. Zo bestaan er verplichtingen tot levering van adresgegevens aan afnemers en derden in de zin van de Wet GBA en aan bijvoorbeeld waterschappen en de Rijksbelastingdienst voor hun belastingheffing. In de vierde plaats is een goede registratie van adressen noodzakelijk om gemeentelijke bestanden te kunnen raadplegen en op elkaar af te stemmen. Ten slotte vervullen de adresgegevens een belangrijke rol bij de uitkering uit het gemeentefonds. Redenen genoeg om ook administratieve uitvoeringsvoorschriften te formuleren (zie ook het algemeen deel, paragraaf 1, van de toelichting).
Artikel 8Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer ze ook kunnen worden afgedwongen zodra de regels worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden. In het tweede lid kunnen bijvoorbeeld medewerkers van Bouw- en Woningtoezicht (BWT) worden aangewezen om op naleving van de verordening toe te zien. Het voorbereiden van nummer- en naambeschikkingen en het aanbrengen van de naamborden etc. zijn doorgaans taken waarmee medewerkers van BWT zijn belast. De controle op de naleving kan dan ook beter aan deze medewerkers worden opgedragen.
Artikel 9Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening. Tot 1 januari 2002 traden alle verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor was aangewezen (artikel 142 van de Gemeentewet). Hierin is verandering gekomen door de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 januari 2002. Deze wet maakt referenda mogelijk over onder andere de vaststelling, wijziging of intrekking van verordeningen. Wel zijn enkele verordeningen uitgezonderd, maar die zijn hier niet van belang. De vaststelling, wijziging of intrekking van bijvoorbeeld een APV of de verordening inzake naamgeving en nummering is een besluit waarover een referendum kan worden gehouden. Verordeningen waarvoor op grond van de Trw een referendum kan worden gehouden treden, in afwijking van artikel 142 van de Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na bekendmaking van de verordening (artikel 22 Trw). De termijn van zes weken hangt ermee samen dat, na bekendmaking van de verordening en na de mededeling dat over deze verordening een referendum kan worden gehouden, een verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend. Wel kan worden gekozen voor een later tijdstip van inwerkingtreding.
Artikel 10Dit artikel regelt het vervallen van de oude regels en voorschriften. Deze regels en voorschriften dienen met name te worden genoemd. Er kan niet worden volstaan met de zinsnede ‘met de inwerkingtreding van deze verordening komen alle eerdere regels en voorschriften te vervallen’. Het artikel spreekt verder voor zich.
Artikel 11Het principe van het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van gebouwen, complexen, onbebouwde terreinen, ligplaatsen en standplaatsen dateert al uit de vorige eeuw. In de loop der jaren hebben vele voorschriften gegolden. Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle namen en nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals geregeld krachtens artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen. Lid 3 is een nadere uitwerking van lid 2.
Artikel 12De term ‘huisnummer’ is in principe geen juiste term voor het nummeren van bijvoorbeeld afgebakende terreinen of standplaatsen en ligplaatsen en de term ‘straatnaamgeving’ is geen goede term voor het benoemen van openbaar (sier)water en bouwwerken. Vandaar dat de titel van de modelverordening is veranderd in ‘naamgeving en nummering (adressen)’.Toelichting bijlage A: technische uitvoeringsvoorschriften
Artikel 1Lid 1. Ook voor nieuwe wijken of buurten verdient het aanbeveling om een systeem van nummering te kiezen dat zo veel mogelijk aansluit bij het systeem dat van oudsher in de gemeente gangbaar is. In de Nederlandse norm 1773 (uitgave: Nederlands Normalisatie-instituut, Delft, herziene uitgave, 1983), hoofdstuk 3, zijn de in gemeente gangbare systemen van nummering nader gedefinieerd:
– Systeem A: de hoofdregel van dit systeem houdt in dat de nummers oplopen, gerekend vanuit het centrum van de gemeente (of vanaf het (oude) gemeentehuis).– Systeem B: de hoofdregel van dit systeem houdt in dat de nummers oplopen, gerekend van noord naar zuid en van west naar oost.– Systeem C: de nummering vindt in dit systeem plaats gerekend vanaf hoofdwegen naar het einde van (doodlopende) zijwegen of woonerven.
Voor elk systeem bevat de norm detailregels voor situaties waarin de hoofdregels niet onverkort toepasbaar zijn, alsmede nadere regels over etagewoningen en dergelijke. Tevens zijn toelichtende tekeningen opgenomen.
Lid 2. De in het onderhavige lid bedoelde plattegrond van de gemeente is slechts vereist indien in de gemeente meer dan één nummersysteem gangbaar is. In dat geval moet immers de aanwijzing van een van de omschreven systemen ten behoeve van een bepaalde wijk of buurt plaatsvinden. Tevens moeten dan de grenzen tussen die wijken of buurten worden gedefinieerd.
Artikel 2Met het oog op de zichtbaarheid vanaf de openbare weg bevat de Nederlandse norm NEN 1773, hoofdstuk 4, maatvoorschriften voor de plaats van de nummerdragers, gerekend vanaf het maaiveld en de bijbehorende voordeur. Tevens worden regels gegeven voor de verzamel- en verwijsbordjes die nodig zijn bij de ligging van meer dan één woning (of bedrijf) in hetzelfde gebouw, respectievelijk bij de ligging binnen een complex of op grote afstand van de weg.
Lid 1. In de Nederlandse norm NEN 1774 zijn tekeningen voor nummerdragers opgenomen met volledige maatvoering. Uitgegaan is van een hoogte van de cijfers van 88 millimeter. De breedte van de nummerdragers varieert, afhankelijk van het aantal cijfers waaruit een bepaald nummer bestaat. Het opgenomen cijferontwerp is van een schreefloos, op grote afstand leesbaar type.
Lid 2. Bij de beoordeling van een gelijkwaardige leesbaarheid verdient het in elk geval aanbeveling om geen cijfers van een geringere hoogte dan circa 9 cm te accepteren. Artikel 3De overigens globaal omschreven uitvoeringseisen in de Nederlandse norm NEN 1774, uitgave 1959, zijn gericht op de keuze van materialen die duurzaam bestand zijn tegen weersinvloeden. Te verlichten nummerdragers bestaan in de regel uit zogenaamde transparanten, waarachter bij duisternis een lampje brandt.
(De bovenstaande tekst is een beschrijving gebaseerd op de in gemeente van oudsher gehanteerde werkwijze die later in NEN-normen zijn neergelegd. Gemeenten worden aangeraden uit te gaan van de genoemde NEN-normen, waarin de voornoemde werkwijze is gecodificeerd. De NEN-bladen zijn verkrijgbaar bij het NEN, Vlinderweg 6, postbus 5059, 2600 GB Delft, telefoon (015) 269 03 90, fax (015) 269 01 90.)
Artikel 4Dit artikel regelt de afmeting en vorm van nummerdragers. De inhoud van dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 5Met het met een streep doorhalen van de oude naam en met een kruis doorhalen van het oude nummer wordt voor eenieder die zoekt op de oude naam of het oude nummer duidelijk dat er een wijziging in de naam of nummer is opgetreden (facultatief).
Artikel 6 Dit artikel regelt de functionele eisen voor naamborden en naamverwijsborden.Toelichting op de administratieve uitvoeringsvoorschriften
Het rapport ‘Adres onbekend’ van het Overlegorgaan RAVI, bijlage D, alsmede het rapport ‘De grondslagen voor een gemeentelijke basisregistratie adressen’ is in nauwe samenwerking met de VNG opgesteld en door enkele gemeenten beproefd. Met name de voornoemde grondslagen zijn te beschouwen als de administratieve organisatie op hoofdlijnen. Een gemeente kan desgewenst deze grondslagen aanvullen in aansluiting op de in haar organisatie geldende omstandigheden. Daarnaast kunnen onderdelen uit het VNG-handboek ‘Benoemen, nummeren en begrenzen’ worden gebruikt. Daarbij moet worden gedacht aan bepalingen die verband houden met bijvoorbeeld binnengemeentelijk gebruik, levering aan externe instanties, meervoudig gegevensgebruik en dergelijke.
Noot: De administratieve uitvoeringsvoorschriften vormen geen onderdeel van de beleidsregels, zoals beschreven in paragraaf 10 van de algemene toelichting op de Mode
Instellingsbesluit commissie naamgeving
Het college van de gemeente Maassluis;
gezien het advies van de afdeling Dienstverlening;gelet op artikel 84 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen het:
Instellingsbesluit commissie naamgeving
Artikel 1 De commissieEr is een commissie die adviseert aan het college over de naamgeving van de openbare ruimte, hierna te noemen: de Commissie.
Artikel 2 TaakDe Commissie brengt, indachtig de door het college vastgestelde beleidsregels, gevraagd en ongevraagd schriftelijk advies uit aan het college over:a. de verdeling van de gemeente in wijken en buurten en zonodig aangevuld met nummers, letters of namen;b. het toekennen van namen aan delen van de openbare ruimte en zonodig aan gemeentelijke bouwwerken.
Artikel 3 Samenstelling en lidmaatschap1. De Commissie bestaat ten minste uit:a. een lid van het college;b. een geschiedkundige;c. een neerlandicus;d. een gemeentearchivaris;2. Het college wijst plaatsvervangende leden aan.3. De leden en plaatsvervangend leden worden door het college benoemd.4. Het lid dat de hoedanigheid verliest op grond waarvan het lid van de Commissie is, treedt op dat moment af als commissielid.5. De leden kunnen tussentijds ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter van de Commissie, die maatregelen treft om in de vacature te voorzien.
Artikel 4 Voorzitter1. De Commissie benoemt uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.2. De voorzitter heeft in de Commissie stemrecht.
Artikel 5 Secretaris1. Het college wijst de ambtelijk secretaris en de plaatsvervangend ambtelijk secretaris van de Commissie aan.2. De secretaris is geen lid van de Commissie.3. De secretaris dient de Commissie desgevraagd van advies.
Artikel 6 Tekenen van stukken De stukken van de Commissie worden ondertekend door de voorzitter.
Artikel 7 DeskundigenDe voorzitter is bevoegd ambtenaren en andere deskundigen uit te nodigen tot het deelnemen aan de vergaderingen van de Commissie.
Artikel 8 Werkwijze1. De Commissie komt bijeen:a. wanneer de voorzitter dit nodig acht; ofb. op verzoek van het college.2. De voorzitter roept de leden schriftelijk op voor de vergadering, onder opgaaf van de punten die zullen worden behandeld. De agenda en vergaderstukken worden twee weken voor de vergadering aan de leden toegezonden.3. De Commissie vergadert slechts als ten minste drie leden, onder wie de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter, aanwezig zijn. Wanneer het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter binnen één week een nieuwe vergadering en stelt de leden daarvan terstond schriftelijk in kennis. In deze laatste vergadering kunnen besluiten worden genomen ongeacht het aantal aanwezige leden.4. Besluiten van de Commissie worden genomen bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, beslist de voorzitter. De secretaris heeft een adviserende stem.5. De Commissie vergadert en besluit in het openbaar. 6. Het advies van de Commissie aan het college bevat voorzover relevant de zienswijzen van de leden van de Commissie.
Artikel 9 SlotbepalingenIn gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de voorzitter van de Commissie.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 oktober 2005
De secretaris, De burgemeester,
Toelichting op het Instellingsbesluit commissie naamgeving
1. AlgemeenNamen toekennen aan delen van de openbare ruimte is om verschillende redenen van belang. Zo maakt de indeling van een gemeente in straten het mogelijk dat enerzijds burgers en anderzijds dienstverlenende instanties als politie, brandweer, ambulance en posterijen zich snel kunnen oriënteren in een gemeente. Ook is de indeling van een gemeente in straten voor de gemeente zelf van belang. In vrijwel alle gemeentelijke registraties komen immers namen voor en wordt gesorteerd op de alfanumerieke volgorde van namen. Namen voor de openbare ruimte ontstaan echter niet zomaar. Namen moeten immers worden toegekend; er moeten namen worden bedacht. Daarbij dienen deze namen aan allerlei eisen te voldoen. Zo moeten de namen bijvoorbeeld bruikbaar zijn in de spreektaal en uniek in de desbetreffende gemeente. Ook is een bepaalde systematiek bij het geven van namen onontbeerlijk. Gelet op het belang van goede naamgeving en de ingewikkeldheid daarvan verdient het aanbeveling de naamgeving op te dragen aan een gemeentelijke commissie en wel de Commissie naamgeving.
De Commissie is gehouden aan de beleidsregels die het college ten aanzien van de naamgeving en nummering heeft vastgesteld (zie hiervoor paragraaf 10 van de algemene toelichting op de Modelverordening naamgeving en nummering). De Commissie dient tevens rekening te houden met de afspraken die de VNG heeft gemaakt met PTT Post BV (circulairenummer 91/30, kenmerk AJZ/102328, d.d. 5 april 1991). De aanleiding tot deze afspraken was het terughoudende beleid van PTT Post om wijzigingen aan te brengen in het postcodesysteem. Er is afgesproken dat gemeenten niet nodeloos wijzigingen in de naamgeving aanbrengen die tot wijzigingen in het postcodesysteem noodzaken. Hiervan was bijvoorbeeld sprake toen een Friese gemeente besloot de namen van straten en woonplaatsen in het Fries om te zetten. Indien een gemeente zich niet aan de afspraak houdt om de naamgeving niet nodeloos te wijzigen, worden de kosten die PTT Post als gevolg hiervan moet maken bij het gemeentebestuur in rekening gebracht. Ook is afgesproken dat een gemeentebestuur zo spoedig mogelijk overleg met PTT Post pleegt over zijn voornemen om wijzigingen aan te brengen in de naamgeving, die gevolgen hebben voor het postcodesysteem (zie verder over dit onderwerp het VNG-handboek ‘Benoemen, nummeren en begrenzen’ en het algemeen deel van de toelichting op de Modelverordening naamgeving en nummering).De bevoegdheid tot het toekennen van namen aan de openbare ruimte berust bij het college van burgemeester en wethouders. Op basis van artikel 48 van de Gemeentewet kan het college de Commissie naamgeving instellen, die het college ten behoeve van deze taak adviseert. De Commissie naamgeving kan naar eigen inzicht en op basis van de eerder door het college vastgestelde beleidsregels namen bedenken voor delen van de openbare ruimte. Op dit gebied bestaan immers geen voorschriften of richtlijnen van hogere overheden.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2De Commissie naamgeving geeft niet alleen namen aan woonplaatsen, wijken en buurten. Ook het toekennen van namen aan delen van de openbare ruimte en zonodig aan gemeentelijke bouwwerken behoort tot haar taak.
Artikel 3In het kader van de dualisering kunnen sinds 7 maart 2002 in de Commissie naamgeving geen raadsleden meer plaatsnemen (zie artikel 84, tweede lid, juncto artikel 83, tweede lid van de Gemeentewet).
Artikel 4De Commissie naamgeving is een commissie van advies aan het college. Hierdoor verdient het aanbeveling om het commissielid dat lid is van het college van burgemeester en wethouders te benoemen als voorzitter van de Commissie.
Artikel 5De secretaris en de plaatsvervangend secretaris worden aangewezen door het college. Zij zijn geen lid van de Commissie. Het verdient aanbeveling dat deze personen uit het ambtelijk apparaat (bij voorkeur uit burgerzaken of het bouw- en woningtoezicht) afkomstig zijn. Zodoende kan een deskundige worden aangewezen voor de functie van secretaris en die van plaatsvervangend secretaris. Ook van de plaatsvervangend secretaris wordt immers verwacht dat hij de Commissie desgevraagd van advies dient.
Artikel 7Indien de secretaris en plaatsvervangend secretaris afkomstig zijn uit de afdeling Burgerzaken of het bouw- en woningtoezicht, is doorgaans al zoveel deskundigheid in de commissievergaderingen bijeengebracht dat het uitnodigen van andere deskundigen kan worden beperkt.
Artikel 8De Commissie wordt in ieder geval door de voorzitter of op verzoek van het college bijeengeroepen wanneer nieuwe namen moeten worden toegekend of namen herzien. Herziening van namen kan onder andere wenselijk zijn als gevolg van een gewijzigde verkeerssituatie, waardoor de bestaande naamgeving of de vindbaarheid van panden bemoeilijkt is.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl