Parkeerverordening Hellevoetsluis 2001.

Geldend van 01-03-2002 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening Hellevoetsluis 2001.

Nummer: 20-12-01/10

De raad der gemeente Hellevoetsluis:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 december 2001, nummer 20-12-01/10;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de hierna volgende verordening, houdende regels voor het gebruik van door burgemeester en wethouders aangewezen parkeerplaatsen, waarvan het gebruik slechts is toegestaan met gebruikmaking van een door burgemeester en wethouders afgegeven vergunning.

HOOFDSTUK I ALGEMEEN KADER

Artikel 1 Strekking van de verordening

Het gebruik van parkeerplaatsen als genoemd in artikel 2 onder d geschiedt met inachtneming van de in deze verordening opgenomen bepalingen.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    voertuig : het geen daaronder wordt verstaan in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, fietsen en bromfietsen worden niet als voertuigen beschouwd;

  • b.

    motorvoertuig : elk gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets of invalidenvoertuig, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen;

  • c.

    parkeren : het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten stilstaan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    parkeerplaats voor vergunninghouders : een weggedeelte, bestemd voor het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen, waarop alleen geparkeerd mag worden door vergunninghouders;

  • e.

    vergunninghouder : degene aan wie op grond van het bepaalde in deze verordening vergunning is verleend tot het parkeren van een motorvoertuig op een parkeerplaats voor vergunninghouders;

  • f.

    houder : degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat van een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven.

HOOFDSTUK II PARKEREN MET VERGUNNING

Artikel 3 Het verlenen van de vergunning

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen op een schriftelijke aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op door hen aan te wijzen wegen en weggedeelten waar het parkeren alleen is toegestaan met vergunning, aan:

    • a.

      de eigenaar of gebruiker van een motorvoertuig, een invalidenvoertuig of hetgeen daarmee voertuigtechnisch en functioneel gelijk te stellen valt, die, blijkens inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Hellevoetsluis woont in een gebied als in de aanhef bedoeld en belang heeft bij het kunnen parkeren in dat gebied of op de daarin voorkomen wegen of het bedoelde weggedeelten, waarop parkeren slechts met vergunning is toegestaan.

    • b.

      de eigenaar of gebruiker van een motorvoertuig, ongeacht of deze een natuurlijke of een rechtspersoon is, die alleen of gezamenlijk met een of meer anderen in een gebied als in de aanhef bedoeld een beroep of bedrijf uitoefent, en daartoe het gebruik van een motorvoertuig behoeft, anders dan uitsluitend voor woon-werkverkeer, onverminderd hetgeen hierna in lid 2 bepaald is.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning, bedoeld in het vorige lid, sub a en b niet, dan nadat ten genoegen van hun college is aangetoond, dat de aanvrager in de noodzaak verkeert een motorvoertuig op korte afstand van een bij hem/haar in gebruik zijnd pand te parkeren, terwijl daartoe overdag in het algemeen geen mogelijkheden zijn.

  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning voor het lopende kalenderjaar.

  • 4. De vergunning vermeldt tenminste:

    • a.

      naam en adres vergunninghouder

    • b.

      het gebied waarbinnen c.q. de weg of het weggedeelte waarop de vergunninghouder met zijn motorvoertuig mag parkeren

    • c.

      de datum van ingang van de vergunning.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen aan het gebruik van de vergunning voorschriften verbinden.

  • 6. Burgemeester en wethouders verstrekken tezamen met de vergunning een bewijs, waarop staan vermeld:

    • a.

      het kenteken/de kentekens van het motorvoertuig/de motorvoertuigen waarmede mag worden geparkeerd;

    • b.

      het gebied waarbinnen c.q. de weg of het weggedeelte waarop krachtens de vergunning mag worden geparkeerd.

  • 7. In afwijking van het gestelde in lid 7 onder a kan de vermelding van het kenteken/de kentekens vervangen worden door de naam van de vergunninghouder indien vergunninghouder kan aantonen of aannemelijk maken dat hij van frequent wisselende motorvoertuigen gebruik maakt.

Artikel 4 Het intrekken van een vergunning

Burgemeester en wethouders trekken een vergunning in:

  • a.

    indien vergunninghouder daarom verzoekt;

  • b.

    indien vergunninghouder het gebied, waarop de vergunning betrekking heeft, verlaat hetzij metterwoon hetzij voor wat betreft zijn beroepsbezigheden;

  • c.

    in geval van overlijden van vergunninghouder;

  • d.

    indien dit naar hun oordeel om redenen van openbaar belang noodzakelijk is;

  • e.

    indien door vergunninghouder niet aan de voorschriften wordt voldaan, die aan het gebruik van de vergunning zijn verbonden.

Artikel 5 Overschrijven en wijzigen van de vergunning

  • 1. De vergunning kan niet worden overgeschreven op naam van een andere persoon of een ander bedrijf;

  • 2. Indien vergunninghouder het motorvoertuig, waarop het in artikel 3 lid 7 bedoelde bewijs betrekking heeft, vervangt door een ander motorvoertuig passen Burgemeester en Wethouders het vergunningbewijs dienovereenkomstig aan.

HOOFDSTUK III ONTHEFFINGEN

Artikel 6 Ontheffingen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk II kunnen Burgemeester en Wethouders op een desbetreffende aanvraag ontheffing verlenen van een door hen getroffen parkeermaatregel niet zijnde vergunning parkeren;

  • 2. Burgemeester en Wethouders verlenen deze ontheffing nadat hen genoegzaam is aangetoond dat het belang van aanvrager bij het verkrijgen van zulk een ontheffing behoort te prevaleren boven het belang dat aan het instellen van de parkeermaatregel ten grondslag ligt en daarmee geen onaanvaardbare inbreuk op de verkeersveiligheid wordt toegebracht;

  • 3. Voor de administratieve gang van zaken bij het verlenen van ontheffingen wordt verwezen naar de artikelen 3, 4 en 5.

HOOFDSTUK IV VERBODSBEPALING, STRAFBEPALING, INWERKINGTREDING EN CITEERARTIKEL

Artikel 7 Verbodsbepaling

Onverminderd het bepaalde in artikel 62 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 is het verboden op een parkeerplaats voor vergunninghouders te parkeren:

  • a.

    zonder vergunning;

  • b.

    zonder dat het motorvoertuig is voorzien van een duidelijk zichtbaar en leesbaar bewijs, zoals bedoeld in artikel 3 lid 7, dat het parkeren op die parkeerplaats krachtens vergunning is toegestaan;

  • c.

    in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

Artikel 8 Strafbepaling

Overtreding van artikel 7wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2002.

Artikel 10 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Parkeerverordening Hellevoetsluis 2001.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2001.
De raad voornoemd,
de secretaris, de voorzitter,