Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg H 15:1:1:2 t/m H 25

Geldend van 01-07-2019 t/m heden

Intitulé

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg H 15:1:1:2 t/m H 25

Klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen

Artikel 15:1:1:2

Het college heeft een regeling klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen vastgesteld.

Artikel 15:1:1:2a Algemeen

  • 1. Deze regeling heeft als doel de individuele werknemer een middel te verschaffen om een voor hem of haar ongewenste situatie ten aanzien van ongewenste omgangsvormen te beëindigen. Tevens wordt met deze regeling beoogd willekeur en/of een onzorgvuldige behandeling op dit terrein binnen de gemeente te voorkomen. Een en ander laat onverlet dat de gemeente zich als goed werkgever dient te gedragen en al het mogelijke moet doen om een onjuiste behandeling van werknemers in het algemeen te voorkomen.

  • 2. De gemeente en de Ondernemingsraad achten ongewenste omgangsvormen onaanvaardbaar en komen overeen gerichte maatregelen te treffen binnen de werkorganisatie om ongewenste omgangsvormen te voorkomen en in voorkomende gevallen te bestrijden.

  • 3. De gemeente en de Ondernemingsraad komen overeen dat binnen de gemeente Middelburg op de daarvoor geëigende wijze(n) en met de daartoe geëigende middelen actief beleid wordt gevoerd op het gebied van preventie en bestrijding van ongewenste omgangsvormen op het werk.

  • 4. Van de gemeente mag worden verwacht dat deze in redelijkheid de werkorganisatie en de werkomgeving zodanig inricht, dat ongewenste omgangsvormen worden voorkomen. De gemeente is door het aangaan van deze regeling verplicht tot het voeren van een samenhangend beleid, dat ongewenste omgangsvormen voorkomt en bestrijdt.

    Een samenhangend beleid bevat de volgende onderdelen:

    • -

      het ontwikkelen en uitvoeren van een preventief beleid;

    • -

      het instellen van één of meer vertrouwenspersonen;

    • -

      het ontwikkelen en tot uitvoering brengen van een klachtenprocedure.

Artikel 15:1:1:2b

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2c Preventief beleid

  • 1. Aan alle werknemers zal door de gemeente te kennen worden gegeven dat ongewenste omgangsvormen niet getolereerd worden en tot sancties kunnen leiden voor de persoon die zich daaraan schuldig maakt. Tevens worden alle werknemers op de hoogte gesteld van het bestaan van deze klachtenprocedure en wordt bekend gemaakt wie de vertrouwensperso(o)n(en) is (zijn).

  • 2. Alle werknemers zullen via de gebruikelijke informatiekanalen worden geïnformeerd over het beleid ter preventie en bestrijding van ongewenste omgangsvormen op het werk. De gemeente draagt er zorg voor dat er een arbeidsklimaat aanwezig is waarin de klachten daadwerkelijk bespreekbaar zijn. Ook zal worden gestreefd naar optimale arbeidsomstandigheden, waaronder het aanpakken van werkplekken en situaties die met betrekking tot ongewenste omgangsvormen als onveilig worden ervaren.

Artikel 15:1:1:2d Vertrouwenspersoon

  • 1. Het College wijst na hierover advies van de Ondernemingsraad te hebben ingewonnen een of meerdere vertrouwensperso(o)n(en) aan.

  • 2. De vertrouwenspersoon zal worden belast met de eerste opvang van medewerkers die ongewenste omgangsvormen hebben ondergaan en daarover willen praten. Deze functionaris zal in ieder geval het vertrouwen moeten genieten van het personeel binnen de gemeente. Hij moet gemakkelijk aanspreekbaar zijn, vertrouwelijk met informatie om kunnen gaan en bij voorkeur kennis en ervaring hebben op het terrein van individuele hulpverlening.

  • 3. De vertrouwenspersoon heeft tot taak:

    • -

      de persoon die een klacht heeft inzake ongewenste omgangsvormen bij te staan, te begeleiden en van advies te dienen. Na het vinden van een oplossing of formele behandeling van een klacht dient nazorg verleend te worden.

    • -

      door onderzoek en overleg met de betrokkenen te trachten tot een oplossing van het gesignaleerde probleem te komen.

    • -

      de klager desgewenst te ondersteunen bij het indienen van een klacht bij de klachtencommissie en/of, indien het een strafbaar feit betreft (aanranding, verkrachting, mishandeling) tevens bij het doen van aangifte bij de politie.

    • -

      het College en andere relevante gemeentefunctionarissen gevraagd en ongevraagd te adviseren op het gebied van preventie en bestrijding van ongewenste omgangsvormen.

    • -

      het registreren van meldingen ten behoeve van een geanonimiseerd jaarverslag aan het College en de klachtencommissie.

    • -

      het signaleren van knelpunten bij de functionarissen die beroepshalve verantwoordelijkheid hebben bij het aanpakken van ongewenste omgangsvormen.

  • 4. De vertrouwenspersoon verricht geen handelingen ter uitvoering van zijn taak dan met toestemming van de werknemer die melding heeft gemaakt van ongewenste omgangsvormen.

  • 5. De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van zijn taken uitsluitend verantwoording verschuldigd aan het College, waarbij de vertrouwelijkheid van de informatie wordt gerespecteerd. Jaarlijks verstrekt de vertrouwenspersoon aan het College en aan de klachtencommissie een geanonimiseerd verslag aangaande de geregistreerde meldingen.

  • 6. De gemeente dient de vertrouwenspersoon de nodige faciliteiten te verschaffen waardoor hij op vertrouwelijke wijze schriftelijk, mondeling en telefonisch kan worden geraadpleegd. Voorts verschaft de gemeente de vertrouwenspersoon de mogelijkheid zich op kosten van de gemeente nader te bekwamen voor de functie. De activiteiten van de vertrouwenspersoon vinden plaats onder werktijd, of – als dat niet mogelijk is – zullen de extra uren worden doorbetaald.

  • 7. De vertrouwenspersoon geniet dezelfde rechtsbescherming als de leden van de Ondernemingsraad.

Artikel 15:1:1:2e Samenstelling klachtencommissie

  • 1. Het College stelt een externe klachtencommissie in.

  • 2. De externe klachtencommissie is de Landelijke klachtencommissie ongewenst gedrag voor de decentrale overheid.

  • 3. De klachtenprocedure verloopt conform de klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid 2011 (www.vng.nl/ongewenstgedrag).

Artikel 15:1:1:2f

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2g

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2h

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2i

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2j

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2k

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2l Overige bepalingen

  • 1. In het personeelsdossier van de aangeklaagde wordt alleen de eventuele opgelegde sanctie en de motivatie daarvan opgeslagen.

  • 2. De klagers en interne vertrouwenspersonen mogen niet wegens het indienen van een klacht of in verband met hun functie als vertrouwens-persoon worden benadeeld in hun rechtspositie.

  • 3. Aan het einde van het klachtenonderzoek, worden de directeur van de afdeling waar klager en aangeklaagde werkzaam zijn, door het College via het rapport van bevindingen en het advies van de klachtencommissie op de hoogte gesteld van de uitkomst van het onderzoek en de daaraan verbonden beslissing.

Artikel 15:1:1:2m Slotbepaling

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het College.

Artikel 15:1a

De ambtenaar is verplicht de eed of belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het college is voorgeschreven.

Persoonlijk gebruik van goederen of diensten

Artikel 15:1b

Het is de ambtenaar verboden, behoudens toestemming verleend door of namens het college in bijzondere gevallen, ten eigen bate:

  • a)

    diensten te laten verrichten door personen in gemeentedienst;

  • b)

    aan de gemeente toebehorende eigendommen te gebruiken;

  • c)

    gebruik te maken van hetgeen hem in of in verband met de vervulling van zijn functie ter kennis is gekomen.

Aannemen van geschenken en gelden

Artikel 15:1c

Het is de ambtenaar verboden:

  • a)

    in verband met de vervulling van zijn functie vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen, anders dan met toestemming van het college;

  • b)

    steekpenningen aan te nemen.

Artikel 15:1d

  • 1. De ambtenaar is verplicht zich te gedragen naar de maatregelen van orde die ten aanzien van het verblijf in de kantoren, werkplaatsen of op andere arbeidsterreinen zijn vastgesteld.

  • 2. Indien de ambtenaar verhinderd is zijn functie te vervullen, is hij verplicht dit zo spoedig mogelijk mede te delen of te doen mededelen.

Nevenwerkzaamheden

Artikel 15:1e

  • 1. De ambtenaar is verplicht aan het college, op een door dit orgaan te bepalen wijze, opgave te doen van de nevenwerkzaamheden die hij verricht of voornemens is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst, voorzover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken.

  • 2. Er wordt een registratie gevoerd op basis van de ingevolge het eerste lid gedane opgaven.

  • 3. Het is de ambtenaar verboden nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede invulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.

  • 4. Het college regelt de openbaarmaking van de in het eerste lid bedoelde nevenwerkzaamheden van de gemeentesecretaris en directeuren van gemeentelijke diensten en bedrijven, alsmede van andere ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter bescherming van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van nevenwerkzaamheden noodzakelijk is.

Melding financiële belangen

Artikel 15:1f

  • 1. Het college wijst ambtenaren aan die zijn aangesteld in een functie waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is.

  • 2. De ambtenaar bedoeld in het eerste lid meldt aan het college, op een door dit orgaan te bepalen wijze, zijn financiële belangen respectievelijk bezit van en transacties in effecten, die de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken.

  • 3. Er wordt een registratie gevoerd van de meldingen bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Het is de ambtenaar verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten en transacties in effecten te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.

Aanneming en levering ten behoeve van de openbare dienst

Artikel 15:1g

  • 1. Het is de ambtenaar verboden middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan aannemingen en leveringen ten behoeve van de openbare dienst.

  • 2. Het college kan regelen stellen betreffende het deelnemen van de ambtenaar, middellijk of onmiddellijk, aan aannemingen en leveringen ten behoeve van anderen.

Artikel 15:1:10

  • 1. De ambtenaar kan niet worden verplicht, indien bij enig particulier werkgever een staking is uitgebroken of een uitsluiting plaats heeft, ter vervanging van stakers of uitgeslotenen werkzaamheden te verrichten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij naar het oordeel van het college zulks met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor de regelmatige functionering van de openbare dienst van de gemeente noodzakelijk is.

  • 2. Ter zake van de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt zo spoedig mogelijk overleg gepleegd in de commissie, bedoeld in artikel 12:1 tweede lid.

Procedure-richtlijnen overplaatsing

Begripsomschrijvingen

Artikel 15:1:10:1

  • a.

    medewerker: degene op wie de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg van toepassing is;

  • b.

    andere werkzaamheden: werkzaamheden, die geheel of grotendeels niet behoren tot het takenpakket van de medewerker in de functie die hij bekleedt in die periode, direct voorafgaand aan de overplaatsing;

  • c.

    overplaatsing: opdracht tot het in het belang van de dienst verrichten van andere werkzaamhedendie gepaard gaan met een verandering van de plaats in de organisatie;

  • d.

    diensttijd: tijd doorgebracht in dienst van de gemeente Middelburg;

  • e.

    directeur: de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur, die leiding geeft aan de afdeling waarvan betrokken ambtenaar deel uitmaakt.

Overleg

Artikel 15:1:10:2

  • 1. Alvorens te beslissen een medewerker over te plaatsen of andere werkzaamheden op te dragen met gebruikmaking van artikel 15:1:10 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg wordt door het afdelingshoofd, de personeelsadviseur en indien nodig de directeur met betrokkene overleg gepleegd. Bij dit overleg kan betrokkene zich doen bijstaan door een raadsman.

  • 2. Bedoeld overleg is er op gericht overeenstemming en acceptatie te bereiken over de andere werkzaamheden of overplaatsing en de voorwaarden waaronder zij zullen worden verricht.

Passendheid aangeboden werkzaamheden

Artikel 15:1:10:3

  • 1. De medewerker is slechts gehouden de aangeboden werkzaamheden te verrichten die hem naar zijn persoonlijkheid, omstandigheden en vooruitzichten in redelijkheid kunnen worden opgedragen.

  • 2. Indien de medewerker op grond van opleiding en/of ervaring niet volledig aan de functie-eisen kan voldoen, wordt hij in staat gesteld zich te bekwamen voor de opgedragen werkzaamheden. De kosten van een eventueel noodzakelijk te volgen studie worden vergoed.

  • 3. Met betrekking tot de oordeelsvorming over de passendheid van de aangeboden functie kunnen in overleg met de betrokken medewerker adviezen worden ingewonnen ten aanzien van medische, psychologische en juridische aspecten, scholing en vorming en dergelijke.

Garanties

Artikel 15:1:10:4

  • 1. De medewerker die in het belang van de dienst wordt overgeplaatst of andere werkzaamheden dient te verrichten behoudt zijn salaris, de toelagen en salarisaanspraken overeenkomstig het bepaalde in artikel 15:1:10a:11 van het Sociaal Statuut.

  • 2. De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld een studie, waarvoor krachtens de Regeling studiefaciliteiten van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg een vergoeding en/of faciliteiten zijn toegekend af te ronden. Op betrokkene rust geen terugbetalingsverplichting indien hij de studie staakt omdat het gezien de aard van de werkzaamheden in de nieuwe functie geen zin heeft de studie voort te zetten of omdat hij een andere studie gaat volgen, die van belang is voor zijn nieuwe functie.

Volgorde

Artikel 15:1:10:5

Indien meerdere medewerkers in gelijke mate voor overplaatsing of andere werkzaamheden in aanmerking komen en het overleg bedoeld in artikel 15:1:10:2 niet leidt tot overeenstemming, gaan zij die de minste diensttijd hebben voor, tenzij het dienstbelang, zulks ter beoordeling van de directeur van de dienst zich er tegen verzet.

Begeleiding

Artikel 15:1:10:6

  • 1. De medewerker, die wordt overgeplaatst of andere werkzaamheden krijgt opgedragen ontvangt een gedegen introductie en een adequate begeleiding in de nieuwe functie.

  • 2. Zowel de directeur als de betrokken medewerker kunnen na een vooraf overeengekomen periode van maximaal 1 jaar bij burgemeester en wethouders om herziening verzoeken van de overplaatsing of de opdracht tot het verrichten van andere werkzaamheden.

Beslissing

Artikel 15:1:10:7

  • 1. De overplaatsing of opdracht tot het verrichten van andere werkzaamheden wordt de medewerker schriftelijk door het college van burgemeester en wethouders medegedeeld. De mededeling bevat in elk geval:

    • -

      de reden van overplaatsing c.q. opdracht tot het verrichten van andere werkzaamheden;

    • -

      de ingangsdatum;

    • -

      de schaal en het salaris in de nieuwe functie;

    • -

      de garanties als bedoeld in artikel 15:1:10:4;

    • -

      een omschrijving van de nieuwe werkzaamheden;

    • -

      de wijze waarop bezwaar kan worden gemaakt.

  • 2. Indien daar sprake van is bevat de mededeling tevens de overeengekomen proeftijd.

Slotbepaling

Artikel 15:1:10:8

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen, voor zover nodig in afwijking van het in deze richtlijnen bepaalde, in gevallen waarin deze richtlijnen naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorzien.

Sociaal statuut bij de reorganisaties van de gemeente Middelburg

Algemene bepalingen

Artikel 15:1:10a:1

Het college heeft een sociaal statuut vastgesteld bij de reorganisaties van de gemeente Middelburg.

Artikel 15:1:10a:2

Dit sociaal statuut geldt als moeder-sociaal statuut. In het kader van een organisatiewijziging kan worden overeengekomen dit moeder-sociaal statuut aan te vullen.

Artikel 15:1:10a:3

Voor zover daarvan in dit sociaal statuut niet wordt afgeweken is de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg onverkort van toepassing.

Begripsbepalingen

Artikel 15:1:10a:4

In dit sociaal statuut wordt verstaan onder:

  • -

    reorganisatie/organisatiewijziging: een door het college in gang gezet dan wel hem opgelegd veranderingsproces, dat op enigerlei wijze de gemeentelijke organisatie beïnvloedt en personele gevolgen heeft. Reorganisatie kan onder meer het gevolg zijn van: verbeteringen van de organisatie, integratie van taken en/of werkeenheden, bezuinigingstaakstelling, privatisering, afstoting van werkzaamheden, verzelfstandiging;

  • -

    werknemer: degene, die in dienst van de werkgever, zoals bedoeld in artikel 15:1:10a:5, is;

  • -

    functie: het geheel van werkzaamheden, dat de ambtenaar volgens zijn functiebeschrijving verricht;

  • -

    passende functie: een functie met een functieschaal, welke gelijk is aan of

  • -

    maximaal één salarisschaal lager is dan de voorheen vervulde functie en welke aan de werknemer redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden kan worden opgedragen.

    Onder persoonlijkheid en omstandigheden zijn onder meer te verstaan: interesse, capaciteiten, ervaring, leeftijd en gezondheid.

  • -

    geschikte functie: Een functie die niet valt onder het begrip “passende functie”, maar die de werknemer bereid is te vervullen. Een medewerker kan nooit meer dan 2 keer in een geschikte functie worden geplaatst. Het oorspronkelijke functieniveau blijft uitgangspunt.

  • -

    passende of geschikte betrekking: een betrekking met een gelijkwaardige bezoldiging als een passende of geschikte functie;

  • -

    salaris: het bedrag van de schaal als bedoeld in de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg, dat aan de werknemer is toegekend of, indien voor de functie een vast bedrag geldt, dit bedrag;

  • -

    toelage: een toelage of rijwielvergoeding waarmede het salaris is vermeerderd en welke geen tijdelijk karakter heeft;

  • -

    salarisaanspraken: de opeenvolgende salarisperiodieken van de schaal, waarin de werknemer op het moment van de reorganisatie is ingedeeld, tot en met het daaraan verbonden maximum.

    Voorzover de werknemer op het moment van de reorganisatie nog niet in zijn functieschaal is ingedeeld, worden onder deze aanspraken tevens verstaan de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het daaraan verbonden maximum van de functieschaal.

    Indien de werknemer op het moment van reorganisatie in de uitloopschaal is ingedeeld, worden onder deze aanspraken mede verstaan de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het hoogste bedrag van de uitloopschaal. Dit geldt mede voor de werknemer, die op het moment van de reorganisatie het maximum van de functieschaal heeft bereikt en blijkens een vastgestelde personeelsbeoordeling aanspraak kan maken op de uitloopschaal.

  • -

    overgang: overgang naar een privaatrechtelijke of andere publiekrechtelijke rechtspersoon/werkgever ten gevolge van de overdracht van (een) gemeentelijke ta(a)k(en) of werkzaamheden;

  • -

    outplacement: het vrijwillig aanvaarden van een functie buiten de gemeentelijke organisatie, waarbij op verzoek van betrokkene begeleiding door de gemeente kan plaats vinden onder nader aan te geven voorwaarden;

  • -

    functieschaal resp. de voor de functie van toepassing zijnde functieschaal resp. uitloopschaal: uitloopschaal als bedoeld in de Richtlijnen bezoldigingsbeleid van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg;

  • -

    plaatsing boven de sterkte: plaatsing op een bovenformatieve plaats;

  • -

    directeur: de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur die leiding geeft aan de afdeling waarvan de betrokken ambtenaar deel uitmaakt.

  • -

    plaatsingscommissie: de commissie als bedoeld in artikel 15:1:10a:12;

  • -

    organisatie: de afdelingen bij de gemeente Middelburg na de reorganisatie dan wel bij een andere werkgever.

Artikel 15:1:10a:5

Het bepaalde in dit statuut is van toepassing op:

  • a.

    ambtenaren in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg;

  • b.

    arbeidscontractanten in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Artikel 15:1:10a:6

Bij reorganisatie wordt op basis van de toepasselijke wettelijke voorschriften overleg gevoerd in de commissie voor georganiseerd overleg en met de ondernemingsraad.

Artikel 15:1:10a:7

  • 1. Het college verplicht zich in beginsel tot plaatsing van de werknemer, waar tegenover de werknemer zich verplicht ook een passende dan wel een geschikte functie te aanvaarden.

  • 2. Indien de reorganisatie gepaard gaat met overdracht van gemeentelijke taken of werkzaamheden is de werknemer verplicht mee te werken aan de overgang van de gemeente naar de nieuwe organisatie.

  • 3. In verband met het bepaalde in de vorige leden kan het college een werknemer niet tegen zijn wil ontslag verlenen met uitzondering van het bepaalde in hoofdstuk 10d en artikel 15:1:10a:16, lid 3.

    Ongevraagd ontslag is ook mogelijk indien de werknemer weigert mee te werken aan een overgang als bedoeld in het tweede lid van dit artikel en binnen de gemeente geen passende of geschikte functie aanwezig is.

  • Toelichting:

    In dit artikel wordt als uitgangspunt van het reorganisatieproces verwoord, dat er geen gedwongen ontslagen kunnen vallen. Als gevolg hiervan zal iedere werknemer in beginsel, met in achtneming van de plaatsingsprocedure als omschreven in artikel 15:1:10a:10, geplaatst moeten worden, waarbij de acceptatieplicht van de werknemer aangescherpt is. Ingeval de reorganisatie gepaard gaat met de overdracht van de gemeentelijke taken naar een andere organisatie zal in principe de werknemer mee overgaan.

    In een aanvulling op dit sociaal statuut zullen aan de hand van een opgemaakte pakketvergelijking garanties voor de overgang kunnen worden vastgesteld.

Artikel 15:1:10a:8

Met inachtneming van de Organisatieverordening gemeente Middelburg stelt de gemeenteraad en/of het college, nadat hierover overleg is gevoerd als bedoeld in artikel 15:1:10a:6, een eventuele wijziging van de hoofdstructuur van de gemeentelijke organisatie vast.

Formatieplan

Artikel 15:1:10a:9

  • 1. Het college stelt daarbij tevens het formatieplan vast. Het formatieplan bevat het totaal van functies met de daaraan verbonden functie-omschrijvingen en functieniveau, functievereisten alsmede het aantal formatieve plaatsingsmogelijkheden.

  • 2. In het formatieplan wordt tevens aangegeven welke functies ongewijzigd of nagenoeg ongewijzigd zijn gebleven, welke zijn gewijzigd en welke nieuw zijn ontstaan.

  • 3. In het formatieplan worden daartoe drie soorten functies onderscheiden:

    • -

      categorie A = ongewijzigde of nagenoeg ongewijzigde functies

    • -

      categorie B = gewijzigde functies

    • -

      categorie C = nieuwe functies.

  • 4. Het formatieplan wordt ter kennis gebracht van alle werknemers.

  • 5. Na vaststelling van het formatieplan en functieboek worden de werknemers schriftelijk uitgenodigd een belangstellingregistratie voor de functies na de reorganisatie kenbaar te maken.

  • Toelichting:

    Om de plaatsingsprocedure zo overzichtelijk mogelijk te laten verlopen wordt een driedeling van de functies in het formatieplan gehanteerd. Voor de belangstellingregistratie en de plaatsingsrangorde kan dit van belang zijn.

    Een functie is ongewijzigd of nagenoeg ongewijzigd indien de functie 80 tot 100% overeenkomt met de oorspronkelijke functie.

    Van een gewijzigde functie is sprake indien de veranderingen in de functie meer zijn dan 20%, doch minder dan 50%. Nieuwe functies zijn functies, welke voor meer dan 50% zijn gewijzigd.

Plaatsingsprocedure

Artikel 15:1:10a:10

  • 1. De plaatsing van alle werknemers geschiedt door het college.

  • 2. Bij de plaatsing van de werknemers in het kader van reorganisatie worden de volgende uitgangspunten in acht genomen:

    • a.

      indien het gaat om een bestaande functie, welke geheel of vrijwel geheel in de nieuwe of gewijzigde organisatiestructuur terugkomt, wordt de betrokken werknemer, indien hij hiervoor aantoonbaar geschikt is, in deze functie geplaatst;

    • b.

      indien een functie zodanig is gewijzigd of nieuw is, dat geen sprake is van plaatsing in een bestaande functie, wordt de betrokken werknemer zo mogelijk in een passende functie geplaatst;

    • c.

      indien de onder a. en b. genoemde mogelijkheden zich niet voordoet wordt een werknemer in een voor hem geschikte functie geplaatst;

    • d.

      indien de onder a, b en c genoemde mogelijkheden zich niet voordoen, wordt onderzocht of plaatsing boven de sterkte of outplacement een reële mogelijkheid is.

  • 3. Indien in de procedure, zoals in het tweede lid vermeld, meerdere in gelijke mate geschikte kandidaten voor een functie beschikbaar zijn, is de volgende rangordening van toepassing:

    • a.

      de geschiktheid van de ambtenaar voor een functie, zoals die blijkt uit opleidings- en ervaringsgegevens, beoordelingsgesprekken en eventuele geschiktheidstesten;

    • b.

      de voorkeur van de ambtenaar voor bepaalde functies;

    • c.

      de diensttijd van de ambtenaar bij de gemeente;

    • d.

      de leeftijd van de ambtenaar;

    • e.

      het type dienstverband van de ambtenaar.

  • 4. In het kader van de plaatsing kan een psychologisch onderzoek plaats vinden, teneinde de geschiktheid voor een functie te bepalen of de besluitvorming daarover te ondersteunen.

  • 5. Een werknemer kan worden verplicht een medisch onderzoek te ondergaan, wanneer de nieuw functie duidelijk andere lichamelijke en/of psychische eisen stelt dan de oude functie.

  • Toelichting:

    Dit artikel schept een zekere rangorde in het plaatsingsbeleid,

    In eerste instantie wordt bezien of plaatsing in een bestaande functie (A-functie) mogelijk is.

    Vervolgens komt aan de orde plaatsing in een andere passende functie (B of C functie).

    Daarna plaatsing in een andere geschikte functie (B of C functie).

    Dan wel plaatsing boven de sterkte voor maximaal 2 jaar.

    Toegevoegd is de mogelijkheid van outplacement, welke voortaan als structureel personeelsinstrument zal worden ingezet. Uiteraard worden ook de mogelijkheden van met andere organisaties opgezette mobiliteitsprojecten benut.

Garanties

Artikel 15:1:10a:11

Bij de plaatsing gelden voor de werknemers de volgende garanties:

  • a.

    de werknemer behoudt zijn salaris, de toelagen en salarisaanspraken verbonden aan zijn functie, welke hij voor de reorganisatie vervult. De garantie is maximaal het verschil tussen het salaris, de toelagen en de salarisaanspraken in de functie voor en de functie na de reorganisatie;

  • b.

    het recht op het in deeltijd vervullen van de functie wordt in een nieuwe of gewijzigde organisatiestructuur gehandhaafd. Bij toetsing van de geschiktheid als plaatsingscriterium wordt geen onderscheid gemaakt tussen werknemers met een volledige dienstbetrekking en die met een deeltijdbetrekking, tenzij het een functie betreft, welke niet voor vervulling in deeltijd in aanmerking komt.

Toelichting:

wat onder salarissen, toelagen en salarisaanspraken valt is limitatief opgesomd in art. 15:1:10a:4;

hier wordt het principe geregeld, dat de keuze om in deeltijd te gaan werken niet komt te vervallen bij de overgang naar een functie in de nieuwe organisatie. Wel is de invulling ook mede afhankelijk of een functie in deeltijd vervuld kan worden.

Plaatsingscommissie

Artikel 15:1:10a:12

  • 1. Het college stelt een plaatsingscommissie in ten behoeve van de plaatsing van werknemers, bestaande uit:

    • a.

      de wethouder van Personeelszaken, tevens voorzitter;

    • b.

      een vertegenwoordiger van de directie;

    • c.

      een bezoldigde vakbondsvertegenwoordiger van de Cie. voor het GO.

  • 2. Aan de plaatsingscommissie wordt als adviseur - zonder stemrecht - toegevoegd het hoofd van de afd. P.O.A.

  • 3. Het college wijst in overleg met de plaatsingscommissie een secretaris aan. Deze is geen lid van de commissie en heeft derhalve geen stemrecht.

  • 4. De vergaderingen van de plaatsingscommissie zijn besloten en vinden alleen plaats als de plaatsingscommissie voltallig is. Bij staken van de stemmen beslist de stem van de voorzitter.

  • 5. De plaatsingscommissie heeft tot taak:

    • a.

      het college advies uit te brengen over de (beoogde) plaatsing c.q. overgang van allewerknemers;

    • b.

      het (op hun verzoek) horen van werknemers over de plaatsing c.q. overgang;

    • c.

      het bewaken van de plaatsingsprocedure;

    • d.

      het zonodig geven van voorlichting bij de procedure en de voortgang van de plaatsingen.

  • 6. Aan de plaatsingscommissie worden in verband met de uitoefening van haar taak alle van belang zijnde gegevens ter hand gesteld.

  • 7. De plaatsingscommissie kan zich in haar taak laten bijstaan door een voorbereidingscommissie. Behalve de samenstelling van deze commissie regelt de plaatsingscommissie tevens de bevoegdheden en werkwijze van deze commissie.

Conceptadvies

Artikel 15:1:10a:13

  • 1. Alvorens de plaatsingscommissie het college adviseert over de plaatsing van de bij de reorganisatie betrokken werknemers, worden alle werknemers tegelijk door de plaatsingscommissie schriftelijk op de hoogte gesteld van het concept-advies omtrent hun plaatsing c.q. overgang.

  • 2. Indien een medewerker zich niet met het concept-advies kan verenigen kan hij binnen drie weken schriftelijk en gemotiveerd zijn bedenkingen bij de plaatsingscommissie naar voren brengen.

  • 3. De plaatsingscommissie hoort vervolgens de betrokken werknemer zo spoedig mogelijk na ontvangst van de ingediende bedenkingen. Deze kan zich daarbij laten bijstaan door een raadsman.

  • 4. Binnen zes weken na de onder 1 bedoelde kennisgeving, geeft de plaatsingscommissie aan het college een definitief advies over de plaatsing c.q. overgang van alle bij de reorganisatie betrokken werknemers.

Definitieve plaatsing

Artikel 15:1:10a:14

  • 1. Het college doet de werknemers schriftelijk mededeling van de plaatsing c.q. overgang en vermeldt daarin tevens, dat zij binnen een termijn van 6 weken in het kader van de Algemene wet bestuursrecht hiertegen een bezwaarschrift kunnen indienen bij hun college.

  • 2. De mededeling als bedoeld in het eerste lid wordt zoveel mogelijk op dezelfde dag aan alle werknemers toegezonden.

  • 3. Het college baseert het plaatsingsbesluit op het advies van de plaatsingscommissie, waarvan uitsluitend op grond van bijzondere omstandigheden en gemotiveerd kan worden afgeweken.

  • 4. In de schriftelijke mededeling als bedoeld in het eerste lid zijn tevens alle concrete salarisaanspraken, alsmede persoonlijke garanties e.d. opgenomen.

  • Toelichting:

    Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een bezwarenprocedure tegen de plaatsing worden gestart. De kamer personele aangelegenheden van de commissie bezwaarschriften Middelburg kan hier als adviesinstantie optreden.

Plaatsing boven de sterkte

Artikel 15:1:10a:15

  • 1. De werknemer voor wie in artikel 15:1:10a:10, tweede lid onder a, b en c bedoelde functie niet aanwezig is, wordt boven de sterkte geplaatst, zoals bedoeld in artikel 10d:11.

  • 2. Degenen, die boven de sterkte zijn geplaatst, kunnen worden belast met werkzaamheden van tijdelijke aard.

  • Toelichting:

    De werknemer voor wie geen passende of geschikte functie aanwezig is wordt gedurende 2 jaar boven de sterkte geplaatst.

    Tijdens deze periode moet de werknemer loyaal meewerken aan arbeidsbehoudende maatregelen in of buiten de eigen organisatie. In verband met het behoud van het ABP-schap dient dit altijd een overheids- of semi-overheidsorganisatie te zijn.

    Gedurende deze twee jaar kan in overeenstemming met de betrokkene een passende oplossing worden gezocht voor de medewerker. Daarbij staan o.a. de volgende mogelijkheden ten dienste:

    • a.

      het aanbieden van een passende of geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie;

    • b.

      het aanbieden van een functie buiten de gemeentelijke organisatie via het externe mobiliteitsbureau (overheid of semi-overheid);

    • c.

      het aanbieden van een outplacement-traject;

    • d.

      de medewerker blijft boven de sterkte geplaatst.

      Na 2 jaar boven de sterkte te zijn geplaatst, kan de ambtenaar worden ontslagen als bedoeld in artikel 8:3.

Evaluatie

Artikel 10:1:10a:16

  • 1. Binnen een jaar na de inwerkingtreding van de reorganisatie en de daarmede gepaard gaande plaatsingen worden de plaatsingen geëvalueerd.

  • 2. Indien blijkt, dat een plaatsing naar het oordeel van het college of van de werknemer, dan wel van beide, niet aan de verwachtingen voldoet, wordt de plaatsingsprocedure, voor zover nodig, opnieuw doorlopen.

  • 3. Indien een werknemer niet voldoende meewerkt aan het verkrijgen van een passende of geschikte functie kan hem ontslag worden verleend .

  • Toelichting:

    Het is van belang voor de werknemers als ook voor de organisatie om binnen een jaar na inwerkingtreding van de nieuwe organisatie de plaatsingen te evalueren. Wanneer dan mocht blijken, dat de plaatsingen niet aan de verwachtingen voldoen is het zinvol de plaatsingsprocedure opnieuw te doorlopen.

Outplacement

Artikel 15:1:10a:17

  • 1. De werknemer, als bedoeld in artikel 15:1:10a:15 wordt zoveel als mogelijk, outplacement aangeboden.

  • 2. De werknemer, die via outplacement, elders een passende of geschikte betrekking met eenzelfde aantal arbeidsuren aanvaardt tegen een lager bruto maandsalaris dan waarop hij in zijn oorspronkelijke functie recht had, ontvangt gedurende een periode, waarin hij aanspraak zou kunnen maken op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de bovenwettelijke uitkering op basis van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg, indien hij werkloos zou zijn, een loonsuppletie tot 100% van zijn bruto bezoldiging op het moment van ontslag.

  • 3. De werknemer, die in deeltijd werkzaam was en die via outplacement, elders een passende of geschikte betrekking met eenzelfde en een hoger aantal arbeidsuren aanvaardt tegen een in verhouding lager bruto maandsalaris, dan waarop hij in zijn oorspronkelijke functie recht had, ontvangt gedurende een periode, waarin hij aanspraak zou kunnen maken op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de bovenwettelijke uitkering op basis van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg, indien hij werkloos zou worden, een loonsuppletie tot 100% van zijn bruto bezoldiging op het moment van ontslag.

  • Toelichting:

    Omdat niet voor iedere werknemer een outplacement-procedure een adequate oplossing zal zijn - denk bijv. aan de oudere ambtenaar - wordt in het eerste lid van dit artikel gesproken over "voor zoveel als mogelijk". Daarnaast kan ook via het externe mobiliteitsbureau een passende oplossing worden gezocht.

Flankerend beleid

Artikel 15:1:10a:18

De reorganisatie kan tot gevolg hebben, dat niet iedereen op korte termijn geplaatst kan worden in een passende c.q. geschikte functie. Aan degenen, die niet in een functie als bedoeld in artikel 15:1:10a:10, tweede lid onder a, b en c geplaatst kunnen worden, wordt een aantal mogelijkheden geboden, die er toe kunnen bijdragen eventueel bestaande belemmeringen om zich op de externe arbeidsmarkt te richten zoveel mogelijk weg te nemen. Hiervoor is een aantal maatregelen denkbaar, zoals:

  • 1.

    Kwijtschelding studie- en verplaatsingskosten.

    Indien de plicht om bepaalde studie- en/of verplaatsingskostenvergoedingen terug te betalen een belemmering oplevert om weg te gaan, kan betrokkene van deze plicht worden ontheven.

  • 2.

    Het toekennen van een verplaatsingskostenvergoeding.

    Bij verhuizing naar elders in verband met het aanvaarden van een andere baan, kan een verplaatsingskostenvergoeding op basis van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg worden toegekend, voorzover de nieuwe werkgever daar niet in voorziet.

  • 3.

    Sollicitatieverlof.

    Om extern te solliciteren kan aan betrokkene voor zover dat noodzakelijk is, verlof met behoud van salaris worden toegekend.

  • 4.

    Interne sollicitant.

    Personeel, dat extern is geplaatst, zal op verzoek gedurende 3 jaar als interne sollicitant worden aangemerkt.

Bijzondere gevallen

Artikel 15:1:10a:19

In die gevallen waarin dit statuut niet voorziet beslist het college en kan het na overleg met de cie. voor het georganiseerd overleg regels vaststellen.

Aanvaarden andere werkzaamheden

Artikel 15:1:11

  • 1. De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door of namens het college wordt aangewezen, in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden andere werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht, mits deze werkzaamheden strekken ter uitvoering van de taak die de gemeente in die tijden heeft of zal krijgen, dan wel ertoe strekken een zo goed en ongestoord mogelijke uitvoering van die taak te verzekeren.

  • 2. De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door het college wordt aangewezen, taken te verrichten in het kader van de Wet veiligheidsregio's.

  • 3. In geval van een ramp of crisis als bedoeld in artikel 1 Wet veiligheidsregio's, is de ambtenaar die is aangewezen op grond van het tweede lid van dit artikel verplicht de taken in het kader van de Wet veiligheidsregio's te verrichten onder leiding en toezicht van het bevoegd gezag waar de ramp of crisis plaatsvindt.

  • 4. De ambtenaar, op grond van het eerste of tweede lid aangewezen, is te allen tijde verplicht lessen te volgen en deel te nemen aan oefeningen welke verband houden met zijn in dat lid aangeduide taak.

  • 5. De aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid geschiedt slechts, indien de persoonlijke omstandigheden van de ambtenaar zulks redelijkerwijs toelaten.

Regeling inzake vergoeding deelnemers bedrijfshulpverlening (vervallen)

Vergoeding van schade

Artikel 15:1:12

  • 1. De ambtenaar kan worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door de gemeente geleden schade, voor zover deze aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten.

  • 2. Het bedrag van de schadevergoeding en de wijze van inhouding daarvan op zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) worden niet vastgesteld dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich schriftelijk of mondeling te verantwoorden en ter zake van de wijze van inhouding zijn wensen kenbaar te maken.

Plichten rekenplichtige ambtenaar

Artikel 15:1:13

  • 1. De rekenplichtige ambtenaar wordt voor de verplichting tot aanzuivering van een tekort geheel of gedeeltelijk ontheven naarmate hij het beheer nauwgezet heeft gevoerd en de nodige voorzorgen heeft genomen voor de bewaring van gelden en geldswaardige papieren.

  • 2. Vloeit de verplichting tot aanzuivering van een tekort voort uit een aansprakelijkheid voor ondergeschikt personeel dan wordt bovendien in aanmerking genomen in hoeverre hij op de handelingen van dat personeel deugdelijk toezicht heeft gehouden.

  • 3. De rekenplichtige ambtenaar is van zijn verantwoordelijkheid ontheven gedurende de tijd dat hij door ziekte of wettige afwezigheid zijn beheer niet persoonlijk heeft gevoerd, indien gedurende die tijd zijn functie wordt waargenomen krachtens aanwijzing door of namens het college.

Klachten van derden

Artikel 15:1:14

Vervallen.

Beoordeling van de ambtenaar

Artikel 15:1:15

  • 1. Het college kan bepalen, dat met inachtneming van door hen te stellen regelen over de ambtenaar periodiek een beoordeling wordt uitgebracht omtrent de wijze waarop hij zijn functie vervult en omtrent zijn gedragingen tijdens de uitoefening daarvan.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt met de ambtenaar zijn gedrag besproken tijdens de uitoefening van zijn functie of de wijze waarop hij zijn functie vervult, voor zover deze aanleiding geven tot aanmerkingen, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan de wijze waarop het gedrag of de wijze waarop hij zijn functie vervult naar het oordeel van het college verbeterd kunnen worden.

Regeling functioneringsgesprekken en personeelsbeoordeling

Definities

Artikel 15:1:15:1

Voor de toepassing van de in artikel 15:1:15 bedoelde regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de (beoordeelde)ambtenaar: de ambtenaar op wie de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg van toepassing is;

  • b.

    organieke functie-beschrijving: de beschrijving van de organieke functie, als bedoeld in de Regeling organieke functiebeschrijving en -waardering;

  • c.

    directeur: de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur, die leiding geeft aan de afdeling waarvan de betrokken ambtenaar deel uitmaakt.

  • d.

    concept-beoordeling: een eerste visie van de direct leidinggevende omtrent het functioneren van de ambtenaar;

  • e.

    beoordelingsgesprek: het gesprek, waarin de concept-personeelsbeoordeling wordt besproken;

  • f.

    functie: het geheel van werkzaamheden, dat blijkens een organieke functie-beschrijving door de ambtenaar moet worden verricht;

  • g.

    beoordelingstijdvak: een tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste twee jaar waarover ten aanzien van de functie-vervulling een oordeel wordt gevormd;

  • h.

    de beoordelaar: degene, die is aangesteld als direct leidinggevende van de ambtenaar;

  • i.

    functie-vervulling: totaal van prestaties en gedragingen van de ambtenaar tijdens de uitoefening van zijn functie.

Functioneringsgesprek

Artikel 15:1:15:2

  • 1. Ten minste eenmaal per jaar wordt met iedere ambtenaar met betrekking tot de uitvoering van de hem opgedragen functie een functioneringsgesprek gevoerd.

  • 2. Een functioneringsgesprek is een regelmatig terugkerend gesprek op basis van gelijkwaardigheid tussen de direct leidinggevende en de ambtenaar met het doel het functioneren van de ambtenaar in de toekomst te optimaliseren.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een functioneringsgesprek te allen tijde plaatsvinden op verzoek van de direct leidinggevende of de ambtenaar.

  • 4. Na indiensttreding van de ambtenaar of na aanvaarding van een andere functie vindt het eerste functioneringsgesprek plaats binnen drie maanden. Het tweede gesprek vindt plaats binnen zes maanden na indiensttreding of aanvaarding van de andere functie.

Artikel 15:1:15:3

  • 1. Het functioneringsgesprek wordt gevoerd tussen de direct leidinggevende en de ambtenaar.

    Het functioneringsgesprek met een directeur in algemene dienst geschiedt door de gemeentesecretaris; het functioneringsgesprek met de gemeentesecretaris geschiedt door de voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en een wethouder.

  • 2. Het functioneringsgesprek geschiedt op basis van het door burgemeester en wethouders vastgestelde gespreksformulier.

  • 3. Het gespreksformulier wordt na invulling door de direct leidinggevende en de ambtenaar voor akkoord getekend.

  • 4. De ambtenaar ontvangt een afschrift van het getekende gespreksformulier.

  • 5. De direct leidinggevende stuurt het getekende gespreksformulier zo spoedig mogelijk na het functioneringsgesprek naar de afdeling Bedrijfsvoering.

  • 6. De afdeling Bedrijfsvoering gaat na of door de afdeling Bedrijfsvoering nog activiteiten moeten worden ondernomen en draagt er voorts zorg voor dat het gespreksformulier als archiefstuk wordt opgeborgen in het personeelsdossier van de ambtenaar .

Personeelsbeoordeling

Artikel 15:1:15:4

  • 1. De beoordeling van een ambtenaar betreft de wijze, waarop deze de aan hem opgedragen functie gedurende het beoordelingstijdvak heeft vervuld. Het beoordelingstijdvak moet aansluiten op het beoordelingstijdvak van de laatste personeelsbeoordeling.

  • 2. Zij geschiedt met inachtneming van het takenpakket en de functie-eisen als omschreven in vastgestelde organieke functie-beschrijving en met inachtneming van de beoordelingscriteria.

  • 3. Met de organieke functiebeschrijving en de beoordelingscriteria dient de medewerker vooraf bekend te zijn.

  • 4. De beoordeling omvat ook een oordeel over de toekomstmogelijkheden van de beoordeelde ambtenaar, voorzover deze op dat moment voorzienbaar zijn.

  • 5. Aan de beoordeling liggen mede ten grondslag de bevindingen van de laatstgehouden functioneringsgesprekken.

  • 6. Rechtspositionele besluiten kunnen slechts gebaseerd worden op een personeelsbeoordeling als de ingangsdatum van het rechtspositionele besluit binnen een jaar ligt van de einddatum van het beoordelingstijdvak van de personeelsbeoordeling.

Frequentie

Artikel 15:1:15:5

  • 1. De hoofdregel is, dat van iedere ambtenaar minimaal éénmaal per twee jaar een beoordeling wordt opgemaakt.De beoordeling moet uiterlijk binnen 3 maanden na het einde van het beoordelingstijdvak zijn vastgesteld.

  • 2. Indien er een rechtspositionele beslissing moet worden genomen voor wat betreft aanstelling in vaste dienst en/of bevordering van de aanloop- naar de functieschaal kan de ambtenaar eerder dan na 2 jaar doch minimaal na 1 jaar beoordeeld worden.

  • 3. Hetgeen in lid 2 is vermeld, geldt ook bij de rechtspositionele beslissing omtrent bevordering naar de uitloopschaal, met dien verstande dat er in dat geval op grond van de Richtlijnen bezoldigingsbeleid een wachttijd geldt. Een dergelijke beoordeling wordt mede opgemaakt, indien de ambtenaar daar om verzoekt.

Wie beoordeelt

Artikel 15:1:15:6

  • 1. De beoordeling geschiedt door de direct leidinggevende van de ambtenaar.

  • 2. De beoordeling van de directeur geschiedt door de gemeentesecretaris; de beoordeling van de gemeentesecretaris door de voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en een wethouder.

  • 3. De beoordeling geschiedt aan de hand van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier, waarin zijn opgenomen de beoordelingscriteria.

Procedure

Artikel 15:1:15:7

  • 1. De beoordelaar maakt aan de hand van het beoordelingsformulier na overleg met de personeelsadviseur een concept-beoordeling op, waarbij hij zonodig een of meer informanten raadpleegt. Als informant kan alleen diegene worden geraadpleegd, welke in een functionele werkrelatie met de beoordeelde ambtenaar staat.

  • 2. De concept-beoordeling wordt, nadat deze is getekend door de beoordelaar en de directeur, uitgereikt aan de beoordeelde ambtenaar.

  • 3. Indien de beoordelaar of de beoordeelde ambtenaar dit wenst vindt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na de uitreiking van de concept-beoordeling een beoordelingsgesprek plaats, waarbij de concept-beoordeling wordt besproken. De beoordeelde ambtenaar wordt tijdens dit gesprek in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze omtrent de concept-beoordeling kenbaar te maken. Het beoordelingsgesprek vindt in ieder geval plaats indien het eindoordeel van de concept-beoordeling de score D betreft.

    Bij dit beoordelingsgesprek zijn tevens aanwezig de naast hogere leidinggevende van de ambtenaar en de personeelsadviseur.

    Van het beoordelingsgesprek wordt door de personeelsadviseur een verslag gemaakt.

    Indien het beoordelingsgesprek daartoe aanleiding geeft stelt de beoordelaar de concept-beoordeling zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na het beoordelingsgesprek bij en wordt vervolgens aan de beoordeelde ambtenaar uitgereikt.

  • 4. De beoordeelde ambtenaar is verplicht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst het beoordelingsformulier voor gezien te tekenen, waaruit blijkt, dat hij van de inhoud heeft kennis genomen. Hij kan daarbij zijn zienswijze over de beoordeling op het formulier vermelden. Hij ontvangt het origineel van het ondertekende beoordelingsformulier.

    Indien er geen beoordelingsgesprek behoeft plaats te vinden geldt deze verplichting voor de beoordeelde ambtenaar direct na ontvangst van de concept-beoordeling.

Vaststelling

Artikel 15:1:15:8

  • 1. Het ingevulde beoordelingsformulier wordt vervolgens door de beoordelaar zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken voorgelegd aan de directeur van het organisatie-onderdeel, waar de ambtenaar werkzaam is.

  • 2. De directeur stelt de beoordeling namens burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het formulier vast.

    Hij kan namens burgemeester en wethouders de beoordeling wijzigen. Bij een voornemen tot wijziging van de beoordeling heeft eerst nader beraad plaats met de beoordelaar, zijn leidinggevende en de beoordeelde ambtenaar, waarna hij de beoordeling al of niet gewijzigd vaststelt.

  • 3. De vastgestelde beoordeling wordt aan de beoordeelde ambtenaar overhandigd dan wel toegestuurd.

  • 4. Het bepaalde in de leden 1 t/m 3 is niet van toepassing op beoordelingen van de gemeentesecretaris, de directeur en het afdelingshoofd. Het ingevulde beoordelingsformulier van de gemeentesecretaris wordt voorgelegd aan burgemeester en wethouders; het formulier van de directeur en het afdelingshoofd aan de algemeen directeur.

Archivering

Artikel 15:1:15:9

Een afschrift van het vastgestelde beoordelingsformulier wordt toegezonden aan de afdeling Bedrijfsvoering en vervolgens opgeborgen in het personeelsdossier van de ambtenaar.

Artikel 15:1:15:10

Voor de gevallen, waarin deze regeling niet voorziet of waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders afgeweken dient te worden van deze regeling, beslissen burgemeester en wethouders.

Dragen van uniform of dienstkleding

Artikel 15:1:16

  • 1. De ambtenaar is verplicht tijdens de vervulling van zijn functie de door het college voor die functie of voor bepaalde werkzaamheden voorgeschreven kleding of uniform en onderscheidingstekenen te dragen.

  • 2. Het deelnemen aan betogingen en optochten in het voorgeschreven uniform is de ambtenaar slechts toegestaan, indien daarvoor door of namens het college toestemming is gegeven.

  • 3. Het is de ambtenaar verboden om bij gekleed gaan in uniform insignes of andere onderscheidingstekens of in dienst uniformkledingstukken te dragen, een en ander voor zover die niet van gemeentewege zijn verstrekt of voorgeschreven of tot het dragen waarvan niet door het college vergunning is verleend. Dit verbod is niet van toepassing ten aanzien van ordetekenen tot het aannemen of dragen waarvan door het hoger bestuursorgaan verlof is verleend.

  • 4. Bij afzonderlijke regeling kunnen regelen worden gesteld betreffende de verstrekking, reiniging en herstelling van de in het eerste lid bedoelde kleding.

Standplaats

Artikel 15:1:17

  • 1. Indien het dienstbelang dit eist, kan de ambtenaar de verplichting worden opgelegd in of meer nabij zijn standplaats te gaan wonen.

  • 2. Onder standplaats dient te worden verstaan: de gemeente of het met name genoemde gedeelte van de gemeente, waar de ambtenaar gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht.

  • 3. Het college kan ter uitvoering van het in het eerste lid bepaalde nadere regels stellen.

Dienstwoning

Artikel 15:1:18

  • 1. De ambtenaar is verplicht, indien hem door het college een dienstwoning is aangewezen, deze te betrekken en zich ter zake van de bewoning en het gebruik te gedragen naar de voorschriften die daaromtrent zijn gesteld.

  • 2. Hij draagt de onderhoudskosten welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik gemeenlijk voor rekening van de huurder zijn, tenzij terzake een afwijkende regeling is vastgesteld.

Verbod betreden arbeidsterrein

Artikel 15:1:19

Aan de ambtenaar kan door of namens het college de toegang tot de kantoren, werkplaatsen of andere arbeidsterreinen, dan wel het verblijf aldaar worden ontzegd.

Infectieziekten

Artikel 15:1:20

  • 1. De ambtenaar die in contact staat of kort geleden gestaan heeft met een persoon, die een ziekte heeft, waarvoor ingevolge het krachtens de Wet publieke gezondheid bepaalde een nominatieve aangifteplicht geldt, mag zijn functie niet vervullen en heeft geen toegang tot de dienstgebouwen, -lokalen en -terreinen voor zolang de hoofdinspecteur of de inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid niet heeft verklaard, dat hij het gevaar voor overbrenging van een infectieziekte, of het gevaar dat hij verdacht moet worden te lijden aan zodanige ziekte, geweken acht.

  • 2. De ambtenaar die verkeert in de in het vorige lid omschreven situatie, is verplicht daarvan ten spoedigste kennis te geven aan het college. Hij is gehouden zich te gedragen naar de door of vanwege het college gegeven aanwijzingen, waaronder die met betrekking tot het ondergaan van een geneeskundig onderzoek.

  • 3. De ambtenaar geniet over de tijd, gedurende welke het hem overeenkomstig het bepaalde in dit artikel verboden is zijn functie te vervullen, zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

Artikel 15:1:21

Vervallen.

Reis- en verblijfkosten

Artikel 15:1:22

Vervallen.

Reisbesluit (vervallen)

Vergoeden van schade

Artikel 15:1:23

  • 1. Aan de ambtenaar wordt de schade aan hem toebehorende kleding en uitrusting, geen motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijnde, vergoed welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, voor zover die schade niet bestaat uit de normale slijtage dier goederen.

  • 2. Aan de ambtenaar wordt schade vergoed aan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen welke hij lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, tenzij;

    • a.

      die schade bestaat uit de normale slijtage of

    • b.

      er sprake is van aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid of

    • c.

      de ambtenaar in de regel 10.000 of meer kilometers per jaar rijdt ten behoeve van de dienst en per kilometer een vergoeding ontvangt gelijk aan of hoger dan het belastingvrije bedrag per kilometer.

Gebruik motorrijtuig

Artikel 15:1:24

Het is de ambtenaar slechts toegestaan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bij de vervulling van zijn functie te gebruiken, indien en voor zover hem daartoe door of namens het college toestemming is verleend. Aan deze toestemming kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden.

Artikel 15:1:25

Het college kan bepalen in welke niet elders voorziene gevallen schadeloosstelling en vergoeding van kosten zullen worden verleend.

Volgen van een opleiding

Artikel 15:1:26

De ambtenaar is, indien het college dit bepaalt, verplicht zich voor het volgen van een bijzondere vakopleiding beschikbaar te stellen of enig ander door het college nader aan te duiden onderwijs te volgen. De aan het volgen van het in dit artikel bedoelde onderwijs verbonden kosten komen ten laste van de gemeente.

Artikel 15:1:27

Aan de ambtenaar beneden de leeftijd van 18 jaar wordt, indien hij dit wenst en voor zolang de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten, gedurende ten hoogste één dag per week verlof met behoud van doorbetaling verleend voor het volgen van lessen aan inrichtingen voor voortgezet, herhalings- of vakonderwijs en vormingsinstituten voor leerplichtvrije jeugd.

Bijzondere prestaties

Artikel 15:1:28

Vervallen.

Artikel 15:1:29

Ter zake van niet-naleving van bepalingen welke redelijkerwijs niet kunnen worden geacht de ambtenaar bekend te zijn, worden hem geen voordelen onthouden of nadelen toegebracht.

Borstvoeding

Artikel 15:1:30

Aan de vrouwelijke ambtenaar, die een borstkind heeft, wordt gedurende ten hoogste 1 jaar na de geboorte van het kind de gelegenheid gegeven haar kind te zogen dan wel de borstvoeding te kolven.

Voorkomen benadeling lid Georganiseerd Overleg

Artikel 15:1:31

De gemeente draagt er zorg voor dat degene die als lid of als plaatsvervangend lid door een organisatie is aangewezen voor de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, dan wel activiteiten vervult waarvoor hij krachtens artikel 6:4:2 buitengewoon verlof kan genieten, niet uit hoofde van zijn lidmaatschap of activiteiten wordt benadeeld in zijn positie in de gemeentelijke organisatie.

Klokkenluiders

Artikel 15:2

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor het omgaan met vermoedens van misstanden.

  • 2. Ambtenaren en door het college aangewezen interne vertrouwenspersonen, die misstanden conform de vast te stellen regeling aan de orde stellen, mogen niet om die reden worden ontslagen of anderszins in hun positie binnen de gemeente benadeeld worden.

Regeling klokkenluiders

Artikel 15:2:1:1 t/m 15:2:1:8

Vervangen door Regeling Melding Vermoeden Misstand m.i.v. 1 juli 2011.

Regeling Melding Vermoeden Misstand

Artikel 15:2:1:9 t/m 26

Vervangen door Regeling Melding Vermoeden Misstand 2013 m.i.v. 1 januari 2014.

Regeling Melding Vermoeden Misstand 2013

Artikel 15:2:1:27 t/m 44

Vervangen door Regeling Melden Vermoeden Misstand 2016 m.i.v. 1 juli 2016.

Regeling Melden Vermoeden Misstand 2016 (interne klokkenluidersregeling gemeente Middelburg)

Artikel 15:2:1:45 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    werknemer: de persoon die werkt of heeft gewerkt voor de gemeente Middelburg, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet Huis voor klokkenluiders;

  • -

    werkgever: het college van burgemeester en wethouders, dagelijks bestuur of directie die handelen zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet Huis voor klokkenluiders;

  • -

    vermoeden van een misstand: het vermoeden van een werknemer dat binnen de organisatie waarin hij werkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover:

    • a.

      het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de werknemer bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de werknemer heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie, en

    • b.

      het maatschappelijk belang in het geding is bij:

      1º. de (dreigende) schending van een wettelijke voorschrift, waaronder een (dreigend) strafbaar feit,

      2º. een (dreigend) gevaar voor de volksgezondheid,

      3º. Een (dreigend) gevaar voor de veiligheid van personen,

      4º. Een (dreigend) gevaar voor de aantasting van het milieu,

      5º. Een (dreigend) gevaar voor het goed functioneren van de organisatie als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten;

  • -

    adviseur: een persoon die door zijn functie een geheimhoudingsplicht heeft en die door een werknemer in vertrouwen wordt geraadpleegd over een vermoeden van een misstand;

  • -

    vertrouwenspersoon: de persoon die is aangewezen om als vertrouwenspersoon voor de gemeente Middelburg te fungeren;

  • -

    afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders: de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de Wet Huis voor klokkenluiders;

  • -

    afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders: de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders, bedoeld in artikel 3a, derde lid, van de Wet Huis voor klokkenluiders;

  • -

    melding: de melding van een vermoeden van een misstand op grond van deze regeling;

  • -

    melder: de werknemer die een vermoeden van een misstand heeft gemeld op grond van deze regeling;

  • -

    onderzoekers: de persoon of personen aan wie de gemeentesecretaris het onderzoek naar de misstand opdraagt;

  • -

    externe instantie: de instantie die naar het redelijk oordeel van de melder het meest in aanmerking komt om de externe melding van het vermoeden van een misstand te onderzoeken.

Artikel 15:2:1:46 Informatie, advies en ondersteuning voor de werknemer

Een werknemer kan bij een vermoeden van een misstand:

  • a.

    een adviseur in vertrouwen raadplegen;

  • b.

    de vertrouwenspersoon als adviseur in vertrouwen raadplegen;

  • c.

    de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders in vertrouwen raadplegen.

Artikel 15:2:1:47 Interne melding

  • 1. Een werknemer met een vermoeden van een misstand binnen de organisatie van de werkgever kan daarvan een melding doen:

    • a.

      bij iedere leidinggevende die binnen de organisatie hiërarchisch een hogere positie bekleedt dan hij;

    • b.

      bij de vertrouwenspersoon.

  • 2. De leidinggevende of vertrouwenspersoon stuurt de melding, in overleg met de werknemer, door naar de gemeentesecretaris of naar het college als de werknemer een vermoeden heeft dat de gemeentesecretaris bij de vermoede misstand betrokken is.

  • 3. Een werknemer van een andere organisatie die door zijn werkzaamheden met de organisatie van de werkgever in aanraking is gekomen, en een vermoeden heeft van een misstand binnen de organisatie van de werkgever kan ook een interne melding doen.

  • 4. Als de werknemer een vermoeden heeft dat de gemeentesecretaris bij de vermoede misstand betrokken is, moet in deze regeling voor “gemeentesecretaris” “het college” worden gelezen.

  • 5. De melder kan direct een externe melding doen van een vermoeden van een misstand op grond van artikel 15:2:1:58 als het eerst doen van een interne melding in redelijkheid niet van hem kan worden gevraagd.

  • 6. Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 15:2:1:48 Bescherming van de melder tegen benadeling

  • 1. De werknemer die te goeder trouw en naar behoren een vermoeden van een misstand meldt, zal in verband daarmee geen nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie ondervinden tijdens en na de behandeling van deze melding bij de werkgever, een andere organisatie of een externe organisatie.

  • 2. Onder nadelige gevolgen word in ieder geval verstaan het nemen van een benadelende maatregel, zoals:

    • a.

      het verlenen van ontslag, anders dan op eigen verzoek;

    • b.

      het tussentijds beëindigen of het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

    • c.

      het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een aanstelling voor onbepaalde tijd;

    • d.

      het treffen van een disciplinaire maatregel;

    • e.

      de opgelegde benoeming in een andere functie;

    • f.

      het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

    • g.

      het onthouden van promotiekansen;

    • h.

      het afwijzen van een verlofaanvraag.

  • 3. De werkgever zorgt ervoor dat de melder ook niet op andere wijze bij zijn werk nadelige gevolgen ondervindt van de melding.

  • 4. Als de werkgever na het doen van een melding een benadelende maatregel neemt, motiveert de werkgever waarom hij deze maatregel nodig acht en dat deze maatregel geen verband houdt met het te goeder trouw en naar behoren melden van een vermoeden van een misstand.

  • 5. De werkgever spreekt werknemers die zich schuldig maken aan benadeling van de melder daarop aan en kan hen een waarschuwing of een disciplinaire maatregel opleggen.

Artikel 15:2:1:49 Het tegengaan van benadeling van de melder

  • 1. De vertrouwenspersoon bespreekt samen met de melder welke risico’s op benadeling aanwezig zijn, op welke wijze die risico’s kunnen worden verminderd en wat de werknemer kan doen als hij van mening is dat sprake is van benadeling.

  • 2. Als de melder vindt dat er daadwerkelijk sprake is van benadeling, kan hij dat bespreken met de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon en de melder bespreken welke maatregelen genomen kunnen worden om benadeling tegen te gaan. De vertrouwenspersoon maakt een verslag van deze bespreking en stuurt dit na goedkeuring door de melder naar de gemeentesecretaris.

  • 3. De gemeentesecretaris zorgt ervoor dat maatregelen die nodig zijn om benadeling tegen te gaan worden genomen.

Artikel 15:2:1:50 Bescherming van andere betrokkenen tegen benadeling

De werkgever zal:

  • a.

    de adviseur in dienst van de werkgever niet benadelen vanwege het fungeren als adviseur van de melder;

  • b.

    de vertrouwenspersoon niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken;

  • c.

    de onderzoekers die in dienst zijn van de werkgever niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken;

  • d.

    een werknemer die wordt gehoord door, documenten verstrekt aan of anderszins medewerking verleent aan de onderzoekers niet benadelen in verband met het te goeder trouw afleggen van een verklaring.

Artikel 15:2:1:51 Intern en extern onderzoek naar benadeling van de melder

  • 1. De melder die meent dat sprake is van benadeling in verband met het doen van een melding van een vermoeden van misstand, kan de gemeentesecretaris verzoeken om onderzoek te doen naar de wijze waarop er binnen de organisatie met hem wordt omgegaan.

  • 2. Ook de personen bedoeld in artikel 15:2:1:50 kunnen de gemeentesecretaris verzoeken om onderzoek te doen naar de wijze waarop er binnen de organisatie met hen wordt omgegaan.

  • 3. De melder kan ook de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop de werkgever zich jegens hem heeft gedragen in verband met het doen van een melding van een vermoeden van een misstand.

Artikel 15:2:1:52 Vertrouwelijke omgang met de melding en de identiteit van de melder

  • 1. De werkgever zorgt ervoor dat de informatie over de melding zodanig wordt bewaard dat deze fysiek en digitaal alleen toegankelijk is voor de personen die bij de behandeling van de melding betrokken zijn.

  • 2. De personen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn maken de identiteit van de melder niet bekend zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de melder en gaan vertrouwelijk om met de informatie over de melding.

  • 3. Als het vermoeden van een misstand is gemeld via de vertrouwenspersoon en de melder geen toestemming heeft gegeven zijn identiteit bekend te maken, wordt alle correspondentie over de melding verstuurd aan de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon stuurt dit onverwijld door aan de melder.

  • 4. De personen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn maken de identiteit van de adviseur niet bekend zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de melder en de adviseur.

Artikel 15:2:1:53 Vastlegging, doorsturen en ontvangstbevestiging van de interne melding

  • 1. De leidinggevende of de vertrouwenspersoon die de melding ontvangt, stuurt de melding met instemming van de melder door aan de gemeentesecretaris.

  • 2. Een mondelinge melding of mondelinge toelichting wordt schriftelijk vastgelegd en ter goedkeuring voorgelegd aan de melder.

  • 3. De gemeentesecretaris stuurt de melder onverwijld een ontvangstbevestiging van de melding.

  • 4. De ontvangstbevestiging bevat minimaal een zakelijke beschrijving van de melding, de datum waarop deze is ontvangen en een afschrift van de melding.

Artikel 15:2:1:54 Behandeling van de interne melding door de werkgever

  • 1. De gemeentesecretaris stelt onverwijld een onderzoek in naar het gemelde vermoeden van een misstand, tenzij:

    • a.

      het vermoeden niet gebaseerd is op redelijke gronden of

    • b.

      op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand.

  • 2. Als de gemeentesecretaris besluit geen onderzoek in te stellen, informeert hij de melder schriftelijk binnen twee weken na de interne melding. Daarbij wordt aangegeven waarom geen onderzoek wordt ingesteld.

  • 3. De gemeentesecretaris beoordeelt of een externe instantie van de interne melding van een vermoeden van een misstand op de hoogte moet worden gebracht. Indien de gemeentesecretaris een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

  • 4. De gemeentesecretaris draagt het onderzoek op aan onderzoekers die onafhankelijk en onpartijdig zijn.

  • 5. Als de gemeentesecretaris een externe instantie op de hoogte gesteld heeft van de interne melding, kan hij voor het onderzoek aansluiten bij het onderzoek dat deze externe instantie (mogelijk) laat verrichten.

  • 6. De gemeentesecretaris informeert de melder onverwijld en schriftelijk dat een onderzoek is ingesteld en door wie het onderzoek wordt uitgevoerd.

  • 7. De gemeentesecretaris informeert de personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

Artikel 15:2:1:55 De uitvoering van het interne onderzoek

  • 1. De onderzoekers stellen de melder in de gelegenheid te worden gehoord. De onderzoekers zorgen voor een verslag, en leggen dit verslag ter goedkeuring voor aan de melder. De melder ontvangt het vastgestelde verslag.

  • 2. De onderzoekers kunnen ook anderen horen. De onderzoekers zorgen voor een verslag, en leggen dit verslag ter goedkeuring en ondertekening voor aan de persoon die gehoord is. De persoon die gehoord is ontvangt het vastgestelde verslag.

  • 3. De onderzoekers kunnen binnen de organisatie van de werkgever alle documenten inzien en opvragen die zij voor het doen van het onderzoek redelijkerwijs nodig achten.

  • 4. Werknemers mogen de onderzoekers alle documenten verstrekken waarvan zij het redelijkerwijs nodig achten dat de onderzoekers daar in het kader van het onderzoek kennis van nemen.

  • 5. De onderzoekers stellen een concept onderzoeksrapport op en stellen de melder in de gelegenheid daar opmerkingen bij te maken, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan. De melder is tot geheimhouding van het conceptrapport verplicht.

  • 6. De onderzoekers stellen vervolgens het onderzoeksrapport vast. Zij sturen de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

Artikel 15:2:1:56 Standpunt van de werkgever

  • 1. De werkgever informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een misstand en tot welke stappen de melding heeft geleid.

  • 2. Als duidelijk is dat het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, dan informeert de werkgever de melder daar schriftelijk over. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Als de totale termijn daardoor meer dan twaalf weken is, wordt dit gemotiveerd.

  • 3. Na afronding van het onderzoek beoordeelt de werkgever of een externe instantie van de interne melding, van het onderzoeksrapport en/of van het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Indien de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

  • 4. De personen op wie de melding betrekking heeft, worden op dezelfde manier geïnformeerd als de melder, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

Artikel 15:2:1:57 Hoor en wederhoor ten aanzien van onderzoeksrapport en standpunt werkgever

  • 1. De werkgever stelt de melder in de gelegenheid op het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever te reageren.

  • 2. Als de melder in reactie op het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever onderbouwd aangeeft dat het vermoeden van een misstand niet daadwerkelijk of niet deugdelijk is onderzocht of dat in het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever sprake is van wezenlijke onjuistheden, reageert de werkgever hier op en stelt hij zo nodig een nieuw of aanvullend onderzoek in. Op dit nieuwe of aanvullende onderzoek gelden dezelfde regels als voor het eerste onderzoek.

  • 3. Als de werkgever een externe instantie op de hoogte brengt of heeft gebracht, stuurt hij ook de hiervoor bedoelde reactie van de melder op het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever aan die externe instantie toe. De melder ontvangt hiervan een kopie.

Artikel 15:2:1:58 Externe melding

  • 1. Een werknemer kan een vermoeden van een misstand extern melden bij de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders of een andere daartoe bevoegde instantie, indien hij:

    • a.

      het niet eens is met het standpunt van de werkgever of van oordeel is dat het vermoeden ten onrechte terzijde is gelegd;

    • b.

      niet tijdig een standpunt heeft ontvangen over zijn interne melding.

  • 2. De werknemer kan direct een externe melding doen van een vermoeden van een misstand als het eerst doen van een interne melding in redelijkheid niet van hem kan worden gevraagd. Dat is in ieder geval aan de orde indien dit uit enig wettig voorschrift voortvloeit of sprake is van:

    • a.

      acuut gevaar, waarbij een zwaarwegend en spoedeisend maatschappelijk belang onmiddellijke externe melding noodzakelijk maakt;

    • b.

      een vermoeden dat de werkgever bij de vermoede misstand betrokken is;

    • c.

      een situatie waarin de melder in redelijkheid kan vrezen voor tegenmaatregelen in verband met het doen van een interne melding;

    • d.

      een duidelijk aanwijsbare dreiging van verduistering of vernietiging van bewijsmateriaal;

    • e.

      een eerdere melding overeenkomstig de procedure van dezelfde misstand of onregelmatigheid, die de misstand niet heeft weggenomen;

    • f.

      een plicht tot directe externe melding.

  • 3. In paragraaf 4 van de Wet voor Huis voor klokkenluiders is de onderzoeksprocedure neergelegd voor het onderzoeken van een vermoeden van een misstand door de afdeling onderzoek.

Artikel 15:2:1:59 Rapportage en evaluatie

  • 1. De gemeentesecretaris stelt jaarlijks een rapportage op over de uitvoering van deze regeling. Deze rapportage bevat in ieder geval:

    • a.

      informatie over het aantal meldingen en een indicatie van de aard van de meldingen, de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van de werkgever;

    • b.

      algemene informatie over eventuele ervaringen met het tegengaan van benadeling van de melder;

    • c.

      informatie over het aantal verzoeken om onderzoek naar benadeling in verband met het doen van een melding van een vermoeden van een misstand en een indicatie van de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van de werkgever.

  • 2. De gemeentesecretaris stuurt de rapportage ter bespreking aan de ondernemingsraad.

Artikel 15:2:1:60 Intrekking regeling en inwerkingtreding regeling

  • 1. De regeling “Regeling Melding Vermoeden Misstand 2013” wordt ingetrokken.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op de dag na de op de voorgeschreven wijze van publicatie en werkt terug tot en met 1 juli 2016.

HOOFDSTUK 16. Disciplinaire straffen

Plichtsverzuim

Artikel 16:1:1

  • 1. De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, kan deswege disciplinair worden gestraft.

  • 2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Disciplinaire straffen

Artikel 16:1:2

  • 1. Naast de mogelijkheid genoemd in artikel 8:13, kunnen de volgende disciplinaire straffen worden toegepast:

    • a.

      schriftelijke berisping;

    • b.

      arbeid buiten de voor de functie van de ambtenaar vastgestelde werktijden zonder vergoeding of tegen een lagere dan de normale vergoeding voor ten hoogste zes uren met een maximum van drie uren per dag en met dien verstande dat deze arbeid niet kan worden opgelegd op zondag en op de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen;

    • c.

      vermindering van vakantie met ten hoogste 1/3 van het aantal uren waarop de ambtenaar voor het desbetreffende kalenderjaar aanspraak heeft;

    • d.

      geldboete tot ten hoogste 1% van het bedrag van het salaris per jaar;

    • e.

      niet-betaling van het salaris, doch ten hoogste tot een bedrag overeenkomende met het salaris over een halve maand;

    • f.

      stilstand van verhoging van salaris, met uitzondering van verhogingen als gevolg van algemene loonmaatregelen, een herwaardering van de functie daaronder begrepen, voor ten hoogste vier jaren;

    • g.

      vermindering van salaris met ten hoogste het bedrag van de laatste twee periodieke verhogingen, of, indien aan de door de ambtenaar beklede functie geen schaal is verbonden, vermindering van het salaris met ten hoogste 5%, een en ander voor de tijd van niet langer dan twee jaren;

    • h.

      plaatsing in een andere functie, al of niet in een ander onderdeel van de dienst, voor bepaalde of onbepaalde tijd en met of zonder vermindering van salaris en de toegekende salaristoelage(n);

    • i.

      schorsing voor een bepaalde tijd zonder of met gedeeltelijk genot van salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2. De straffen genoemd in het eerste lid, onder a t/m g, worden opgelegd door het college; de straffen genoemd onder h en i, alsmede de straf genoemd in artikel 8:13, worden opgelegd door het bestuursorgaan dat bevoegd is tot aanstelling in de laatstelijk door de ambtenaar vervulde betrekking.

  • 3. Bij het opleggen van een straf kan worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de betrokken ambtenaar zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.

Verantwoording

Artikel 16:1:3

  • 1. De verantwoording door de ambtenaar geschiedt, indien deze niet schriftelijk plaatsvindt, ten overstaan van het college of ten overstaan van een door het college aangewezen vertegenwoordiger. De verantwoording vindt niet eerder dan 6 maal 24 uur en niet later dan 12 maal 24 uur plaats. Op verzoek van de ambtenaar kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 2. Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan binnen 36 uur proces-verbaal opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend door hem te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft en door de ambtenaar. Weigert de ambtenaar de ondertekening, dan wordt daarvan in het proces-verbaal, zo mogelijk met vermelding van de redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt de ambtenaar uitgereikt.

  • 3. Indien de ambtenaar zulks verlangt, worden hij en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten of andere bescheiden welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben.

Artikel 16:1:4

De ambtenaar verstrekt het college een bewijs van ontvangst van het schriftelijk besluit tot strafoplegging.

Artikel 16:1:5

De straf, behalve die van schriftelijke berisping, wordt niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafoplegging onmiddellijke tenuitvoerlegging is bevolen.

HOOFDSTUK 17. Opleiding en ontwikkeling

Ontwikkeling en mobiliteit

Artikel 17:1

  • 1. De ambtenaar is op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor zijn duurzame inzetbaarheid en loopbaanperspectief, waardoor diens positie op de interne en externe arbeidsmarkt verbetert.

  • 2. In het belang van de organisatie en zichzelf ontwikkelt de ambtenaar zich door middel van scholing en het opdoen van werkervaring.

  • 3. De ambtenaar maakt actief gebruik van het gemeentelijk loopbaanbeleid.

Artikel 17:2

  • 1. Het college begeleidt en ondersteunt de ambtenaar bij het verbeteren en ontwikkelen van diens inzetbaarheid en mobiliteit.

  • 2. Het college voert een actief intern en extern mobiliteitsbeleid en onderhoudt loopbaanbeleid, gericht op mobiliteit en organisatieverandering.

  • 3. Het college wijst de ambtenaar op diens mogelijkheden binnen het gemeentelijk loopbaanbeleid.

Individueel loopbaanbudget

Artikel 17:3

Vervallen.

Persoonlijk ontwikkelingsplan

Artikel 17:4

  • 1. Naast de afspraken over het individueel loopbaanbudget leggen het college en de ambtenaar in een persoonlijk ontwikkelingsplan de afspraken vast over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden van de ambtenaar, alsmede een in dat kader door hem te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten.

  • 2. Het persoonlijk ontwikkelingsplan wordt ten minste één keer per drie jaar opgesteld en door het college vastgesteld.

  • 3. Een te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten passen in de doelstellingen, criteria en budgettaire voorwaarden van het gemeentelijk opleidingsbeleid, zoals neergelegd in het door het college vastgestelde opleidingsplan.

  • 4. De kosten die gemaakt worden in het kader van de in het persoonlijk ontwikkelingsplan opgenomen opleiding en activiteiten worden door het college vergoed.

  • 5. In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden afspraken vastgelegd met betrekking tot benodigd verlof en eventuele verdere medewerking van de zijde van de werkgever die de ambtenaar in staat moeten stellen de gemaakte afspraken uit te voeren.

  • 6. In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden afspraken vastgelegd met betrekking tot één of meer van de volgende onderwerpen:

    • -

      de keuze van opleidingsvorm of instituut, alsmede de redelijkerwijs te maken kosten;

    • -

      de periode gedurende welke een studie gevolgd zal worden;

    • -

      de minimaal te behalen resultaten en te maken voortgang;

    • -

      de omstandigheden onder welke een te volgen studie kan worden onderbroken of gestopt;

    • -

      de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de genoten vergoeding bij het voortijdig afbreken van een studie door de ambtenaar;

    • -

      de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de genoten vergoeding bij het verlaten van de gemeentelijke dienst binnen een te bepalen periode na afronding van de studie;

    • -

      eventuele andere onderwerpen die van belang zijn voor een goede uitvoering van de gemaakte afspraken.

Artikel 17:4:1:0

Voor medewerkers van de gemeente Middelburg geldt de navolgende studiefaciliteitenregeling.

Artikel 17:4:1:1

Deze regeling is van toepassing indien er aan de te volgen studie een examen is verbonden. De ambtenaar, die voor een tegemoetkoming in studiekosten en/of studieverlof in aanmerking wenst te komen, dient de aanvraag daartoe in met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 17:4:1:2

Het college kan aan een ambtenaar, al dan niet op diens verzoek, een of meer van de in de volgende artikelen omschreven studiefaciliteiten toekennen, indien:

  • a.

    met de studie een gemeentelijk belang wordt gediend;

  • b.

    de opleiding door het college als deugdelijk wordt beoordeeld;

  • c.

    in het jaarlijks door het college vast te stellen opleidingsplan aan de studie een prioriteit wordt toegekend, die binnen het beschikbare budget realiseerbaar is;

  • d.

    het volgen van de opleiding geen beletsel is voor een goede functievervulling.

Artikel 17:4:1:3

  • 1. De studiefaciliteiten worden verleend voor een door het college bij de verlening te bepalen termijn, die wordt afgeleid van de normaal te achten duur van de studie.

  • 2. Het college kan de in het vorige lid bedoelde termijn met een jaar verlengen, welke termijn in bijzondere gevallen nogmaals kan worden verlengd.

  • 3. De in de voorgaande leden bedoelde termijnen worden geacht in elk geval te zijn verstreken op de datum, waarop het dienstverband van de ambtenaar met de gemeente eindigt.

Artikel 17:4:1:4

  • 1. Indien het college op grond van door hen ingewonnen inlichtingen van oordeel is, dat de ambtenaar niet regelmatig of niet voldoende studeert, waardoor hij niet in staat kan worden geacht zijn studie binnen de termijn als bedoeld in artikel 17:4:1:3 te volbrengen, zijn zij bevoegd de verleende studiefaciliteiten, - al dan niet tijdelijk - in te trekken. Deze intrekking vindt echter niet plaats, indien de ambtenaar aannemelijk maakt, dat de onregelmatige of onvoldoende studie het gevolg is van feiten of omstandigheden, die niet aan hem zelf zijn te wijten.

  • 2. De ambtenaar is verplicht de inlichtingen te geven, die het college voor de toepassing van deze verordening nodig achten.

Artikel 17:4:1:5

De ambtenaar, aan wie studiefaciliteiten zijn toegekend, is verplicht:

  • a.

    voor het einde van de in artikel 17:4:1:3 bedoelde termijn aan het eerstvolgend voor zijn studie geldende examen deel te nemen, tenzij zulks op grond van persoonlijke omstandigheden niet kan worden verlangd;

  • b.

    de uitslag van het examen binnen een week nadat de uitslag te zijner kennis is gekomen schriftelijk aan het college mede te delen met gelijktijdige overlegging van de cijferlijst c.q. puntenlijst.

Studiekosten

Artikel 17:4:1:6

  • 1. De door een ambtenaar (ongeacht de arbeidsduur van zijn functie) naar het oordeel van het college redelijk gemaakte studiekosten, worden vergoed tot een percentage van:

    100, 75 en 50% voor:

    • -

      cursus-, les- of collegegelden, examen- en diplomagelden, alsmede studiemateriaal met uitzondering van schrijfbehoeften, verzendkosten, duurzame gebruiksartikelen en niet verplicht voorgeschreven, met de studie verband houdende boeken;

    • -

      noodzakelijke reis- en verblijfkosten, overeenkomstig de bepalingen van het reisbesluit.

  • 2. Het percentage genoemd in het eerste lid wordt door het college als volgt vastgesteld:

    • a.

      100%, indien sprake is van voornamelijk of grotendeels gemeentelijk belang, zijnde opleidingsinspanningen gericht op verbetering of optimalisatie van het functioneren binnen de huidige functie;noodzakelijk of wenselijk voor de huidige functie, conform opleidingseisen.

    • b.

      75%, indien sprake is van deels gemeentelijk belang en deels individueel belang van de ambtenaar, zijnde opleidingsinspanningen gericht op een naar redelijke verwachting mogelijk toekomstige functie bij de gemeente Middelburg.

    • c.

      50%, indien sprake is van gemeentelijk nut en een grotendeels individueel belang, zijnde opleidingsinspanningen voortvloeiend uit een persoonlijke ontwikkelingsvraag.

Artikel 17:4:1:7

  • 1. Vergoeding van studiekosten wordt eerst gegeven, nadat de ambtenaar schriftelijk heeft verklaard, dat hij de uit dien hoofde genoten bedragen zal terugbetalen, indien:

    • a.

      hij de hem ingevolge artikel 17:4:1:4 opgelegde verplichting niet nakomt;

    • b.

      hij de studie, waarvoor de vergoeding is verleend beëindigt voordat de in artikel 17:4:1:3 bedoelde termijn is verstreken zonder dat de studie tot het behalen van een diploma heeft geleid;

    • c.

      de vergoeding wordt gestaakt op grond van artikel 17:4:1:4;

    • d.

      hij op eigen verzoek of tengevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen voor het einde van de studie, waarvoor vergoeding is toegekend of binnen twee jaren na het behalen van het voor deze studie geldende diploma;

    • e.

      hij op eigen verzoek of tengevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen binnen twee jaren na het beëindigen van de studie zonder dat het door hem - na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 17:4:1:3 - afgelegde examen tot het behalen van een diploma heeft geleid.

  • 2. De terugbetalingsverplichting op grond van het gestelde in lid 1 onder b van dit artikel vervalt, indien voortzetting van de studie redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd.

    Geen terugbetaling op grond van het gestelde in lid 1, onder d en e behoeft te geschieden, indien de ambtenaar aansluitend aan zijn ontslag een betrekking aanvaardt, waaraan het ambtenaarschap in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet is verbonden.

    De verplichting tot terugbetaling blijft beperkt tot 1/24 gedeelte van de genoten bedragen voor iedere volle maand, die aan de in lid 1, onder d en e bedoelde termijn van twee jaren ontbreekt.

  • 3. Het college kan de ambtenaar op zijn verzoek, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk ontheffen van de op hem rustende verplichting tot terugbetaling.

Verlof

Artikel 17:4:1:8

Het college verleent voor het volgen van lessen, die in diensttijd worden gegeven, verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n). Dit geldt ook voor de ambtenaren als bedoeld in artikel 15:1:27.

Artikel 17:4:1:9

  • 1. Aan een ambtenaar die een opleiding volgt, waarvan de lessen voor minimaal 90 % buiten diensttijd worden gegeven, kan studieverlof worden verleend. Daarbij wordt rekening gehouden met het vergoedingspercentage van de opleiding en de studiebelasting per week.

  • 2. Het studieverlof als bedoeld in lid 1 bedraagt per studie of afgerond deel daarvan:

    • a.

      voor opleidingen met een vergoedingspercentage van 100% en 75% 3,6 uur per week mits de studiebelasting ten minste 9 uur per week, in eigen tijd, bedraagt;

    • b.

      voor opleidingen met een vergoedingspercentage van 50% 3,6 uur per 2 weken mits de studiebelasting ten minste 9 uur per week, in eigen tijd, bedraagt.

  • 3. Het studieverlof als bedoeld in lid 1 wordt door de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur die leiding geeft aan de afdeling waarvan de betrokken ambtenaar deel uitmaakt, als volgt verleend:

    • a.

      indien de lessen geheel buiten de diensttijd of een schriftelijke cursus worden/wordt gevolgd: op de door de ambtenaar gevraagde dag(en) voor zover naar het oordeel van de (algemeen) directeur het belang van de dienst dat toelaat.

    • b.

      indien voor het volgen van een studie aanspraak bestaat op studieverlof en de aanvang van de studie nog in diensttijd plaatsvindt, wordt het dagdeel, waarbinnen de aanvang van de studie valt, aangemerkt als studieverlof.

Artikel 17:4:1:10

  • 1. Ter voorbereiding op een studie of een afgerond deel daarvan afsluitend examen, kan aan de ambtenaar door de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur die leiding geeft aan de afdeling waarvan de betrokken ambtenaar deel uitmaakt, verlof worden verleend.

  • 2. Het voorbereidend examenverlof bedraagt:

    • a.

      voor opleidingen met een vergoedingspercentage van 100% en 75% 7,2 uur per examen met een maximum van 18 uur per kalenderjaar.

    • b.

      voor opleidingen met een vergoedingspercentage van 50% 3,6 uur per examen met een maximum van 9 uur per kalenderjaar.

  • 3. Onder examen wordt niet verstaan de vorm, waarbij van tijd tot tijd de behandelde stof wordt gerepeteerd door middel van proefwerken, zoals bijvoorbeeld voor de beoordeling van overgang naar een hogere klas. Het verlof wordt uitsluitend verleend voor die examens, die direct bepalend zijn voor het behalen van het diploma en waarbij de behaalde cijfers/punten op het examen voorkomen op de bij het diploma behorende punten- of cijferlijst. Dat kunnen ook zijn die tentamens, die bij een voldoende resultaat een vrijstelling voor het slotexamen opleveren.

Artikel 17:4:1:11

Wanneer een ambtenaar gezakt is voor een examen en naar aanleiding daarvan wenst deel te nemen aan een herexamen, dan heeft de ambtenaar over de periode tussen de twee examens nog 1 maal recht op voorbereidend examenverlof en een vergoeding van de examenkosten. Er bestaat over deze periode geen recht op studieverlof en/of vergoeding van leskosten/lesmateriaal.

Artikel 17:4:1:12

  • 1. De in deze regeling bedoelde vergoedingen worden uitsluitend op declaratie uitbetaald.

  • 2. Bij de declaratie dient de werknemer alle betalingsbewijzen te overleggen die redelijkerwijs kunnen worden verlangd. Zonder betalingsbewijzen worden geen vergoedingen verstrekt.

  • 3. De werknemer maakt voor de declaratie gebruik van het declaratieformulier studiekosten.

Artikel 17:4:1:13

Aan de toekenning van een tegemoetkoming in studiekosten en/of verlof kunnen geen rechten worden ontleend met betrekking tot benoeming in functies, waarvoor de studie opleidt. Het behalen van een diploma doet geen aanspraken ontstaan op een bevordering tot een hogere rang.

Artikel 17:4:1:14

Het college is bevoegd te beslissen, voor zover nodig in afwijking van het in de studiefaciliteitenregeling bepaalde, in gevallen, waarin de studiefaciliteitenregeling naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet.

Loopbaanadvies

Artikel 17:5

De ambtenaar heeft na elke periode van drie jaar recht op loopbaanadvies bij een door het college aangewezen interne of externe deskundige.

Artikel 17:6

In het persoonlijk ontwikkelingsplan van en het functioneringsgesprek met een ambtenaar van 50 jaar en ouder stelt het college zijn belasting en belastbaarheid aan de orde. Zonodig worden naar aanleiding hiervan afspraken gemaakt over aanpassingen in het individuele takenpakket.

Flankerend beleid

Artikel 17:7

Het college stelt vast welke mobiliteitsbevorderende voorzieningen beschikbaar kunnen worden gesteld aan ambtenaren die zich in een Van-werk-naar-werk-traject bevinden.

HOOFDSTUK 18. Verplaatsingskosten

-

Artikel 18:1:1:0

In afwijking van hoofdstuk 18 van de Uitwerkingsovereenkomst geldt voor medewerkers van de gemeente Middelburg de navolgdende verplaatsingskostenregeling.

Begripsomschrijvingen

Artikel 18:1:1:1

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    betrokkene: de ambtenaar of gewezen ambtenaar in de zin van de CAR;

  • b.

    berekeningsbasis: het twaalfvoud van het salaris per maand inclusief eventuele salaristoelage(n), dan wel hetgeen daarmede overeenkomt in geval dat artikel niet op hem van toepassing is - die betrokkene geniet op het berekeningstijdstip, vermeerderd met 8% en in voorkomende gevallen verhoogd met:

    1) genoten wachtgeld of uitkering krachtens hoofdstuk 10 of 11 of een genoten werkloosheidsuitkering krachtens de WW en eventueel hoofdstuk 10a;

    2) genoten herplaatsingtoelage krachtens hoofdstuk 12 van het pensioenreglement;

  • c.

    berekeningstijdstip:

    • 1e

      datum waarop de betrokkene verhuist;

    • 2e

      indien de betrokkene verhuist voor de datum dat de functie feitelijk wordt vervuld, de datum van ingang van de functievervulling;

    • 3e

      bij het overlijden of ontslag van de betrokkene, de datum waarop de laatste salarisbetaling heeft plaatsgevonden.

Aanspraken op tegemoetkoming in verhuiskosten

Artikel 18:1:1:2

  • 1. De betrokkene, die meer dan 25 kilometer woont van de plek waar hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht en die in verband met indiensttreding voor dan wel binnen twee jaar na indiensttreding is verhuisd en een woning heeft betrokken gelegen binnen de gemeente Middelburg wordt een tegemoetkoming in verhuiskosten verleend.

    Overgang zonder wezenlijke onderbreking naar een ander onderdeel van de gemeente wordt niet als ontslag op verzoek beschouwd.

  • 2. De betrokkene, die meer dan 25 kilometer woont van de plek waar hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht en die in verband met indiensttreding voor dan wel binnen twee jaar na indienstreding is verhuisd en een woning buiten de Gemeente Middelburg, doch op een afstand van minder dan 10 kilometer van de plek waar hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht heeft betrokken, wordt een tegemoetkoming in verhuiskosten verleend, indien het bevoegde gezag vooraf heeft vastgesteld dat met de verhuizing aan de wens om naar de nabijheid van de gemeente te verhuizen wordt voldaan.

  • 3. De betrokkene als bedoeld in lid 1 en 2, die in verband met een indiensttreding is verhuisd en aan wie binnen twee jaar na de verhuizing ontslag op verzoek wordt verleend of die ten gevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden binnen twee jaren na de verhuizing wordt ontslagen, dient de hem toegekende tegemoetkoming in verhuiskosten terug te betalen.

  • 4. De tegemoetkoming in verhuiskosten wordt slechts verleend, indien betrokkene schriftelijk heeft verklaard dat een verplichting tot terugbetalen als bedoeld in het vorige lid hem bekend is.

Artikel 18:1:1:2a

  • 1. De periode van twee jaar als bedoeld in artikel 18:1:1:2 lid 1 en 2 gaat voor een medewerker met een tijdelijk contract anders dan bij wijze van proef in indien de betrokkene na beëindiging van het tijdelijke contract in een structurele functie wordt benoemd.

  • 2. Indien de medewerker met een tijdelijk contract voor een project met een eenmalig en uniek karakter gedurende dit contract gaat verhuizen en voldoet aan de voorwaarden van artikel 18:1:1:2 lid 1 en 2 zal het college beslissen of betrokkene in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten.

De hoogte van de tegemoetkoming

Artikel 18:1:1:3

  • 1. De tegemoetkoming in verhuiskosten kan slechts bestaan uit:

    • a.

      een bedrag voor de kosten van het overbrengen van de goederen van de betrokkene en zijn gezinsleden van de oude woning naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het demonteren en monteren van meubelstukken.

      Deze kosten worden alleen vergoed als de betrokkene minimaal 3 offertes heeft opgevraagd en de opdracht is verstrekt aan de goedkoopste partij.

    • b.

      een bedrag voor dubbele woonkosten, gelijk aan de noodzakelijk te maken kosten terzake van de oude woning, met dien verstande dat de tegemoetkoming maximaal € 312,49 per maand bedraagt en over een termijn van maximaal vier maanden wordt verleend;

    • c.

      een bedrag voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten.

  • 2. Indien de betrokkene op de dag van de verhuizing een eigen huishouding voert, wordt het bedrag bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voor zover bij of krachtens dit artikel niet anders is bepaald, gesteld op een tegemoetkoming van 12% van de berekeningsbasis, met dien verstande dat het bedrag niet minder dan 12 procent van het jaarbedrag van het maximum van salarisschaal 6 van bijlage 2A van de Bezoldigingsregeling bedraagt en dat het bedrag de € 7.750,-- niet mag overschrijden.

  • 3. Indien het betreft een verhuizing van een gezin, waarin de echtgenoten, geregistreerde partners beiden betrokkene zijn in de zin van dit hoofdstuk en zijn verplaatst, wordt de tegemoetkoming berekend over de gezamenlijke berekeningsbasis.

  • 4. Indien de betrokkene geen eigen huishouding voert, wordt geen tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid, onder c, verleend. Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan voor deze kosten niettemin een tegemoetkoming worden verleend van 4% van de berekeningsbasis.

De tegemoetkoming in reiskosten

Artikel 18:1:1:4

De betrokkene die buiten de gemeente Middelburg is gevestigd heeft vanaf de datum van indiensttreding aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan tien kilometer bedraagt.

Artikel 18:1:1:5

  • 1. Voor wat betreft de tegemoetkoming in reiskosten als bedoeld in artikel 18:1:1:4 kan de betrokkene kiezen tussen vergoeding van de kosten van openbaar vervoer dan wel vergoeding van de afgelegde kilometers.

  • 2. Wanneer de betrokkene kiest voor vergoeding van de kosten van openbaar vervoer zullen deze kosten worden vergoed tot het tarief van de 2e klasse.

  • 3. Wanneer de betrokkene kiest voor vergoeding van de afgelegde kilometers zal € 0,19 per kilometer worden vergoed. Daarnaast ontvangt de betrokkene vergoeding van de tol- en veergelden.

  • 4. Wanneer de fiscale wetgeving daartoe aanleiding geeft, zal de vergoeding als bedoeld in het tweede en het derde lid worden aangepast.

De tegemoetkoming in hotelkosten

Artikel 18:1:1:6

  • 1. Een betrokkene die naar het oordeel van het bevoegde gezag niet dagelijks heen en weer kan reizen, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de hotelkosten voor verblijf in een hotel.

  • 2. Indien een betrokkene naar het oordeel van het bestuursorgaan niet alles, wat redelijkerwijs van hem mag worden verwacht, heeft gedaan om zo spoedig mogelijk te verhuizen, komt hij niet langer in aanmerking voor een tegemoetkoming in de hotelkosten.

  • 3. De tegemoetkoming in hotelkosten bedraagt 90% van de betaalde hotelkosten.

  • 4. De betrokkene die in een hotel verblijft, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het reizen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling en vice versa. De hoogte van deze tegemoetkoming is gelijk aan hetgeen is bepaald in artikel 18:1:1:5.

Artikel 18:1:1:7

  • 1. De tegemoetkoming in de reis- en hotelkosten wordt voor uiterlijk een jaar verleend. De termijn kan eenmaal worden verlengd voor een periode van maximaal een jaar.

  • 2. De betrokkene die een tijdelijk contract voor de duur van langer dan 2 jaar heeft, heeft gedurende de gehele duur van dit contract aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, indien de betrokkene buiten de gemeente Middelburg is gevestigd en de te reizen afstand meer dan tien kilometer bedraagt.

Overige bepalingen

Artikel 18:1:1:8

  • 1. De aanvraag voor een tegemoetkoming in verhuiskosten dient voor de datum van de verhuizing bij het college te zijn ingediend.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na de verhuizing doch in ieder geval binnen zes maanden daarna doet de betrokkene bij het bestuursorgaan gezag opgave van de kosten als bedoeld in artikel 18:1:1:3, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 18:1:1:9

Het college kan voor zover nodig in afwijking van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels beslissen in individuele gevallen, waarin deze regelen naar het oordeel van het college niet of niet naar redelijkheid voorzien.

HOOFDSTUK 19. Rechtspositie vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 19:1 Werkingssfeer

Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die door het college aangesteld is als vrijwilliger bij de gemeentelijke brandweer.

Toelichting

Vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer zijn ambtenaren. Daarom moet het college op grond van artikel 125 van de Ambtenarenwet een rechtspositieregeling voor hen vaststellen. De rechtspositie van de vrijwilligers bij de brandweer wordt in dit hoofdstuk geregeld. De overige hoofdstukken van de CAR-UWO zijn niet van toepassing.

Artikel 19:2 Begripsbepaling

Hoofdwerkgever: de werkgever waarbij de vrijwilliger in loondienst is.

Artikel 19:3 Overleg met vakorganisaties

Het overleg over de aangelegenheden die van algemeen belang zijn voor de rechtstoestand van de vrijwilligers vindt plaats in de op grond van artikel 12:1, tweede lid, van de CAR ingestelde commissie voor georganiseerd overleg. Dit geldt ook voor de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid gevoerd zal worden.

Toelichting

In artikel 125 van de Ambtenarenwet wordt bepaald dat het bevoegd gezag van een gemeente voorschriften vaststelt over de wijze waarop met de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel overleg wordt gepleegd. Dit artikel is een uitwerking van die bepaling.

Artikel 19:4

  • 1. De vrijwilliger ontvangt op zijn verzoek kosteloos een exemplaar van dit hoofdstuk, van de wijzigingen daarvan en van alle andere schriftelijke regels die hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden heeft na te leven.

  • 2. De vrijwilliger die regels heeft na te leven die niet schriftelijk zijn vastgesteld wordt hierover naar behoren geïnformeerd.

Artikel 19:5

Een exemplaar van dit hoofdstuk, van de wijzigingen daarvan en van alle regels die ter uitvoering van artikel 125 van de Ambtenarenwet voor de vrijwilliger worden getroffen met inbegrip van de wijzigingen daarop, worden kosteloos ter beschikking gesteld aan:

- de vakorganisaties die deelnemen aan het georganiseerd overleg bedoeld in artikel 19:3, eerste lid;

- ieder ander die daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komt.

Paragraaf 2 Aanstelling en bevordering

Artikel 19:6 Aanstelling in vaste of tijdelijke dienst

  • 1. Het college kan de vrijwilliger aanstellen in vaste dienst, of in tijdelijke dienst voor een bepaalde periode.

  • 2. Een aanstelling in tijdelijke dienst wordt alleen verleend bij wijze van proef.

  • 3. Een aanstelling in tijdelijke dienst wordt voor een periode van maximaal twee jaar verleend. In bijzondere gevallen kan de tijdelijke aanstelling verlengd worden met een periode van ten hoogste een jaar.

  • 4. Het college verleent de vrijwilliger een vaste aanstelling zodra de maximale termijn voor een tijdelijke aanstelling verstreken is, tenzij de proef niet geslaagd is.

  • Toelichting

    Een vrijwilliger kan in vaste of in tijdelijke dienst aangesteld worden. Een tijdelijke aanstelling kan alleen bij wijze van proef, dus om te beoordelen of de vrijwilliger goed functioneert en geschikt is voor de brandweerdienst. Een aanstelling op proef ligt vooral voor de hand als de vrijwilliger nog in opleiding is. De tijdelijke aanstelling wordt altijd aangegaan voor een van te voren omschreven periode. Deze periode wordt vermeld in de aanstelling.

    Een eerste tijdelijke aanstelling kan verleend worden voor ten hoogste twee jaren. Uitgangspunt is dat in die periode bekeken wordt of de vrijwilliger in aanmerking kan komen voor een vaste aanstelling, is dat niet het geval dan eindigt het dienstverband. Na afloop van de eerste tijdelijke aanstelling kan er ook nog onduidelijkheid zijn over het functioneren van de vrijwilliger; bijvoorbeeld omdat de vrijwilliger lange tijd ziek is geweest. Daarom is het mogelijk om in bijzondere situaties een tweede tijdelijke aanstelling te verlenen. De maximale termijn voor een tijdelijke proefaanstelling is drie jaar en er kunnen maximaal twee tijdelijke aanstellingen verleend worden.

Artikel 19:7 Voorwaarden voor aanstelling

  • 1. Voor aanstelling als vrijwilliger kunnen alleen die personen in aanmerking komen die voldoen aan de eisen die het Besluit personeel veiligheidsregio’s daarvoor stelt.

  • 2. Degene die in aanmerking wil komen voor aanstelling als vrijwilliger voldoet bovendien aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      hij beschikt over de voor de brandweerdienst vereiste karaktereigenschappen;

    • b.

      hij is door de aard en de plaats van zijn dagelijkse werkzaamheden en de ligging van zijn woning, in staat om zijn taak bij de gemeentelijke brandweerdienst naar behoren te vervullen;

    • c.

      hij is ten minste 18 jaar.

Artikel 19:7a

Vervallen.

Artikel 19:8 Bericht van aanstelling

  • 1. De vrijwilliger ontvangt voor indiensttreding kosteloos een bericht van aanstelling. Hierin wordt vermeld:

    • a.

      de naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum van de vrijwilliger;

    • b.

      de duur van de aanstelling; bij een tijdelijke aanstelling wordt de periode waarvoor de aanstelling is aangegaan zo nauwkeurig mogelijk omschreven;

    • c.

      de ingangsdatum van de aanstelling;

    • d.

      de functie waarin de vrijwilliger is aangesteld en de vergoeding die aan hem wordt toegekend.

  • 2. Het college deelt wijzigingen in de punten b tot en met d zo spoedig mogelijk, kosteloos, mee aan de vrijwilliger.

Artikel 19:9 Bevordering

Het college kan een vrijwilliger alleen tot een hogere functie bevorderen wanneer hij voldoet aan de eisen die het Besluit personeel veiligheidsregio’s daarvoor stelt. In het besluit tot bevordering worden ten minste de nieuwe functie en de daaraan verbonden vergoeding vermeld.

Artikel 19:10 Medische keuring

Vervallen.

Paragraaf 3 Relatie hoofdwerkgever

Artikel 19:11 Informatie over hoofdwerkgever

  • 1. De vrijwilliger die in loondienst is verstrekt het college bij indiensttreding de contactgegevens van zijn hoofdwerkgever en informeert het college over zijn werktijden aldaar. De vrijwilliger informeert het college zo spoedig mogelijk over wijzigingen.

  • 2. De vrijwilliger die werkzaam is als zelfstandig ondernemer informeert het college bij zijn indiensttreding hierover en verstrekt gegevens over de aard van zijn werkzaamheden en het tijdsbeslag daarvan. De vrijwilliger informeert het college zo spoedig mogelijk over wijzigingen.

Artikel 19:12 Informatie aan hoofdwerkgever

De vrijwilliger bericht zijn hoofdwerkgever zo spoedig mogelijk na indiensttreding dat:

  • a.

    hij aangesteld is als vrijwilliger bij de brandweer;

  • b.

    hij tijdens werktijd ingezet kan worden voor brandweerwerkzaamheden;

  • c.

    de Arbeidstijdenwet van toepassing is op zijn werkzaamheden voor de brandweer en dat bij de vaststelling van zijn werktijden hier rekening mee gehouden moet worden;

  • d.

    de gemeente hem een vergoeding verstrekt voor brandweeractiviteiten tijdens werktijd;

  • e.

    ingeval van ziekte als gevolg van een dienstongeval bij de brandweer, de hoofdwerkgever recht heeft op een vergoeding.

Toelichting

De meeste vrijwilligers hebben een baan in loondienst. Om als vrijwilliger goed inzetbaar te zijn is het van belang dat de hoofdwerkgever medewerking hieraan verleent. Het kan immers voorkomen dat een vrijwilliger onder werktijd werkzaamheden voor de brandweer moet verrichten. Ook dienen zowel de gemeente als de hoofdwerkgever bij het vaststellen van de werktijden rekening te houden met de Arbeidstijdenwet; de werkzaamheden voor de brandweer worden namelijk meegeteld als arbeidstijd in het kader van de Arbeidstijdenwet.

De vrijwilliger moet de gemeente informatie geven over zijn hoofdwerkgever die er, onder meer, toe strekt dat de gemeente in contact kan komen met de hoofdwerkgever. De vrijwilliger heeft daarnaast de plicht om zijn hoofd-werkgever te informeren over een aantal praktische zaken die bij het vrijwilligerschap horen.

Paragraaf 4 Vergoedingen

Artikel 19:13 Vergoeding

  • 1. De vrijwilliger ontvangt zolang de aanstelling duurt een vergoeding overeenkomstig de regels van dit hoofdstuk en bijlage IIb van de CAR-UWO.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, ontvangt de medewerker die vanaf 31 december 1979 onafgebroken ambtenaar en als vrijwilliger werkzaam is, zolang de aanstelling duurt een vergoeding overeenkomstig de regels van dit hoofdstuk en bijlage Iic van de CAR-UWO.

Artikel 19:14 Jaarvergoeding

  • 1. De vrijwilliger ontvangt elk kalenderjaar een jaarvergoeding.

  • 2. De jaarvergoeding wordt vastgesteld op het bedrag dat in de bijlage, genoemd in artikel 19:13 is vermeld achter de functiecategorie, behorende bij de functie waarin de vrijwilliger is aangesteld, in de tweede kolom.

  • 3. In de jaarvergoeding is een netto-bedrag opgenomen van € 136, ter vergoeding van onkosten die worden gemaakt in verband met de beroepsuitoefening.

  • 4. In de jaarvergoeding voor de officieren is tevens een netto-onkostenvergoeding opgenomen van € 2 per in het kader van de beroepsuitoefening verrichte activiteit niet zijnde brandbestrijding of andere hulpverlening.

Artikel 19:15 Vergoeding voor oefeningen, cursussen en overige werkzaamheden

  • 1. De vrijwilliger die deelneemt aan een oefening, een cursus volgt met toestemming van het college, of in opdracht van het college overige werkzaamheden verricht heeft recht op een vergoeding.

  • 2. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het uurbedrag dat in de bijlage, genoemd in artikel 19:13 staat vermeld achter de functie waarin de vrijwilliger is aangesteld, in de derde kolom. Wanneer de vergoeding op nul is gesteld heeft de vrijwilliger voor die activiteit geen recht op vergoeding.

  • 3. In de uurvergoeding genoemd in het tweede lid is een netto-onkostenvergoeding opgenomen van € 2 per activiteit voor vrijwilligers niet zijnde officieren.

  • Toelichting

    In deze paragraaf worden de vergoedingen geregeld. De vergoeding valt uiteen in een jaarvergoeding en een aantal vergoedingen per activiteit. De hoogte van de vergoeding verschilt per rang en per activiteit; zie hiervoor de bijlage.

    Een deel van de vergoeding wordt door de fiscus aangemerkt als onkostenvergoeding. Omdat de mogelijkheid om een deel van de vergoeding onbelast te verstrekken gebaseerd is op fiscale wetgeving is dit niet in de artikelen nogmaals geregeld.

    De systematiek is als volgt. In de jaarvergoeding is een bedrag begrepen ter vergoeding van onkosten die worden gemaakt in verband met de beroepsuitoefening. Deze vergoeding bedraagt voor alle vrijwilligers € 136,- per jaar. In de jaarvergoeding voor officieren is een onkostenvergoeding begrepen van € 2,- per activiteit die in het kader van de beroepsuitoefening is verricht, niet zijnde daadwerkelijke brandbestrijding en hulpverlening.

    Voor de vrijwilligers beneden de rang van adjunct-hoofdbrandmeester (niet zijnde de brandmeester, tevens ondercommandant) werkt het iets anders. Voor elke betaalde activiteit is in de vergoeding daarvoor een onkostenvergoeding begrepen van € 2,-.

    De onkostenvergoeding is bedoeld voor de vergoeding van de reiskosten van de vrijwilligers.

Artikel 19:16 Vergoeding voor daadwerkelijke brandbestrijding en hulpverlening

  • 1. De vrijwilliger die zich, na hiertoe opgeroepen te zijn, bezighoudt met daadwerkelijke brandbestrijding en hulpverlening ontvangt hiervoor een vergoeding.

  • 2. De vergoeding wordt vaststgesteld aan de hand van het uurbedrag dat in de bijlage, genoemd in artikel 19:13 staat vermeld achter de functiecategorie, behorende bij de functie van de vrijwilliger, in de vierde kolom.

  • 3. In de uurvergoeding genoemd in het tweede lid is een netto-onkostenvergoeding opgenomen van € 2 per activiteit voor vrijwilligers niet zijnde officieren.

  • Toelichting

    De onkostenvergoeding is bedoeld voor de vergoeding van de reiskosten van de vrijwilligers.

Artikel 19:17 Vergoeding voor langdurige aanwezigheid

  • 1. De vrijwilliger die, in opdracht van het college, vijf uur of langer ingezet wordt voor oefeningen, cursussen of overige brandweerwerkzaamheden, ontvangt een vergoeding voor langdurige aanwezigheid. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het uurbedrag dat in de bijlage, genoemd in artikel 19:13 staat vermeld achter de functiecategorie, behorende bij de functie waarin de vrijwilliger is aangesteld, in de vijfde kolom.

  • 2. Wanneer de vergoeding op nul is gesteld heeft de vrijwilliger geen recht op een vergoeding voor langdurige aanwezigheid.

  • 3. De vergoeding voor langdurige aanwezigheid wordt alleen verstrekt over die uren waarin de vrijwilliger daadwerkelijk geoefend heeft, een cursus gevolgd heeft of overige brandweerwerkzaamheden verricht heeft.

  • Toelichting

    De vergoeding voor langdurige aanwezigheid is bedoeld voor activiteiten die een groot tijdsbeslag leggen op de agenda van de vrijwilliger of waarvoor de vrijwilliger verlof moet opnemen in zijn hoofdbetrekking. Als voorbeeld kan dienen het deelnemen aan oefeningen in het buitenland; dit neemt vaak meerdere dagen in beslag. Als de vrijwilliger recht heeft op de langdurigheidstoeslag komt deze in de plaats van de vergoeding uit kolom twee, de vergoeding voor oefeningen, cursussen en overige werkzaamheden.

    De vrijwilliger ontvangt een vergoeding voor langdurige aanwezigheid wanneer hij vijf uur of langer ingezet wordt. De vergoeding geldt voor alle uren van de inzet; duurt de inzet bijvoorbeeld zes uur dan ontvangt de vrijwilliger over alle zes uren de vergoeding voor langdurige aanwezigheid. De vergoeding wordt alleen verstrekt over die uren waarin daadwerkelijk geoefend wordt of een cursus gevolgd wordt; de reistijd bijvoorbeeld telt dus niet mee voor de berekening van de vijf uren en over deze tijd wordt ook geen vergoeding verstrekt. De vergoeding voor langdurige aanwezigheid is evenmin bedoeld als vergoeding voor kazerneringsdiensten. Wanneer een gemeente werkt met kazerneringsdiensten voor vrijwilligers dan moet hiervoor op grond van artikel 19:19 lokaal een vergoedingsregeling vastgesteld worden.

Artikel 19:18 Consignatievergoeding

De vrijwilliger die zich ter beschikking moet houden om opgeroepen te worden voor werkzaamheden ontvangt een consignatievergoeding. Deze vergoeding bedraagt:

  • a.

    per uur 16% van het bedrag genoemd in kolom drie van de bijlagen, genoemd in artikel 19:13 op zondagen, nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd en iedere andere dag die daarnaast door het college wordt aangewezen als feestdag;

  • b.

    per uur 10% van het bedrag genoemd in kolom drie van de bijlagen, genoemd in artikel 19:13 voor alle overige dagen.

Toelichting

Deze vergoeding wordt alleen verstrekt wanneer een vrijwilliger zich buiten de kazerne ter beschikking moet houden om opgeroepen te worden.

Artikel 19:19 Kazerneringsdienst

Het college kan bij lokale regeling regels stellen over de vergoeding van kazerneringsdiensten.

Toelichting

LOGA-partijen hebben in het onderhandelingsakkoord over de vrijwilligers bij de brandweer, d.d. 15 mei 2009, afgesproken dat onderzoek verricht zal worden naar de in het land gebruikte bedrijfsvoeringsmodellen voor de inzet van brandweervrijwilligers. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek treden LOGA-partijen opnieuw met elkaar in overleg over de rechtspositie van de vrijwilliger. De mogelijkheid om lokaal een regeling te treffen over vergoeding van kazerneringsdiensten is daardoor van tijdelijke aard.

Artikel 19:20 Vergoeding tijdens en in verband met zwangerschap

  • 1. De vrijwilliger bedoeld in artikel 19:29 heeft gedurende de periode dat zij niet ingezet wordt in de repressieve brandweerdienst, of niet deelneemt aan oefeningen recht op doorbetaling van de vergoedingen bedoeld in artikel 19:15 tot en met 19:18.

  • 2. De hoogte van deze vergoeding wordt berekend op basis van het bedrag dat de vrijwilliger gemiddeld over het kwartaal voorafgaand aan de eerste dag van het verlof ontvangen heeft. Indien het arbeidspatroon in deze periode sterk afwijkt van het gebruikelijke, past het college deze berekening toe op een kalenderkwartaal waarin wel sprake was van een gebruikelijk arbeidspatroon.

Artikel 19:21 Opleidingskosten

Het college vergoedt de kosten van het volgen van een opleiding of een cursus, deelname aan examens en het bijwonen van bijeenkomsten, voor zover deze in opdracht van of met toestemming van het college zijn gemaakt.

Artikel 19:22 Gratificatie

Bij lokale regeling kan het college regels vaststellen voor het toekennen van een gratificatie.

Toelichting

Het toekennen van een gratificatie is alleen mogelijk als hiertoe lokaal een regeling is opgesteld. Deze regeling moet specifiek betrekking hebben op vrijwilligers bij de brandweer. De lokale regeling over gratificaties en andere vormen van flexibele beloning is niet van toepassing op de vrijwilligers.

Artikel 19:23 Fiscaal aantrekkelijke regelingen

De vrijwilliger kan gebruik maken van de lokale regeling met fiscaal gunstige personeelsvoorzieningen.

Toelichting

Artikel 4a:3 van de CAR-UWO maakt het mogelijk om een lokale regeling te treffen met fiscaal gunstige personeelsvoorzieningen. Als een gemeente een dergelijke regeling heeft dan mag de vrijwilliger hier ook gebruik van maken. Of de vrijwilliger ook daadwerkelijk fiscaal voordeel geniet hangt van individuele factoren en of de vrijwilliger voldoet aan de eisen die de fiscus stelt aan gebruikmaking van de regeling. Het openstellen van deze regelingen voor vrijwilligers betekent dus niet automatisch dat de vrijwilliger hier ook gebruik van kan maken.

De voorwaarden die in de lokale regeling gesteld zijn ten aanzien van deelname zijn van overeenkomstige toepassing op de vrijwilliger. Biedt de lokale regeling ook andere aanspraken dan alleen de mogelijkheid van gebruikmaking van fiscaal gunstige voorzieningen, dan zijn deze andere aanspraken niet van toepassing op de vrijwilliger. Dit artikel voorziet enkel in de mogelijkheid om de vrijwilliger de mogelijkheid te geven om binnen de fiscale randvoorwaarden gebruik te maken van fiscaal gunstige regelingen.

Artikel 19:24 Salarismutaties

De algemene salarismutaties voor de sector gemeenten zoals die in het LOGA worden overeengekomen, zijn wat betreft het percentage en de ingangsdatum van overeenkomstige toepassing op de bedragen genoemd in bijlage bij artikel 19:13.

De overeenkomstig het vorige lid berekende vergoedingen worden wat betreft de jaarvergoeding afgerond op hele euro’s en wat betreft de overige vergoedingen op eurocenten.

Paragraaf 5 Verzekeringen en schadevergoeding

Artikel 19:25 Ongevallenverzekering

  • 1. Het college sluit een ongevallenverzekering af voor de vrijwilliger.

  • 2. De ongevallenverzekering keert uit bij overlijden, tijdelijke en blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval, overeenkomstig de polisvoorwaarden.

  • 3. De vrijwilliger wordt bij indiensttreding geïnformeerd over de inhoud van de verzekering.

  • 4. Wijzigingen worden zo spoedig mogelijk ter kennis van de vrijwilliger gebracht.

  • 5. De vrijwilliger ontvangt op zijn verzoek kosteloos een afschrift van de polisvoorwaarden.

  • Toelichting

    Het college is verplicht om een ongevallenverzekering voor de vrijwilliger af te sluiten. Deze verzekering voorziet in een financiële uitkering wanneer de vrijwilliger overlijdt of tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt raakt als gevolg van een ongeval tijdens de brandweerdienst. Een goede informatievoorziening over de inhoud van de verzekering is van groot belang; daarom heeft de werkgever de plicht om de vrijwilliger bij indiensttreding te informeren en relevante wijzigingen te melden.

Artikel 19:26 Vergoeding geneeskundige kosten

  • 1. Het college vergoedt de vrijwilliger de noodzakelijk gemaakte medische kosten die ontstaan zijn als gevolg van een dienstongeval en die voor zijn rekening blijven. De vergoeding bedraagt ten hoogste het bedrag waarvoor het college zich terzake heeft verzekerd.

  • 2. Indien het verzekerde bedrag niet toereikend is om de in het eerste lid genoemde medische kosten van de vrijwilliger te vergoeden, kan het college in bijzondere gevallen een tegemoetkoming verstrekken in de hogere kosten.

  • Toelichting

    De medische kosten van een vrijwilliger zullen grotendeels vergoed worden door de zorgverzekeraar. Een deel van de kosten kan echter voor rekening blijven van de vrijwilliger; de ongevallen verzekering biedt hiervoor een voor-ziening.

Artikel 19:27 Verzekering zelfstandig ondernemers

  • 1. Het college kan voor de vrijwilliger die zelfstandig ondernemer is een aanvullende verzekering sluiten die voorziet in een uitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval.

  • 2. Het college informeert de vrijwilliger die het betreft bij indiensttreding of deze verzekering voor hem is afgesloten en indien dat het geval is wordt de vrijwilliger geïnformeerd over de dekking van de verzekering.

  • Toelichting

    De gevolgen van een dienstongeval zijn voor vrijwilligers die zelfstandig ondernemer zijn vaak groter dan voor vrijwilligers in loondienst. De vrijwilliger in loondienst heeft vanuit zijn hoofdbetrekking immers recht op loondoor-betaling gedurende twee jaar. Voor de zelfstandig ondernemer is dit afhankelijk van de verzekering die hij zelf tegen arbeidsongeschiktheid heeft afgesloten. Om die reden geven LOGA-partijen gemeenten het advies om een aan-vullende verzekering af te sluiten. Deze aanvullende verzekering is echter niet verplicht.

Artikel 19:28 Schade aan kleding en uitrusting

Het college vergoedt de vrijwilliger de schade aan zijn kleding, uitrusting en een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, die hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de door hem verrichtte werkzaamheden, voor zover de schade niet bestaat uit normale slijtage van die goederen.

Toelichting

Als de vrijwilliger schade lijdt als gevolg van zijn werkzaamheden wordt dit in onder voorwaarden vergoed door het college. Dit artikel beperkt zich tot de schade aan kleding en uitrusting en schade aan het voertuig waarmee de vrijwilliger een dienstreis maakt. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat de vrijwilliger voorafgaand toestemming nodig heeft van het college om bij een dienstreis gebruik te maken van de eigen auto. Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding mag de werkgever rekening houden met normale slijtage. Het is niet de bedoeling dat de medewerker een onrechtvaardig voordeel geniet door standaard de schade te vergoeden op basis van de nieuw-waarde van een goed.

Paragraaf 6 Zwangerschap

Artikel 19:29 Zwangerschap

  • 1. De vrijwilliger meldt haar zwangerschap in een zo vroeg mogelijk stadium bij het college.

  • 2. Gedurende de zwangerschap, tot zes maanden daarna en tijdens de periode van borstvoeding wordt de vrijwilliger niet ingezet voor repressieve brandweeractiviteiten.

  • 3. Deelname aan brandweeroefeningen in de in het tweede lid genoemde situaties vindt alleen plaats na voorafgaande toestemming door de bedrijfsarts.

  • Toelichting

    De werkgever is wettelijk verplicht om ervoor te zorgen dat een vrouw veilig en gezond kan werken tijdens de zwangerschap; hierover zijn regels vastgelegd in wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden en arbeidstijden. De eisen die aan de werkgever gesteld worden, in combinatie met de aard van het brandweerwerk zijn van dien aard dat ervoor gekozen is om zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven uit de repressieve brandweerdienst te halen. Dit geldt ook voor vrouwen die korter dan zes maanden geleden zijn bevallen. Deelname aan brandweeroefeningen is alleen toegestaan nadat voorafgaand overleg is geweest met de bedrijfsarts en toestemming verleend is. Om deze regeling goed uit te kunnen voeren is het belangrijk dat een vrouwelijke vrijwilliger in een zo vroeg mogelijk stadium haar zwangerschap meldt.

Paragraaf 7 Beschikbaarheid en overige plichten vrijwilliger

Artikel 19:30 Beschikbaarheid van de vrijwilliger

  • 1. Het college stelt regels over de beschikbaarheid van de vrijwilliger voor de brandweerdienst.

  • 2. De vrijwilliger neemt deel aan oefeningen, bijeenkomsten en cursussen die door of vanwege het college zijn georganiseerd.

  • 3. De vrijwilliger die niet beschikbaar is voor de brandweerdienst, of niet kan deelnemen aan een oefening, bijeenkomst of cursus doet daarvan tijdig melding, onder opgave van redenen en overeenkomstig de instructie van het college.

  • Toelichting

    De organisatie van de vrijwillige brandweer verschilt per korps. Veel korpsen werken met het vrije instroomprofiel, anderen werken met consignatie- of kazerneringsdiensten voor vrijwilligers. In alle gevallen is het van belang dat de vrijwilliger voldoende beschikbaar is voor de brandweerdienst en dat de korpsleiding ervan op de hoogte is wie wel en wie niet beschikbaar is.

Artikel 19:31 Verplichtingen

De vrijwilliger dient zijn werkzaamheden nauwgezet en ijverig te verrichten en zich te gedragen als een goed vrijwilliger.

Toelichting

Dit artikel legt een verband met de plichten die een vrijwilliger heeft op grond van zijn aanstelling. Het biedt de grondslag om een disciplinaire maatregel op te leggen wegens plichtsverzuim.

Artikel 19:32 Eed of belofte

De vrijwilliger is verplicht de eed of belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het college is voorgeschreven.

Toelichting

Sinds maart 2006 is de overheidswerkgever wettelijk verplicht om nieuw aan te stellen personeel een ambtseed- of belofte af te nemen. Dit is een van de middelen om bewuster om te gaan met integriteit.

Artikel 19:33 Verboden

Het is de vrijwilliger verboden:

  • a.

    de aan de gemeente toebehorende eigendommen aan te wenden voor persoonlijk gebruik, tenzij hiervoor toestemming is verleend door of namens het college;

  • b.

    vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen, tenzij hiervoor toestemming is verleend door of namens het college;

  • c.

    steekpenningen aan te nemen.

Toelichting

Overtreding van deze artikelen levert plichtsverzuim op; dit kan leiden tot een disciplinaire straf. Bij persoonlijk gebruik van goederen van de gemeente kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het gebruik van een brandweervoertuig voor een privéverhuizing.

Artikel 19:34 Gebruik van motorrijtuig

Het is de vrijwilliger slechts toegestaan een motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen te gebruiken ten behoeve van zijn werkzaamheden als vrijwilliger, indien hem daartoe door het college toestemming is verleend. Aan deze toestemming kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden.

Toelichting

Gebruik van de eigen auto voor dienstreizen is alleen toegestaan wanneer het college daarvoor toestemming heeft verleend. Indien de vrijwilliger zonder toestemming van het college toch de eigen auto gebruikt dan zal ingeval van eventuele schade het college niet gehouden zijn tot vergoeding daarvan.

Het al dan niet verlenen van toestemming is niet van invloed op de aansprakelijkheid van het college jegens derden ex artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat de werkgever aansprakelijk is voor schade die aan een derde wordt toegebracht door één van de werknemers.

Artikel 19:35 Kledingvoorschriften

  • 1. De vrijwilliger is verplicht tijdens zijn werkzaamheden de door het college voorgeschreven dienstkleding en uitrustingsstukken te dragen.

  • 2. De dienstkleding en uitrustingsstukken worden door het college kosteloos in bruikleen verstrekt aan de vrijwilliger, die bij ontslag verplicht is deze bij het college in te leveren.

  • 3. De vrijwilliger draagt zorg voor het onderhoud van de hem in bruikleen verstrekte dienstkleding en uitrustings-stukken en hij is verplicht deze te doen onderwerpen aan inspectie en controle, wanneer daartoe door het college opdracht is gegeven.

  • 4. Het college is verantwoordelijk voor reparatie van de dienstkleding en uitrustingsstukken.

  • Toelichting

    Vrijwilligers dragen dezelfde uniformen en onderscheidingstekenen als de beroepsbrandweerlieden. De bij de rangen behorende onderscheidingstekenen zijn te vinden in de Regeling uniformkleding en onderscheidingstekenen rijksbrandweerpersoneel. Grondslag voor deze regeling is Artikel 65, eerste lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement. Hierin staat dat de ambtenaar verplicht is de dienstkleding en de onderscheidingstekenen te dragen, voor zover dit door Onze Minister is voorgeschreven.

Artikel 19:36 Verboden ten aanzien van kleding

Het is de vrijwilliger verboden:

  • a.

    de dienstkleding en uitrustingsstukken te dragen wanneer hij geen werkzaamheden als vrijwilliger verricht, behalve in de gevallen waarin het college daarvoor toestemming heeft verleend;

  • b.

    de dienstkleding en uitrustingsstukken aan derden in bruikleen te geven;

  • c.

    dienstkleding te dragen voorzien van:

    i. andere rangonderscheidingstekenen dan die verbonden aan de rang, behorende bij de functie die de vrijwilliger bekleedt;

    ii. insignes en andere onderscheidingstekenen, tenzij tot het dragen daarvan door de staat of door het college toestemming is verleend.

Artikel 19:37 Vergoeding van schade

  • 1. De vrijwilliger die door zijn schuld of nalatigheid de gemeente schade toebrengt kan verplicht worden deze schade geheel of gedeeltelijk te vergoeden.

  • 2. De vrijwilliger wordt in de gelegenheid gesteld om zijn wensen kenbaar te maken ten aanzien van de inhouding van de schadevergoeding op zijn vergoeding.

Paragraaf 8 Disciplinaire maatregelen schorsing in het belang van de dienst

Artikel 19:38 Plichtsverzuim

  • 1. De vrijwilliger die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.

  • 2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een voorschrift als het overigens doen of nalaten van iets dat een goed vrijwilliger in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Artikel 19:39 Disciplinaire straffen

De volgende disicplinaire straffen kunnen worden opgelegd:

  • a.

    schriftelijke berisping;

  • b.

    inhouding van een deel van de jaarvergoeding bedoeld in artikel 19:14;

  • c.

    schorsing voor een bepaalde tijd, al dan niet met inhouding van de vergoeding;

  • d.

    ongevraagd ontslag.

Toelichting

Tijdens de periode van schorsing als disciplinaire straf wordt als regel de vergoeding ingehouden. Het gaat hier om zowel de vaste als de variabele vergoeding.

Artikel 19:40 Schorsing in het belang van de dienst

De vrijwilliger kan voor een bepaalde tijd geschorst worden:

  • a.

    wanneer hem de straf van disciplinair ontslag is opgelegd of hem het voornemen daartoe kenbaar is gemaakt;

  • b.

    wanneer tegen hem, op grond van het daartoe bepaalde in het Wetboek van Strafvordering, een bevel tot inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis ten uitvoer wordt gelegd;

  • c.

    wanneer tegen hem een strafrechtelijke vervolging is ingesteld wegens misdrijf;

  • d.

    in andere gevallen waarin het belang van de dienst dit noodzakelijk maakt.

Paragraaf 9 Ontslag

Artikel 19:41 Ontslag op eigen verzoek

  • 1. Het college verleent eervol ontslag aan de vrijwilliger die daarom verzoekt.

  • 2. Dit ontslag wordt verleend met ingang van een datum die ten minste een maand en ten hoogste drie maanden ligt na de datum van ontvangst van het verzoek.

  • 3. Het college kan een beslissing op het verzoek om eervol ontslag aanhouden, wanneer tegen de vrijwilliger een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf loopt, of wanneer overwogen wordt de vrijwilliger disciplinair te straffen. Beslissing op het ontslagverzoek vindt plaats zodra de uitspraak van de rechter onherroepelijk geworden is, respectievelijk zodra besloten is de vrijwilliger al dan niet disciplinair te straffen.

Artikel 19:42 Ongevraagd ontslag

  • 1. Het college kan de vrijwilliger ongevraagd ontslag verlenen op grond van:

    • a.

      het eindigen van de noodzaak tot beschikbaarheidsstelling of wegens verandering van de brandweerorganisatie;

    • b.

      de omstandigheid dat hij door de aard of de plaats van zijn dagelijkse werkzaamheden dan wel de ligging van zijn woning geacht moet worden niet langer in staat te zijn taak bij de brandweer te vervullen;

    • c.

      onbekwaamheid of ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werkzaamheden op grond van ziekten of gebreken;

    • d.

      onbekwaamheid of ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werkzaamheden anders dan op grond van ziekten of gebreken;

    • e.

      onder curatelestelling;

    • f.

      toepassing van lijfsdwang wegens schulden krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;

    • g.

      onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;

    • h.

      een in het ontslagbesluit genoemde andere grond;

    • i.

      vervallen.

  • 2. Het ongevraagd ontslag wordt eervol verleend, met uitzondering van het ontslag op de grond genoemd in het eerste lid, onderdeel g, van dit artikel.

Artikel 19:43 Einde tijdelijk dienstverband

  • 1. De tijdelijke aanstelling eindigt van rechtswege op de laatste dag van de periode waarvoor deze is aangegaan. Wordt het dienstverband nadien feitelijk gehandhaafd zonder dat opnieuw een tijdelijke aanstelling is verleend, dan is de vrijwilliger met ingang van de eerste dag na het verstrijken van vorenbedoelde periode in vaste dienst.

  • 2. De tijdelijke aanstelling kan tussentijds ongevraagd beëindigd worden op een van de gronden genoemd in artikel 19:42

HOOFDSTUK 19a. Keuringen brandweerpersoneel

Algemeen

Artikel 19a:1

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die bij de brandweer is aangesteld, als beroeps of vrijwilliger, in de functie van bevelvoerder en manschap, zoals vermeld in het Besluit personeel veiligheidsregio’s.

  • 2. Het college kan in aanvulling op het eerste lid andere functies bij de brandweer aanwijzen waarop dit hoofdstuk van toepassing is.

Aanstellingskeuring

Artikel 19a:2

  • 1. Aanstelling in een functie, bedoeld in artikel 19a:1, is alleen mogelijk als na een geneeskundig onderzoek gericht op de te bekleden functie blijkt dat tegen het bekleden van de functie uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan.

  • 2. Het geneeskundig onderzoek bestaat uit de onderdelen zoals opgenomen in de aanstellingskeuring in bijlage VIIa van de CAR.

  • 3. Het geneeskundig onderzoek wordt gedaan door geneeskundigen, die daartoe door het college zijn aangewezen.

  • 4. De kosten van het geneeskundig onderzoek komen ten laste van de gemeente.

Periodiek Preventief Medisch Onderzoek

Artikel 19a:3

  • 1. Periodiek wordt de medische gezondheid van de ambtenaar, die is aangesteld in een functie bedoeld in artikel 19a:1, getoetst conform het Periodiek Preventief Medisch Onderzoek (PPMO).

  • 2. Het PPMO bestaat uit de onderdelen, zoals opgenomen in bijlage VIIb van de CAR.

  • 3. Het geneeskundig onderzoek geschiedt voor de ambtenaar gelijktijdig of minimaal een half jaar na indiensttreding.

  • 4. Het geneeskundig onderzoek geschiedt voor de ambtenaar met een leeftijd van:

    • a.

      jonger dan veertig één keer in de vier jaar;

    • b.

      tussen de veertig en vijftig één keer per twee jaar;

    • c.

      ouder dan vijftig jaar eens per jaar.

  • 5. Als het college daar aanleiding toe ziet kan in afwijking van de frequentie zoals bedoeld in lid 4 een tussentijdse keuring worden afgenomen.

  • 6. Als de uitkomst van het PPMO daar aanleiding toe geeft, kan het college de medewerker tijdelijk en voor een vooraf bepaalde tijd van een aantal of het totaal van zijn taken vrijstellen. Deze bepaalde tijd kan in bijzondere gevallen, zolang de mate van ongeschiktheid zich voordoet, worden verlengd.

  • 7. Bij geheel of gedeeltelijke vrijstelling van taken houdt de beroepsmedewerker recht op zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 1:1 lid 1 qq en rr en de vrijwillige medewerker op zijn vergoeding, met dien verstande dat het recht op toeslagen en vergoedingen alleen geldt als de werkzaamheden van de medewerker recht hierop geven. Bij geheel of gedeeltelijke vrijstelling wegens ziekte en ongeschiktheid is hoofdstuk 7 onverkort van toepassing.

  • 8. Het college kan de medewerker die is aangesteld als beroeps gedurende de tijdelijke vrijstelling van taken andere werkzaamheden opleggen.

Fysieke test

Artikel 19a:4

Jaarlijks wordt de fysieke conditie van de ambtenaar, die is aangesteld in een functie bedoeld in artikel 19a:1, getoetst.

HOOFDSTUK 19b. Aanvullende rechtspositieregeling voor de ambtenaar in een instelling voor kunsteducatie

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Werkingssfeer

Artikel 19b:1

Dit hoofdstuk is van toepassing op ambtenaren werkzaam in de kunsteducatie in de functie van:

  • a.

    docent, bedoeld in bijlage IVa1;

  • b.

    consulent, bedoeld in bijlage IVa1;

  • c.

    balletbegeleider, bedoeld in bijlage IVa1.

Begripsbepaling

Artikel 19b:2

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder instelling: een onderdeel van de gemeente dat kunsteducatie aanbiedt of ondersteunt.

Functie-eisen

Artikel 19b:3
  • 1. Een voorwaarde bij aanstelling is dat de ambtenaar werkzaam in de functie van docent en consulent in het bezit is van een diploma van een HBO-opleiding op zijn specifieke vakgebied.

  • 2. In uitzonderlijke gevallen kan het college, na overleg erover met de OR, afwijken van het eerste lid.

Functioneringsgesprek

Artikel 19b:4

Na elke periode van een jaar wordt met de ambtenaar een functioneringsgesprek gehouden.

Verdeling van werkzaamheden

Artikel 19b:5
  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      lesgebonden uren: alle uren waarin direct en educatief contact is met leerlingen;

    • b.

      niet-lesgebonden uren: alle uren die niet te kwalificeren zijn als lesgebonden uren;

    • c.

      sjabloon: opsomming van werkzaamheden binnen lesgebonden en niet-lesgebonden uren.

  • 2. Niet-lesgebonden uren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zijn in te delen in de volgende vier categorieën:

    • a.

      het voorbereiden van lesgebonden uren;

    • b.

      het in opdracht van de werkgever reizen tussen locaties van dezelfde instelling;

    • c.

      activiteiten voor opleiding en ontwikkeling, of andere activiteiten die ertoe bijdragen de eigen vakbekwaamheid op peil te houden;

    • d.

      algemene werkzaamheden in het belang van de instelling.

  • 3. Het college stelt aan de hand van het sjabloon van bijlage IVa een regeling vast waarin per discipline de verhouding lesgebonden versus niet-lesgebonden uren staat. In de regeling kan per discipline een afwijking op deze verhouding en de voorwaarden daarvoor worden opgenomen. Voor de vaststelling van deze regeling is overeenstemming vereist tussen de werkgever en de OR.

  • 4. Het college stelt aan de hand van de regeling, bedoeld in het derde lid, voor iedere ambtenaar vast wat voor zijn functie de verhouding lesgebonden versus niet-lesgebonden uren is.

  • 5. Zolang voor de functie van de ambtenaar de verhouding, bedoeld in het vierde lid, nog niet is vastgesteld, heeft de ambtenaar maximaal 65% van zijn formele arbeidsduur aan lesgebonden uren en minimaal 35% van zijn formele arbeidsduur aan niet-lesgebonden uren.

Paragraaf 2 Salariëring

Vaststelling salaris

Artikel 19b:6
  • 1. In plaats van bijlage II en IIa past het college de salaristabel, genoemd in bijlage IV, toe bij het vaststellen van het salaris van de ambtenaar.

  • 2. Het functiewaarderingssysteem, bedoeld in artikel 3:1, eerste lid, is niet van toepassing. De functie van

    • a.

      balletbegeleider is gewaardeerd op schaal 5;

    • b.

      docent is gewaardeerd op schaal 8;

    • c.

      consulent is gewaardeerd op schaal 9.

  • 3. Het college bepaalt met inachtneming van het tweede lid de invoering en de waardering van junior- of seniorfuncties. Het college stelt hiervoor de functiebeschrijving vast.

Aanloopbedragen

Artikel 19b:7
  • 1. Als een ambtenaar in een functie wordt benoemd zonder dat hij reeds voldoet aan alle daarvoor geldende eisen van ervaring, opleiding of vaardigheden, kan zijn salaris worden vastgesteld in één van de aanloopbedragen van de bij de functie behorende salarisschaal. De aanloopbedragen zijn opgenomen in de salaristabel, genoemd in bijlage IV.

  • 2. Het college stelt regels vast voor het gebruik van aanloopbedragen en voor de bevordering naar een bij de functie behorende salarisschaal.

Uitloopbedragen

Artikel 19b:8
  • 1. In de salaristabel, genoemd in bijlage IV, zijn uitloopbedragen opgenomen.

  • 2. Een ambtenaar krijgt na twee achtereenvolgende jaren ingeschaald te zijn in het maximum van de bij de functie behorende salarisschaal een periodieke verhoging naar het eerste uitloopbedrag. Vervolgens vindt periodieke verhoging iedere keer na twee jaar plaats.

Recht op toelage onregelmatige dienst

Artikel 19b:9
  • 1. Artikel 3:11 is niet van toepassing. De ambtenaar heeft wel recht op een toelage onregelmatige dienst over volle uren arbeid verricht op zondag.

  • 2. De toelage onregelmatige dienst wordt uitgekeerd in de vorm van verlof en bedraagt 25% van de uren.

  • 3. Het verlof, bedoeld in het tweede lid, wordt op verzoek van de ambtenaar verleend tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten en toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 6:2:4, eerste lid, of aan artikel 6:2:6.

  • 4. Indien zowel het college als de ambtenaar dat wensen, wordt de toelage, in afwijking van het eerste lid, in geld verstrekt.

Paragraaf 3 Arbeidsduur en vakantie

Vakantie-uren

Artikel 19b:10
  • 1. In afwijking van artikel 6:2 is de duur van de vakantie voor de ambtenaar met een volledige betrekking 180 uur, indien

    • a.

      met toepassing van artikel 19b:11 een deel van het jaar is aangemerkt als verplicht vrije periode, of

    • b.

      de ambtenaar geen verlof kan opnemen door het toegewezen hebben gekregen van lessen/cursussen.

    Bij een deeltijdbetrekking geldt de duur van de vakantie naar rato.

  • 2. De vakantie-uren worden gelijkelijk over de verplicht vrije periodes en eventueel de vrij opneembare vakantie verdeeld, met een maximum van 36 uur per week.

Verplicht vrije periodes

Artikel 19b:11
  • 1. Het college stelt per cursusjaar 12 weken vast, waarin de ambtenaar verplicht vrij is.

  • 2. De ambtenaar houdt zich op verzoek van het college gedurende maximaal een week tijdens de verplicht vrije periode beschikbaar voor werkzaamheden.

  • 3. Afwijkingen van het eerste lid zijn mogelijk indien de ondernemingsraad dan wel de ambtenaar daarmee instemt.

Vaststellen van het rooster

Artikel 19b:12
  • 1. In afwijking van artikel 4:4 lid 2, is op de ambtenaar artikel 5.7 van de Arbeidstijdenwet van toepassing.

  • 2. In aanvulling op artikel 4:4lid 3 verstrekt het college zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen twee maanden na ingang van een cursusjaar een rooster van de in dat cursusjaar te werken uren.

  • 3. Als substantiële wijzigingen optreden in het rooster, verstrekt het college zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen een maand, een aangepast rooster.

Overgangsrecht

Artikel 19b:13
  • 1. Voor de ambtenaar met een volledig dienstverband, die op 31 december 2008 een kortere arbeidsduur heeft dan 1836 uur per jaar, wordt de arbeidsduur met ingang van 1 januari 2009 met 72 uur per jaar verhoogd. Deze verhogingen vinden plaats totdat voor de ambtenaar een arbeidsduur geldt van 1836 uur per jaar. Voor een ambtenaar met een deeltijdbetrekking gelden deze verhogingen naar rato.

  • 2. Indien een ambtenaar na 1 januari 2009 wordt aangesteld, geldt voor deze ambtenaar een arbeidsduur zoals die geldt voor de ambtenaren, die in dienst zijn van de instelling.

Ontslagbescherming tijdens overgangstermijn

Artikel 19b:14

Tot 1 januari 2012 vindt geen ontslag plaats op grond van artikel 8:3 indien en voor zover dit ontslag uitsluitend wordt veroorzaakt door verhoging van het aantal te werken uren als bedoeld in artikel 19b:13.

Samenloop zwangerschaps- en bevallingsverlof met een verplicht vrije periode

Artikel 19b:15
  • 1. Bij samenloop van een verplichte vrije periode als bedoeld in artikel 19b:11, eerste lid, met zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft de ambtenaar met een volledige betrekking recht op compensatie van het vakantieverlof tot 144 uur vakantieverlof per jaar.

  • 2. Een ambtenaar met een deeltijdbetrekking heeft naar rato recht op compensatie van het vakantieverlof tot 144 uur vakantieverlof per jaar.

  • 3. Vakantie voor de gecompenseerde vakantie-uren wordt op verzoek van de ambtenaar verleend tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten en toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 6:2:4, eerste lid, of aan artikel 6:2:6.

Paragraaf 4 Ontslag en uitkeringen

Overtolligheid

Artikel 19b:16

Uiterlijk in de tiende week van elk cursusjaar bekijkt het college of het totaal aantal uren werk voor ambtenaren met dezelfde functie overeenkomt met de totale aanstellingsomvang van deze ambtenaren.

Reorganisatieontslag en ontslagvolgorde

Artikel 19b:17
  • 1. Bij ontslag op grond van artikel 8:3 wordt, zolang het plan, bedoeld in artikel 8:3, derde lid, nog niet bestaat, de volgende ontslagvolgorde gehanteerd:

    • a.

      (deeltijd)ontslag verlenen aan ambtenaren die daarvoor in aanmerking wensen te komen;

    • b.

      aanstellingen voor bepaalde tijd niet te verlengen;

    • c.

      (deeltijd)ontslag verlenen aan ambtenaren na toepassing van het afspiegelingsbeginsel in combinatie met anciënniteitsbeginsel.

  • 2. Bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt binnen categorieën van ambtenaren met dezelfde functies uitgegaan van de volgende drie leeftijdsgroepen:

    • van 15 tot 30 jaar;

    • van 30 tot 45 jaar; en

    • van 45 jaar en ouder.

  • 3. Het college kan in uitzonderlijke gevallen afwijken van de ontslagvolgorde, genoemd in het tweede lid.

Reorganisatieontslag voor minder dan 5 uur of, bij een formele arbeidsduur van minder dan 10 uur, voor minder dan de helft van de formele arbeidsduur

Artikel 19b:18
  • 1. Dit artikel is van toepassing op de ambtenaar die voor minder dan 5 uur of, bij een formele arbeidsduur van minder dan 10 uur, voor minder dan de helft van zijn formele arbeidsduur wordt ontslagen.

  • 2. Voor de ambtenaar geldt de ontslagvolgorde uit het plan, bedoeld in artikel 8:3, derde lid.

  • 3. Zolang het plan, bedoeld in artikel 8:3, derde lid, nog niet bestaat, is artikel 19b:17 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Op de ambtenaar is hoofdstuk 10d niet van toepassing. Ontslag op grond van artikel 8:3 vindt slechts plaats indien het na een zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken om de ambtenaar binnen de openbare dienst van de gemeente andere mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden voor hem passende werkzaamheden op te dragen, dan wel indien deze zodanige werkzaamheden weigert te aanvaarden.

  • 5. Bij ontslag op grond van artikel 8:3 wordt een opzegtermijn van drie maanden in acht genomen.

Garantie-uitkering KV

Artikel 19b:19
  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder

    - de ambtenaar: de ambtenaar die voor minder dan 5 uur of, bij een formele arbeidsduur van minder dan 10 uur, voor minder dan de helft van zijn formele arbeidsduur wordt ontslagen.

    - minimumuurloon: Het naar een uur herleid minimumloon als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

  • 2. De garantie-uitkering KV is de uitkering aan de ambtenaar die:

    • a.

      gedeeltelijk werkloos is als gevolg van een ontslag op grond van artikel 8:3;

    • b.

      in de 39 weken onmiddellijk voorafgaand aan het ontslag in tenminste 26 weken als werknemer als bedoeld in artikel 3 van de Werkloosheidswet werkzaam is geweest;

    • c.

      aantoont dat hij in de periode van vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan het jaar waarin zijn eerste werkloosheidsdag is gelegen, in tenminste vier jaren over 52 of meer dagen per jaar loon heeft ontvangen;

    • d.

      ter zake van het arbeidsurenverlies geen WW-recht heeft.

  • 3. De duur van de garantie-uitkering KV is afhankelijk van de lengte van het dienstverband bij de instelling. Bij een dienstverband van:

    • a.

      één tot twee jaar is de duur van de uitkering 6 maanden;

    • b.

      twee tot drie jaar is de duur van de uitkering 12 maanden;

    • c.

      drie tot vier jaar is de duur van de uitkering 18 maanden;

    • d.

      ten minste vier jaar is de duur van de uitkering 24 maanden.

  • 4. De garantie-uitkering KV bedraagt:

    • a.

      gedurende de eerste twaalf maanden 70% van het uurloon op de dag voorafgaand aan het ontslag, vermenigvuldigd met het aantal verloren arbeidsuren, en

    • b.

      vervolgens 70% van het minimumuurloon, vermenigvuldigd met het aantal verloren arbeidsuren.

  • 5. In afwijking van het tweede tot en met het vierde lid heeft de ambtenaar die niet voldoet aan de voorwaarde in het tweede lid onder c, maar wel aan de overige voorwaarden in het tweede lid, recht op een garantie-uitkering KV gedurende 6 maanden. Deze uitkering bedraagt 70% van het minimumuurloon vermenigvuldigd met het aantal verloren arbeidsuren.

  • 6. De ambtenaar aan wie een garantie-uitkering KV is toegekend, is verplicht zich in te schrijven als werkzoekende bij het CWI en zich beschikbaar te stellen voor het aannemen van passende werkzaamheden. Daarnaast dient hij alle informatie te verstrekken die voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijk is. Bij het niet nakomen van deze verplichtingen kan het college besluiten de garantie-uitkering (gedeeltelijk) te beëindigen.

  • 7. Indien de ambtenaar aan wie een garantie-uitkering KV is toegekend, na zijn ontslag nieuwe werkzaamheden ter hand neemt, wordt de garantie-uitkering KV beëindigd met het aantal uren dat de nieuwe werkzaamheden omvat.

  • 8. Indien het recht op een garantie-uitkering KV op grond van het zevende lid geheel of gedeeltelijk is beëindigd, en vervolgens de werkzaamheden die tot dat eindigen hebben geleid, hebben opgehouden te bestaan, herleeft het recht op de garantie-uitkering KV voor zover er geen nieuwe rechten op enige uitkering uit hoofde van het ontslag uit deze werkzaamheden zijn ontstaan.

  • 9. Het recht op de garantie-uitkering KV eindigt volledig:

    • a.

      als de ambtenaar ter zake van het arbeidsurenverlies, dat tot het toekennen van een garantie-uitkering heeft geleid, een andere uitkering kan krijgen;

    • b.

      met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de ambtenaar volledig gebruik maakt van het ABP Keuzepensioen;

    • c.

      op de dag na het overlijden van de ambtenaar;

    • d.

      met ingang van de dag waarop de ambtenaar recht krijgt op een WAO- of WIA-uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

HOOFDSTUK 20 Aanvullende regelingen voor brandweerpersoneel

Paragraaf 2 Toepasselijkheid van hoofdstuk 3 op brandweerpersoneel in dienstroosters

Artikel 20:2

  • 1. Dit artikel is van toepassing op de ambtenaar die bij een Veiligheidsregio, onderdeel brandweer, werkzaam is in een dienstrooster, en die voor wat betreft de vaststelling van zijn werktijden valt onder artikel 4:8.

  • 2. De artikelen 3:11 en 3:18 zijn niet van toepassing op de ambtenaar genoemd in het eerste lid. Voor deze ambtenaar zijn de lokale regels over vergoeding van het verrichten van onregelmatige diensten en overwerk van toepassing, zoals deze op 31 december 2015 lokaal golden.

  • 3. Indien op 31 december 2015 lokaal een regeling verschuivingstoelage van kracht was, dan blijft deze regeling vanaf 1 januari 2016 van toepassing op de ambtenaar genoemd in het eerste lid.

  • 4. Indien op 31 december 2015 lokaal een regeling van kracht was die voorziet in een functiegebonden toelage dan blijft deze regeling vanaf 1 januari 2016 van toepassing voor de ambtenaar genoemd in het eerste lid.

  • 5. Indien op 31 december 2015 lokaal was bepaald dat de structurele vergoedingen en toelagen van hoofdstuk 20 werden meegenomen in de opbouw van de vakantietoelage, worden de structurele vergoedingen en toelagen van hoofdstuk 20 meegenomen in de opbouw van het IKB als bedoeld in artikel 3:28 lid 2 onderdeel a.

    6. Het bepaalde in dit artikel laat onverlet dat de in de leden 2 tot en met 5 genoemde lokale regelingen in het lokale overleg gewijzigd kunnen worden.

HOOFDSTUK 21. De rechtspositionele erkenning van alternatieve samenlevingsvormen

Begripsomschrijving

Artikel 21:1:1 (zie afwijking in artikel 21:1:1:1)

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder levenspartner verstaan: een persoon met wie de niet-gehuwde ambtenaar samenwoont en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring, ingericht volgens door het college nader te stellen regels. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner worden aangemerkt.

Artikel 21:1:1:1

In afwijking van artikel 21:1:1 hoeven medewerkers van de gemeente Middelburg geen schriftelijke verklaring af te geven.

Gelijkstelling levenspartner met echtgenoot

Artikel 21:1:2

De bepalingen die gelden voor de gehuwde ambtenaar, zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op de ambtenaar met een levenspartner. Waar in deze bepalingen staat ‘echtgenoot’ moet tevens worden gelezen ‘levenspartner’.

Artikel 21:1:3

Vervallen.

Artikel 21:1:4

In gevallen waarin dit hoofdstuk niet of niet naar redelijkheid voorziet, treft het college een passende voorziening.

HOOFDSTUK 22 (vervallen).

HOOFDSTUK 23. Spaarloonregeling (vervallen).

HOOFDSTUK 24. Bezoldigingsregeling (vervallen).

HOOFDSTUK 25. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25:1

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de dag van bekendmaking.

  • 2. Met ingang van de datum waarop deze regeling in werking treedt, dan wel gedeelten daarvan in werking treden, vervallen de bepalingen van het geldende algemeen ambtenarenreglement dan wel van die verordeningen, die tekstueel dan wel materieel gelijkluidend zijn aan de bepalingen van deze regeling.

  • 3. Indien de inwerkingtreding van deze regeling ertoe leidt dat bepalingen uit het geldende algemeen ambtenarenreglement vervallen, waardoor aanspraken van individuele ambtenaren in neerwaartse of opwaartse zin worden bijgesteld, vindt overleg plaats over de gevolgen daarvan.

  • 4. In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid hebben de artikelen 10:1, 10:6, 10:15, eerste en tweede lid, 10:19, 10:23, tweede lid, 11:1, 11:6, zevende en achtste lid, 11:13, eerste en tweede lid, 11:23, 11:24 en artikel 11:27, tweede lid, terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 1993.

Artikel 25:2

Ten aanzien van degene die per 31 december 1996 geen volledig dienstverband heeft, geldt dat de omvang van dit dienstverband per 1 januari 1997 naar rato is teruggebracht, tenzij betrokkene heeft verzocht om handhaving van het aantal uren van het dienstverband per 31 december 1996 en dit verzoek niet is afgewezen.

Artikel 25:3

Ten aanzien van de toegekende FLO-uitkeringen, wachtgelden en uitkeringen ingevolge hoofdstuk 11 die voortduren tot na 1 januari 1997 geldt dat de artikelen 9:2, tweede lid, 10:5, eerste lid, en 11:5, eerste lid, terugwerkende kracht hebben tot en met 1 januari 1997.

Artikel 25:3:1

Deze regeling kan worden aangehaald als "Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg".

Formulier en Handleiding Functioneringsgesprekken

Formulier functioneringsgesprek

Formulier Personeelsbeoordeling

Formulier Personeelsbeoordeling