Regeling vervallen per 20-03-2017

Nota gezondheidbeleid gemeente Ameland 2004 - 2008

Geldend van 26-04-2004 t/m 19-03-2017

Intitulé

Nota gezondheidbeleid gemeente Ameland 2004 - 2008

Artikel 1

INLEIDINGAls mensen wordt gevraagd wat ze het belangrijkste vinden in het leven, blijkt keer op keer dat gezondheid het hoogste goed is. De verantwoordelijkheid voor een goede gezondheid ligt in principe bij de mensen zelf. Gemeenten spelen echter ook een aanzienlijke rol bij het bereiken en behouden van een goede gezondheid van hun burgers. Van oudsher hebben gemeenten gedeeld in die zorg voor gezondheid, zowel op eigen initiatief als op grond van een aantal specifieke wetten. Denk daarbij aan gemeentelijke taken die de gezondheid en hetwelbevinden van mensen beïnvloeden: welzijn, volkshuisvesting, milieu, onderwijs, openbare orde.Met de inwerkingtreding van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (1989) kregen gemeenten de opdracht om de continuïteit en de samenhang van de collectieve preventie te bevorderen en te zorgen voor afstemming met de curatieve gezondheidszorg. Kern is dat gemeenten niet slechts het doorgeefluik voor landelijk beleid zijn, maar ook zelf hun verantwoordelijkheid voor de gezondheid(stoestand) van haar burgers moeten nemen. Daarom is de WCPV per 1 januari 2003 gewijzigd en is de verplichting opgenomen dat gemeenten per 1 januari 2004 een beleidsplan Preventie Volksgezondheid moeten hebben vastgesteld. Ook de gemeente Ameland moet aangeven wat zij eraan doet om de gezondheidvan haar burgers te handhaven en te verbeteren Het plan zal iedere vier jaar moeten worden geactualiseerd.WERKWIJZEOnze gemeente voert reeds veel taken uit op het terrein van de volksgezondheid. Deze taken staan in de nota benoemd. Tevens is een schets van de ontwikkelingen en trends in relatie tot gezondheid en in hun onderlinge samenhang gegeven. Op basis van deze informatie is een gemeentelijke visie gezondheidsbeleid geformuleerd. Na deze visieontwikkeling is uit onderzoek bij onder meer burgers en instellingen die betrokken zijn bij dit beleidsterrein gebleken welke knelpunten en wensen er op het terrein van gezondheidszorg ten aanzien van de inwoners van de gemeente Ameland zijn. Op basis van deze informatie heeft de raad in samenspraak met burgers en instellingen prioriteiten c.q. ambities gesteld die in de definitievenota zijn vastgelegd. Die nota zal de basis vormen voor verdere ontwikkeling van gezondheidsbeleid in de gemeente Ameland.Uit praktisch oogpunt hebben de Friese gemeenten in 2001 besloten de krachten te bundelen en een procesgroep in het leven te roepen. De procesgroep heeft een raamwerk geschrevendat goed aansluit bij de gezondheidssituatie en ontwikkelingen in de provincie Friesland. Het raamwerk is de basis geweest voor deze gemeentelijke nota (zie bijlage).Tot slot willen we opmerken dat gezondheidszorg niet alleen te beïnvloeden is via het beleidsterrein volksgezondheid. Het beleid is per definitie integraal beleid. Realisatie van de gemeentelijke ambities is slechts mogelijk via een goede samenwerking met andere Friese gemeenten, zorgaanbieders, zorgvragers, zorgverzekeraars en de GGD Fryslán.Wij hopen met deze eerste basisnota gemeentelijk gezondheidsbeleid een bijdrage te leveren aan het behouden en bereiken van een goede gezondheid van de inwoners van Ameland.1. DE ACHTERGROND1.1 Waarom (een nota) gemeentelijk gezondheidsbeleid? Gezondheid: een verantwoordelijkheid van gemeentenDe gemeente Ameland heeft goede redenen om zich te bekommeren om de gezondheid van haar burgers.Allereerst omdat gezondheid voor de burgers erg belangrijk is. Het is immers een voorwaarde voor een gelukkig en productief leven. Ook voor de samenleving als geheel is gezondheid van de burgers dus van belang. Verder heeft de gemeente mogelijkheden om de gezondheid van vooral de zwakkere groepen te verbeteren. Gezondheid wordt namelijk voor een groot deel bepaald door factoren die buiten het domein van de gezondheidszorg liggen: door de leefwijze en de sociale en fysieke omgeving. Het is voor de gemeente dus mogelijk en doelmatig om positief en preventief bij te dragen aan gezondheid.Tenslotte: de gemeente heeft wettelijke taken op het gebied van gezondheid. Van oudsher heeft de gemeente volgens de Grondwet een algemene verantwoordelijkheid op het brede terrein voor de gezondheid van haar burgers. Daarnaast is er allerlei specifieke wetgeving zoals de Wet collectieve preventie volksgezondheid die de gemeenten in Friesland uitvoeren in samenwerking met de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD Fryslán). Ook heeft de gemeente een verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling voor verpleging en verzorging, waarvan de uitvoering is ondergebracht bij het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO).Naast de directe verantwoordelijkheid voor uitvoerende taken op het terrein van gezondheid zijn er verantwoordelijkheden die een gemeente in samenwerking met andere partijen op zich neemt. Samenwerking met andere gemeenten en instellingen in bijvoorbeeld de maatschappelijke opvang en de ambulancezorg. Maar ook samenwerking met andere partijen in de gezondheidszorg voor het bevorderen van toegankelijkheid en samenhang in de zorg. Anders gezegd, samen met anderen invulling geven aan een goed functionerende zorgketen, van preventieve tot en met curatieve zorg. In deze samenwerkingsrelaties heeft de gemeente meestal een signalerende of faciliterende rol en in toenemende mate een regierol. Al met al zijn er voor onze gemeente genoeg redenen en mogelijkheden om de gezondheid van de burgers te bevorderen en om de kwaliteit van leven te vergroten.Landelijke ontwikkelingenGemeenten dragen al veel bij aan de gezondheid van de bevolking. Dat de gemiddelde levensverwachting van de bevolking in de 20e eeuw enorm is toegenomen, is onder andere het gevolg van verbeterde hygiënische omstandigheden (riolering) en behuizing (woningwet). De gezondheidssituatie van de bevolking is niet alleen te beïnvloeden is via de gezondheidszorg. Er is potentieel juist veel winst te behalen door gezondheidsbeïnvloeding vanuit allerlei andere maatschappelijke geledingen. Vanuit dat oogpunt dient het beleid dicht bij de burger, dus op lokaal niveau bepaald en uitgevoerd te worden.Dit gegeven was ook een aanleiding voor de Wet op de collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv). Deze wet uit 1989 regelt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor veel werkzaamheden op het vlak van de gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming. Met deze wet stond gezondheidsbeleid weer op de gemeentelijke agenda.Evaluatie van de uitvoering van de Wcpv door de commissie Lemstra (1996) leverde een aantal adviezen op: gemeenten moeten niet alleen doorgeefluik zijn van het landelijk beleid en het maken van beleid overlaten aan de GGD. Ze dienen zelf meer verantwoordelijkheid te ten nemen voor het gezondheidsbeleid en zelf beleid formuleren voor bestaande problematiek. Het Lemstra-rapport heeft vervolgens een reeks van ontwikkelingen in gang gezet. De verplichte invoering van een nota gezondheidsbeleid is daar één van. Maar ook de nota Spelenop winst, waarin het Platform Openbare Gezondheidszorg een visie op de Openbare Gezondheidszorg -0GZ- is daarvan een voorbeeld.Openbare gezondheidszorg bevat die delen van de gezondheidszorg en het openbaar bestuur die zich doelbewust richten op de ziektepreventie en de bescherming en bevordering van de volksgezondheid. Het gemeentelijk gezondheidsbeleid is daar dus onderdeel van. Vervolgensis een plan van aanpak voor de openbare gezondheidszorg opgesteld. Het plan van aanpak heeft onder andere de volgende onderdelen:• invoering van de verplichting aan gemeenten om vanaf 2003 vierjaarlijks een nota gezondheidsbeleid uit te brengen;• het vierjaarlijks ontwerpen van een landelijke nota gezondheidsbeleid - vanaf 2002;• versterken van de gezondheidscomponent in het grote-stedenbeleid;• stimuleren van gemeenten om het gemeentelijk gezondheidsbeleid te versterken. Van februari 2001 tot 1 maart 2003 hebben de ministeries van VWS en BZK, de VNG en GGD Nederland via een Nationaal Contract OGZ samengewerkt. Het Nationaal Contractheeft een krachtige impuls gegeven aan de versterking van de OGZ in Nederland, op nationaal en lokaal niveauGemeenten moeten dus een gezondheidsbeleid voeren en dit beleid vastleggen in een gemeentelijke nota gezondheidsbeleid, een gezondheidsbeleidsplan voor een termijn van vier jaar. In de Memorie van Toelichting betreffende de wijziging van de Wcpv staat hierover: `Het beleid vormt onderdeel van het lokale politieke debat en dient afgestemd te worden met andere gemeentelijke beleidsonderwerpen (wonen, werken, verkeer, sociale zekerheid, onderwijs, welzijn). De gemeenteraad geeft aan in de nota hoe hij uitvoering geeft aan de in de wet genoemde taken en verplichtingen. Verwacht mag warden dat de gemeenteraad daarbij ingaat op de landelijke prioriteiten op het gebied van de collectieve preventie die de minister elke vier jaar vaststelt. De gemeenten zullen een beschrijving geven van degezondheidstoestand van hun inwoners, doelen stellen op populatieniveau en verbanden aangeven met andere beleidsterreinen.Ook het RIVM, dat eind 2002 een nieuw toekomstverkenning publiceerde onder de titel `Gezondheid op Koers' bevestigde het belang van de preventieve aanpak. Volgens het RIVM is vooral gezondheidswinst te boeken door het bevorderen van gezond gedrag. Het RIVM stelt nadrukkelijk dat de stagnatie in de groei van de levensverwachting vooral het gevolg is van ongunstige ontwikkelingen in leefstijl en niet van knelpunten in de zorg, zoals wachttijden en wachtlijsten. In het recente advies aan VWS `Gezondheid en Gedrag' benoemt de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg de verantwoordelijkheid van diverse partijen met betrekking tot het beïnvloeden van gezond gedrag. De Raad benadrukt de belangrijke rol van de burger zelf voor zijn gezondheid c.q. gedrag. De (lokale) overheid moetvooral voorwaardenscheppende maatregelen treffen en het beleid verduidelijken door middel van voorlichting.1.2 Visie op gezondheid en gezondheidsbeleid GezondheidVolgens de WHO is gezondheid `een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekten en gebreken'. Gemeenten behoeven dus niet te streven naar een situatie waarin burgers nooit ziek zijn of naar een samenleving waarin nooit iets mis is. Het is wel belangrijk dat mensen keuzes kunnen maken inzake hun eigen gedrag, invloed kunnen uitoefenen op hun sociale en fysieke omgeving en dat ze (indien nodig) gepaste, betaalbare zorg ontvangen. Voor de bwger zelf is gezondheid vaak geen doel op zich, maar een voorwaarde tot geluk, mobiliteit en werk. Iemand met een handicap of chronische aandoening kan zichzelf best gezond voelen.Deze `gezondheidsbeleving' wordt ook vaak als maat voor gezondheid genomen. Beleidsmakers meten de gezondheidstoestand meer op basis van levensverwachting en het vóórkomen van ziekte, ziekteverzuim en dergelijke. Dit komt uitgebreid aan de orde in hoofdstuk 3 van dit plan.In de memorie van toelichting bij de Wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid wordt gezondheidswinst opgevat als: verlengen van de gezonde levensverwachting, voorkomen van vermijdbare sterfte en verhogen van de kwaliteit van het leven.Bij het maken van beleid op het gebied van gezondheid is inzicht nodig in de manier waarop je gezondheid van mensen kunt beïnvloeden. Een handig hulpmiddel daarbij is het zogenaamde `model van Lalonde'. Het model onderscheidt vier soorten factoren die van invloed zijn op de gezondheid van mensen:• biologische en erfelijke factoren: de aanwezige (aanleg tot) gezondheid of ziekte;• omgeving: de fysieke en sociale omgeving, zoals woonomgeving, milieu, sociale samenhang, arbeidsparticipatie en veiligheid;• leefstijl: het gedrag van mensen dat van invloed is op hun gezondheid;• gezondheidszorg: de beschikbaarheid van gezondheidszorgvoorzieningen.Biologische factoren - onveranderbaarLeefstijl - houding- mogelijkheden kennen beslissingen nemenNaast deze factoren uit het model van Lalonde is de financiële positie van de bevolking van invloed op de gezondheid. Groeperingen met een slechte financiële positie zijn minder goed in staat om deel te nemen aan sport en gebruik te maken van gezondheidsvoorzieningen. Zij zijn daardoor minder in staat hun gezondheidstoestand positief te beïnvloeden.Uit alle genoemde factoren blijkt wel dat de kansen op gezondheid voor individuele burgers verschillen. De laatste jaren is er veel aandacht voor de zogenaamde sociaal-economische gezondheidsverschillen, vooral ontstaan door verschillen in omstandigheden waarin mensen opgroeien, wonen en werken. Voor gemeenten ligt hier een belangrijk aangrijpingspunt voorhet gemeentelijk gezondheidsbeleid.De biologische factoren zijn niet beïnvloedbaar door de gemeentelijke overheid en worden dus verder buiten beschouwing gelaten. Op factoren als omgeving en leefstijl heeft de gemeente de meeste invloed. Ook de gezondheidszorg is vanzelfsprekend van invloed op de gezondheid van burgers. De (gemeentelijke) overheid kan onder andere aandacht besteden aan de toegankelijkheid van deze zorg en speelt een rol in het vestigingsbeleid.Uit het bovenstaande blijkt wel dat gezondheid niet alleen te beïnvloeden is via de sector volksgezondheid. Ook maatregelen en gedrag op het terrein van bijvoorbeeld verkeer, veiligheid, ruimtelijke ordening, sociaal beleid, milieu en onderwijs, kunnen de gezondheid beïnvloeden. Gezondheidsbeleid is dan ook per definitie integraal beleid. Samenwerking staat hierbij centraal: binnen de gemeente, tussen gemeenten en met regionale instellingen, patiënten- en consumentenorganisaties en financiers. Naast uitvoerder van gezondheidsbeleid werpt de gemeente zich zo steeds meer op als regisseur van gezondheidsbeleid. In die functie bevordert zij verschillende vormen van zorg en de afstemming daartussen. In hoofdstuk 2 wordt nader op deze regiefunctie ingegaan.Visie Gemeente Ameland op gemeentelijk gezondheidsbeleidGemeentelijk gezondheidsbeleid is gericht op behoud en verbetering van de volksgezondheid en op het wegwerken van gezondheidsverschillen tussen groepen van de bevolking in de gemeente Ameland.Uitgangspunten vanuit de visie op gemeentelijk gezondheidsbeleidUitgaande van de boven omschreven visie op gezondheid, de landelijke `agenda' van de Openbare Gezondheidszorg en rekening houdend met de beïnvloedingsmogelijkheden van de gemeente op het gebied van gezondheid hanteert de gemeente Ameland de volgende uitgangspunten voor haar gezondheidsbeleid.1. Optimale kansen op gezondheid voor iedereenHet is de taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat alle burgers optimale kansen op gezondheid hebben. Belangrijkste aangrijpingspunt voor gemeenten in het gezondheidsbeleid is preventie. Een andere gemeentelijke taak is het bevorderen dat zorgvoorzieningen voor iedereen beschikbaar en bereikbaar zijn en dat er een goede onderlinge samenhang tussen voorzieningen is.Tenslotte heeft een gemeente de taak een vangnet te bieden voor diegenen die om enigerlei reden geen gebruik (kunnen) maken van de reguliere voorzieningen.Het bieden van optimale kansen op gezondheid voor iedereen betekent niet dat de overheid verantwoordelijk is voor het ontstaan van gezondheidsproblemen. Iedere individuele burger heeft een eigen verantwoordelijkheid voor zijn eigen gezondheid; de overheid schept voorwaarden om het maken van zelfstandige keuzes van burgers mogelijk te maken.2. Verkleinen van gezondheidsverschillenDe kansen op een gezond leven zijn niet gelijk verdeeld. Er zijn allerlei factoren die ertoe leiden dat sommige mensen meer (gezondheids)risico's lopen dan anderen, minder goed in staat zijn om voor zichzelf te zorgen, minder gebruik (kunnen) maken van voorzieningen. Juist omdat het met de meeste burgers goed gaat, richt de gemeentelijke overheid zich in haar gezondheidsbeleid met name op diegenen die minder kansen hebben en meer bedreigingen ondervinden waar het gaat om hun gezondheid.-B 2. HUIDIGE SITUA1'llk; RONDOM GEMEENTELIJK GEZONDHEIDSBELEID2.1 Wettelijk kaderGemeenten hebben op grond van een groot aantal wetten een verantwoordelijkheid voor de gezondheid van hun burgers. Sommige wetten geven gemeenten een algemene verantwoordelijkheid, een soort morele verplichting om zich te bemoeien met de gezondheid van burgers. Andere wetten geven een omschrijving van specifieke, nader omschreven uitvoerende verantwoordelijkheden. Uit de combinatie van algemene en specifieke verantwoordelijkheden vloeien verschillende taken voort. Verderop in dit hoofdstuk zal duidelijk worden dat de verschillende taken en verantwoordelijkheden leiden tot verschillende rollen van de gemeenten in het gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld uitvoerende en regierol).Een drietal wetten vormt de basis voor de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de gezondheid van de burgers: de Grondwet, de Welzijnswet en de Wet collectieve preventie volksgezondheid.De GrondwetDe grondwet benoemt de algemene verantwoordelijkheid voor de gezondheid van de burgers. De WelzijnswetWelzijn is een belangrijke voorwaarde voor gezondheid. Op grond van de Welzijnswet hebben gemeenten een aantal uitvoerende verantwoordelijkheden, waarmee het welzijn van burgers en daarmee de gezondheid kan worden beïnvloed. Met subsidies op basis van de Welzijnswet kunnen gemeenten bijvoorbeeld verenigingen steunen die zorgen voor ontspanning, sport en bewegen en sociale contacten.Daarnaast hebben gemeenten op grond van de Welzijnswet de verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke opvang, de verslavingszorg, de vrouwenopvang, het algemeen maatschappelijk werk en de maatschappelijke dienstverlening.De Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv)De Wet collectieve preventieve volksgezondheid is een andere, wellicht nog belangrijkere wet op grond waarvan gemeenten een aantal taken hebben op het gebied van gezondheidsbeleid. De Wcpv maakt gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van collectief-preventieve take. De gemeente moet daarbij zorgdragen voor continuïteit, samenhang en afstemming, binnen de collectieve preventie en met de curatieve gezondheidszorg. Ook dient de gemeente de collectieve preventie natuurlijk af te stemmen met het gemeentelijk beleid op andere terreinen. Verder werkt zij samen met andere organisaties.Dit samenwerken over de grenzen van de verschillende deelterreinen van de gemeentelijke gezondheidszorg en sociale zorg vormt de kern van de Wcpv. Daarnaast wijst de Wcpv expliciet taken aan die de gemeente zelf moet uitvoeren: infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg.De Wcpv verplicht de gemeente om voor Wcpv-taken een gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) in stand te houden met voldoende deskundigheid om die taken te behartigen.In 2002 is de Wcpv geactualiseerd. De belangrijkste wijzigingen zijn:• De herformulering van enkele gemeentelijke taken. Het gaat hierbij om modernisering en nadere concretisering van begrippen.• De opdracht aan de gemeente om elke vier jaar een nota gezondheidsbeleid op te stellen. In deze nota moet de gemeente tenminste aangeven hoe zij de collectieve preventietakenuitvoert en ook hoe zij gestalte geeft aan het gemeentelijk facetbeleid en de samenwerking met andere partijen.• De verankering van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg en het onder gemeentelijke regie brengen van de hele jeugdgezondheidszorg van 0-19 jaar.• De verplichting voor het Rijk, elke vier jaar bij nota landelijke prioriteiten vast te stellen op het gebied van de collectieve preventie.Tevens is het begrip `collectieve preventie' nu nader gedefinieerd: Collectieve preventie is bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking of van specifieke groepen daaruit alsmede het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten onder die bevolking.In de provincie Fryslán is de uitvoering van deze taken grotendeels ondergebracht bij GGD Fryslán.Overige wetgevingBehalve taken op het gebied van preventie, hebben gemeenten ook een aantal zorgtaken. De belangrijkste voorbeelden daarvan zijn de uitvoering van de WVG en de verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling voor verpleging en verzorging, taken op het gebied van deambulancezorg en de verantwoordelijkheid voor de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen.- Ook zijn er nog veel andere wetten op grond waarvan gemeenten uitvoerende taken hebben op het gebied van gezondheid. In bijlage 4 worden die wetten kort weergegeven. - - 2.2 Wat doet de gemeente A.meland nu al op het terrein van gezondheid? Algemene activiteiten van GGD Fryslán in het kader van de collectieve preventie Iedere gemeente is volgens de Wcpv verplicht, een GGD in stand te houden. Individuele uitvoering van deze verplichting door een gemeente zou echter inefficiënt zijn en leiden tot onevenredig hoge kosten. De 31 Friese gemeenten nemen daarom deel aan de `Gemeenschappelijke regeling GGD Fryslán'. In deze regeling wordt de uitvoering van in ieder geval een groot aantal Wcpv- taken bij GGD Fryslán neergelegd. Daarnaast zijn er ook andere wettelijke taken, zoals op het terrein van rampenbestrijding en infectieziektebestrijding, die door GGD Fryslán warden uitgevoerd.Het overgrote deel van de werkzaamheden wordt gefinancierd uit het gemeentefonds op basisvan een bijdrage per inwoner. Daarnaast is er externe financiering, bijvoorbeeld door de Zorgverzekeraar of wordt er gewerkt volgens tariefstelling.De belangt ijkste taken die GGD Fryslán uitvoert voor de gemeente Ameland zijn de volgende:• inzicht bieden in de gezondheidssituatie van de bevolking, o.a. door het opstellen van gezondheidsprofielen;+ beleidsadvisering naar gemeenten en andere organisaties;• zorg voor jeugd door systematische screening, gezondheidsonderzoek van 4-19-jarigen, spreekuren, participatie in (met name bovengemeentelijke) netwerken, stimulerenschoolgezondheidsbeleid, programma mondgezondheid, Ieveren van vertrouwenspersonen machtsmisbruik op school, vaccinatie van 9-jarigen* en crisiszorg;• uitvoeren van GVO/preventieprogramma's voor jeugd, volwassenen en ouderen. De programma's zijn gericht op gezonde leefstijl en psychosociale gezondheid;+ afstemmen van preventieprograrnma's: de GGD vervult dikwijls een voorzitters- of secretariaatsrol;• publieksinformatie, o.a. door informatiecentrum over gezondheid, informatie in (lokale)kranten en op de GGD-Website, campagnes over actuele gezondheidsthema's en verstrekken van handboeken aan professionals en organisaties;• Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, vangnet en bemoeizorg, sociale kaart,psychosociale hulpverlening na rampen, registratie en monitoring, coordinatie regionale verantwoordelijkheid, toegeleiding naar eerstelijnszorg;• infectieziektebestrijding: tuberculosebestrijding, SOA-/AIDS-bestrijding,reizigersadvisering en -vaccinatie en signalering en registratie, bron- en contactopsporing, begeleiding, voorlichting bij overige infectieziekten;• milieugezondheidszorg: signaleren van risico's van milieuproblematiek, het treffen van maatregelen en het geven van voorlichting;• bevolkingsonderzoeken naar borst- en baarmoederhalskanker: voorlichting en evaluatie;• organisatie van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR):regionale planvorming, organisatorische en operationele voorbereiding, beheer van de GHOR-organisatie;• technische hygiënezorg voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen;• sociaal-medische advisering: advisering m.b.t. de rechtmatigheid van aanvragen enverzoeken ter beoordeling van de arbeidsgeschiktheid en ter bepaling van de indicatie voor voorzieningen (bijzondere bijstand, huisvesting, verpleging en verzorging);• forensische geneeskunde: lijkschouwing, arrestantenzorg, medisch-technisch onderzoek;• medische zorg asielzoekers: De Stichting MOA Noord-Nederland voert alle GGD-taken uit voor de doelgroep asielzoekers. De gemeente is verantwoordelijk voor de zorg en via de GGD inhoudelijk verantwoordelijk. Bij de medische opvang van asielzoekers ligt het accent op preventie. Een tweede taak is de toegeleiding naar de curatieve zorg, zoals huisarts, tandarts of verloskundige. In bijzondere situaties neemt de MOA de zorgcobrdinatie op zich, bijvoorbeeld in geval van een hongerstaking.De zorg voor de 0-4 jarigen wordt uitgevoerd door Thuiszorg Het Friese Land:belangrijkste taak is o.m. het consultatiebureau (ouder- en kindzorg) verder inenting, thema bijeenkomsten etc.23 Huidige activiteiten van de gemeente AmelandDe gemeente Ameland voert op tal van terreinen beleid dat een bijdrage levert aan de volksgezondheid. Veelal maakt het aspect volksgezondheid er actief deel van uit. Soms echter draagt een activiteit onbedoeld bij aan gezondheidsbeleid, bijvoorbeeld als het activiteiten betreft die het "welbevinden"van de burger vergroten. Ook kan gedacht worden aan activiteiten waarvoor de gemeente direct of indirect middelen (subsidies) verstrekt en die degezondheid van de burger bevorderen of het gezondheidsrisico voor bepaalde groepen verkleinen.Onderstaand een beeld van de manier waarop de gemeente een bijdrage levert aan degezondheid en het welbevinden van de burger en wel op de volgende beleidsvelden:• Onderwijs: huisvesting, onderwijsachterstandenbeleid beheersing Nederlandse taal(o.m. inzet diverse instrumenten ten behoeve van voor- en vroegschoolse educatie, ondersteuning schoolloopbaan, bestrijding voortijdig schoolverlaten e.d.), gym- en zwemonderwijs, logopedie, Motorische Remedial Teaching, peuterspeelzaalwerk.• Jeugdwerk: aanbod van sociaal cultureel werk, project de Gezonde school en genotsmiddelen, maatwerk GGD, projecten Omgaan met Elkaar.• Sport en bewegen: oprichten en instandhouden van binnen- en buitensportaccommodaties, subsidiëring van verschillende sportverenigingen zodat sport voor een ieder betaalbaar is.• Ouderenwerk: subsidiëring van flankerend ouderenwerk, bieden van goede huisvesting, stimulerende rol in het komen tot een betere afstemming van de zorg op dit terrein.• Gehandicaptenbeleid: uitvoering van de Wet Voorzieningen Gehandicapten, aanpasbaar bouwen, toegankelijk maken van openbare gebouwen.• Milieu: verrichten van grond- en bodemonderzoek; saneren van verontreinigde grond; controleren van en het stellen van nadere eisen aan opslag stoffen, grote energieverbruikers, brandblusapparatuur, energieverbruikers; klimaat- en geluidbeleid.• Bouw- en woningtoezicht: toezicht op het naleven van de bouwvoorschriften, verwijderen van milieuonvriendelijke materialen, toezicht op het niet toepassen van brandgevaarlijkematerialen, realiseren van een gezond binnenklimaat in de woningen (ventileren en isoleren).• Ruimtelijke ordening: zongericht bouwen, realiseren van goede waterafvloeing (o.m. gescheiden rioolsysteem), rekening houden met landschappelijke aspecten voor de eigen bevolking maar ook voor de toerist, bedrijven verplaatsing, aanpasbaar bouwen.2.4 Veranderende rol van gemeentenReeds eerder in de nota is aangegeven dat gemeenten veel taken op het gebied van de volksgezondheid hebben. De rol van de gemeenten op het terrein van gezondheid en zorg in Friesland kan als volgt worden samengevat:Gemeenten dragen op basis van een groot aantal wetten en vanuit diverse gemeentelijke sectoren bij aan gezondheid en gezondheidsbeleid.• De gemeenten besturen op basis van een gemeenschappelijke regeling de GGD Fryslán en bepalen zo de uitvoering van de taken in het kader van de Wcpv. Daarnaast is elke`individuele' gemeente ook klant van de GGD en onderhandelt over de lokale invulling en over uitvoering van plustaken.• Uitvoering van een aantal zorgtaken, voortvloeiend uit de RIO en WVG.® Ambtelijke afstemming van volksgezondheids- en GGD-zaken vinden plaats binnen deregionale overleggen volksgezondheid; ook de GGD neemt hieraan deel.• Overleg met zorgkantoor en zorgverzekeraars.o De gemeenten zijn vertegenwoordigd in de projectgroep van de Regiovisie preventie.• Gemeenten zijn betrokken bij de totstandkoming van diverse andere regiovisies.o De gemeenten zijn via een stichtingsconstructie verantwoordelijk voor de Medische Opvang Asielzoekers.De gemeenten werken via de stuurgroep Integrale Jeugdgezondheidszorg aan een gemeenschappelijke visie op de Jeugdgezondheidszorg van 0 tot 19 jaar.Momenteel zijn er veel ontwikkelingen gaande en wordt er meer een appèl gedaan op de regierol en bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeente.Bij die regie gaat het zowel om interne afstemming tussen de diverse gemeentelijke sectoren als externe afstemming tussen bijvoorbeeld particuliere en gesubsidieerde organisaties. Zowel om inhoudelijke redenen als om redenen van efficiency ligt regionale samenwerking voor de hand, maar het blijft de politieke verantwoordelijkheid van ieder individueel gemeentebestuur om het beleid vast te stellen en te ondersteunen.3. KNELPUNIEN IN FRYSLAN EN AMELAND; NADER UITGEWERKT VOOR DE GEMEENTE AMELANDIn dit hoofdstuk gaat het om de knelpunten die zijn af te leiden uit de beschrijving van de (regionale) ontwikkelingen en trends op het terrein van gezondheidsbeleid of die voortvloeien uit de beschrijving van de gezondheidssituatie in Friesland (zie bijlage 1). Dezeontwikkelingen zijn nader toegespitst op Ameland d.m.v. een bijeenkomst met de raadsleden en instellingen.Zoals gesteld, is de gezondheidssituatie van de Friese bevolking en derhalve ook van de inwoners van Ameland over het algemeen goed. Maar er valt op verschillende punten zekernog gezondheidswinst te behalen, met name bij bepaalde risicogroepen. Het gaat om de volgende knelpunten:1. De aanwezigheid van sociaal-economische gezondheidsverschillen: mannen met een lage sociaal-economische status (waarbij opleiding als maat is genomen) brengen gemiddeld zestien jaren minder in goede gezondheid door en hun levensverwachting is vijf jaar korterten opzichte van mannen uit de hoge sociaal-economische groepen. Voor vrouwen is dit verschil respectievelijk 14 jaar en bijna 3 jaar.In de Amelandse situatie komt deze problematiek op kleine schaal voor; met name éénoudergezinnen verdienen hierin bijzondere aandacht.2. Veel mensen vertonen ongezond gedrag zoals roken, te weinig bewegen, slechte voedingsgewoonten, met een negatieve gezondheidsontwikkeling tot gevolg. Bevolkingsgroepen met een naar verhouding ongezond gedrag of een hoge kwetsbaarheid op dit punt zijn jongeren, ouderen, allochtonen en personen met een lage sociaal-economische status. In de Amelandse situatie is roken en het hoge alcoholgebruik bij jongeren en volwassenen opvallend. Op jonge leeftijd wordt alcoholgebruik reeds getolereerd. In de alcoholcultuur, hetgeen veel te maken heeft met het toerisme, doen de Amelanders volop mee. Onder de jeugd ontwikkelt zich een harde kern m.b.t. drugsgebruik. Tevens vermindert de deelname aan sport. Bij ouderen isbewegingsarmoede, ongezonde voedingsgewoonten en een hoog medicijngebruik opvallend.3. De sociale en geestelijke gezondheidssituatie van mensen is niet optimaal. Bevolkingsgroepen met een relatief hoge kwetsbaarheid op dit punt zijn allochtonen, jongeren, ouderen, daklozen, verslaafden, asielzoekers en (ex-)psychiatrisch patiënten.In de Amelandse situatie verdienen de volgende onderwerpen bijzondere aandacht:- ontwikkelingsachterstanden 0 - 6 jarigen- psychosociale problemen bij leerlingen middelbaar onderwijs- eenzaamheid bij ouderen.Een deel van de burgers heeft chronische gezondheidsproblemen, is gehandicapt of wordtgeconfronteerd met ouderdomsproblemen waardoor het dagelijks functioneren wordt belemmerd.In de Amelandse situatie verdienen de volgende onderwerpen bijzondere aandacht:- afnemende mobiliteit bij ouderen door ouderdomsproblemen- stervensbegeleiding op het eitang- aangepaste huisvesting voor ouderen- hulp aan chronisch zieke toeristen die op het eiland verblijven en een AWBZ indicatie-hebben.5. De druk op voorzieningen in de sfeer van zorg, wonen en welzijn voor ouderen en allochtonen neemt toe.Voor Ameland geldt specifiek dat men last heeft van schotten tussen het aanbod van ouderen vanuit AWBZ instellingen in de V en V sector. Er is behoefte aan een samenhangend aanbod aan ouderen vanuit 1 centrale regie gesitueerd op het eiland. M.b.t. de eerste lijn is er een dreigend tekort aan huisartsen te verwachten.4. ACTUELE ONTWIKKELINGEN EN AMBITIES IN HET (REGIONALE) GEZONDHEIDSBELEIDIn dit hoofdstuk worden ontwikkelingen en ambities geschetst die actueel zijn in het Friese en Amelandse gezondheidsbeleid. De ontwikkelingen en ambities voor het Amelandse gezondheidsbeleid staan cursief gedrukt.Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang en verslavingszorgVanaf 1 januari 2001 worden op basis van de Welzijnswet aan de gemeente Leeuwarden twee uitkeringen door VWS verstrekt: één voor de maatschappelijke opvang (bestaande uit dak- en thuislozenzorg en crisisopvang) en verslavingsbeleid en één voor vrouwenopvang. Onlangs zijn regiovisies verschenen voor het verslavingsbeleid respectievelijk de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.De Regiovisie ambulante verslavingszorg (vastgesteld door de gemeenteraad Leeuwarden d.d. 13 mei 2002) is richtinggevend voor de te maken productafspraken met de instelling voor de verslavingszorg: de Dr. Kuno van Dijkstichting en de inbedding van de ambulante verslavingszorg in de bestaande lokale zorgstructuren. In de toekomst wordt deze verdeling (periodiek) aangepast op basis van (terugkerend) onderzoek naar het bereik en de behoefte aan ambulante verslavingszorg in de provincie Friesland.Het door de gemeente Leeuwarden opgestelde uitvoeringsprograma 2003-2004 van de Regiovisie MONO wil de implementatie van de regiovisies koppelen aan de openbare geestelijke gezondheidszorg (oggz) en de problematiek van huiselijk geweld. Het programma legt de verantwoordelijkheid voor de preventie van maatschappelijke uitval vooral bij gemeenten. Door het instellen van lokale zorgnetwerken, het voorkomen van huisuitzettingen, het aanbieden van schuldhulpverlening en het vroegtijdig signaleren en aanpakken van huiselijk geweld kunnen gemeenten preventie bewerkstelligen. Het programma gaat verder uit van onderzoek naar de mogelijkheid van het deconcentreren van opvangvoorzieningen naar enkele grotere plaatsen in Friesland. De gemeente Ameland onderschrijft de regievisie MO/VO in grote lijnen en heeft gesteld op lokaal niveau bereid te zijn zich in te zetten op preventie en nazorg. Uitvoering van alle activiteiten, inclusief het regiemodel, dient echter binnen de bestaande MO-budgetten te worden gerealiseerd.Vermaatschappelijking van de Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)In de psychiatrie is een proces van vermaatschappelijking gaande. In Friesland is dat vooral zichtbaar geworden door een verschuiving van concentratie in `Franeker' naar een gespreid aanbod van voorzieningen in de hele provincie. Snel herstel en behoud van het sociale netwerk staan in de behandeling voorop. Het proces van vermaatschappelijking is nog lang niet voltooid. Voor een betere integratie van psychisch zieken en gehandicapten zijn nog veel inspanningen van gemeenten nodig op het gebied van werk, vrijetijdsbesteding, huisvesting, integratie van bewoners in hun buurt/dorp en diverse vormen van zorg. De gemeente Ameland gaat zich hier actief op richten.Huiselijk geweldMet de nota `Privé-geweld, publiek zaak' heeft het vorige kabinet duidelijk willen maken dat de verantwoordelijkheid van de samenleving niet stopt bij de voordeur.De ministeries van justitie, binnenlandse zaken en VWS zetten daarvoor een breed scala aan middelen in, variërend van aanpak door politie en justitie via publieksvoorlichting enIsgegevensverzameling tot coördinatie van hulpverlening door maatschappelijke werk, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en vrouwenopvang.Het Rijk wil dat gemeenten een regierol op zich nemen, die bestaat uit:• het met nadruk presenteren van huiselijk geweld als beleidsthema;4 het opzetten van samenwerkingsverbanden;• het tot stand brengen van concrete afspraken tussen alle betrokken partijen;4 het formuleren van beleidsdoelen en het evalueren van beleid.Het Thuisfront Friesland heeft onderzocht of en hoe de Friese gemeenten willen samenwerken rond dit nieuwe beleidsthema. Een mogelijkheid is dit beleidsonderdeel onder te brengen bij de GGD Fryslán. Ook is er aandacht voor de specifeke rol van de centrumgemeente Leeuwarden op het gebied van de vrouwenopvang. De gemeente Ameland brengt dit beleidsonderdeel onder bij de GGD Fryslc n.Vernieuwde samenwerking gemeenten / GGD Fryslán.De relatie tussen de gemeente en GGD Fryslán is aan het veranderen. Er wordt gewerkt aan een systeem met de bedoeling dat de individuele gemeenten meer zelf bepalen welke producten van de GGD worden afgenomen. Hierbij is de volgende beleids- en werkcyclus opgenomen:Inzicht in gezondheidssituatie van de Friese bevolking 

Registratie en evaluatie van uitgevoerde activiteit/dienst Advies aan de gemeenten over de wijze van aanpak

SamenwerkingGemeentenlGGG Fryslàn Uitvoeren van geaccordeerdediensten of activiteitPreventiebeleidDe regiovisie preventie is een richtinggevend kader voor regionaal preventiebeleid. De eerstefase van de regiovisie preventie is eind 2000 afgerond en heeft een kadernotitie opgeleverd. Hierin zijn de doelstellingen, uitgangspunten en inhoud op hoofdlijnen door GGD en gemeenten ingevuld.In de tweede fase maken gemeenten, provincie, zorginstellingen, financiers en patiëntenorganisaties een samenhangend preventiebeleid, o.a. op basis van gesignaleerde knelpunten, waanvoor- gezamenlijk oplossingen worden gezocht. De regiovisie wordt begin 2003 bestuurlijk vastgesteld. Daarna is een vervolg nodig om verdere uitvoering te geven aande gekozen oplossingsrichtingen. De Projectgroep Regiovisie is inmiddels omgevormd tot een Fries Preventieplatformt. Ook is er de wens om Fries Preventiefonds in te stellen. De gemeente Ameland onderschrijft de gekozen oplossingsrichting.Integrale jeugdgezondheidszorg 0 - 19 jaarSinds 1 januari 2003 is het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg in de Wcpv verankerd en zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van integrale jeugdgezondheidszorg voor 0 - l 9 jarigen. Onder die regie bevond zich al de jeugdgezondheidszorg voor 4 - 19-jarigen. De taken van het `consultatiebureau voor 04-jarigen' zijn daar dus bijgekomen. Voor gemeenten betekent dit de kans op een nauwe integratie met het jeugdbeleid. De afgelopen twee jaren zijn door het Kabinet aan de gemeenten extra financiële middelen beschikbaar gesteld (Tijdelijke regeling Vroegsignalering) om de overgang naar degemeenten te vergemakkelijken. In Friesland is het geld besteed om de volgende functies te versterken:- registratie van risicokinderen- provinciale netwerken- lokale activiteiten met nadruk op huisbezoeken aan ouders van risicokinderen, deelname aan lokale netwerken en begeleiding en verwijzing van risicokinderen.Vanaf 2003 krijgen de gemeenten via de Regeling specifieke uitkering beschikking over de `oude' AWBZ-gelden, aangevuld met landelijk €16 miljoen. Daarnaast wordt het bedrag dateerder via de Trv werd uitgekeerd, nu extra in het gemeentefonds gestort voor financiering van het maatwerkdeel jeugdgezondheidszorg 0-19-jarigen.In 2008 gaan de gelden vanuit de specifieke uitkering JGZ in principe over naar het gemeentefonds, tenzij de evaluatie in 2006 aanleiding geeft om hierover een ander besluit te nemen.. Om in Frysldn te komen tot afstemming van de gemeentelijke regierol is een stuurgroep `Integrale jeugdgezondheidszorg nul tot negentien jaar' in het leven geroepen. Degemeente Ameland onderschrijft de gekozen aanpak en zal de gesignaleerde knelpunten inbrengen.JeugdzorgDiverse gemeenten experimenteren met steunpunten voor jongeren en ouders. De steunpuntenfungeren als informatiepunt en als sluis voor het maatschappelijk werk, de jeugdzorg en de GGZ.De gemeente Ameland kan vanwege de omvang niet kiezen voor een fysiek steunpunt, maar probeert een adequate doorvenvijzing en ketenzorg te bewerkstelligen door middel van goede samenwerkingsafspraken tussen plaatselijke organisaties en neemt hierin initiatief Speciale aandacht is gericht op samenhang aan brengen tussen instellingen die werkzaam zijn t.b.v. 0-6 jarigen en preventie gericht op alcohol- en drugsgebruik.Toezicht kinderopvangEr is een Wet Basisvoorziening Kinderopvang in voorbereiding. Deze wet geeft gemeenten vanaf 1 januari 2004 verantwoordelijkheden op het gebied van de kwantiteit en de kwaliteitvan het aanbod. De kwaliteit moet o.a. geregeld worden m.b.v. verplichte inspecties door de GGD.GGD Fryslán heeft inmiddels - in overleg met betrokken ambtenaren van gemeenten - het hygiënetoezicht aangepast aan de landelijke richtlijnen.De gemeenteArneland heeft de hygiënecontrole van zowel de kinderopvang als het peuterspeelzaalwerk reeds in handen gesteld van de GGD Frysldn.Zorg en ouderen ExtramuraliseringIn de zorg aan ouderen zijn ingrijpende ontwikkelingen gaande in het kader van de modernisering Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het betreft de modernisering waaronder wordt verstaan de flexibilisering van aanspraken en de transformatie van verzorgings- en verpleeghuizen naar extramurale zorgverlening.Per 1 april 2003 is de overgang van instellingsgebonden naar functiegerichte aanspraken een feit. Zorgaanbieders kunnen op elkaars terrein en AWBZ-breed hun cliënten zorg leveren. Het uitgangspunt hierbij is dat er geen pakketverruiming of -beperking plaatsvindt. Ten aanzien van de welzijnsfuncties is het streven een dienstverleningsstelsel te ontwikkelen ter versterking van de sociale infrastructuur. Daarmee zullen de aanspraken die nu nog behoren tot de overige reikwijdteverbreding worden geschrapt, hetgeen gevolgen zal hebben voor het dienstenpakket van de huidige verzorgingshuizen.Scheiden wonen en zorgDe doelstelling van het beleid voor wonen en zorg is de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen in alle omstandigheden en fasen van het leven zolang mogelijk en zoveel mogelijk te handhaven. Het verbeteren van het aanbod aan wonen en zorg op maat is een belangrijk element in het vergroten van die keuzevrijheid. De rijksoverheid stimuleert de scheiding van wonen en zorg. Vanaf het najaar 2002 kan een beroep worden gedaan op een Woonzorgstimuleringsregeling (WZSR), gericht op de totstandbrenging van innovatieve woonzorgvormen. Voorbeelden van projecten die voor steun uit de WZSR in aanmerking kunnen komen, zijn de instelling van kleinschalige woonzorgvoorzieningen voor ouderen met dementieproblemen, de inrichting van een informatiepunt voor advies en begeleiding, alsmede innovatie door middel van nieuwe technologie. In dit kader worden ook experimenten uitgevoerd met een persoonsgebonden budget in woonzorgsituaties.Persoon gebonden budget (PGB) / Zorg in naturaMet de modernisering van de AWBZ krijgt de cliënt meer keuzevrijheid en komen er meer zorgaanbieders. Het uitgangspunt is dat burgers zelf vorm en inhoud willen geven aan hun leven en daar ook zelf op aanspreekbaar zijn. De cliënt kan kiezen voor een PGB of zorg in natura, tenzij sprake is van verblijf of behandeling.Bij een PGB ontvangt de cliënt zelf een budget waarmee zorg kan worden georganiseerd en ingekocht. Bij zorg in natura gaat de cliënt met de indicatie naar één van de door het zorgkantoor gecontracteerde zorgaanbieders. Zorg in natura zal voor veel cliënten de aangewezen zorg blijven.Met ingang van 1 april 2003 is de vereenvoudigde AWBZ-brede PGB-regeling en de nieuwe eigen-bijdragesystematiek ingevoerd. De bekostiging van zorg in natura wordt in 2003 gehandhaafd en op termijn omgezet in een functiegericht model. Deze keuzevrijheid brengt met zich mee dat klanten goed worden geïnformeerd over wat er zoal te koop is en stelt eisen aan de informatievoorziening voor en ondersteuning van ouderen. Het onderwerp cliënt-ondersteuning wordt meegenomen in de nadere uitwerking van het dienstverleningsstelsel in het kader van de versterking van de sociale infrastructuur.IndicatiestellingDe flexibilisering van de zorgaanspraken heeft ook gevolgen voor de wijze waarop de hulp wordt geïndiceerd. Op grond van het Zorgindicatiebesluit beoordeelt het Regionaallndicatieorgaan (RIO) de noodzaak van verblijf en het intra- of extramuraal ontvangen van zorg.Er is een verbetertraject gestart gericht op uniformering van de werkwijze, het gebruik van protocollen etc., verbetering van de bedrijfsvoering en de bestuurlijke positionering. Inmiddels zijn de Friese RIO's betuurlijk gefuseerd en is aldus het RIO Fryslán ontstaan.De provincie Fryslán heeft de actualisatie van de regiovisie Verpleging en Verzorging op 20maart 2002 vastgesteld. De regiovisie bevat meerdere actiepunten voor de Vereniging Friese Gemeenten die betrekking hebben op het gemeentelijk ouderenbeleid.Het betreft:• het bevorderen van de afstemming in de ontwikkeling van lokale loketten;• het bevorderen van een goede spreiding van de functie van cliëntondersteuner over de provincie;• het onderzoeken van de toegevoegde waarde van de opschaling van de drie Friese RIO's;• het bevorderen van de afstemming in de uitvoering van de WVG;• het bevorderen van het overleg en de samenwerking aangaande een integrale aanpak van wonen, zorg en dienstverlening/welzijn voor ouderen.De gemeente Ameland onderschrijft de visie van de provincie.De regiefunctie van de gemeente Ameland op het terrein van de ouderenzorgVanuit de regiefunctie van de gemeente Ameland op het terrein van de ouderenzorg en vanuit de knelpunten die gesignaleerd zijn tijdens de bijeenkomst /set de raadsleden en instellingen wil de gemeente in 2004 een traject starten waarin een toekomstvisie op het ouderenbeleidvan Ameland geformuleerd wordt. In het voo?jaar 2004 zullen instellingen en afnemers uitgenodigd worden actief hieraan deel te nemen.De volgende aandachtsgebieden dienen minimaal hierbij aan de orde te komen:een voldoende en gevarieerd aanbod van huisvestingsmogelijkheden voor ouderen- het bevorderen van mobiliteit voor ouderen- de verdere ontwikkeling van educatieve, creatieve en recreatieve mogelijkheden stimulering van (onderlinge) hulpverleninghulpverlening afgestemd op de behoefte door middel van een samenhangend en samenwerkend voorzieningenpatroon- betrokkenheid van mantelzorg en vrijwilligers.Wet voorzieningen gehandicapten (WVG)Eind 2000 is naar aanleiding van het interdepartementaal beleidsonderzoek de kabinetsreactie "Zorg lokaal; van de WVG naar een dienstverleningsstelsel verschenen. Op een drietal onderdelen is nader onderzoek voorgenomen. Een deelonderzoek betreft de nadere uitwerking van de dienstverleningsvariant waarbij herschikking tussen de stelsels niet wordt uitgesloten.Voorts heeft in 2001 de derde evaluatie van de WVG plaatsgevonden die heeft geleid tot een aantal aanvullende afspraken over verbetering van de WVG-uitvoering.Mede gestimuleerd door het verbetemaject RIO's is in Friesland actief gewerkt aan het onderbrengen van de WVG-indicatiestelling bij de RIO's. Via het inventariserend onderzoek van Q-consult (2001) zijn de voor- en nadelen van de verschillende opties met betrekking tot integratie van de WVG bij het RIO in kaart gebracht. Aanmelding en intake vinden plaats opxoAmeland. Uitvoering van de indicatiestelling geschiedt voor het grootste deel door het bureau WVG te Leeuwarden of door het RIO Fiyslc n. De verwachting is dat RIO Fryslán met ingang van 1 januari 2004 de gehele indicatiestelling gaat verrichten. Het uiteindelijke doel van het verbetertraject is te komen tot één geïntegreerde indicatiestelling, gericht op de totale zot-,raag van de cliënt. De gemeente Ameland onderschijft deze beleidsrichting.Beleidsvisie zorgkantoor en zorgvïsie zorgverzekeraarHet zorgkantoor Friesland heeft een beleidsvisie gepresenteerd en Zorgverzekeraar De Friesland een zorgvisie. Beide visies hebben betrekking op de periode 2001 tot 2005. Hetzorgkantoor is verantwoordelijk voor de uitvoering van de AWBZ. De volgende standpunten zijn van belang in het kader van de openbare gezondheidszorg:• Het zorgkantoor wil samenwerken met aanbieders, verzekeraars, overheden en indicatieorganen.• Het zorgkantoor is voorstander van de vermaatschappelijking van de zorg. Zorgverzekeraar de Friesland is in Friesland de grootste uitvoerder van de ziekenfondswet.Uit de visie van De Friesland zijn de volgende elementen van belang voor de openbare gezondheidszorg:• De Friesland gaat een open en op samenwerking gerichte relatie aan met zorgaanbieders, cliënten en overheid.• De Friesland gaat actief werken aan primaire preventie. Belangrijke partners daarbij zijn gemeenten, provincie, GGD, PP/CP, zorgaanbieders en woningbouwcorporaties. EerstelijnszorgDe aandacht bij gemeenten voor beleid ten aanzien van huisartsen neemt toe. Zowel op het platteland als in de stedelijke gebieden signaleren gemeenten tekorten.Het ministerie van VWS heeft extra middelen beschikbaar gesteld voor het opzetten van grootschalige dienstenstructuren voor avond-, nacht- en weekenddiensten. In Friesland is de Dokterswacht Friesland actief. Deze organisatie streeft naar een dekkend netwerk van huisartsenposten in Friesland.. Verder zijn er subsidiemogelijkheden voor diverse samenwerkingsvormen zoals multi- en monodisciplinaire gezondheidscentra. VWS heeft een Taskforce "knelpunten huisartsenzorg" ingesteld die tot taak heeft om problemen op gemeentelijk niveau op te lossen. Ook binnen de VNG is hierover discussie gaande. Degemeente kan bijdragen aan verbetering van de huisartsenzorg door het vestigingsbeleid, bijvoorbeeld constructies als Huisartsen onder één dak (Hoed).Hetzelfde geldt voor tandartsen. Zorgverzekeraar De Friesland verwacht dat de krapte op de arbeidsmarkt de komende tien jaar nog zal voortduren.Uiteraard kunnen huisartsen op een eiland niet participeren in de Friese Dokterswacht. Detwee eilander huisartsenpraktijken zorgen zelf voor vervanging en het draaien van avond-, nacht- en weekenddiensten.De landelijke signalen over een tekort van huisartsen en tandartsen baren de gemeente .4meland zorgen. In het recente verleden heeft de invulling van de tandartsenpraktijk de nodige moeite gekost. Het is ongewenst dat op het eiland een knelpunt in de huisartsenzorg of tandar-tsenzorg ontstaat. De gemeente gaat een bijdrage leveren via een vestigingsbeleid, op grond waarvan huisartsen en tandartsen een positieve keuze voor het eiland willen maken.zi5. PLAN VAN AANPAK (STAPPENPLAN) GEZONDHEIDSBELEID VOOR DE GEMEENTE AM1ELANDDe gemeente Ameland wil in de eerste plaats de huidige activiteiten die een bijdrage leverenaan de gezondheid van de eigen inwoners continueren. Het betreft onder meer de activiteiten die reeds in hoofdstuk 2 onder 2.2. en 2.3 zijn opgesomd. Enerzijds zijn het algemeneactiviteiten in het kader van de collectieve preventie, anderzijds activiteiten waarop de gemeente een bijdrage levert aan de gezondheid en het welbevinden van de burger.In hoofdstuk 4 worden de ambities genoemd voor het Amelandse gezondheidsbeleid. Een deelvan de hier genoemde ambities valt onder de noemer collectieve preventie. Uitvoering van die aandachtspunten zal in nauw overleg met de GGD Fryslàn dienen te geschieden.De overige ambities worden hieronder aangegeven. Realiseren van deze ambities isafhankelijk van ontwikkelingen op het gezondheidsterrein, beschikbare financiële middelen en prioriteitsstelling. Ook is de gemeente afhankelijk van de samenwerking tussen deverschillende zorgverleners en de gemeentelijke samenwerking. Gelet ook op de nieuweontwikkelingen in het kader van de nieuwe Wet maatschappelijke zorg kiest de gemeente Ameland voor een regievoerende rol.De meest belangrijke ambities voor de komende jaren zijn ais volgt:• jeugdzorg: speciale aandacht is er voor een integrale sluitende aanpak voor 0-6 jarigen en preventieactiviteiten gericht op alcohol- en drugsgebruik voor de oudere jeugd. Verder onderschrijft de gemeente Ameland de gekozen aanpak voor een integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar;• ouderenzorg: gemeente wil een toekomstvisie op het ouderenbeleid ontwikkelen, waarbij specifieke aandacht wordt gevraagd voor een samenhangend en vooral ooksamenwerkend voorzieningenpatroon. Door een betere samenwerking is het mogelijk met dezelfde middelen een betere zorgverlening te bieden;• breedtesport: in het kader van een betere gezondheid wil de gemeente meer jeugd,maar ook ouderen (weer) aan het sporten krijgen. Ondersteuning van verenigingen en promotie zijn hiervoor belangrijke hulpmiddelen;• indicatie: voor een totale zorgvraag van de cliënt is een integrale indicatienoodzakelijk. Aanmelding en intake vinden plaats op Ameland, daarvoor is ontwikkeling van lokale loketten een noodzaak;• eerstelijnszorg: de gemeente moet aandacht houden voor instandhouding van deeerstelijnszorg op ons eiland die, vanwege krapte op de arbeidsmarkt steeds meer onder druk komt te staan.De kosten voortvloeiend uit het nieuwe beleid zijn op dit moment (nog) niet in te schatten. De ambities zullen het nodige beslag leggen op de gemeentelijke middelen en het ambtelijk apparaat. In de gemeentebegroting voor het jaar 2005 wordt vooralsnog een bedrag opgenomen voor nieuw beleid.Bijlage 1GEZONDHEID IN FRYSLÁN1. InleidingIn dit hoofdstuk wordt in het kort een beeld gegeven van de gezondheidssituatie van de Friese bevolking en indien voorhanden die van de AmelanderHet is niet makkelijk in zijn algemeenheid te zeggen hoe het met de gezondheid van de Fries is gesteld. Ten eerste omdat de Fries niet bestaat en ten tweede omdat gezondheid bestaat uit verschillende componenten. Zo kunnen we spreken van lichamelijke gezondheid, maar ook van geestelijke en sociale gezondheid. En lichamelijke, geestelijk en sociale gezondheid hangen ook nog eens sterk samen. Bovendien zijn er verschillende maten om gezondheid te meten. Vaak worden sterfte- en ziektecijfers genomen als maat van gezondheid. Maar ookgegevens over omstandigheden en gedrag zijn relevant omdat zij voorspellers zijn van gezondheid, vaak op latere leeftijd. Vandaar dat het gebruik vangezondheidszorgvoorzieningen en de gezondheidsbeleving van de burger zelf ook belangrijke gezondheidsmaten zijn. Tenslotte zijn demografische gegevens en ontwikkelingen (trends) van belang als voorspellers van gezondheid en de zorgvraag op korte en middellange termijn.In dit hoofdstuk staan de belangrijkste gegevens over gezondheid en trends vermeld. Waar mogelijk worden Friese cijfers gegeven. De GGD Fryslán werkt momenteel aan het opstellen van gezondheidsprofielen voor jeugd en ouderen met als doel gemeenten eninstellingen in Friesland beter te informeren over de gezondheidssituatie van de Friese bevolking.2. AlgemeenEnkele demografische gegevens en trendsFriesland telt momenteel ruim 625.000 inwoners. Het aantal ouderen en het aandeel van ouderen in de totale bevolking van Friesland neemt toe. Nu is 25% van de Friese bevolking55 jaar of ouder. In het jaar 2010 zal dit ongeveer 29% zijn. Mogelijk neemt dit percentage ijk nog verder toe. De Friese prognosecijfers komen steeds ongeveer 1% á 2% hoger uit dan de Nederlandse prognosecijfers. Voor Ameland geldt dat het percentage ouderen zelfs nog hogerligt dan het Friese percentage. Op dit moment bedraagt het aandeel ouderen op Ameland 25,6%.Het gevolg van deze vergrijzing is dat er meer chronisch zieke, zorgbehoevende ouderen komen, terwijl er relatief weinig mensen beschikbaar zullen zijn om tegemoet te komen aan de stijgende vraag naar effectieve, veilige en voor iedereen toegankelijke zorg.Naast vergrijzing zijn verder de volgende demografische trends relevant voor het gezondheidsbeleid.. Veranderingen in sociaal-culturele zin, o.a. leidend tot een eerste generatie allochtone ouderen.• instroom van asielzoekers met taal-, kennis- en cultuurbarrières en met o.a. een `andere'zorgvraag, slechtere gezondheid bij aankomst en meer (ernstige) psychische klachten.• Nederlandse vrouwen krijgen hun eerste kind gemiddeld genomen op latere leeftijdwaardoor er meer problemen optreden rond vruchtbaarheid, zwangerschap en bevalling.• Het `cohort' vruchtbare vrouwen wordt kleiner zodat er over 10 jaar ongeveer 10% minder geboorten te verwachten zijn.• Er zijn meer éénpersoonshuishoudens, meer vrouwen zijn georiënteerd op de arbeidsmarkten meer kinderen wonen op volwassen leeftijd verder bij hun ouders vandaan. Hierdoor stijgt de behoefte aan naschoolse opvang en mantelzorg.• Ten opzichte van 1995 is het aantal `taakcombineerders' met 25% toegenomen en is de gemiddelde hoeveelheid vrije tijd met 5% afgenomen.In Friesland wonen relatief minder allochtonen dan in de rest van Nederland. De allochtone bevolking is een `stedelijke' bevolking en woont sterk geconcentreerd in de vier groteplaatsen van Friesland: Leeuwarden, Drachten, Heerenveen en Sneek.. Er zijn aanwijzingen dat allochtone ouderen Friesland verlaten en naar de randstad trekken vanwege een groter aanbod interculturele ouderenzorg in de randstad.Instroom van allochtonen is er op Ameland nauwelijks. De gemeente Dongeradeel neemt met het oog op de eilander woningmarkt de eilander taakstelling huisvesting statushouders over.Ziekte en gezondheid: het algemene beeldDe levensverwachting is de afgelopen anderhalve eeuw aanzienlijk toegenomen als gevolg van medisch-wetenschappelijke ontwikkelingen en verbeterde maatschappelijke omstandigheden, zoals voeding, hygiëne, riolering en behuizing. In Nederland is delevensverwachting bij geboorte momenteel 75.5 jaar voor mannen en 80.6 jaar voor vrouwen. Voor Friesland gelden ongeveer dezelfde cijfers..Hoewel de Ievensverwachting van Nederlanders lange tijd hoger was dan het EU gemiddelde, neemt de levensverwachting bij Nederlandse mannen sinds begin jaren negentig minder snel toe dan in de meeste EU landen. Bij Nederlandse vrouwen is de levensverwachting sindsbegin jaren negentig zelfs lager dan het EU gemiddelde. De levensverwachting voor mannen in het jaar 2020 zal naar schatting stijgen tot 78,0 jaar en voor vrouwen tot 81,7 jaar.Hoewel de levensverwachting sinds het begin van de vorige eeuw enorm is toegenomen, blijkt dat nauwelijks het geval te zijn voor het aantal jaren dat we in gezondheid doorbrengen. Met andere woorden: we leven meer jaren in ongezondheid Deze trend lijkt zich echter nietvoort te zetten. De toename van de levensverwachting in het afgelopen decennium gaat samen met een toename van het aantal jaren dat zonder lichamelijke beperkingen en in goedegeestelijke gezondheid wordt doorgebracht. Bij mannen is ook de levensverwachting in goedervaren gezondheid toegenomen. Dit laatste geldt niet voor vrouwen. Het gemiddeld aantal `ongezonde jaren' is voor vrouwen aanzienlijk hoger dan voor mannen: thans ligt hetgemiddeld aantal jaren dat in ervaren ongezondheid wordt doorgebracht op circa 14 jaar voor mannen en op 20 jaar voor vrouwen.Dit impliceert een groot beroep op de gezondheidszorg, nu en in de nabije toekomst.Over het algemeen geldt dat mensen met een lage sociaal-economische status {personen met een lage opleiding, laag inkomen, werklozen) een slechtere gezondheid hebben dan mensen met een hoge sociaal-economische status.In Nederland brengen mannen met een lagere opleiding gemiddeldlf jaar minder in goede gezondheid door dan mannen met een hogere opleiding. Bovendien is hun levensverwachting vijf jaar korter dan hoog opgeleide mannen. Vrouwen met een lage opleiding brengen 14 jaarminder in goede gezondheid door en hebben een bijna drie jaar kortere levensverwachting dan vrouwen met een hoge opleiding. Deze gezondheidsverschillen ontstaan onder anderedoordat mensen uit de lage sociaal-economische klasse ongezonder leven (roken, excessief alcoholgebruik, voeding, gebrek aan lichaamsbeweging en overgewicht). Ook werk- enwoonomstandigheden dragen bij tot deze gezondheidsverschillen. Dit laatste kan worden geïllustreerd aan de hand van de minder goede gezondheid (onder andere hogere sterfte,hogere rapportage psychiatrische stoornissen en minder goede ervaren gezondheid) in steden (waartoe Leeuwarden behoort). Dit is het gevolg van het achterblijven van degezondheidstoestand van bewoners van achterstandswijken. Toch blijft een deel van de gezondheidsverschillen vooralsnog onverklaard.Het voorkomen van infectieziekten in Friesland is vergelijkbaar met de landelijke situatie. Daarin spelen aandoeningen als kinkhoest, meningokokkenziekte, TBC en SOA eenbelangrijke rol. Vanuit medisch oogpunt is er niet direct sprake van een zorgelijke ontwikkeling, hoewel recent is gebleken dat SOA's in Nederland weer toenemen.Wel blijkt uit de vaak massale telefonische reacties bij de GGD rondom één of meerderegevallen van een ernstige infectieziekte, dat er snel onrust en paniek ontstaat bij de bevolking. Opvallend is daarbij ook de toenemende belangstelling van de media voor infectieziekten, waardoor de betrokkenheid maar soms ook de ongerustheid van de bevolking wordtaangewakkerd. Daarnaast is (soms tegenstrijdige) informatie uit allerlei bronnen op het internet aanleiding tot vragen en ongerustheid.In Friesland werden in het jaar 2000 meer geneesmiddelen voorgeschreven ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Hierbij is de standaarddosis per dag als eenheid is genomen. Dit verschil werd met name veroorzaakt door het relatief hoge aantal voorgeschreven maagmiddelen, benzodiazepines (voorgeschreven bij slaap- en angststoornissen) en antidepressiva.Een oorzaak van de regionale verschillen in het aantal voorgeschreven geneesmiddelen kan bijvoorbeeld een verschil in gezondheidstoestand per regio zijn of een verschil in voorschrijfgedrag van de huisartsen en specialisten in de regio. Echter, naar dedaadwerkelijke oorzaken van de regionale verschillen in aantal voorgeschrevengeneesmiddelen en hoe deze verschillen zich ontwikkelen in de tijd is tot op heden geen onderzoek gedaan. Het is dan ook onmogelijk om op basis van deze gegevens enige conclusies trekken.3. JeugdInleidingJeugdigen leven in gezinnen, op school en `op straat'. Maar tussen hun gezinnen, hun scholen en hun straten bestaan grote verschillen. Als gevolg daarvan bestaan er ook grote verschillen in hoe ze zich ontwikkelen. Opgroeien en zich een gewenste en gerespecteerde positie in desamenleving verwerven is een opgave die met de nodige obstakels en perioden van verzet en ontmoediging gepaard gaat. Toch groeit het merendeel van de jongeren op tot gezonde,sociaal actieve leden van de samenleving. De te nemen hordes en op te lossen problemen onderweg hebben kennelijk vaak een positief effect op hun houding en vaardigheden voor leven en samenleven.[n het onderzoek naar leefstijl van jongeren in regio De Friese Woudenbleek dat jongeren de toekomst vol vernauwen tegemoet zien. Gebaseerd op de indicatoren `kans op werk', 'schooI', `gezondheid', `samenleving' en `milieu' werd de toekomst gewaardeerd met het cijfer 7.6. Dat neemt niet weg dat er een aanzienlijke groep jeugdigen is die tijdens hun ontwikkeling tot volwassene met min of meer ernstige problemen te makenkrijgt. Ook kunnen zij voor anderen een aantasting van de kwaliteit van leven en welzijn betekenen.Uit registraties van de Friese thuiszorgorganisaties blijkt dat bijna eenderde van de 0-4 jarige kinderen in zogenaamde risicosituaties opgroeit. De meest voorkomende risicosituaties die de ontwikkeling van het kind negatief kunnen beïnvloeden zijn moeilijk temperament van het kind, ontwikkelingsachterstand van het kind, te vroeg of onvolgroeid geboren, chronische ziekte van het kind, ziekte of handicap van gezinsleden en alleenstaand ouderschap. Veel risicosituaties blijken vaker voor te komen in gezinnen met een laag opgeleide moeder (als maat voor lage sociaal economische status). Van de 0-4 jarigen wordt 20% van de kinderenbenoemd ais risicokind. Dat wil zeggen dat een kind meer dan andere kinderen het gevaar loopt op bepaalde schade of verlies van gezondheid.Gemeentelijk gezondheidsbeleid en gemeentelijk jeugdbeleid zijn vooral gericht op hetcreëren van randvoorwaarden waardoor kinderen en jongeren zich optimaal kunnen ontwikkelen.De zorg voor de lichamelijke ontwikkeling van de jeugd in Nederland is zeer goed en is welhaast als vanzelfsprekend ingeburgerd in de (preventieve) gezondheidszorg. Voor de psychosociale ontwikkeling van kinderen is soms minder aandacht. Als problemen op dat gebied niet tijdig worden opgemerkt, kan dit leiden tot ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren, ook op latere leeftijd. Dan gaat het bijvoorbeeld om misbruik of verwaarlozing, om onvoldoende vaardigheden in het oplossen van conflicten, het omgaan met intimiteit, agressie, somberheid en andere emoties. Of leren wat gemeenschapszin is, beseffen wat het belang is van een democratische samenleving. In het schooljaar 2001-2002 bleek ongeveer 19% van de leerlingen van klas 3 van het voortgezet onderwijs mogelijk psychosociale problemen te hebben. Deze problemen bestaan onder andere uit ontevredenheid met hetuiterlijk, faalangst, onzekerheid, lichamelijke klachten als vermoeidheid, agressief of driftig gedrag en problemen binnen het gezin.In bijlage 6 staat aangegeven of het aantal leerlingen met een indicatie voor mogelijke psychosociale problematiek in een bepaalde gemeente verschilt van het Friese gemiddelde. Schoolprestaties in zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderijs en de participatie inhet voorbereidend wetenschappelijk onderwijs blijven in Friesland structureel achter ten opzichte van de rest van Nederland. Onderwijsachterstanden kunnen mogelijk leiden tot een lagere sociaal-economische status, met als gevolg minder kansen op gezondheid. In een vervolgonderzoek van de Fryske Akademy wordt gezocht naar andere mogelijke oorzaken van deze onderwijsachterstanden, die aanknopingspunten kunnen bieden voor onderbouwde beleidsaanbevelingen richting provincie, gemeenten en schoolbesturen. Sterfte en ziekte bij jeugdigenIn Nederland sterven jaarlijks zo'n 1900 0-19 jarigen. Dit is 1.4% van de totale sterfte. De sterfte onder de jeugd is het grootst in het eerste levensjaar. De zuigelingensterfte betreft ruim 1000 kinderen per jaar. Van de overige 900 jeugdigen overlijdt meer dan 40% aan niet-natuurlijke doodsoorzaken als letsel, vergiftiging en opzet. Ruim de helft van de ongevallenbetreft verkeersongevallen en bij adolescenten komt een vijfde van de sterfte op rekening vanzelfdoding. Onder allochtone jongeren blijkt het sterftecijfer ten gevolge van genoemde doodsoorzaken relatief hoog te zijn.Astma is de belangrijkste chronische aandoening bij kinderen en jongeren voor wat betreft hetaantal ongezonde jaren (ziekteverzuim van school). Meer dan 10% van de Friese jeugd heeft te kampen met luchtwegklachten.Risicogedrag en Trends bij jeugdigenOnder jongeren ontwikkelt de trend in leefstijl zich ongunstig. Anders gezegd is het huidige gedrag van jongeren te beschouwen als een investering in ongezondheid. Roken is een risicofactor die in sterke mate bijdraagt aan de vermijdbare sterfte. In Friesland rookt ruim een derde van de jongeren wel eens. Een kwart rookt zo'n 10 tot 12 sigaretten per dag. Alsjongeren beginnen te roken zijn ze gemiddeld een jaar of 13. Deze cijfers wijken niet af van landelijke gegevens hieromtrent.Andere belangrijke risicofactoren zijn (overmatig) alcoholgebruik en drugsgebruik. Bijjongeren ontwikkelen deze risicofactoren zich ongunstig. Dit geldt voor de omvang van het gebruik, maar ook voor de leeftijd waarop men begint.Jongeren die softdrugs gaan gebruiken zijn gemiddeld een jaar of 14. Voor het (soft)drugsgebruik geldt wel dat dit na het 18e levensjaar weer afneemt.In 1997 werd door jongeren van 13-20 jaar in regio De Friese Wouden gemiddeld een kleine € 9,10 per week uitgegeven aan genotmiddelen. Tweederde van dit bedrag werd besteed aanalcoholische dranken. Ook uit recente gegevens van het CBS blijkt dat alcoholconsumptie de grootste uitgavenpost is van jongeren.Maandelijks is erbij zo'n 14% van de I8-jarige mannen en 6% van de 18-jarige vrouwen sprake van alcoholmisbruik. Dit is gebruik in situaties waarin dit gevaarlijk is (verkeer) ofonaangepast gebruik waardoor herhaaldelijk problemen ontstaan op het werk, op school of thuis, of met politie en justitie.Verschillende vormen van risicogedrag komen geclusterd voor en versterken elkaar,bijvoorbeeld pesten, spijbelgedrag, vandalisme, excessief experimenteergedrag en jeugdcriminaliteit.Risicogedrag neemt af naarmate jongeren ouder worden. Zij blijken dan over het algemeen goed in staat hun verantwoordelijkheid te nemen. Toch is het overmatig alcoholgebruik zeker een belangrijk aandachtspunt voor beleid. Overmatig alcoholgebruik is slecht voor de lichamelijke gezondheid en gewenning en afhankelijkheid doen heel geleidelijk hun intrede. Jongeren zijn zich over het algemeen niet bewust van deze langetermijneffecten.Daarnaast zijn voor het beleid de directe effecten van (overmatig) drankgebruik van belang; te denken valt aan antisociaal gedrag en gevoelens van onveiligheid. Jongeren met een relatief hoog gezondheidsrisico zijn jongeren met psychosociale problemen en/of weinig sociale contacten, jongeren die (overmatig) alcohol en drugs gebruiken, jongeren die frequent spijbelen en jongeren die (klein) crimineel gedrag vertonen. In totaal betreft dit zo'n 10-15%van de jongeren, over het algemeen vaker jongens dan meisjes. In Friesland gaat het dan om meer dan 15.000 jeugdigen.De gemeente Ameland heeft in dit kader het project De Gezonde school en Genotsmiddelenvan de Kuno Van Dijk stichting uit laten voeren bij de hoogste groepen van het basisonderwijs en bij het voorgezet onderwijs.Adolescenten met een negatieve seksuele ervaring blijken vaker een slechtere psychosociale gezondheid te hebben. Zij spijbelen vaker en gebruiken vaker drugs dan andere jongeren.Seksueel geweld en kindermishandeling worden als probleem zichtbaarder. In 2000 werd voor 1 op de 181 jeugdigen van 0-19 jaar met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) contact gezocht (in Friesland voor 1 op de 152 jeugdigen). Het betrof hier kinderen van gemiddeld 8 jaar (jongens) tot 9 jaar (meisjes) oud. De meeste adviesaanvragers enmelders waren particulieren (38%) en werkers in het onderwijs (15%) of de gezondheidszorg (14%).Jeugdigen die gebruik maken van de kindertelefoon zijn veel vaker meisjes dan jongens (3:1). Van de bellers is 70 á 80% tussen de 8 en 16 jaar. De belangrijkste gespreksonderwerpen zijn seksualiteit en relaties en in mindere mate geweld, mishandeling en pesten. In 2002 is het aantal keren dat contact is gezocht voor 0-19 jarigen met het AMK in Fryslán I op de 179 enis dus gedaald ten opzichte van 2000.Seksueel risicogedrag komt voor bij 7% van de 18-24 jarige vrouwen en bij 11% van de 18-24 jarige mannen.De consumptie van verzadigd vet is nog te hoog en de consumptie van groente en fruitproducten nog te laag. De maaltijdgewoonten op zich zijn redelijk tot goed: jeugdigen inFriesland ontbijten 6 à 7 keer per week en gebruiken gemiddeld 5 keer per week een warme maaltijd. Voor adolescenten liggen deze cijfers lager.Overgewicht en lichamelijke inactiviteit van jeugdigen zijn ook belangrijke risicofactoren, die zich ongunstig ontwikkelen. In 1997 varieerde het percentage jongeren met overgewicht in Nederland, afhankelijk van leeftijd, van 7 tot 16%. Uit recent onderzoek van GGD Fryslan onder kinderen van groep 7 van het basisonderwijs blijkt overgewicht vaker voor te komen bij meisjes dan bij jongens. Bovendien wordt bij kinderen uit gezinnen met een lage sociaal economische status vaker overgewicht geconstateerd dan bij kinderen uit gezinnen met een hoge sociaal economische status. Ook blijkt overgewicht vaker voor te komen bij kinderen die niet voldoen aan de beweegnorm dan bij kinderen die wel voldoen aan de beweegnorm. Voor overgewicht en lichamelijke inactiviteit geldt hetzelfde als voor (overmatig) alcoholgebruik: de lichamelijk effecten doen zich vooral op latere leeftijd voor. Voorkoming en vroegtijdige onderkenning zijn dan ook van groot belang. Van de drie doodsoorzaken dikkedarmkanker,suikerziekte en coronaire hartziekten is meer dan 25% van de sterfte toe te schrijven aan lichamelijke inactiviteit.Ongeveer een kwart van de ouders met thuiswonende kinderen tot 18 jaar heeft problemenmet één of meer van hun kinderen, waarbij behoefte bestaat aan (opvoedings)ondersteuning of advies. Het merendeel zoekt /krijgt ook steun naar aanleiding van de problemen met hunkinderen. Bij de 0-3 jarige kinderen gaat het vooral om gezondheidsproblemen, bij de 4-18 jarigen gaat het, naast gezondheidsproblemen, vooral ook om gedrags- en ontwikkelingsproblematiek.Uit de door het Krisis- en informatiecentrum in Leeuwarden geregistreerde opvang (1999) blijkt dat meer dan een derde van het aantal dak- en thuislozen waaraan onderdak is geboden, jonger is dan 26 jaar. Meer dan 30% van de aanvragen komt van buiten de stad Leeuwarden.

4. VolwassenenStermoe en ziekte bij volwassenenHart- en vaatziekten vormen de belangrijkste doodsoorzaak (37%), gevolgd door kanker (27%). Bovendien veroorzaken hart- en vaatziekten het grootste verlies in aantal levensjaren. Dankzij de lagere sterfte aan longkanker (met name bij vrouwen) lag de totale sterfte inFriesland lange tijd iets onder het landelijk gemiddelde. Mogelijk verklaarden ook andere leefgewoonten zoals lichamelijke inactiviteit en alcoholgebruik een deel van de gezondheidsverschillen tussen Friesland en de rest van Nederland_ Echter, de leefgewoonten in Friesland hebben zich vrijwel volledig aangepast aan de leefgewoonten in de rest van Nederland, waardoor het verschil in sterfte niet meer bestaat. De sterfte aan longkanker in Nederland (en ook in Friesland) is de laatste jaren met name bij vrouwen behoorlijk gestegen. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan het groter aantal vrouwen dat in de jaren zeventig is gaan roken, dat zich uit in een hogere sterfte aan longkanker en het meer voorkomen van longziekten in de jaren negentig. Momenteel sterven per jaar in Friesland gemiddeld 2167 mensen aan hart- en vaatziekten en 324 aan longkanker.Een andere maat voor gezondheid is kwaliteit van leven. inzicht hierin is van belang omdat sommige ziekten ernstige gevolgen hebben voor het functioneren en de kwaliteit van leven van mensen, terwijl de gevolgen van andere ziekten minder ernstig zijn. Landelijk gezien geven angststoornissen, depressies, vernauwing van de kransslagader, alcoholafhankelijkheid en chronische longziekten (COPD) het grootste verlies in kwaliteit van leven.Uit de gezondheidsenquête van GGD Fryslán blijkt dat ongeveer 46% van de volwassen bevolking (25 t/m 64 jaar) met één of meer langdurige aandoeningen te kampen heeft. Het zijn vooral chronische aandoeningen die bijdragen aan de ongezonde levensjaren. Daarnaast nemen psychische aandoeningen een belangrijke plaats in: bij ongeveer 40% van de ongezonde levensjaren spelen psychische klachten een rol. Uit de gezondheidsenquête blijkt dat een derde van de volwassen Friezen in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek last had van psychische klachten. Het is niet met zekerheid te zeggen of psychische klachten en psychosociale problemen toenemen, maar ze worden wel zichtbaarder.Eerder in dit hoofdstuk is genoemd dat de gezondheidsbeleving, de zogenaamde ervaren gezondheid, ook een belangrijke gezondheidsmaat is. In Friesland is deze voor het laatst gemeten in 1998. Toen bleek dat 80% van de volwassen Friezen de eigen gezondheid als goed tot zeer goed ervaart. Friesland verschilt hierin niet van de rest van Nederland.De zorginspanningen in Friesland moeten zich dan ook vooral richten op die 20% van de volwassen bevolking die de gezondheid niet goed of minder goed ervaart. Te denken valt dan vooral aan de meer kansarmen in de samenleving als vrouwen, alleenstaanden, laagopgeleiden, (langdurig) werklozen, arbeidsongeschikten, mensen met een hoog ziekteverzuim, vooral als dat veroorzaakt wordt door psychische en sociale gezondheidsproblemen.LeefgewoontenDe afgelopen jaren is de trend in gezond gedrag in Nederland zich ongunstiger gaan ontwikkelen. Bovendien blijkt ongezond gedrag bij volwassenen de belangrijkste oorzaak te zijn van het achterblijven van de toename van de levensverwachting bij overige EU landen. Enkele belangrijke risicofactoren, zoals overgewicht, lichamelijke inactiviteit en roken (bij vrouwen) ontwikkelen zich ongunstig. In Nederland is bijna 15% van de sterfgevallen toe teschrijven aan roken.Hoge bloeddruk, ernstig overgewicht en weinig lichaamsbeweging dragen elk ongeveer 6% bij aan de sterfte, terwijl te veel verzadigd vet en te weinig groente en fruit elk 5% bijdragen aan de sterfte. Bovendien dragen ongezonde leefgewoonten in belangrijke mate bij aan klachten als hoge bloeddruk, te hoog cholesterol en glucose-intolerantie. De kosten voor de gezondheidszorg voor ziekten en aandoeningen die zijn gerelateerd aan ongezond gedrag,hoge bloeddruk en overgewicht bedragen 5 tot 9% van de totale uitgaven aan de gezondheidszorg.Ook in Friesland vormen ongezonde leefgewoonten een belangrijk aandachtspunt. lnFriesland rookt 35% van de volwassen bevolking. Dit percentage is vergelijkbaar met het percentage rokers in heel Nederland.Net als in Nederland, is meer dan 40% van de volwassen Friezen te dik en bijna 10% kampt met ernstig overgewicht. Bovendien komt ernstig overgewicht vier keer vaker voor bij laagopgeleiden dan bij hoogopgeleiden. Echte bewegingsarmoede komt voor bij zo'n 20% van de Friezen. Bij ongeveer 14% van de mannen tussen de 20 en 60 jaar komt een verhoogdtotaal cholesterol voor. Bij ongeveer 11% van de vrouwen in deze leeftijdsgroep komt een verhoogd totaal cholesterol voor.OmstandighedenOngevallen vormen een belangrijke oorzaak van overlijden, handicaps en beperkingen.Uit de Gezondheidsenquête van GGD Fryslán bleek dat 5% van de volwassen bevolking in dedrie maanden voorafgaand aan de enquête een ongeval heeft gehad. Omstandigheden zijn hier mede debet aan.Mensen komen met gevaarlijke stoffen in aanraking en er doen zich vaker (grootschalige) calamiteiten voor.Ongeveer 2 tot 5% van de totale ziektelast in Nederland is toe te schrijven aan milieufactoren, die grotendeels vermijdbaar zijn. Hierbij valt te denken aan luchtverontreiniging, geluidsoverlast en een ongezond binnenmilieu.Volgens het R1VM kunnen ontwikkelingen op economisch en planologisch terrein belangrijke gevolgen hebben voor de volksgezondheid.5. Ouderen (55+)De meerderheid van de ouderen woont zelfstandig. Zo'n 4,4 % van de bevolking van 55 jaar en ouder woont in een verzorgingshuis, verpleeghuis of een psychiatrisch ziekenhuis. Dit aandeel neemt toe met de leeftijd, tot bijna l4% van de 75-plussers. Omgerekend voorFriesland betekent dit dat er naar schatting bijna 7000 55-plussers `geïnstitutionaliseerd' wonen.Ouderen hebben over het algemeen een slechtere gezondheidstoestand dan de overige bevolkingsgroepen.Binnen de groep van ouderen komen de meeste gezondheidsproblemen voor bij 75-plussers (vaak vrouwen), alleenstaanden (ook vaak vrouwen) en chronisch zieken. Ouderen hebben vaker gevoelens van onveiligheid, voelen zich vaker eenzaam en verkeren vaker in een sociaal isolement dan volwassenen. Verder komen vaker ongevallen voor in de privé-sfeer.Daarnaast komen bij ouderen min of meer specifieke ouderdomsziekten voor, zoals dementie, osteoporose en artrose.Deze gezondheidsproblemen hebben een enorme beperking van de mobiliteit tot gevolg. Eénen ander leidt tot een toenemend beroep op de AWBZ-zorg, groei van de wachtlijsten bij zorginstellingen en toenemende vraag naar aangepaste woningen.Bij de leefgewoonten van ouderen valt op dat er vaak sprake is van bewegingsarmoede, ongezonde voedingsgewoonten als het gaat om de inname van verzadigd vet en onzorgvuldig medicijngebruik. Door deze risicovolle leefgewoonten neemt de kans op ongevallen weer toe. Het voorkomen van overgewicht en hoog cholesterol neemt toe met de leeftijd tot ongeveer 60 jaar bij mannen en 70 jaar bij vrouwen. Daarna dalen de percentages maar ze blijvenaanzienlijk: circa 52% van de mannen boven de 60 en 40% van de vrouwen boven de 70 heeft overgewicht en 15% van de mannen en 27% van de vrouwen heeft een verhoogd cholesterol. Toch blijken de leefgewoonten van ouderen over het algemeen gezonder te zijn dan de leefgewoonten van de rest van de bevolking. Zo scoren ouderen gezonder dan de restvan de bevolking als het gaat om de inname van groente en fruit, rookgedrag, en overmatig alcoholgebruik.In de toekomst zal het aantal en aandeel ouderen in de Friese bevolking toenemen. Volgens het RIVM zullen vooral de aandoeningen die veel voorkomen bij ouderen in de periode tot 2015 sterk stijgen. Voor veel chronische ziekten en aandoeningen - zoals kanker, hart- en vaatziekten, suikerziekte, dementie, zintuigstoornissen, CARA en aandoeningen van hetbewegingsapparaat - worden landelijke stijgingspercentages verwacht die tussen de 25 en 60 liggen.6. Andere groepen ion de samenlevingIn de bovenstaande tekst is de gezondheidssituatie belicht van jeugdigen, volwassenen en ouderen. Er zijn echter ook groepen in de samenleving die niet specifiek behoren tot een bepaalde leeftijdscategorie, maar die in dit hoofdstuk wel genoemd dienen te warden, omdat zij als groep in het algemeen minder kansen hebben op gezondheid. Hiertoe behoren onder andere dak- en thuislozen, verslaafden, asielzoekers en allochtone Nederlanders. Het aantal (zichtbare) verslaafden en dak- en thuislozen neemt toe. In Friesland zijn in ieder geval zo'n 500 geregistreerde dak- en thuislozen en verslaafden. Een aanzienlijk aantaljongeren behaalt niet de minimale startkwalificatie. Met name de drop-outs onder hen vormen een belangrijke probleemgroep.Voor de gemeente Ameland geldt dat er niet sprake is van groepen, maar van individuen die veelal bekend zijn bij de hulpverleners.onder hen meer en andersoortige gezondheidsproblemen voorkomen en dat de medischeopvang (nog) niet altijd optimaal is. De gezondheidsproblematiek bij asielzoekers zal in elk geval toenemende aandacht vragen.Ook de sociale gezondheid van de bevolking verdient veel aandacht. Het blijkt bijvoorbeeld dat verschijnselen van intolerantie en geweld toenemen, gevoelens van onveiligheid bij de bevolking nadrukkelijk worden geuit en het draagvlak voor het onderbrengen van voorzieningen voor kwetsbare groepen in wijken en dorpen kleiner wordt.Verder blijken mensen vaker niet verzekerd voor de zorg of mijden zij de beschikbare zorg.Hygiëne wordt daardoor opnieuw een probleem, met verloedering, vervuiling en verwaarlozing in ernstige vorm tot gevolg.7. Tot slotSamenvattend kan warden gesteld dat de gezondheidssituatie van de Friese bevolking over het algemeen goed is, maar dat er desondanks risicogroepen zijn en dat op verschillende punten zeker gezondheidswinst valt te behalen. Bevolkingsgroepen met een naar verhoudingongezond gedrag of een hoge kwetsbaarheid zijn jongeren, ouderen, allochtonen en personen met een lagere sociaal-economische status.Het gemeentelijk gezondheidsbeleid zal met name gericht moeten zijn op de geestelijke en sociale gezondheid, het welzijn van de burgers, het bevorderen van een gezonde leefstijl enpreventieve maatregelen om de nare gevolgen van het hebben van een chronische ziekte te beperken.Het is van het grootste belang, waar mogelijk de verschillen in gezondheid als gevolg van sociaal-economische status, te verkleinen. Voor wat betreft de gezonde leefstijl zal aandacht moeten worden besteed aan een verantwoord genotmiddelengebruik, een gezonde voeding en vooral het tegengaan van lichamelijke inactiviteit en overgewicht. Dit geldt in meer of mindere mate voor alle leeftijdcategorieën (jeugd, volwassenen en ouderen). Beïnvloeding van het gedrag gebeurt niet alleen door voorlichting en educatie, maar ook door maatregelen in de omgeving die het gezonde gedrag bevorderen ('make the healthy choice the easy choice'). Verder moet de gemeente bij het ontwikkelen en uitvoeren van ander (dan volksgezondheids)beleid oog hebben voor de gezondheidseffecten van dit beleid.Ook moet rekening gehouden warden met (en dient men voorbereid te zijn op) een toename in het gebruik van zorg en de vraag naar zorg. Dit zal met name het oudere deel van de bevolking betreffen (vergrijzing), maar ook de eerder genoemde (risico)groepen zoalsmigranten.Deels zullen maatregelen genomen moeten warden die niet tot het beleidsterrein van gemeenten behoren. Maar voor het andere deel zal een steeds groter beroep worden gedaan op een effectief gemeentelijk gezondheidsbeleid, een zorg-op-maat-beleid.Dit hoofdstuk is vooral bedoeld om de gedachten te bepalen, om zorgvuldige afwegingen en verantwoorde keuzes te kunnen maken voor gemeentelijk gezondheidsbeleid met als doel het bevorderen van een gezonde samenleving in een moderne gemeente, te beginnen in Friesland.Bijlage 2 Geraadpleegde literatuur• Bldmer, J. Janssens, M. (2002). Kleur in de zorg; een studie naar de gezondheid van allochtonen in Fryslán. Leeuwarden: Economisch Bureau Coulon.• Brugman, E., Reijneveld, S.A., Hollander-Gijsman, den M.E., Burgmeijer, R.J.F., Radder, J.J. (I999). Peilingen in de jeugdgezondheidszorg. PGO-peiling 1997/1998;melkvoeding en huilgedrag van zuigelingen, psychosociale gezondheid van 1-15 jarigen. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid.• Centraal Bureau voor de Statistiek (2001). Jeugd 2001, cijfers en feiten. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor Statistiek.• Centraal Bureau voor de Statistiek. StatLine; statistische informatie;http://wltw.cbs.nl/nI/cf_jfers/statline/index.htm. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.• Commissie Taskforce Vermaatschappelijking Geestelijke Gezondheidszorg (januari 2002). Advies Erbij Horen.• De Beleidsvisie2001-2005 van Zorgkantoor Friesland.• De Zorgvisie van De Friesland (februari 2001). Leeuwarden: OWM De Friesland Zorgverzekeraar.• Ede, J. van, Rietdijk, A., Schippers, I. (2000). Gezondheidsenquête Friesland; eenonderzoek naar de gezondheidstoestand van de Friese bevolking van 25 t/m 65 jaar. Leeuwarden: GGD Fryslán.• Ede, J. van, Ruijsscher, K.E. de, Schippers, 1., Uitentuis, E. (1998). Jongeren en gezondheid in De Friese Wouden; leefstijlonderzoek onder jongeren tussen 13 en 24 jaar.Drachten: GGD Fryslán.Gemeente Leeuwarden (mei 2002). Regiovisie Ambulante Verslavingszorg Fryslán.• Gemeente Leeuwarden (juni 2002). Regiovisie op de Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang in de provincie Fryslán; met bijbehorende reactienota.. Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland (2000). Kapstokplan Lokaal Gezondheidsbeleid Midden-Holland.• Jaarsma, R.A., Tierolf, B. (2000). Trendrapportage Jeugd 2000. Groningen: Provinciaal Ontwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn.• Lalonde (1974). A new perspective of the health of Canadians. In: Stronks en Hulshof 2001: De kloof verkleinen.• Memorie van toelichting bij de Wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid, Kamerstuk 28063, vergaderjaar 2001-2002.• Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Kabinetsreactie n.a.v. IBO Zorg Lokaal van de WVG naar een dienstverleningsstelsel.• Ministerie van Justitie (april 2002). Privé Geweld Publieke Zaak.• Ministerie Volksgezondheid Welzijn en Sport (april 2002). Modernisering AWBZ Klanten Kiezen. Den Haag: Ministerie Volksgezondheid Welzijn en Sport.• Platform openbare gezondheidszorg (2000). Spelen op de winst,- een visie op de openbare gezondheidszorg.• GGD Fryslán (2002). Productenboek 2003 GGD Fnislán. Leeuwarden: GGD Fryslán.• Provincie Fryslán (2001). Kadernotitie regiovisie preventie Fryslán. Leeuwarden: Provincie Fryslán.• Provincie Fryslán (2002). Ontwerp Regiovisie Preventie Fryslán. Leeuwarden: Provincie Fryslán.• Provincie Fryslán (april 2002). Regiovisie Verzorging en Verpleging in Fryslán; actualisatie 2002-2004. Leeuwarden: provincie Fryslán.• Rietdijk, A., Bois, P. du (2001). De sune en sike Fries. In: Hemminga, P., (Red.). De Aktuele steat fan Fryslán. Leeuwarden: Fryske Akademy.• R_NM (2001). Achterstanden en kansen. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom.• RJVM (2002). Tijd voor gezond gedrag; bevordering van gezond gedrag bij specifieke groepen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.+ RFVM (1997). Volksgezondheid Toekomst Verkenning. 1997; deell, 11, 111. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom.• RIVM (2002). Gezondheid op koers? Houten: Bohn, Stafleu, Van Loghum.• R1VM (2002). Slikken in Nederland. Regionale variaties in geneesmiddelengebruik.• Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2002). Gezondheid en gedrag. Zoetermeer. Ruijven E.C.M. van. Naar school. Participatie en prestaties in de provincie Fryslán. Leeuwarden: De Fryske Akademy• Sociaal Cultureel Planbureau (2000). Rapportage Jeugd 2000. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.• Stuurgroep Nationaal Contract OGZ (2001), Nationaal contract Openbaregezondheidszorg; Intentie tot samenwerking 2001-2003, le voortgangsrapportage en brochure ter gelegenheid van de afsluiting van het Contract.• Thuiszorg Het Friese Land, Thuiszorg Zuidwest Friesland, Stichting thuiszorg De Friese Wouden.i.s.m. Ede, J. van (GGD Fryslán) Registratie 0-4 jarige risicokinderen in Friesland• Verhuist, F.C., Verhey, F. (red.) (2000). Adolescentenpsychiatrie. Assen: Van Gorcum.• VNG (2001). Bouwen aan gezond beleid; zo maakt u een gemeentelijke nota gezondheidsbeleid. Den Haag: VNG.• Werkgroep `Versterking lokaal gezondheidsbeleid' 2001, Basisnota Lokaal gezondheidsbeleid; raamwerk voor de 17 gemeenten in de Achterhoek.Bijlage 3 Actuele versieWet collectieve preventie volksgezondheid, tekst 13 juli 2092In de onderstaande tekst zijn de wijzigingen van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV) verwerkt, zoals die blijken uit de Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Staatsblad 2002, 468).(Samenstelling van deze tekst door GGD Nederland) § 1. InleidingArtikel 11. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a) "Onze Minister": Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;b) "collectieve preventie": bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking of van specifieke groepen daaruit alsmede het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten onder die bevolking;c) "epidemie van infectieziekten": een in korte tijd sterke toename van het aantal nieuwe patiënten lijdend aan een bij of krachtens artikel 2 of 3 van de Infectieziektenwet aangewezen ziekte;d) jeugdgezondheidszorg: preventieve gezondheidszorg ten behoeve van personen in de leeftijd van nul tot negentien jaar, bestaande uit de in artikel 3a, tweede lid, bedoelde taken.2. Bij algemene maatregel van bestuur kan voor één of meer van de bij die maatregel aangewezen taken met betrekking tot de jeugdgezondheidszorg een van het eerste Iid, onderdeel d, afwijkende leeftijdsgrens warden vastgesteld, met dien verstande dat de maximumleeftijd ten hoogste op negentien jaar wordt gesteld.2. Gemeentelijke taken Artikel 21. De gemeenteraad bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen collectieve preventie alsmede de onderlinge afstemming tussen deze collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg.2. Ter verwezenlijking van het bepaalde in het eerste lid draagt de gemeenteraad in ieder geval zorg voor:a) het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking. Deze taak omvat in ieder geval het eenmaal per vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 3b, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens omtrent deze gezondheidssituatie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hieraan nadere regels worden gesteld;b) het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen;c) het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma's, met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en -opvoeding;d) het bevorderen van medisch-milieukundige zorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren van ongewenste situaties, het adviseren over risico's, in het bijzonder bij rampen of dreigingen van rampen, het beantwoorden van vragen uit de bevolking, het geven van voorlichting en het doen van onderzoek;e) het bevorderen van technische hygiënezorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het bijhouden van een lijst met instellingen waar, gezien de aard van de doelgroep en de omstandigheden waaronder de activiteiten worden verricht, een verhoogd risico bestaat op verspreiding van pathogene micro-organismen, het adviseren van deze instellingen over mogelijkheden op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van de activiteiten om deze risico's te verkleinen, het signaleren van ongewenste situaties, het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting;f) het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen, het bieden van psychosociale hulp bij rampen en het tot stand brengen van afspraken tussenbetrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg.3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in het tweede lid, onder a en onder c tot en met f, vermelde werkzaamheden nader worden uitgewerkt.Artikel 31. De gemeenteraad draagt zorg voor de uitvoering van de infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval wordt verstaan algemene infectieziektebestrijding, bestrijding van seksueel overdraagbare aandoeningen, waaronder aids, tuberculosebestrijding, bron- en contactopsporing bij vermoeden op epidemieënvan infectieziekten, het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting en begeleiding.?. Onze Minister kan ter zake van de bestrijding van een epidemie van infectieziekten een aanwijzing geven aan de gemeenteraad, indien deze niet of niet naar behoren maatregelen treft ter bestrijding van de epidemie, terwijl er ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt en een bovenregionale verspreiding van de desbetreffende infectieziekte te verwachten is.3. Onze Minister pleegt over een voornemen tot het geven van een aanwijzing overleg met de gemeenteraad. Hij deelt het nemen van de aanwijzing, ondervermelding van de reden daarvoor, mede aan de beide kamers van de Staten-Generaal.Artikel 3aDe gemeenteraad draagt eveneens zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. Ter verwezenlijking van het eerste lid draagt de gemeenteraad in ieder geval zorg voor: a) het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in degezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren;b) het ramen van de behoeften aan zorg;c) de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van de perinatale screening op phenylicetonurie (PKU), congenitale hypothyroïde (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS) en het aanbieden van vaccinaties voortkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma.d) het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding;e) het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in het tweede lid genoemde taken nader worden uitgewerkt.Artikel 3bDe gemeenteraad stelt voor 1 juli 2003 en vervolgens elke vier jaar een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vast, waarin hij ten minste aangeeft hoe hij uitvoering geeft aan de in de artikelen 2, 3, eerste lid, en 3a genoemde taken en de in artikel 5, tweede lid, genoemde verplichting.Artikel 41. Indien de gemeenteraad een bijdrage heft voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van collectieve preventie draagt hij er zorg voor dat dit niet ten koste gaat van het bereik van deze werkzaamheden.2. Geen bijdrage wordt geheven voor de bij of krachtens de artikelen 3 en 3a opgedragen taken, behoudens in gevallen bij algemene maatregel van bestuur genoemd.Artikel 51. Ter uitvoering van bij of krachtens deze wet opgedragen taken dragen de gemeenteraden zorg voor de instelling en instandhouding van gemeentelijke gezondheidsdiensten.2. Alvorens besluiten te nemen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de collectieve preventie vraagt de gemeenteraad onderscheidenlijk burgemeester en wethouders advies aan de gemeentelijke gezondheidsdienst.Artikel 5aMet inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels staat het de gemeenteraad vrij om de taken of onderdelen van taken, als bedoeld in artikel 3a, tweede lid, onder a tot en met d, te laten uitvoeren door de instellingen voor zorg aan ouder en kind, als bedoeld in artikel 26a van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering.Artikel 61. De gemeenteraad draagt er zorg voor dat de gemeentelijke gezondheidsdienst in ieder geval beschikt over deskundigen op de volgende terreinen:a) geneeskunde;b) epidemiologie;c) verpleegkunde;d) gezondheidsvoorlichting en -opvoeding;e) tandzorg;f} gedragswetenschappen;g) informatica;2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de door de in het eerste lid genoemde deskundigen gevolgde opleidingen of verlangde deskundigheidseisen; de gestelde regels kunnen verschillen naar gelang de taken van de gemeentelijke gezondheidsdienst waarvoor de deskundigen worden ingezet.§ 3. RijkstakenArtikel 71. Onze Minister bevordert de kwaliteit en de doelmatigheid van de collectieve preventie.2. Hij stelt voor het eerst in 2002 en vervolgens elke vier jaar bij nota landelijke prioriteiten vast op het gebied van de collectieve preventie.3. Hij stelt in ieder geval eenmaal per vier jaar een landelijk programma vast voor uitvoering van onderzoek op het terrein van collectieve preventie.4. Hij draagt zorg voor de instandhouding en verbetering van de landelijke ondersteuningsstructuur.5. Hij bevordert de interdepartementale en internationale samenwerking op het gebied van de collectieve preventie.Artikel 7a1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.§ 4. Gegevvensver strekkingArtikel 81. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder a, regels worden gesteld met betrekking tot het verstrekken van gegevens aan gemeenten door personen en instellingen werkzaam op het terrein van devolksgezondheid. In de maatregel kan het stellen van nadere regels ten aanzien van daarbij aangewezen onderwerpen aan Onze Minister worden opgedragen.2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot hetverstrekken van systematische informatie door gemeenten aan Onze Minister inzake de uit voering van de wet.3. De in dit artikel bedoelde algemene maatregelen van bestuur bevatten ten minste regels met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de vergoeding vankosten, en kunnen de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevensverstrekking verplicht stellen.§ 5. SlotbepalingenArtikel 9 (N.B. Was al vervallen)Artikelen 10 tot en met 13 (N.B. Vervallen. Oude overgangsbepalingen)Artikel 14Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1989.Artikel 15Deze wet kan worden aangehaald als `Wet collectieve preventie volksgezondheid'.Voorstel voor Wijzigingen WCPV - MEMORIE VAN TOELICHTING Tweede Kamer der Staten-GeneraalVergaderjaar 2001-2002, 28 063, nr3De onderstaande tekst is herleid door GGD Zuid-Hopland Noord en GGD Nederland uit de Memorie van Toelichting zoals deze aan de Tweede Kamer is aangeboden. ALGEMEENInleidingCollectieve preventie levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van een beterevolksgezondheid. Collectieve preventie beoogt gezondheidswinst voor zoveel mogelijk mensen.De WCPV maakt de gemeente ervoor verantwoordelijk dat collectief-preventieve taken worden uitgevoerd, ongeacht wie ze feitelijk uitvoert.De gemeente draagt daarbij zorg voor continuïteit, samenhang en afstemming, binnen de collectieve preventie en met de curatieve gezondheidszorg. Zij stemt de collectieve preventie natuurlijk ook af met het gemeentelijk beleid op andere terreinen. Verder werkt zij, afhankelijk van het onderwerp, samen met andere organisaties die zich met preventie bezighouden. Samenwerking over de grenzen van de verschillende deelterreinen van de gemeentelijke gezondheidszorg en sociale zorg vormt de kern van de WCPV. Daarnaast wijstde WCPV expliciet taken aan die de gemeenteraad zelf moet uitvoeren: infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg.De WCPV verplicht de gemeente om voor WCPV-taken een gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) in stand te houden met voldoende deskundigheid om die taken te behartigen. BezinningIn 1994 stelde de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek in naar de wijze waarop gemeenten inhoud geven aan de hen in de WCPV opgedragen bestuurlijke verantwoordelijkheid. Hoofdconclusies waren dat collectieve preventie en gezondheidsbeleid in de meest gemeenten als beleidsterrein een bescheiden plaats innemen en dat het lokale gezondheidsbeleid vaak reactief was. Er werden pas initiatievengenomen als problemen vanwege effecten op andere terreinen aan de politieke oppervlakte kwamen.- Daarop is in 1996 de Commissie Versterking Collectieve Preventie (commissie Lemstra) ingesteld.- Deze bepleitte dat gemeenten hun visie en ambities op deze beleidsterreinen periodiek neerleggen in een gemeentelijke nota gezondheidsbeleid.- Hierop is het actieprogramma Versterking Gemeentelijk Gezondheidsbeleid gestart. Onderdeel daarvan vormde de instelling van de Stuurgroep Basistaken CollectievePreventie, met als opdracht de gemeentelijke taken in de collectieve preventie te omschrijven.WijzigingsvoorstellenDe belangrijkste voorgestelde wijzigingen zijn:1. De herformulering van enkele gemeentelijke taken.2. De opdracht aan de gemeente om elke vier jaar een nota gezondheidsbeleid op te stellen.3. De verankering van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg.De introductie van demogelijkheid jeugdgezondheidszorgtaken door anderen dan de GGD te laten uitvoeren.4. De codificatie van enige Rijkstaken.Gemeentelijke takenDe herformulering van een aantal gemeentelijke taken (zie Wijzigingsvoorstel 1) zijn in hoofdzaak ontleend aan het advies van de Stuurgroep Basistaken Collectieve Preventie. De Stuurgroep Basistaken Collectieve Preventie legde in de Hoofdlijnennotitie een basispakket neer dat elke GGD zou dienen uit te voeren. Dit pakket omvat: bevorderingstaken, medische milieukunde, technische hygiënezorg, openbare geestelijke gezondheidszorg, infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg. Het pakket vort een nuttige operationalisatie van het begrip collectieve preventie. De gemeentelijke beleidsvrijheid van deWCPV brengt mee dat plaatselijke accentverschillen zullen bestaan waar gemeenten specifiek gezondheidsbeleid op voeren, bijvoorbeeld voor risicogroepen.Gemeentelijke nota gezondheidsbeleidDoor in de WCPV op te nemen dat gemeenten elke vier jaar een nota lokaal gezondheidsbeleid vaststellen, worden gemeenten uitgenodigd hun ambities op het gebied vanhet gemeentelijke gezondheidsbeleid te formuleren. Daarbij staan in de Memorie de volgende toelichtingen:Het beleid van de gemeente inzake openbare gezondheid moet meer omvatten dan uitvoering van de WCPV door de GGD.- Het beleid vormt onderdeel van het lokale politieke debat.Het dient afgestemd te worden met andere gemeentelijke beleidsonderwerpen (wonen, werken, verkeer, sociale zekerheid, onderwijs, welzijn).- in de nota stat hoe de gemeenteraad uitvoering geeft aan de in de artikelen 2, 3, eerste lid,en 3a genoemde taken en de in artikel 5, tweede lid, genoemde verplichting (zie bijlage "nota").Verwacht mag worden dat de gemeenteraad daarbij ingaat op de landelijke prioriteiten op het gebied van de collectieve preventie die de minister elke vier jaar vaststelt.Gezien artikel 2, tweede Iid, onder a, (inzicht in de gezondheidssituatie op basis van epidemiologische analyse) zullen de gemeenten in de nota:• een beschrijving geven van de gezondheidstoestand van hun inwoners§ doelen stellen op populatieniveau en• verbanden aangeven met andere gemeentelijke beleidsterreinen- Verder ligt voor de hand dat gemeenten bij het steilen van streefdoelen en het vastleggendaarvan samenwerken met buurgemeenten, met zorgverzekeraars, met zorgaanbieders en met patiënten]consumentenorganisaties.- De nota kan ook aandacht besteden aan de verbetering van de communicatie over hetbeleid, van de bereikbaarheid (alarmnummers, en dergelijke) en van de kenbaarheid voor burgers.- De nota's zullen naar verwachting aangeven op welke punten een gemeenteoverstijgende aanpak wordt gevolgd.- Het pleidooi van de Stuurgroep Collectieve Preventie om aan de nota een plan van aanpak toe te voegen, wordt ondersteund.Het staat de gemeenten, die hun taken op het gebied van de collectieve preventie hebben gebundeld in een regionale gezondheidsdienst, vrij om in onderling overleg te komen toteen gezamenlijke nota met desgewenst specifieke paragrafen voor elke gemeente afzonderlijk.Gemeenten formuleren regelmatig beleidsvisies over delen van hun gezondheidsbeleid, al dan niet als onderdeel van nota's op terreinen als ouderenbeleid, jongerenbeleid, welzijn of wonen; de nota gezondheidsbeleid kan naar dergelijke passages verwijzen, want de nu in de WCPV op te nemen verplichting is zeker geen uitnodiging dubbel werk te doen.De voorgestelde verschijningsfrequentie van de gemeentelijke nota van eens per vier jaar sluit aan bij het ritme van de gemeenteraadsverkiezingen. Ook uit het oogpunt van het tempo waarin maatschappelijke verschuivingen optreden lijkt vier jaar een geschikte frequentie. Als termijn voor de verschijning van de eerste gemeentelijke nota wordt juli 2003 voorgesteld, namelijk ruim een jaar na de gemeenteraadsverkiezingen (6 maart 2002). De gemeentelijke nota kan worden uitgebracht door individuele gemeenten. Zij kandaarnaast het gezamenlijke product zijn van in een GGD-regio samenwerkende gemeenten.RijkstakenCollectieve preventie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en Rijk, waarbij genoemde bestuurslagen eigen - en complementaire - taken vervullen. Beide hebben de taak te werken aan continuïteit en aan samenhang met andere beleidsterreinen en met decuratieve zorg; en beide bewaken - op eigen niveau - gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen.Hierbij dient de minister de voorwaarden te scheppen voor het bereiken van kwaliteit en doelmatigheid in de uitvoering van de collectieve preventie. Dit door activiteiten op landelijk niveau te faciliteren, die passen binnen het rijksbeleid en de prioriteiten ter zake (activiteitenvan door de minister gesubsidieerde instellingen, onderwijs, opleiding en onderzoek, de platform- en overlegfunctie, voorlichtingscampagnes etc).Het is in dit verband gewenst dat de minister regelmatig landelijke prioriteiten op het gebied van de collectieve preventie formuleert zoals de onderbouwing voor uit te voerenprogramma's, verslag doet van voortgang en resultaten van lopende en uitvoerende programma's, een overzicht geeft van de strekking van de gemeentelijke nota's en zijn visie geeft op ontwikkelingen die in de voorafgaande periode van vier jaar in de collectieve preventie plaatsvonden. De minister kan daarbij relaties leggen met het kabinetsbeleid op andere punten, bijvoorbeeld het grote steden beleid. De nota gezondheidsbeleid van deminister zal ook initiatieven bevatten die bijdragen aan een goede uitvoering van de basistaken van de collectieve preventie.De landelijke prioriteiten kunnen de uitgangspunten bieden voor de gemeentelijke gezondheidsnota's. Net als bij de gemeentelijke nota's is gekozen voor een periodiciteit vaneens in de vier jaar. Als termijn voor verschijning van de eerste landelijke nota wordt 2002 voorgesteld.Bijlage 5 Wetgeving op het gebied van volksgezondheidDe GrondwetDe minister van Volksgezondheid wijst er in haar brief van 20 mei 1997 aan de Tweede Kamer op dat de Nederlandse Grondwet in artikel 22 een verantwoordelijkheid geeft aan de overheid voor de gezondheid van de burgers. 'Gemeenten hebben van oudsher gedeeld in die zorg voor de gezondheid, zowel op eigen initiatief als op grond van een aantal specifieke wetten, die taken in medebewind aan gemeenten opdragen.' Gemeenten hebben, aldus deze brief, verantwoordelijkheden op het brede volksgezondheidsterrein: preventie, care, cure en geestelijke gezondheidszorg (w.o. maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid, vrouwenopvang). Bovendien hebben gemeenten taken op terreinen die de gezondheid en hetwelbevinden van mensen beïnvloeden: welzijn, volkshuisvesting. milieu, onderwijs, openbare orde.De WelziijnswetIn de welzijnswet wordt bepaald dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het welzijn van hun burgers. Welzijnsbeleid is de gezamenlijk inspanning van de overheden opmaatschappelijke en sociaal-cultureel terrein, die tot doel heeft, in samenwerking met andere betrokkenen:+ de ontplooiingsmogelijkheden van mensen te vergroten en hun zelfredzaamheid en hundeelname aan de samenleving te stimuleren, mede om te voorkomen dat mensen in een achterstandspositie geraken;+ de personen die in een achterstandspositie zijn geraakt mogelijkheden te bieden hun positie te verbeteren;+ het welbevinden van personen in de samenleving op andere wijze te bevorderen. De Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv)Met de Wet collectieve preventie volksgezondheid hebben gemeenten in medebewind de verantwoordelijkheid gekregen voor de collectieve preventie. Omdat de gemeente het dichtst bij de burger staat en het beste inzicht heeft in de lokale problemen enoplossingsmogelijkheden, heeft het rijk deze taak aan de lokale overheid gedecentraliseerd. De wet trad in 1989 in werking.Gemeentebesturen hebben volgens de Wcpv de opdracht om zorg te dragen voor de uitvoering van collectieve preventie gericht op infectieziekten en op kinderen tussen de 4 en 19 jaar. Tevens dient de gemeente een Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) in stand te houden, die in elk geval de genoemde uitvoeringstaken verricht. Daarnaast hebben gemeentebesturen de taak om inzicht te verwerven in de gezondheidssituatie van hun bevolking. Ook vinden gemeenten in de Wcpv een basis voor hun afstemmingstaak. De Wcpv geeft gemeentebesturen namelijk de opdracht om de continuïteit en de samenhang van collectieve preventie te bevorderen en de afstemming met de curatieve gezondheidszorg teverzorgen. Voor de uitvoering van deze taken heeft er een overheveling van middelen naar het Gemeentefonds plaats gevonden.Mede op grond van het rapport van de Commissie Lemstra (zie hoofdstuk I) heeft de minister de Wcpv geactualiseerd en o.a. de gemeentelijke taken geconcretiseerd.De wijzigingsvoorstellen zijn onlangs door de Tweede Kamer aangenomen. N.a.v. ingediende moties zijn enkele gemeentelijke en rijkstaken nader beschreven. Volgens de nieuwe wettekst is de gemeente in ieder geval verantwoordelijk voor: facetbeleid, epidemiologie, preventieprogramma's, medische milieukunde, technische hygiënezorg, openbare geestelijke gezondheidszorg, infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg. Naar verwachting worden deze basistaken uiterlijk 1 januari 2003 via een Besluit collectieve preventie volksgezondheid verankerd in de Wepv. Vanwege de afwijkende systematiek en de omvang van het pakket Jeugdgezondheidszorg, komt hiervoor een apart besluit.Overige relevante wetgeving op het gebied van volksgezondheid:(letterlijk overgenomen uit: Bouwen aan gezond beleid, VNG)• Wet voorzieningen gehandicaptenHet gemeentebestuur draagt zorg voor het verlenen van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van gehandicapten zodat deze kunnendeelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De gemeente moet bij verordening in dit kader regels vaststellen.• Wet ambulancevervoer Deze wet verplicht gemeenten om samen te werken in centrale posten ambulancevervoeren in ambulancevervoer te voorzien als het particuliere initiatief dat niet doet.• Wet infectieziektebestriidingIn deze wet zijn verschillende zaken geregeld ten aanzien van hoe de gemeenten moeten reageren op het vóórkomen van de in de wet genoemde infectieziekten en welke bevoegdheden ze hebben om verdere infecties te voorkómen.• Wet bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizenDeze wet geeft de burgemeester de bevoegdheid om mensen die vanwege hun psychische toestand acuut gevaar veroorzaken voor zichzelf of hun omgeving met eeninbewaringstelling acuut verplicht te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis.• Wet op de lijkbezorgingIn deze wet is geregeld hoe de gemeente moet handelen bij overlijden, begraven encremeren. Onder meer is de gemeente verplicht om te beschikken over een gemeentelijke lijkschouwer.• QuarantainewetDeze wet bevat voorschriften bij het vóórkomen van besmettelijke ziekten bij mensen die in Nederland wonen.• DestructiewetDe gemeente moet ervoor zorgen dat kadavers van in de wet genoemde dieren (destructiemateriaal) op hygiënische wijze worden afgevoerd naar het zogenaamde destructiebedrijf dat van die kadavers nuttige producten maakt. Op basis van deze wet moet de gemeente een verordening maken waarin is geregeld wat de houder van datdestructiemateriaal ermee moet doen, hoe het moet worden bewaard totdat het wordt opgehaald, et cetera.• WaterleidingwetEr is een verbinding van deze wet met de Wet bestrijding infectieziekten. Wanneer werknemers van een waterleidingbedrijf een besmettelijke ziekte hebben, moet datwarden gemeld bij de inspecteur voor de volksgezondheid of bij de directeur van de GGD.q Wet geneeskundige hulpverlening bij rampenDe gemeenten in de werkgebieden van in deze wet genoemde clusters van GGD'en moeten een gemeenschappelijke regeling sluiten om een GGD in dat gebied aan te wijzen. Deze GGD neemt het voortouw in de voorbereiding en uitvoering van geneeskundige hulpverlening bij rampen. De wet beschrijft verder de verantwoordelijkheid en de taak van de GGD en andere betrokkenen.• RampenwetIn verband met de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen is het goed ook deRampenwet in de gaten te houden, die de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de gemeente bij rampen beschrijft.• Wetgeving buitengewoon onderwijs Op grond van deze wet in combinatie met de Wet collectieve preventie volksgezondheidis de gemeente verplicht om zijn GGD op te dragen om te adviseren over toelating van kinderen tot het buitengewoon onderwijs.• Algemene bijstandswet (sociaal-medische advisering)De GGD geeft adviezen aan B&W ten behoeve van beschikkingen op basis van deze wet.• Algemene wet bijzondere ziektekostenDe provinciale entadministratie zorgt voor de uitvoering van het vaccinatiebesluit. Het vaccinatiebesluit is een besluit op grond van de AWBZ. Gemeenten zijn verplicht opbasis van artikel 57 van de AWBZ en de daarbij behorende ministeriële regeling kosteloos gegevens te leveren ten behoeve van de uitvoering van de AWBZ.Verder subsidieert het College voor zorgverzekeringen uit het Algemene fonds bijzondere ziektekosten momenteel het bevolkingsonderzoek op borstkanker, waarin de gemeente c.q. de GGD een belangrijke faciliterende en voorlichtende rol vervult. Gemeenten dienen aan de (geautoriseerde) uitvoerders van de onderzoeken opsystematische wijze gegevens uit de GBA te verstrekken ten behoeve van de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken borstkanker en baarmoederhalskanker.Tenslotte zijn gemeenten op basis van de AWBZ vanaf 1 januari 1997 wettelijkverantwoordelijk voor de indicatiestelling in de sector verzorging en verpleging.• ZiekenfondswetEen aantal gemeenten heeft te maken met het logopedistenbesluit dat gebaseerd is op deZiekenfondswet. De reden is dat deze gemeenten zowel preventieve als curatieve logopedie binnen hun GGD uitvoeren.§ Wet tarieven gezondheidszorg De VNG is aangewezen als representatief orgaan in het kader van deze wet, omdatgemeenten optreden als uitvoerder van ambulancevervoerplannen op basis van de wet ambulancevervoer.• Besluit indicatiebeoordeling verpleging en verzorgingGemeenten moeten regelen dat er uiterlijk per 1 januari 1998 een indicatieorgaan voor verzorgingshuizen, verpleeghuizen en thuiszorg werkzaam is.• Kwaliteitswet zorginstellingenDeze wet bevat regels omtrent de wijze waarop de kwaliteit van de zorg, verleend door zorginstellingen, door de overheid wordt gewaarborgd. De wet draagt gemeenten die eeninstelling in stand houden op om toezicht te houden op de kwaliteitszorg van die instelling.Bijlage 6Gezondheidsgegevens per gemeente vergeleken met het Friesegemiddelde; uit de gezondheidsenquête 1998 van GGD Fryslán(25 tlm 64 jaar)In deze tabel zijn een aantal gezondheidsgegevens per gemeente vergeleken met het Friese gemiddelde. Alleen de statistisch significante verschillen van een gemeente ten opzichte van het Friese gemiddelde zijn weergegeven. Niet significante verschillen zijn niet weergegeven; deze eventuele verschillen vallen binnen de marge van toevalsschommelingen.De gegevens zijn afkomstig van een onderzoek dat is uitgevoerd door GGD Fryslán in 1998 onder de Friese bevolking van 25 t/m 64 jaar. Voor nadere informatie wordt verwezen naar het rapport `Gezondheidsenquête Friesland 1998'.Voor beleidskeuzes zijn eventuele afwijkingen van een gemeente ten opzichte van het Friese gemiddelde van belang. Echter, ook indien er geen verschillen van een gemeente t.o.v. het Friese gemiddelde zijn, kunnen de Friese cijfers aanleiding geven tot beleidsontwikkeling.Gezondheidsgegevens per gemeente vergeleken met het Friese gemiddelde; uit de gezondheidsenquête 1998 van GGD Fryslán (25 tlm 64 jaar)w

2 'Cov] 1rrl x ~ t-.0cLl - 0 •.C --' 3 á~ c 0 0 aan o U a N0 .~. G~.~ c a.? 'Ca u 0 [C E NN au cna. m R0E ÓO' wU N 0N2 u Ct) Achtkarspelen ns ns ns 1` 50% ns ns ns nsBoarnsterhim 1' 89% ns ns ns ns ns ns nsBolswardlWunseradiel ns ns ns ns ns ns ns nsDantumadeell ns n5 ns n5 ns ns t 46% nsKollumerlandDongeradeel ns n5 12% ns n5 ns ns nsEilanden t 88% ns t 11% ns ' 1 35% ns ns nsFerwerderadiel/Het 1` 88% ns .1.2% ns ns ns ns nsBildt Fran ekerade e11H arl i nge ns n5 ns ns n5 ns ns nsnGaasterlán-Sleatl n5 n5 ns n5 ns 1 17% n5 n5Lem sterl andfNi j efurdHeerenveen ns ns ns ns ns ns ns nsLeeuwarden ns ns ns ns ns n5 n5 nsLeeuwarderadeell ns ns n5 n5 ns n5 ns nsMenaldumadeeILittenseradiel/ ns ns ns ns ns ns n5 n5WymbntseradielOoststellingwerf ns ns n5 n5 n5 n5 1 27% n5Opsterland ns ns ns ns ns ns 1 26% n5Skar5terlán ns ns ns ns 1 37% 1 17% ns L 26%Smallingerland 1 76% ns n5 ns T 55% 1' 35% t 44% nsSneek ns ns ns ns ns n5 ns nsTytsjerksteradiel ns 1 24% ns n5 n5 n5 ns nsWeststellingwerf n5 ns ns fi 50% ns n5 ns nsFryslan 82% 30% 6% 41% 46% 26% 36% 35%Niet statistisch significant verschillend ten opzichte van Friese gemiddeldeSignificant hoger dan Friese gemiddelde, d.w.z. met 95% zekerheid niet op toeval berustend Significant lager dan Friese gemiddeldeAchtkerspelen BoarnsterhimB o lsward/W unserad i e lDantumadeell Kollumerland DongeradeelEilandenFerwerderadiel/Het BildtLeeuwardenLeeuwarderadeel/ Menaldumadeel Littenseradiell Wymbrltseradiel Ooststel iingwerfOpsterlandSkarsterlán Smallingerland SneekTytsjerksteradiel Weststellingwerfns ns nsns ns nsns ns nsn5 n5 nsns ns nsns ns nsn5 ns nsns ns nsns ns nsns ns nsns ns nsns ns nsns 11% n5ns nsns nsns n5 nsns ns nsns ns nst 66%42%t 67%t 65%nsnsnsnsnsnsn5nsn5nsnsns3 En5nsn5nsnsnsnsnsn5nsnsn5nsnsn5nsnsn5nsnsFryslán 65% 18% 30% 55% 28% 84% 17% 6%Niet statistisch significant verschillend ten opzichte van Friese gemiddeldeSignificant hoger dan Friese gemiddelde, d.w.z. met 95% zekerheid niet op toeval berustend Significant lager dan Friese gemiddelde 

g 9J AchtkarspelenBoamsterhimBolswardlWunseradielDantumadeel/ Kollumerland DongeradeelEilandenFerwerderadiel/Het BildtFranekeradeel/ HarlingenGaasterlán-Sleatl Lemsterlandl Nijefurd HeerenveenLeeuwardenLeeuwarderadeell Menaldumadeel Littenseradiel/ Wymbritseradiel OoststellingwerfOpsterlandSkarsterlanSmallingerland nsSneekTytsjerksteradielW eststel1in b erfFryslán 85% 40% 58%Niet statistisch significant verschillend ten opzichte van Friese gemiddeldeSignificant hoger dan Friese gemiddelde, d.w.z. met 95% zekerheid niet op toeval berustend Significant lager dan Friese gemiddeldeBijlage 7 Adolescenten in Fryslán met een indicatie voor psychosociale problemenOnderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal leerlingen van klas 3 van het voortgezet onderwijs (schooljaar 2001-2002) dat een indicatie heeft voor psychosociale problemen. De gegevens zijn verkregen met behulp van een korte indicatieve vragenlijst psychosociale problematiek adolescenten (KIVPA). Het doel van deze vragenlijst is om op individueel niveau te kijken in hoeverre er een aanwijzing is voor (potentiële) psychosociale problemen. Door registratie van de gegevens is het mogelijk ook op groepsniveau te kijken hoeveel leerlingen op basis van de KIVPA vragenlijst mogelijk te kampen hebben met psychosocialeproblemen.De gegevens hebben betrekking op leerlingen, woonachtig in onderstaande (clusters van) Friese gemeente(n) en zijn gebaseerd op een bestand van 5164 leerlingen. Alleen de statistisch significante verschillen van een gemeente ten opzichte van het Friese gemiddelde zijn weergegeven. Niet significante verschillen zijn niet weergegeven; deze eventuele verschillen vallen binnen de marge van toevalsschommelingen.Bolsward/Wunseradiel DantumadeeV Kollumerland DongeradeelEilandenFerwerderadiellHet Bildt Franekeradeell Harlingen Gaasterlàn-Sleat/ Lemsterlandl Nijefurd HeerenveenLeeuwardenLeeuwarderadeel/ Menaldumadeel Littenseradieil Wymbritseradiel Ooststellingwerf OpsterlandSkarsterlanSmallingerland SneekTytsjerksteradiel WeststelIingwerfFTslán totaal