Verordening Gemeentelijke Antidiscriminatievoorziening

Geldend van 26-02-2010 t/m heden

Intitulé

VERORDENING GEMEENTELIJKE ANTIDISCRIMINATIE VOORZIENING Iedereen=gelijk!

Vastgesteld door de gemeenteraad van Zandvoort : d.d. 16 februari 2010

Gepubliceerd in de Zandvoortse Courant : d.d. 25 februari 2010

Inwerkingtreding : d.d. 26 februari 2010

Registratienr: 2010/01/001491 Z2008-002800

Datum: 5 januari 2010

Gemeente Zandvoort

DE VERORDENING

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

5 januari 2010, nr. ;

gelet op de overwegingen van de commissie Raadszaken van 2 februari 2010;

overwegende dat

-Op 28 juli 2009 de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen in werking is

getreden;

-Uitgangspunt van de wettelijke regeling de verplichting voor gemeenten is om toegang te verlenen aan burgers tot een antidiscriminatievoorziening;

-Het Bureau Discriminatiezaken Kennemerland voldoet aan alle eisen die zijn gesteld in deze verordening;

-De raad van de gemeente Zandvoort op 8 december 2009 besloten heeft om de gemeentelijke antidiscriminatievoorziening vorm te geven door het Bureau Discriminatiezaken Kennemerland (BDK) subsidie te verlenen, en

-Het juridisch echter in navolging hierop nodig is dat de gemeenteraad een

verordening vaststelt ex artikel 2 lid 2 van de Wet met regels omtrent de inrichting en de uitvoering van de taak;

gelet op artikel 2 lid 2 van de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

VERORDENING GEMEENTELIJKE ANTIDISCRIMINATIEVOORZIENING.

Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort;

b. de raad: de gemeenteraad van Zandvoort.

c. Wet: de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen.

d. Besluit: het Besluit Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen.

e. De antidiscriminatievoorziening: antidiscriminatievoorziening als bedoeld

in artikel 1 van de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen.

f. Klacht: klacht bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de wet.

g. Klachtbehandelaar: klachtbehandelaar als bedoeld in artikel 1 van het

besluit.

h. Klager: klager als bedoeld in artikel 1 van het besluit.

i. Ingezetene: ingezetene als bedoeld in artikel 2 van de Gemeentewet.

Artikel 2

Zorgplicht college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

Artikel 3

Inrichting antidiscriminatievoorziening

Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de voorziening gewaarborgd.

1. De antidiscriminatievoorziening draagt er zorg voor dat de

klachtbehandelaars voldoen aan de voor klachtenbehandeling vereiste

deskundigheid en biedt de klachtbehandelaars de mogelijkheid hun

deskundigheid te onderhouden en verder te ontwikkelen.

2. De klager heeft in ieder geval de mogelijkheid om een klacht te melden:

• Per post;

• Per e-mail;

• Telefonisch;

• Op een door de gemeente beschikbaar gestelde locatie als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 4

Protocol klachtenbehandeling

Het protocol voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 6 van het besluit regelt in ieder geval:

a. De afdoeningstermijn van klachten;

b. De wijze van afdoening van klachten;

c. De registratie van klachten.

Artikel 5

Laagdrempeligheid antidiscriminatievoorziening

1. Ingezetenen worden in de gelegenheid gesteld een klacht in te dienen bij

een door het college aan te wijzen regionale antidiscriminatievoorziening.

2. De gemeente zorgt voor minimaal één locatie waar een klacht kan worden gemeld en de verwijzing naar de regionale antidiscriminatievoorziening plaats zal vinden.

3. Het college draagt zorg voor de deskundigheid van de medewerkers die

deze meldingen op een adequate manier opnemen en doorverwijzen.

4. Klager wordt door de medewerkers doorgeleid naar de regionale

antidiscriminatievoorziening.

Artikel 6

Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 25 februari 2010.

2. Deze verordening wordt aangehaald als ‘VERORDENING

GEMEENTELIJKE ANTIDISCRIMINATIEVOORZIENING’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 februari 2010.

De griffier,

De voorzitter,

2 TOELICHTING OP DE VERORDENING

2.1 ALGEMEEN

Op 28 juli 2009 is de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen in werking getreden. Uitgangspunt van de wettelijke regeling is de verplichting voor gemeenten om toegang te verlenen aan burgers tot een antidiscriminatievoorziening. De wet voorziet in een besluit Algemene Maatregel van Bestuur. Deze is op 16 september 2009 vastgesteld. De wet en het besluit zijn als bijlage toegevoegd aan deze verordening. In de wet is in artikel 2 lid 2 opgenomen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de inrichting en invoering van de taak door de antidiscriminatievoorziening. Aangezien veel van de nadere invulling die de wet behoeft is geregeld in het besluit is de verordening zelf beknopt.

2.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 2

Zoals in het algemene deel van deze toelichting al aangegeven, is deze zorgplicht opgenomen in artikel 1 van de wet. In wetstechnische zin is het dan ook niet noodzakelijk om deze hier te herhalen. Er is voor gekozen om dat wel te doen, nu deze zorgplicht zozeer de kern van deze regelgeving uitmaakt, dat het opnemen ervan sterk bijdraagt aan de begrijpelijkheid van deze verordening.

Artikel 3

Met deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan artikel 3 van het besluit, dat luidt: “Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd”. Ook op de verantwoordelijkheid betreffende de omgang met gegevens zal worden toegezien. Er is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk. De antidiscriminatievoorziening dient aan te geven of ze beschikt over een opleidingprotocol waar klachtbehandelaars gebruik van kunnen

maken. Ook moet worden aangegeven hoe vaak van behandelaars wordt verwacht aan een opleiding deel te nemen. Het landelijke expertisebureau van Art.1 kan de opleidingen en cursussen verzorgen. De gemeente draagt er zorg voor dat de burger zich zowel fysiek als niet-fysiek kan melden. De mogelijkheid om zich fysiek op locatie te kunnen melden betekent tevens dat een burger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van waar hij of zij terecht kan om te melden. De gemeente draagt zorg voor de aanwezigheid van een locatie. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een bestaande balie (zie ook de toelichting bij artikel 5). Uiteraard kan ook

worden afgesproken dat de antidiscriminatievoorziening op locatie aanwezig is, zodat klachten direct bij de voorziening kunnen worden ingediend. Bij niet-fysiek wordt verstaan dat de mogelijkheid bestaat voor de burger via sms, telefoon (0900 landelijk en 0900 ADV), brief of email om de klacht te melden of in te dienen. Ook hier geldt dat op de gemeente een zorgplicht rust om ervoor zorg te dragen dat burgers kennis kunnen nemen van deze mogelijkheden.

Artikel 4

Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 6 van het besluit dat luidt: “De antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten”. Daarbij is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk. Strikt juridisch is deze bepaling niet noodzakelijk.

Artikel 5

De wet vermeldt dat de antidiscriminatievoorziening zich in de leefomgeving van burgers moet bevinden. De memorie van toelichting geeft aan dat het gemeenten vrij staat om daar op een praktische wijze invulling aan te geven. De voorziening hoeft dan ook niet in de gemeente zelf aanwezig te zijn. Een gemeente kan zich bijvoorbeeld aansluiten bij een (bestaande) regionale antidiscriminatievoorziening. Ook kan de gemeente aansluiting zoeken bij het regionaal discriminatieoverleg (RDO) waar politie, openbaar ministerie en antidiscriminatievoorzieningen overleg voeren over discriminatie incidenten en deze in zaaksoverzichten opnemen. Voor de nodige laagdrempeligheid kan dan worden gezorgd door een doorverwijsfunctie of meldpunt te creëren bij bestaande gemeentelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een loket burgerzaken, slachtofferhulp of WMO-loket. Een gemeente kan er ook voor kiezen deze toegang een meer inhoudelijk karakter te geven door een eigen frontoffice in te richten. Daarbij moet het voor klagers ondubbelzinnig duidelijk zijn dat een gemeentelijk loket een luisterend oor en de nodige deskundigheid kan

bieden, maar dat het zijn taak is om de klager door te geleiden naar de

antidiscriminatievoorziening. In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de

antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de (gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijk loket kan dan ook op geen enkele manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.

Vereisten voor de frontoffice zijn:

-Een loket gefaciliteerd door de gemeente dan wel een gemeenteloket waar klagereen klacht kan melden, luisterend oor kan vinden en professioneel kan worden doorverwezen naar de antidiscriminatievoorziening.

  • -

    Loketmedewerker dient inzicht te hebben in de materie.

  • -

    Positie als doorgeefluik helder moet zijn.

Vereisten voor de backoffice:

-Deze worden opgenomen in de subsidieregeling tussen gemeenten en

antidiscriminatievoorzieningen. Strikt juridisch is het niet noodzakelijk om met een front-en backoffice te werken. Daarom zijn deze vereisten niet in de modelverordening van de VNG, welke als leidraad geldt voor de Zandvoortse verordening, opgenomen.

Artikel 6

Deze bepaling behoeft geen toelichting.