Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Haag 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Haag 2012

HOOFDSTUK 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

a.

inspraak:

inspraakgerechtigden de mogelijkheid geven om hun mening over een gemeentelijk beleidsvoornemen kenbaar te maken;

b.

inspraakprocedure:

de wijze waarop aan de inspraak gestalte wordt gegeven;

c.

beleidsvoornemen:

het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

d.

participatie:

het op interactieve wijze betrekken van belanghebbenden en/of

belangstellenden bij de ontwikkeling van gemeentelijk beleid, in de vorm van raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen;

e.

raadplegen:

het gelegenheid geven aan belanghebbenden en/of belangstellenden om ideeën, wensen en meningen naar voren te brengen of voorkeuren aan te geven die bij de beleidsvorming worden betrokken;

f.

adviseren:

het vragen aan belanghebbenden om binnen vooraf gestelde kaders een gezamenlijk antwoord te geven op een door een bestuursorgaan geformuleerde vraag;

g.

coproduceren:

het door gemeente en belanghebbenden in gezamenlijk overleg ontwikkelen van een plan met inachtneming van vooraf meegegeven kaders;

h.

meebeslissen:

het gelegenheid geven aan belanghebbenden om binnen een vooraf aangegeven kader een bindende keuze te maken uit ten minste twee alternatieven;

i.

belanghebbende:

degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

j.

belangstellende:

eenieder die aan een participatieproces wil deelnemen;

k.

deskundige:

een persoon die op uitnodiging van een bestuursorgaan deelneemt aan een door dat bestuursorgaan geïnitieerd participatieproces vanwege zijn specifieke kennis van het onderwerp waarop dat participatieproces betrekking heeft;

l.

deelnemers:

belanghebbenden, belangstellenden en deskundigen die deelnemen of hebben deelgenomen aan een bepaald participatieproces.

Hoofdstuk 2 Inspraak

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1. Het betrokken bestuursorgaan besluit t.a.v. zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend; over inspraak ter voorbereiding van een raadsvoorstel van het college of de burgemeester besluit het college dan wel de burgemeester.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet of een verordening daartoe verplicht.

  • 3. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      betreffende de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      Ten aanzien van voorgenomen benoemings- en aanstellingsbesluiten.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

  • 1. Inspraak wordt verleend aan belanghebbenden.

  • 2. Het bestuursorgaan kan bepalen dat ook aan anderen dan belanghebbenden de gelegenheid wordt geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een beleidsvoornemen een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag inspraakprocedure

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4. De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

HOOFDSTUK 3 Participatie

Artikel 6 Bevoegdheid tot het starten van een participatieproces

Het betrokken bestuursorgaan besluit binnen zijn eigen bevoegdheden of een participatieproces wordt aangegaan. Over participatie ter voorbereiding van een raadsvoorstel van het college of de burgemeester besluit het college dan wel de burgemeester.

Artikel 7 Deelnemers aan een participatieproces

  • 1. Aan het participatieproces “raadplegen” als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, kan eenieder deelnemen.

  • 2. Aan het participatieproces “adviseren” als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, kunnen belanghebbenden en deskundigen deelnemen.

  • 3. Aan de participatieprocessen “coproduceren” en “meebeslissen’ als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g respectievelijk h, kan worden deelgenomen door daartoe uitgenodigde belanghebbenden.

  • 4. Het bestuursorgaan kan bepalen dat ook anderen dan belanghebbenden kunnen deelnemen aan de participatieprocessen bedoeld in het derde lid.

Artikel 8 Inrichting van het participatieproces

  • 1. Het verantwoordelijke bestuursorgaan stelt bij de start van elk participatieproces een startdocument vast. Daarin wordt expliciet besloten over in ieder geval de volgende punten:

    • a.

      het exacte onderwerp van het participatieproces;

    • b.

      het doel van de participatie;

    • c.

      het niveau van de participatie, waarbij een gemotiveerde keuze wordt gemaakt uit: raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen;

    • d.

      de inhoudelijke, financiële, procedurele en overige kaders voor de participatie en de wijze waarop deze kaders vooraf met de deelnemers worden gecommuniceerd;

    • e.

      de schaal waarop het participatieproces speelt;

    • f.

      wie de belanghebbenden zijn;

    • g.

      of ook anderen dan belanghebbenden aan het proces kunnen deelnemen;

    • h.

      de wijze en het tijdstip waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • i.

      de wijze waarop het bestuursorgaan communiceert over de inrichting en inhoud van het participatieproces;

    • j.

      de wijze en het tijdstip waarop het bestuursorgaan reageert op de uitkomsten van het participatieproces;

    • k.

      de begroting van de kosten van het participatieproces.

  • 2. Het betrokken bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces gepaste wijze. In deze kennisgeving wordt ingegaan op de in het eerste lid, onder a tot en met i, bedoelde punten.

  • 3. Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het eerste lid onder d of de inrichting van het proces als bedoeld in het eerste lid onder h aan te passen, draagt het betrokken bestuursorgaan er zorg voor dat dit onverwijld bekend wordt gemaakt.

Artikel 9 Eindverslag van het participatieproces

  • 1. Ter afronding van het participatieproces maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde procedure;

    • b.

      een weergave van de inbreng van degenen die hebben deelgenomen aan het participatieproces;

    • c.

      een overzicht van de afspraken die op basis van het participatieproces zijn gemaakt.

  • 3. Indien het participatieproces het karakter heeft van raadplegen, adviseren of coproduceren geeft het bestuursorgaan een inhoudelijke reactie op de geleverde inbreng.

  • 4. Voor zover geleverde inbreng niet wordt gevolgd, geeft het bestuursorgaan de redenen daarvoor aan.

  • 5. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat het eindverslag openbaar wordt gemaakt.

  • 6. De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

HOOFDSTUK 4 Algemene bepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van haar bekendmaking.

Artikel 11 Intrekking oude verordening

De Algemene Inspraakverordening Den Haag (nr. 15/1994) wordt ingetrokken.

Artikel 12 Overgangsrecht

Indien vóór de inwerkingtreding van deze verordening is besloten om inspraak te verlenen, gelden voor die inspraakprocedure de bepalingen van de Algemene Inspraakverordening Den Haag

(nr. 15/ 1994).

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Haag 2012.

Algemene toelichting bij Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Haag 2012

Versterking van burgerbetrokkenheid is een speerpunt in het beleid van de gemeente Den Haag. In het Coalitieakkoord 2010-2014 “Aan de slag!” is een visie gegeven op participatie en heeft het college zijn ambities geschetst. Bij goede burgerparticipatie horen duidelijke regels, eenvoudige en doel-matige procedures en goed 'verwachtingsmanagement". Deze verordening voorziet daarin. Gekozen is voor een raamregeling die veel ruimte laat voor maatwerk. Inspraak en participatie kunnen alleen goed uit de verf komen als de zorgvuldigheid, de redelijkheid en de billijkheid steeds voorop staan. Dat verdraagt zich slecht met een al te gedetailleerde regeling. De verordening behandelt twee vormen van burgerbetrokkenheid die goed van elkaar ge- en onderscheiden moeten worden: inspraak en participatie. De gemeente Den Haag hecht veel waarde aan participatie, als het instrument bij uitstek om burgers en eventueel maatschappelijke organisaties aan te spreken op hun medeverantwoorde-lijkheid voor het reilen en zeilen van de stad.

Participatie doet een beroep op hun oplossingsgerichtheid en creativiteit. De Haagse participatie-praktijk zoals deze zich de laatste jaren heeft ontwikkeld krijgt een formele basis in deze verordening.

 

Inspraak

Belanghebbenden kunnen via inspraak hun mening geven over een plan dat gereed is voor bestuurlijke besluitvorming, zodat het eventueel nog kan worden aangepast voordat het betreffende bestuursorgaan erover beslist. Of inspraak wordt verleend, beslist elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet of een gemeentelijke verordening daartoe verplicht. Het betreffende bestuursorgaan kan ook anderen dan belanghebbenden aan de inspraak laten deelnemen als het bestuursorgaan veronderstelt dat daardoor een kwalitatief beter en/of een breder gedragen beleid tot stand komt.

Inspraak moet worden onderscheiden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het inspreekrecht bij raads- en commissievergaderingen. Andere mogelijkheden die buiten de verordening vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten enz.

 

Participatie

Daarnaast moet inspraak ook worden onderscheiden van participatie, ook wel interactieve beleids-vorming genoemd. Het uitwisselen van ideeën tussen burgers en gemeente (tweerichtingsverkeer) is het belangrijkste kenmerk van participatie. Participatie is een werkwijze waarbij het bestuursorgaan, veelal vóórdat er sprake is van een concreet beleidsvoornemen, relevante partijen (zoals burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, deskundigen of andere overheden) bij de beleidsontwik-keling betrekt. In een participatieproces wordt getracht om in een open en evenwichtige samen-werking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Participatie mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij

beleidsproblemen waarvan het bestuursorgaan op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden. Bij participatie wordt vaak een aantal keren van gedachten gewisseld. Het betreffende bestuursorgaan kan ook anderen dan belanghebbenden aan een participatieproces laten deelnemen als het bestuursorgaan veronderstelt dat daardoor een kwalitatief beter en/of een breder gedragen beleid tot stand komt.

 

In beginsel geen dubbeling inspraak en participatie

Om nodeloze vertraging in beleidsprocessen te voorkomen geldt als hoofdregel dat er in beginsel geen dubbeling van inspraak en participatie plaatsvindt. Dit houdt in dat als inspraak (wettelijk voorge-schreven of niet) wordt toegepast, er in beginsel geen participatie wordt gehouden. Bij grote en complexe dossiers kan van deze regel worden afgeweken. Zo zou het een gemiste kans zijn als bijvoorbeeld WMO-plannen, waarvoor inspraak verplicht is, tot stand zouden komen zonder een brede inbreng in het voortraject van instellingen, organisaties en individuele burgers.

 

Andere vormen van burgerbetrokkenheid

Naast participatie en inspraak zijn er nog andere momenten waarop de gemeente Hagenaars bij beleid betrekt. Het gaat vaak om min of meer reguliere samenwerkingsverbanden via adviesraden of cliëntenraden. De term burgerbetrokkenheid wordt hier vaak voor gebruikt. Deze vormen van burgerparticipatie vallen buiten het bereik van deze verordening. Doorgaans bestaat er voor deze samenwerkingsverbanden een afzonderlijk statuut of reglement.

 

Internet als nieuw instrument

Bij zowel inspraak als samenspraak kunnen verschillende middelen worden ingezet om mensen te bereiken. Internet is daarbij een belangrijk nieuw medium. Het vormt, naast de gebruikelijke manier van publiceren, een extra service voor de Haagse bevolking, omdat burgers aan inspraak of participatie kunnen deelnemen op momenten die hen uitkomen. Daarnaast bereikt de gemeente met internet ook doelgroepen die niet zo gauw naar een bijeenkomst gaan, zoals jongeren. Beide aspecten dragen bij aan de toegankelijkheid van inspraak en participatie.

 

Klachten

Indien een deelnemer aan een participatieproces het niet eens is met de wijze waarop het bestuurs-orgaan hem/haar heeft bejegend, kan hij/zij ingevolge artikel 9.1 van de Awb hiertegen een klacht indienen. Een dergelijke klacht kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de wijze waarop het betrokken bestuursorgaan op zijn/haar inbreng heeft gereageerd. Maar er kan ook worden geklaagd over het feit dat de gemeente geen participatie geeft terwijl een burger vindt dat dit wel gemoeten had, over het gekozen participatieniveau, over vormfouten tijdens het proces of over onvoldoende onderbouwing van gemaakte keuzes. De klacht wordt ingediend bij het bestuursorgaan dat de participatie heeft georganiseerd of (volgens de klager) had moeten organiseren.

Dat zal dus als regel het college zijn. Het college geeft op de ingediende klacht een gemotiveerde reactie. Als de klager zich niet kan vinden in die reactie kan hij zich vervoegen bij de Gemeentelijke Ombudsman.