Subsidieverordening monumenten Velsen

Geldend van 01-06-2011 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2011

Intitulé

Subsidieverordening monumenten Velsen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      gemeentelijke monumenten: onroerende monumenten die op grond van artikel 3 van de Monumentenverordening Velsen bij besluit van het college zijn aangewezen als beschermd gemeentelijk monument.

    • b.

      gemeentelijke monumentenlijst: lijst als bedoeld in artikel 7 van de Monumentenverordening Velsen 2010.

    • c.

      onderhoud: werkzaamheden die noodzakelijk zijn om een monument in goede staat te houden c.q. als zodanig in stand te houden en/of toekomstig onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen.

    • d.

      restauratie: werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een monument en die het onderhoud, als bedoeld onder c. te boven gaan.

    • e.

      omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 10 van de Monumentenverordening Velsen.

    • f.

      commissie stedelijk schoon: een door het college ingestelde commissie van onafhankelijke professionele leden, die adviseert op het gebied van welstand en monumenten.

    • g.

      eigenaar: een natuurlijke of rechtspersoon, die in de kadastrale registers als eigenaar, erfpachter of houder van het recht van opstal van een gemeentelijk monument staat ingeschreven.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen voor onderhouds- en/of restauratiewerkzaamheden aan gemeentelijke monumenten, die beogen de monumentale waarden in stand te houden.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1.

    Het college is bevoegd tot het vaststellen, verlenen en uitbetalen van subsidies zoals bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Het college is eveneens bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- of subsidievaststellingsbesluiten, en tot het gedeeltelijk of geheel terugvorderen van reeds uitbetaalde subsidiegelden met inachtneming van afdeling 4.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Budget

Jaarlijks besluit de raad bij het vaststellen van de begroting tot het instellen van een subsidieplafond voor onderhoud en restauratie van gemeentelijke monumenten.

Artikel 5 Aanvraag en verlenen van subsidie

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie op grond van deze verordening moet schriftelijk door de eigenaar bij het college worden ingediend op een daartoe beschikbaar formulier.

  • 2.

    De aanvraag, zoals bedoeld in lid 1, dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      een omgevingsvergunning (indien de werkzaamheden als vergunningplichtig zijn aangemerkt) verleend voor de werkzaamheden zoals beschreven in de subsidieaanvraag;

    • b.

      een gespecificeerde begroting van de kosten en werkomschrijving;

    • c.

      tekeningen, van zowel de huidige als de nieuwe situatie van het pand;

    • d.

      foto’s van de huidige situatie.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat naast de in het tweede lid van dit artikel genoemde bescheiden nog andere stukken worden overgelegd.

  • 4.

    Het college verdeelt het beschikbare budget in volgorde van de ontvangst van volledige aanvragen. Indien de aanvrager ingevolge artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de dag waarop de aanvulling is ontvangen.

  • 5.

    Het college beslist op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst.

  • 6.

    In afwijking van het vijfde lid kan het college hun beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 6 Subsidiepercentage en –maximum onderhoud

  • 1.

    Aan de eigenaar van een gemeentelijk monument kan een subsidie worden verleend in de kosten voor onderhoud.

  • 2.

    De subsidie zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt 25 % van de subsidiabele onderhoudskosten tot een maximum van € 3.000,=.

  • 3.

    Als de werkzaamheden, als bedoeld in artikel 1, sub c, geheel in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd, worden alleen de materiaalkosten vergoed tot een maximum van € 3.000,=.

  • 4.

    Het college kan per gemeentelijk monument eenmaal per jaar een subsidie verlenen: deze subsidie mag maar eenmaal per 3 jaar hetzelfde onderdeel betreffen.

Artikel 7 Subsidiepercentage en –maximum restauratie

  • 1.

    Aan de eigenaar van een gemeentelijk monument kan een subsidie worden verleend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van:

    • a.

      voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

    • b.

      overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monument noodzakelijk zijn, oftewel restauratie.

  • 2.

    De subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt 25% van de door het college goedgekeurde subsidiabele kosten, met een maximum van € 7.000,=.

  • 3

    Het college kan per gemeentelijk monument eenmaal per jaar een subsidie verlenen: deze subsidie mag maar eenmaal per 3 jaar hetzelfde onderdeel betreffen.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Onder kosten en voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en de door of namens het college goedgekeurde bedragen van:

    • a.

      de aannemingssom;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

    • c.

      het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

    • d.

      eventueel noodzakelijk meerwerk;

    • e.

      de leges voor enige vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen;

    • f.

      de verschuldigde omzetbelasting, voor zover die niet op grond van de wet op de omzetbelasting op verschuldigde belastingen in mindering kan worden gebracht;

    • g.

      de kosten van de CAR-verzekering.

Artikel 9 Onderhoudswerkzaamheden

Subsidie kan worden verleend in de volgende onderhoudskosten:

  • a.

    herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en beperkt herstel van sporen);

  • b.

    herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met deklatten), leien, lood, zink of koper met beperkt herstel van dakbeschot en sporen;

  • c.

    herstel van goten (in zink, koper of lood) inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren;

  • d.

    herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken, stoepen, roedenverdeling, lijstwerk;

  • e.

    herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

  • f.

    herstel van dak- en torenluiken, loopbruggen, het afgazen van torenluiken;

  • g.

    inboeten, beperkt herstel van muurwerk en voegen of pleisteren van gevels;

  • h.

    beperkt vervangen of inboeten van natuursteen;

  • i.

    behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

  • j.

    herstel, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

  • k.

    buiten- en binnenschilderwerk wat betreft buitenramen, -kozijnen en -deuren;

  • l.

    beperkt herstel van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen, spantbenen, vloerhout);

  • m.

    herstel van glas-in-lood-beglazing en het aanbrengen van een beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas;

  • n.

    het aanbrengen van inspectievoorzieningen zoals dakluiken en klimhaken;

  • o.

    herstel van waardevolle interieuronderdelen;

  • p.

    vervanging en herstel van overige bouwelementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde.

Artikel 10 Restauratiewerkzaamheden

Subsidie kan worden verleend in de volgende kosten van voorzieningen:

  • a.

    herstel van het casco. (Onder casco wordt verstaan: de hoofdstructuur van het gemeentelijk monument bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, te weten dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren, balklagen, dragende muren, fundering, kelder en gewelven);

  • b.

    het aanbrengen van een dakbeschot waar dit niet aanwezig is en voor zover hiertoe een constructieve noodzaak bestaat;

  • c.

    alle onderhoudswerkzaamheden als nader omschreven in artikel 10, indien deze tegelijk met één of meer van de hier genoemde restauratiewerkzaamheden worden uitgevoerd;

  • d.

    herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie met herstel van het casco. Het gaat dan om zaken als schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds, schilderingen, pleister- en schilderwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting en gevelonderdelen;

  • e.

    herstel van specifieke technische installaties ten behoeve van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld dieselmotoren, raamzagen, persen en poldergemalen;

  • f.

    het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming- of luchtbevochtigingsintallaties;

  • g.

    het treffen van maatregelen en het aanbrengen van installaties ter voorkoming van brand en blikseminslag (sprinklerinstallaties en rookdetectoren, brandmeldingssystemen, loze brandleidingen, slanghaspels en bliksemafleiders);

  • h.

    het aanbrengen van goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

  • i.

    het opstellen van een restauratieplan;

  • j.

    het verrichten van bouwhistorisch onderzoek of een haalbaarheidsonderzoek.

Artikel 11 Meerwerk

In geval van noodzakelijk meerwerk is verhoging van het subsidiebedrag mogelijk. Dit kan echter alleen op voorwaarde dat het meerwerk direct na constatering gemeld wordt bij de gemeente en dat er een schriftelijk verzoek tot verhoging van het subsidiebedrag wordt ingediend.

Artikel 12 Instandhoudingsplicht

De subsidieontvanger dient het gemeentelijk monument na het treffen van de onderhouden/of restauratiewerkzaamheden:

  • a.

    naar behoren te onderhouden;

  • b.

    voldoende te verzekeren.

Artikel 13 Weigeringsgronden

  • 1.

    Voor subsidieverlening komen alleen gemeentelijke monumenten in aanmerking die het eigendom zijn van natuurlijke personen, stichtingen of andere privaatrechtelijke rechtspersonen zonder winstoogmerk, die zich het behoud van monumenten mede ten doel stellen.

  • 2.

    Het college verleent alleen subsidie voor onderhoudswerkzaamheden waarvan de subsidiabele onderhoudskosten minimaal € 250,= bedragen.

  • 3.

    De subsidie wordt in ieder geval geweigerd als:

    • a.

      een eventueel voor de werkzaamheden vereiste vergunning op grond van de Monumentenverordening Velsen 2010 dan wel een anderszins vereiste vergunning niet is verleend;

    • b.

      met de werkzaamheden is begonnen voordat de subsidieontvanger van het college een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen;

    • c.

      de kosten zijn op grond van een verzekeringsovereenkomst gedekt;

    • d.

      voor dezelfde werkzaamheden binnen een periode van drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend al subsidie is verleend;

    • e.

      door toekenning van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 14 Nadere voorschriften

Het college kan aan de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend nadere voorschriften verbinden.

Artikel 15 Schriftelijke toestemming voor wijziging in de uitvoering

De werkzaamheden ten behoeve waarvan subsidie is verleend, mogen niet in afwijking van de ter zake verstrekte gegevens worden uitgevoerd, tenzij met schriftelijke toestemming van het college.

Artikel 16 Verplichtingen bij aanvang en beëindiging werkzaamheden

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht om zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de subsidiebeschikking te beginnen met de uitvoering van de werkzaamheden. Als niet aan deze verplichting wordt voldaan, wordt de beschikking tot subsidieverlening ingetrokken.

  • 2.

    De subsidieontvanger moet, met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier, twee weken voor aanvang van de werkzaamheden hiervan melding maken.

  • 3.

    De werkzaamheden moeten uiterlijk binnen twaalf maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening zijn voltooid.

  • 4.

    Bij onvoorziene omstandigheden (die buiten de directe invloedssfeer van de aanvrager liggen) kan het college de in het eerste en derde lid genoemde termijn op schriftelijk verzoek van de aanvrager verlengen.

Artikel 17 Toezicht

De subsidieontvanger is verplicht om aan door het college aangewezen medewerkers van de gemeente toegang te verlenen tot de werkplaats(en) en het werk, alsook inzage te geven in alle op het werk betrekking hebbende stukken.

Artikel 18 Gereedmelding

  • 1.

    De aanvrager moet binnen twaalf weken na het gereedkomen van de werkzaamheden, met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier, een verklaring indienen dat de werkzaamheden zijn afgerond.

  • 2.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid wordt tevens aangemerkt als een aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie.

  • 3.

    De gereedmelding c.q. verzoek om de definitieve subsidie vast te stellen gaat vergezeld van een kostenspecificatie en kopieën van alle nota’s die op de uitgevoerde werkzaamheden betrekking hebben.

  • 4.

    Bij gebreke aan een tijdige en volledige aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

Artikel 19 Subsidievaststelling

  • 1.

    De definitieve vaststelling van de hoogte van de te verstrekken subsidie vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden conform het bepaalde in artikel 18, lid een, schriftelijk zijn gereedgemeld, onder overlegging van de daarop betrekking hebbende gegevens als bedoeld in artikel 18, lid drie;

    • b.

      de onder a. bedoelde werkzaamheden namens het college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de rekeningen en betalingswijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling door het college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  •  2.

    De subsidie wordt overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld tenzij de werkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan aanvankelijk begroot, dan wel er sprake is van meerwerk zoals bedoeld in artikel 11.

  • 3.

    Indien de uitvoeringskosten lager zijn dan in de aanvraag vermeld gaat het college bij de vaststelling van de subsidie uit van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 4.

    Het besluit tot subsidievaststelling wordt binnen acht weken na ontvangst van het gereedmeldingsformulier en overige bescheiden zoals bedoeld in artikel 18 genomen.

  • 6.

    Uitbetaling geschiedt binnen acht weken na bekendmaking van het besluit tot vaststelling van de te verstrekken subsidie op een door de aanvrager opgegeven bankrekeningnummer.

Artikel 20 Kettingbeding

Bij elke overdracht van de eigendom of zakelijk recht is de overdragende partij gehouden de verplichting tot nakoming van de ingevolge deze verordening opgelegde voorwaarden ten behoeve van de gemeente aan de nieuwe eigenaar of zakelijk gerechtigde op te leggen.

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van deze artikelen, gelet op het belang van de instandhouding van het monument, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 22 Overgangsbepaling

Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn vastgesteld of verleend.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2011

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Subsidieverordening Monumenten Velsen’.