Regeling vervallen per 11-04-2012

Algemene subsidieverordening 2004

Geldend van 11-04-2012 t/m 10-04-2012

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2004

De raad van de gemeente Zeewolde,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2003;

gehoord de commissie Bestuur en Middelen d.d. 2 december 2003;

Besluit

vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening 2004.

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    activiteit: elke vorm van handelen (of het nalaten daarvan) ten behoeve van inwoners van Zeewolde en zonder winstoogmerk, die het gemeentebestuur wil stimuleren;

  • b.

    activiteitensubsidie: een subsidie waarbij het subsidiebedrag wordt verstrekt voor het geheel aan activiteiten. Deze subsidie wordt verstrekt aan een vrijwilligersorganisatie voor jaarlijks terugkerende activiteiten en is structureel van aard.

  • c.

    beleidsdoel: de doelstelling van het beleid op een bepaalde beleidstaak;

  • d.

    beleidstaak: elk deel of samenhangende delen van het beleid zoals dat door de gemeenteraad in artikel 2 van deze verordening is aangegeven;

  • e.

    boekjaar: is gelijk aan een kalenderjaar;

  • f.

    college: het college van de gemeente Zeewolde

  • g.

    financieel technisch kader: een document waarin beleidsregels zijn opgenomen over onder meer reservevorming, indexering, sanctionering bij het niet uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten, verklaring van de accountant, wachtgeldverplichtingen, vrijwilligerskosten, vaststellen van subsidieplafonds en beoordeling van aanvragen om investeringssubsidies.

  • h.

    gemeente: de gemeente Zeewolde

  • i.

    instelling: elke organisatie, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich richt op het zonder winstoogmerk uitvoeren van een of meer activiteiten ten behoeve van inwoners en bedrijven van Zeewolde;

  • j.

    investeringssubsidie: een eenmalige subsidie aan een instelling in de kosten van een te plegen investering, noodzakelijk voor de ontplooiing of het behoud van activiteiten;

  • k.

    product: een concreet en meetbaar voortbrengsel van het handelen van een instelling, ten behoeve van inwoners van Zeewolde en zonder winstoogmerk, dat het gemeentebestuur wil stimuleren;

  • l.

    professionele organisatie: een instelling die personeel in dienst heeft op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Er is dus sprake van werkgeverschap.

  • m.

    productsubsidie: een subsidie, waarbij het subsidiebedrag direct is gerelateerd aan een met de subsidieontvanger overeengekomen aantal producten (kostprijs per product). Deze subsidie wordt verstrekt aan een professionele instelling voor jaarlijks terugkerende activiteiten en is structureel van aard;

  • n.

    projectsubsidie: een subsidie voor een eenmalige activiteit die is afgebakend qua tijd en inzet van middelen. Deze subsidie wordt verstrekt aan professionele of vrijwilligersorganisaties voor incidentele activiteiten.

  • o.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Zeewolde

  • p.

    subsidieontvanger: elke instelling, waaraan door de gemeente subsidie wordt verstrekt;

  • q.

    uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst die in de zin van artikel 4:36 van de wet tussen de instelling en het gemeentebestuur wordt gesloten ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening. In de overeenkomst wordt in ieder geval aangegeven: de doelstelling, de looptijd van de subsidie, de activiteiten en beoogde prestaties.

  • r.

    vrijwilliger: een persoon die niet op grond van een arbeidsovereenkomst actief is ten behoeve van een instelling

  • s.

    vrijwilligersorganisatie: een instelling die bestaat uit vrijwilligers en die geen personeel in dienst heeft op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Er is geen sprake van werkgeverschap, van inhuur van professionals kan wel sprake zijn.

  • t.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte verordening*

  • 1.

    • Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies voor activiteiten die passen in het gemeentelijke beleid op het terrein van:

      • a.

        reddingswezen

      • b.

        verkeer en vervoer

      • c.

        onderwijs (onderwijsbegeleiding, gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid)

      • d.

        vormings- en ontwikkelingswerk (muziekonderwijs, ontwikkelingssamenwerking, emancipatie)

      • e.

        sport

      • f.

        kunst (amateuristische kunstbeoefening, bevordering beeldende kunst, bevordering podiumkunsten)

      • g.

        monumenten (carillon)

      • h.

        natuurbescherming (natuurvoorlichting en -educatie)

      • i.

        groen en recreatie (volksfeesten en bevordering toerisme)

      • j.

        bijstandverlening (schuldhulpverlening en cliëntenparticipatie)

      • k.

        maatschappelijke begeleiding en advies (maatschappelijke dienstverlening, ouderenzorg, vrijwilligerswerk, begeleiding vluchtelingen)

      • l.

        sociaal cultureel werk (sociaal cultureel werk en geïntegreerd jeugdbeleid)

      • m.

        kinderopvang (peuterspeelzaalwerk)

      • n.

        basisgezondheidszorg (jeugdgezondheidszorg, -preventieve- gezondheidszorg)

      • o.

        volkshuisvesting (advisering wonen en woonomgeving)

      • p.

        jaarlijks door het college te benoemen andere beleidstaken

  • 2. tenzij een specifiek wettelijk voorschrift van toepassing is.

  • 3. 2.In geval de gemeentebegroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld vermeldt, is het college bevoegd om op onderdelen af te wijken van het bepaalde in de verordening.

Artikel 3. Vormen van subsidie

De volgende vormen van subsidie zijn mogelijk:

  • a.

    productsubsidie (voor jaarlijks terugkerende activiteiten);

  • b.

    activiteitensubsidie (voor jaarlijks terugkerende activiteiten);

  • c.

    projectsubsidie (voor eenmalige activiteiten);

  • d.

    investeringssubsidie (voor eenmalige investeringen).

Hoofdstuk II. Algemene eisen

Artikel 4. Rechtspersoon

  • 1. Uitsluitend activiteiten georganiseerd door een rechtspersoon komen in aanmerking voor subsidiëring.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college beslissen een subsidie te verlenen ten behoeve van door (een groep van) natuurlijke personen georganiseerde activiteiten.

Artikel 5. Overige eisen

  • 1. Democratisering: Een instelling betrekt haar personeel en vrijwilligers alsmede degenen ten behoeve van wie zij de activiteiten organiseert in voldoende mate bij het beleid van de instelling en bij de uitvoering daarvan. Het college kan hiervoor nadere regels stellen.

  • 2. Rechten van de mens: Behoudens voor zover sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, dienen de activiteiten van een instelling open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd, of op welke grond dan ook.

  • 3. Emancipatie: Een instelling besteedt indien mogelijk bijzondere aandacht aan de kansen van vrouwen, ouderen, mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking en migranten. Dit kan blijken uit het personeelsbeleid, de werkwijze en de bestuurssamenstelling.

  • 4. Toegankelijkheid accommodaties: De instelling zorgt ervoor dat de accommodaties die gebruikt worden voor activiteiten zo veel mogelijk bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar zijn voor mensen met een lichamelijke beperking.

  • 5. Overleg en samenwerking: Waar mogelijk stemmen instellingen hun activiteiten af op die van relevante andere instellingen en werken met die instellingen samen. Het college kan terzake aanwijzingen geven.

Hoofdstuk III. Gemeentelijk beleid

Artikel 6. Vaststellen beleid*

  • 1. De raad stelt het beleid per beleidstaak vast door middel van beleidsregels. Daarbij bepaalt de raad onder andere:

    • a.

      de beleidsdoelen voor de betreffende beleidstaak;

    • b.

      welke producten en activiteiten op grond van de beleidsdoelen voor subsidie in aanmerking komen;

    • c.

      welke gronden worden gehanteerd voor de verstrekking van subsidie;

    • d.

      eventueel welke specifieke voorschriften daarop van toepassing zijn.

  • 2. Het college stelt het beleid aangaande de financieel-technische aspecten van subsidies vast door middel van het financieel technisch kader.

  • 3. De in lid 1 en 2 bedoelde beleidsregels zijn geldig voor de periode waarvoor zij zijn vastgesteld.

  • 4. Jaarlijks voor 1 april maakt het college het in lid 1 en 2 bedoelde beleid voor het daarop volgende jaar bekend.

  • 5. Jaarlijks voor 1 april geeft het college een indicatie van de verwachte maximale subsidiebudgetten voor het daarop volgende boekjaar, waar aanvragers van subsidie rekening mee dienen te houden. De uiteindelijke maxima worden vastgesteld door middel van de gemeentebegroting van dat betreffende boekjaar.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Het college kan, al dan niet per beleidstaak, een subsidieplafond vaststellen conform artikel 4:22 van de wet.

  • 2. Jaarlijks stelt het college, zo spoedig mogelijk na vaststelling van de gemeentebegroting door de raad, het subsidieplafond vast dat in het daarop volgende boekjaar ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van (clusters van) activiteiten. Hierbij stelt het college tevens de wijze van verdeling vast.

  • 3. Het subsidieplafond wordt bekend gemaakt conform artikel 4:26 en 4:27 van de wet.

Artikel 8. Verslag

Tenminste eens in de vijf jaar vervaardigt en publiceert het college een verslag over de doeltreffendheid en effecten van de subsidie in de praktijk, zoals bedoeld in artikel 4:24 van de wet.

Hoofdstuk IV. Subsidieaanvraag

Artikel 9. Tijdstip indienen subsidieaanvraag*

  • 1. Een instelling die in aanmerking wil komen voor een subsidie (productsubsidie of activiteitensubsidie) voor activiteiten die passen binnen het gemeentelijke beleid als bedoeld in artikel 6, dient voor 1 juni van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, een aanvraag in bij het college.

  • 2. Een aanvraag voor een subsidie voor een project dat past binnen het gemeentelijk beleid als bedoeld in artikel 6, dient tenminste twaalf weken voor de start van de activiteiten te worden ingediend bij het college.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 11.2, kan het college besluiten dat, indien een instelling niet binnen de in lid 1 en lid 2 bepaalde termijn de gegevens overlegt die worden verlangd in verband met de verlening van de subsidie, een korting wordt toegepast van ten hoogste 5% op het te verlenen subsidiebedrag van de eerstvolgende subsidie.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 9.3, kan het college besluiten een aanvraag af te wijzen, indien deze aanvraag niet binnen de in lid 1 en 2 bepaalde termijn is ingediend.

  • 5. Het college stelt nadere regels vast omtrent de uitvoering van dit artikel.

Artikel 10. Te overleggen gegevens

  • 1. Een subsidieaanvraag moet voldoen aan de eisen van artikel 4.2 van de wet en gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan, waarin de activiteiten worden omschreven waarvoor subsidie wordt gevraagd (o.a. aantal activiteiten, doelgroep, beoogd aantal deelnemers) en de daarmee beoogde doelstellingen;

    • b.

      een begroting van baten en lasten, voor zover deze betrekking hebben op de uitvoering van het activiteitenplan;

    • c.

      een opgave van bij derden (overheid, fondsen) aangevraagde subsidies voor dezelfde activiteiten;

    • d.

      de gegevens zoals gevraagd in artikel 24, lid 1 en 2.

  • 2. Voor aanvragen voor productsubsidie, gelden in aanvulling op lid 1 de artikelen 4:61, 4:62, 4:63 en 4:65 van de wet. De begroting is gespecificeerd per product en maakt inzichtelijk hoe baten en lasten aan de producten zijn toegerekend.

  • 3. Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de instelling tevens: de oprichtings- of stichtingsakte; de statuten en een opgave van de bestuurssamenstelling.

  • 4. Het college kan:

    • a.

      modellen vaststellen voor de gegevens zoals bedoeld in het eerste en tweede lid;

    • b.

      binnen een nader te bepalen termijn overlegging van andere stukken of nadere informatie verlangen, indien zij dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht;

    • c.

      ontheffing verlenen van een of meer in het eerste en tweede lid gestelde eisen, indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of daarmee geen aanwijsbaar belang is gediend.

Artikel 11. Volledigheid aanvraag

  • 1. Indien de aanvraag niet volledig is, de gegevens niet volledig zijn of indien niet is voldaan aan enig bij of krachtens deze verordening gesteld voorschrift, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen. Een en ander conform artikel 4:5 van de Awb.

  • 2. Alvorens over te gaan tot een besluit als genoemd in lid 1, stelt het college de aanvrager in staat om binnen 4 weken te voldoen aan de voorschriften of om de aanvraag aan te vullen.

Hoofdstuk V. Subsidieverlening

Artikel 12. Beslissingstermijn op de subsidieaanvraag

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, voor 15 december voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten zullen plaatsvinden. Zij kan deze termijn onder opgave van redenen verdagen.

  • 2. Het college beslist op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 9 tweede lid binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Zij kan deze termijn met ten hoogste zes weken verlengen, daarbij rekening houdend met de startdatum van de activiteit.

  • 3. Op de subsidieverlening zijn de artikelen 4:30 tot en met 4:34 van de wet van toepassing.

Artikel 13. Toetsingskader subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden getoetst aan het vastgestelde beleid, zoals bedoeld in artikel 6.

Artikel 14. Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. Een subsidie kan worden verleend onder de voorwaarde dat de aanvrager van subsidie meewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

Artikel 15. Meerjarige subsidie

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor een periode die uit meer dan één, doch maximaal vier boekjaren bestaat.

  • 2. De aanvraag voor een meerjarige subsidie geschiedt door middel van een meerjarenbegroting en een meerjaren activiteitenplan. Deze documenten voldoen aan de eisen zoals gesteld in artikel 10, lid 1 a en b of lid 2.

  • 3. Indien subsidie wordt verleend voor meerdere boekjaren, is de subsidieontvanger verplicht om periodiek een tussentijdse rapportage in te dienen, zoals bedoeld in artikel 19.

  • 4. De subsidie wordt aan het eind van de subsidieperiode vastgesteld op basis van de gegevens zoals bedoeld in artikel 24.

Artikel 16. Weigeringsgronden subsidie

  • 1. Naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen kan de subsidie voorts worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de producten niet passen binnen het door de raad vastgestelde beleid, zoals bedoeld in artikel 6;

    • b.

      de producten of activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt, activiteiten zal ontplooien of producten zal leveren die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      met de producten of activiteiten in hoofdzaak godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke vorming wordt beoogd of feitelijk verricht;

    • e.

      de aanvrager ook zonder de subsidieverstrekking over voldoende financiële middelen, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de producten te dekken.

    • f.

      de instelling naar het oordeel van het college niet voldoet aan het bepaalde in artikel 5 van deze verordening.

  • 2. Ter uitwerking van het bepaalde in het eerste lid onder e, kunnen beleidsregels worden vastgesteld. Deze beleidsregels (ondermeer ten aanzien van het eigen vermogen) worden opgenomen in het financieel technisch kader, zoals genoemd in artikel 6, lid 2.

Hoofdstuk VI. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 17. Verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen, zoals bedoeld in artikel 4:37 tot en met 4:40 van de wet.

Artikel 18. Wijziging omstandigheden

  • 1. Een instelling die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie

  • 2. De subsidieontvanger behoort het college onmiddellijk te informeren omtrent het wijzigen van de statuten, het ontbinden van de rechtspersoon en het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

Artikel 19. Tussentijdse rapportages*

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger bij de beschikking tot subsidieverlening verplichten tussentijds:

    • a.

      verslag uit te brengen over de voortgang van de werkzaamheden over een deel van de subsidieperiode, inclusief een financieel verslag op hoofdlijnen;

    • b.

      een verklaring te geven van de verschillen tussen enerzijds de met de gemeente overeen gekomen prestaties en bedragen en anderzijds de werkelijkheid, over de onder a bedoelde periode;

    • c.

      een prognose te geven voor de rest van de periode.

  • 2. Indien de instelling niet binnen de daarvoor gestelde termijn de gegevens overlegt die worden verlangd in verband met de tussentijdse rapportage, kan het college besluiten om een korting toe te passen van ten hoogste 5% op het te verlenen subsidiebedrag van de eerstvolgende subsidie.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast omtrent de uitvoering van dit artikel.

Artikel 20. Liquidatiesaldo

Voorzover een batig liquidatiesaldo mede door het verstrekken van gemeentelijke subsidie is gevormd, kan het college terugstorting van dit saldo in de gemeentekas verlangen tot het bedrag dat in totaliteit aan subsidie is ontvangen.

Artikel 21. Vermogensvorming

  • 1. In de gevallen vermeld in artikel 4:41, tweede lid van de wet, alsmede indien de instelling die het subsidie ontving, fuseert of anderszins een vorm van samenwerking aangaat, is de instelling aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, -vaststelling of -beëindiging.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat, in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken, wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de instelling wordt ontvangen.

  • 4. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 22. Toezicht en controle

  • 1. Het college kan ambtenaren of andere personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. De subsidieontvanger geeft de in het eerste lid bedoelde ambtenaren of personen desgevraagd onmiddellijk inzicht in en inlichtingen over alle administratieve en financiële bescheiden van de subsidieontvanger, daaronder begrepen de adviezen van externe deskundigen, voor zover dit naar het oordeel van het college nodig is in verband met de subsidieverlening of subsidievaststelling of de beslissing tot wijziging of intrekking van de subsidieverlening of -vaststelling.

  • 3. Op de administratie van de subsidieontvanger is artikel 4:69 van de wet van toepassing.

Hoofdstuk VII. Subsidievaststelling

Artikel 23. Tijdstip indienen aanvraag subsidievaststelling*

  • 1. Indien sprake is van een productsubsidie of een activiteitensubsidie, dient de subsidieontvanger jaarlijks voor 1 juni een aanvraag in tot subsidievaststelling van het voorafgaande jaar.

  • 2. Indien sprake is van een projectsubsidie, dient de subsidieontvanger binnen zestien weken na levering van de producten, na afloop van de activiteiten of na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag in tot subsidievaststelling

  • 3. Bij subsidies tot een bedrag van € 2.500,- blijft subsidieverlening achterwege en stelt het college de subsidie direct vast, conform artikel 4:43 van de wet.

  • 4. Indien een instelling niet binnen de in lid 1 en lid 2 bepaalde termijn de gegevens overlegt die worden verlangd in verband met de vaststelling van de subsidie, kan het college besluiten een korting toe te passen van ten hoogste 5% op het te verlenen subsidiebedrag van de eerstvolgende subsidie.

  • 5. Het college stelt nadere regels vast omtrent de uitvoering van dit artikel.

Artikel 24. Gegevens bij de aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling, zoals bedoeld in artikel 4:45 lid 1 van de wet, is gewaarmerkt door het bestuur en bevat in ieder geval:

    • a.

      een verslag van de activiteiten die in het voorgaande boekjaar zijn gerealiseerd (o.a. aantal activiteiten, doelgroep, aantal deelnemers, realisatie doelstelling). Het verslag geeft een toelichting op de verschillen ten opzichte van het activiteitenplan van dat jaar.

    • b.

      een door het bestuur gewaarmerkte rekening van baten en lasten en een balans met toelichting, van het voorgaande boekjaar. De rekening geeft een toelichting op de verschillen ten opzichte van de begroting van dat jaar.

  • 2. Voor aanvragen voor het vaststellen van productsubsidie, geldt in aanvulling op lid 1, artikelen 4:80 van de wet.

  • 3. De in lid 1b bedoelde financiële rapportage wordt bij subsidiebedragen vanaf € 25.000,00 voorzien van een verklaring van de accountant. Voor de eisen die aan deze verklaring worden gesteld kan het college nadere regels stellen.

  • 4. Als het college kan ook bij subsidiebudgetten beneden de € 25.000,-- een verklaring van de accountant, zoals bedoeld in lid 4, verplicht stellen. Dit doet zij bij de beschikking tot subsidieverlening.

  • 5. Het college kan vrijstelling verlenen van een of meer onderdelen van dit artikel, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

Artikel 25. Volledigheid aanvraag subsidievaststelling

  • 1. Indien de aanvraag tot vaststelling van subsidie niet volledig is, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Alvorens over te gaan tot ambtshalve vaststelling, zoals genoemd in lid 1, stelt het college de aanvrager in staat om de aanvraag binnen 4 weken aan te vullen.

Artikel 26. Beslissing vaststelling subsidie

  • 1. Op de vaststelling van een subsidie zijn de artikelen 4:46 en 4:47 van de wet van toepassing.

  • 2. Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken nadat de aanvraag hiertoe is ontvangen (met inachtneming van de in artikel 23, lid 1 genoemde termijnen voor aanvraag van de subsidievaststelling).

  • 3. Het college kan de in het tweede lid vermelde termijn onder opgave van redenen verdagen.

Hoofdstuk VIII. Intrekking en wijziging

Artikel 27. Intrekking of wijziging subsidieverlening of -vaststelling

  • 1. Het college is bevoegd tot intrekking of wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling als bedoeld in de artikelen 4:48 tot en met 4:51 van de wet.

  • 2. Indien een wijziging als in het eerste lid bedoeld betrekking heeft op artikel 4:48, eerste lid onder e van de wet, geeft het college aan wat de gevolgen daarvan zijn voor de in de subsidieverlening aangegeven productie.

Hoofdstuk IX. Betaling en terugvordering

Artikel 28. Betaling en terugvordering

  • 1. Het college is bevoegd tot betaling en terugvordering van subsidiebedragen en voorschotten conform de artikelen 4:52 en 4:54 tot en met 4:57 van de wet.

  • 2. Het college kan bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, bepalen dat het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald. Zij bepalen daarbij hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Hoofdstuk X. Investeringssubsidie

Artikel 29. Investeringssubsidies*

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd voor: aankoop, nieuwbouw, verbouw of uitbreiding van een accommodatie (gebouw) of (sport)terrein (inclusief eerste inrichting).

  • 2. De aanvraag om investeringssubsidie dient vergezeld te gaan van:

    • -

      een omschrijving van de investering met -indien van toepassing- een bouwtekening en bestek;

    • -

      een exploitatieraming over het eerste jaar, waarin de verwachte financiële gevolgen van de investering geheel doorwerken;

    • -

      - een overzicht van de begrote kosten en beschikbare eigen middelen alsmede een toelichting hierop;

    • -

      een balans per 31 december van het voorgaande jaar;

    • -

      overige door het bestuursorgaan gewenste gegevens.

  • 3. Het college beslist op aanvragen om investeringssubsidies binnen twintig weken na ontvangst ofwel binnen een -binnen deze termijn van twintig weken- in onderling overleg tussen college en de subsidieaanvrager overeen te komen langere termijn.

  • 4. De instelling dient binnen dertien weken na voltooiing van de investering bij het college een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie. Bij de aanvraag voor vaststelling van de subsidie legt de instelling de volgende bescheiden over:

    • a.

      een overzicht van de daadwerkelijk gemaakte kosten met de daarbij behorende facturen;

    • b.

      een afrekening waarin is opgenomen de door de instelling aangewende eigen middelen;

    • c.

      overige door het college noodzakelijk geachte gegevens.

  • 5. Het collegebeslist binnen dertien wekenna ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het vierdelid over de vaststelling van de subsidie. Het collegekan deze termijn met ten hoogste dertien weken verlengen.

  • 6. Indien een subsidieverkrijgende instelling overgaat tot opheffing dan wel tot beëindiging van de activiteiten, heeft de gemeente het eerste recht op koop van de, met gemeentelijke subsidie gerealiseerde, accommodaties onder aftrek van genoten subsidie en na gebruikelijke taxatie. Het college kan besluiten tot een beperkte periode waarvoor dit recht van eerste koop geldt.

  • 7. Het college kan nadere regels vaststellen ter beoordeling van aanvragen om investeringssubsidies.

Hoofdstuk XI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30. Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college gehoord de betreffende raadscommissie.

Artikel 31. Hardheidsclausule.

In bijzondere gevallen en voorzover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 32. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2004 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening Zeewolde 2001 en is van toepassing op aanvragen om subsidie voor activiteiten die vanaf 1 januari 2005 zullen plaats vinden.

  • 2. De Algemene subsidieverordening Zeewolde 2001 blijft gelden voor de afwikkeling van subsidies die op basis van deze verordening zijn verleend.

Artikel 33. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene subsidieverordening Zeewolde 2004"

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Zeewolde in zijn openbare vergadering van 18 december 2003 en gewijzigd 27 april 2006.
de griffier, de voorzitter,
B.J. Schouten Y. Dijkstra
* Eerste wijziging, in werking getreden m.i.v. 1 mei 2006

Bijlage

Bijlage 1. Het proces van subsidiëring volgens de Awb

Volgens de Awb (artikel 4:23) moet een subsidie op basis van een wettelijk voorschrift worden verstrekt (bijvoorbeeld een gemeentelijke verordening). De wet staat toe dat zonder verordening subsidie wordt verstrekt indien het een incidentele subsidie betreft, rechtstreeks af te leiden is uit een begrotingspost of de subsidiëring spoedeisend is.

De wet onderscheidt drie belangrijke rechtsmomenten:

a.De subsidieverlening

Een subsidie wordt toegekend voor een bepaalde activiteit. De aanvrager krijgt hierdoor aanspraak op financiële middelen, indien hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en zich overigens houdt aan andere verplichtingen. Het bestuursorgaan kan dan in beginsel niet meer op de subsidieverlening terugkomen. De grootte van het bedrag kan van nog onzekere factoren afhangen (bijv. het aantal verrichte activiteiten).

b.De subsidievaststelling

Er wordt definitief beslist dat de subsidieaanvrager een subsidie krijgt en de hoogte van het bedrag wordt bepaald (subsidie wordt 'afgerekend'). De activiteiten zijn dan verricht. Voorafgaand aan de vaststelling dient de ontvanger een aanvraag daartoe in, waarbij gegevens worden overlegd over de verrichte activiteiten en dergelijke. De vaststelling verplicht het bestuursorgaan tot betaling over te gaan.

c.De uitbetaling

Dit is het feitelijk uitbetalen van de subsidie. Vaak worden er al, voordat er sprake is van vaststelling van de subsidie, voorschotten verstrekt. De uitbetaling is geen beschikking, maar een rechtshandeling naar burgerlijk recht.

Het hoeft overigens niet zo te zijn dat er altijd een subsidieverlening vooraf gaat aan de vaststelling. De wet hanteert de term 'verstrekken' wanneer zowel verlening als vaststelling wordt bedoeld. De rechtsmomenten van verlening en vaststelling vallen dan samen. De subsidie wordt verstrekt omdat duidelijk is dat de beoogde activiteiten wenselijk zijn (het kenmerk van de verlening) en waarbij de hoogte van het bedrag al bij voorbaat vaststaat (het kenmerk van de vaststelling). De subsidieverstrekker heeft op dat moment geen behoefte om af te rekenen, noch op basis van de financiële gegevens, noch op basis van de inhoudelijke gegevens (geleverde producten).

Bijlage 2. Schema stappen van subsidiëring

Voor jaarlijks terugkerende product- en activiteitensubsidies gelden de volgende termijnen:

Wat

Wanneer

Door wie

Artikelen die van toepassing zijn

Vaststellen beleids(plannen)

Periodiek

Gemeenteraad

(in samenspraak met instellingen)

Verordening: 6

Bekend maken beleidsregels en verwachte maximale subsidiebudgetten

Voor 1 april

het college

Verordening: 6

Indienen subsidieaanvraag

Voor 1 juni

Instellingen

Verordening: 9, 10

Awb: 4:2, 4:62, 4:63; 4:65; 4:5

Vaststellen en bekend maken subsidieplafonds

Z.s.m. na vaststelling gemeentebegroting, indien mogelijk voor 1 december.

College

Verordening: 7

Awb: 4:22, 4:26, 4:27

Subsidieverlening (beslissing op aanvraag)

Z.s.m. na vaststelling gemeentebegroting, indien mogelijk voor 15 december

College

Verordening: 12, 13, 15, 16, 25

(en: 14, 17, 19)

Awb: 4:5, 4:30 t/m 4:34, 4:25, 4:35, 4:43 (en 4:36 t/m 4:40, 4:72)

Indienen aanvraag subsidievaststelling

Voor 1 juni

Instelling

Verordening: 23, 24, 25

Awb: 4:42, 4:44, 4:45

Subsidievaststelling

Binnen 13 weken na ontvangst aanvraag vaststelling

College

Verordening: 26

Awb: 4:46, 4:47, 4:43

Betaling subsidie

Binnen 4 weken na subsidievaststelling

College

Verordening: 28

Awb: 4:52, 4:54 t/m 4:57

Verslag over doeltreffendheid en effectiviteit subsidies publiceren

Tenminste eens in de 5 jaar

College

Verordening: 8

Awb: 4:24

Voor projectsubsidies voor eenmalige activiteiten gelden dezelfde termijnen, met uitzondering van de termijn van aanvraag en verlening:

Wat

Wanneer

Door wie

Artikelen die van toepassing zijn

Indienen incidentele subsidieaanvraag

Tenminste 12 weken voor aanvang activiteit

Instellingen

Verordening: 9 lid 2, 14 lid 1 of 2

Awb: 4:2, 4:62, 4:63; 4:65

Subsidieverlening (beslissing op aanvraag)

Binnen 8 weken na ontvangst (verlengen met 6 weken)

College

Verordening: 12, 16 (en: 14, 17, 19)

Awb: 4:30 t/m 4:34, 4:25, 4:35

(en 4:36 t/m 4:40)

Bijlage 3. Titel 4.1 en 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht

De volgende artikelen uit Titel 4.1 zijn relevant (artikel 4:2 en 4:5):

Artikel 4:2

  • 1.

    De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

  • 2.

    De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 4:5

  • 1.

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

  • 2.

    Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.

  • 4.

    Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Titel 4.2

Afdeling 4.2.1 Inleidende bepalingen

Artikel 4:21

  • 1.

    Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 2.

    Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen.

  • 3.

    Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

  • 4.

    Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23

  • 1.

    Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is gestreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

b. indien de subsidie rechtsreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

  • c.

    indien de begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

  • d.

    in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

    • 4.

      Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Afdeling 4.2.2 Het subsidieplafond

Artikel 4:25

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voorzover door verstrekking van het subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voorzover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26

  • 1.

    Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

  • c.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Afdeling 4.2.3 De subsidieverlening

Artikel 4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 4:30

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voorzover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 2.

    Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het de voorwaarde betreft dat:

  • a.

    de subsidieontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van een beschikking tot subsidieverlening, of

  • b.

    de subsidieontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4:34

  • 1.

    Voorzover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De voorwaarde kan niet worden gesteld, voorzover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

  • 3.

    De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 4.

    Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

  • 5.

    In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:36

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Afdeling 4.2.4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 4:37

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico's;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

    • h.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 2.

    Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:38

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 4:39

  • 1.

    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 2.

    Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:41

  • 1.

    In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voorzover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

    • a.

      dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

    • b.

      daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2.

    De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

    • a.

      de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • e.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3.

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaar na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Afdeling 4.2.5 Subsidievaststelling

Artikel 4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel 4:43

  • 1.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:44

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

    • a.

      de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld;

    • b.

      bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

    • c.

      de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

  • 2.

    Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

  • 3.

    Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 4.

    Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 4:45

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:46

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voorzover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden de kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging

Artikel 4:48

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • e.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 4:49

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      voorzover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voorzover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

    • c.

      in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51

  • 1.

    Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2.

    Voorzover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

Afdeling 4.2.7 Betaling en terugvordering

Artikel 4:52

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij subsidieverlening, of, indien geen termijn tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Artikel 4:53

  • 1.

    Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

  • 2.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Artikel 4:54

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.

  • 2.

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 4:55

  • 1.

    Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 2.

    De voorschotten wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.

Artikel 4:56

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49 tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken

Artikel 4:57

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Vanaf Afdeling 4.2.8 Per boekjaar verstrekte subsidies, zijn de volgende artikelen relevant:

Artikel 4:62

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen

Artikel 4:63

  • 1.

    De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 2.

    De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

  • 3.

    Tenzij voor activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 4:65

Voorzover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 4:69

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 4:80

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

Toelichting Algemene subsidieverordening 2004

Toelichting op de Algemene subsidieverordening 2004

I Algemeen

1.Doelstelling

In titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die per 1 januari 1998 in werking is getreden, wordt een aantal algemene aspecten van het verstrekken van subsidies geregeld. Artikel 4.23 van de Awb eist voor subsidieverstrekking in beginsel een wettelijke grondslag. Deze verordening beoogt een wettelijke grondslag te geven voor subsidies die door het gemeentelijk bestuur worden verstrekt en daarvoor, in aansluiting op de Awb, een algemeen kader te bieden.

Deze verordening is een aanvulling op de bepalingen die in de subsidietitel van de Awb zijn opgenomen. Als er sprake is van subsidiëring moet dus niet alleen rekening worden gehouden met het bepaalde in deze verordening, maar ook met de wettelijke bepalingen van de subsidietitel van de Awb. Bijlage 3 bij de verordening bevat titel 4.2 uit hoofdstuk 4 van de Awb, deze titel gaat over subsidies.

2.Opzet van de verordening

De indeling van de verordening sluit aan op het proces van subsidiëring en op de indeling van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht. De verordening kent de volgende hoofdstukken:

I.Inleidende bepalingen.

II. Algemene eisen die aan instellingen worden gesteld.

III. Gemeentelijk beleid, waarbij wordt bepaald voor welke activiteiten de gemeente subsidie kan verstrekken.

IV. De subsidieaanvraag en de eisen die daaraan worden gesteld.

V.De subsidieverlening, waarbij de aanvrager aanspraak krijgt op een bepaald subsidiebedrag voor een bepaalde activiteit. Tevens gronden om de subsidie te weigeren.

VI. De verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen.

VII. De subsidievaststelling, waarbij de aanspraak op subsidie wordt omgezet in een definitieve vaststelling, zodat aanspraak ontstaat op betaling van het vastgestelde bedrag.

VIII. Intrekking en wijziging van de subsidie.

IX. Betaling en terugvordering.

X.Investeringssubsidies.

XI. Overgangs- en slotbepalingen.

Bijlage 1: Het proces van subsidiëring volgens de Awb

Bijlage 2: Schema stappenplan van subsidiëring.

Bijlage 3: Titel 4.2 van de Awb.

De verordening bevat met name procedure- en kaderregels. De beleidsmatige keuzes zijn te vinden in de beleidsnota's op de diverse beleidsterreinen.

II. Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. BegripsomschrijvingenIn dit artikel worden veel gebruikte begrippen omschreven.

- Activiteit'

Activiteit' is een ruim begrip, waar ook prestaties of producten onder kunnen worden verstaan.

- Beleidsregel

Het begrip 'beleidsregel' ontbreekt in artikel 1, omdat de Awb hiervan al een definitie (artikel 1:3, lid 4) en invulling geeft (artikel 4:81 t/m 4:84). Een beleidsregel is een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van het bestuursorgaan.Beleidsregels betreffen schriftelijk vastgesteld beleid. Voorbeelden van beleidsregels zijn beleidsnota's. notities, een circulaire of brief.Beleidsregels kunnen pas in werking treden nadat zij zijn bekend gemaakt, bijvoorbeeld via een huis aan huis blad. Als een beleidsregel te omvangrijk is om integraal te publiceren, kan worden volstaan met publicatie van de zakelijke inhoud.

- Instelling

Met het in de begripsomschrijving genoemde begrip 'zonder winstoogmerk' wordt bedoeld dat de te organiseren activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd zonder winstoogmerk moet worden uitgevoerd. Andere activiteiten van dezelfde instelling mogen derhalve wel winst opleveren. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan commerciële kinderopvangorganisaties.

- Product

Met de term 'product' wordt het wezen van budgetsubsidiëring weergegeven: het subsidiëren van duidelijk omschreven en meetbare producten. Een product is een concreet en meetbaar voortbrengsel van het handelen van een instelling. Producten zijn kostendragers, waaraan de kosten (onder andere personeelskosten, materialen en overheadkosten) zo veel mogelijk worden toegerekend. Het totaal van de componenten geeft de kosten van een product aan.

- Productsubsidie

Productsubsidiëring is de kern van budgetsubsidiëring. Instellingen worden niet gesubsidieerd in de kosten, maar voor het leveren van producten. Bij productsubsidie gaat het om een vooraf bepaald budget voor vooraf in kwaliteit en kwantiteit beschreven producten. De ontvanger is verder auto­noom in de wijze van de besteding van het beschikbaar gestelde budget.

- Subsidie

Het begrip 'subsidie' ontbreekt in artikel 1, omdat de Awb hiervan een definitie geeft in artikel 4:21. Het begrip subsidie kent een aantal elementen:

1. aanspraak op financiële middelen.Van subsidie is alleen sprake, indien wettige betaalmiddelen (geld) overgaan naar de subsidieontvanger. Het gaat niet alleen om het daadwerkelijk over­handigen van geld, maar ook om de 'aanspraak' op financiële middelen na een subsidieverlening. Deze middelen moeten worden overhandigd als de gesubsidieerde de gevraagde prestatie heeft geleverd en aan alle verplichtin­gen heeft voldaan. Ook wanneer de gemeente garant staat voor de betaling van bijvoorbeeld huurpenningen, is sprake van subsidie. Verstrekkingen in natura, zoals het om niet of voor een lage huurprijs beschikbaar stellen van een accommodatie, vallen niet onder het subsidiebegrip.

2. verstrekt door een bestuursorgaan.Onder bestuursorgaan wordt hier verstaan het college van het college of de gemeenteraad. Maar ook organen van particuliere organi­saties kunnen hieronder vallen, indien zij subsidie verstrekken in het kader van de uitoefening van een publieke taak.

3. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager.De bestedingsrichting van de verleende middelen moet zijn vastgelegd.

4. anders dan als (oftewel geen) betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Commerciële transacties vallen buiten het subsidiebegrip. Als de ontvanger van het geld een product levert aan een derde, is meestal sprake van een subsidie. - SubsidieplafondHet begrip 'subsidieplafond' ontbreekt in artikel 1, omdat de Awb hiervan een definitie geeft in artikel 4:21.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

Wat betreft de reikwijdte van de verordening is uitgegaan van een zo breed mogelijke toepassing. Deze verordening is van kracht voor zo veel mogelijk subsidies van de gemeente. In uitzonderlijke gevallen is een specifiek wettelijk voorschift van toepassing (bijv. verordening leerlingenvervoer). In dit artikel zijn de beleidstaken benoemd waarop de algemene subsidieverordening van toepassing is. De benaming van deze beleidstaken is afkomstig uit de gemeentebegroting 2003. Door lid 1p krijgt het college de mogelijkheid om ook subsidieaanvragen die niet vallen onder de benoemde beleidstaken, te toetsen conform de algemene subsidieverordening zonder daar meteen de verordening voor aan te hoeven passen.In lid 2 wordt gesteld dat, indien subsidiëring plaatsvindt op basis van een begrotingspost, de verordening van overeenkomstige toepassing is hoewel dit niet wettelijk verplicht is. Subsidiëring op basis van een begrotingspost is immers een buitenwettelijke subsidie. In dit geval is het college bevoegd om op onderdelen af te wijken van het gestelde in de verordening.

Artikel 3. Vormen van subsidie

In dit artikel worden de 4 vormen van subsidie genoemd. Deze vormen worden in artikel 1 gedefinieerd. Voor de jaarlijks terugkerende subsidies is er een onderscheid tussen productsubsidie voor professionele organisaties en activiteitensubsidie voor vrijwilligersorganisaties. Rekening houdende met het karakter van de instelling, worden hierdoor verschillende eisen gesteld aan onder andere de aanvraag en verantwoording van subsidie. Voor eenmalige activiteiten is alleen de vorm van projectsubsidie mogelijk.Op investeringssubsidie wordt nader ingegaan in artikel 29.

Hoofdstuk II. Algemene eisen

In de artikelen 4 en 5 zijn de algemene eisen aangegeven waar bij het aangaan en voortzetten van een subsidierelatie aandacht aan wordt besteed door het college. Deze eisen zijn bedoeld als algemeen toetsingskader. Door deze eisen in de verordening op te nemen geeft het college aan dat deze zaken van belang worden geacht. Wanneer een instelling niet voldoet aan één van de eisen betekent het niet dat subsidie zal worden geweigerd. Het betekent wel dat de instelling, indien dit door het college noodzakelijk of wenselijk wordt geacht, expliciet aandacht zal moeten besteden aan verbetering.

Artikel 4 Rechtspersoon

Bij verenigingen kan een onderscheid worden gemaakt naar verenigingen met volledige of met beperkte rechtsbevoegdheid. In principe komen alleen verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid voor subsidie in aanmerking.Bij subsidieverlening conform lid 2 wordt door middel van de tenaamstelling van de subsidiebeschikking geregeld welke natuurlijke personen verant­woordelijk zijn voor de besteding van de subsidie. De groep van natuurlijke personen wordt in de beschikking zo volledig mogelijk benoemd, dat wil zeggen dat de individuele personen bij naam worden genoemd.

Artikel 5. Overige eisen

In lid 4 komt de toegankelijkheid accommodaties aan de orde. Het spreekt voor zich dat de producten die de gemeente afneemt ten behoeve van de inwoners, in principe ook toegankelijk zijn voor mensen met lichamelijke en/of geestelijke beperkingen. Toch is het niet altijd mogelijk die toegankelijkheid te eisen, gelet op de aard van het product of van de daarvoor specifiek benodigde omgeving.Lid 5 biedt de mogelijkheid om instellingen te verplichten om met andere organisaties te overleggen of samen te werken. Voor de voorbereiding en uitvoering van een integraal beleid en uit oogpunt van efficiency en effectiviteit is het immers nodig dat producten op elkaar zijn af­gestemd.

Hoofdstuk III. Gemeentelijk beleid

Artikel 6. Vaststellen beleid

De algemene beleidslijnen worden vastgesteld door de gemeenteraad. De raad bepaalt de beleidsdoelen en de prioriteiten en geeft aan met welke producten zij verwacht de beleidsdoelen te realiseren. Tevens legt de raad de grondslagen voor subsidies in de verschillende beleidstaken vast. Al deze zaken kan de raad vastleggen in een beleidsplan of -notitie per beleidstaak. Het beleidsplan wordt opgesteld aan de hand van onder andere het politieke beleidsprogramma, het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk (zie artikel 8) en de (meerjaren)begroting. Er wordt naar gestreefd de instellingen te betrekken bij het voorbereiden van deze beleidsplannen, met name als het gaat om het beschrijven van de producten. Indien dit mogelijk en wenselijk is wordt samen met de instellingen bekeken door middel van welke producten de beleidsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Instellingen zijn immers op de hoogte van de praktijksituaties en de wensen en behoeften van de burgers. Na het vaststellen van het beleid kunnen de instellingen hun aanbod van producten hierop baseren. De doelstellingen van het beleid worden geconcretiseerd in beleidsregels per beleidsterrein. Deze zijn gebaseerd op de hierboven genoemde beleidsnota of op ander (ongeschreven) beleid. De beleidsregels op financieel-technisch vlak zijn geformuleerd in het financieel technisch kader.Jaarlijks voor 1 april maakt het college de beleidsregels (het inhoudelijk beleid) en de verwachte maximale subsidiebudgetten bekend. Dit houdt in dat instellingen ten behoeve van hun subsidieaanvraag tijdig zijn geïnfor­meerd over de financiële bandbreedte en hun activiteitenplan en subsidie­aanvraag hierop aan kunnen passen.

Artikel 7. Subsidieplafond*

Op grond van lid 1 heeft het college de bevoegdheid om een subsidieplafond te hanteren. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om een subsidie te weigeren wanneer bij een verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Het daadwerkelijk hanteren van een subsidieplafond is facultatief. Het geeft het bestuursorgaan de ruimte om per subsidie­onderwerp te bepalen of de noodzaak voor het vaststellen van een subsidieplafond bestaat.Het subsidieplafond (of de plafonds) is gebaseerd op de budgetten die zijn opgenomen in de gemeentebegroting. Dit betekent dat het subsidieplafond pas kan worden vastgesteld na goedkeuring van de gemeentebegroting door de raad. Omdat het in feite een optelling betreft van door de raad goedgekeurde budgetten, kan het plafond door het college worden vastgesteld. Het college heeft in het financieel technisch kader immers al bepaald of c.q. dat zij gebruik wil maken van het subsidieplafond. Hierbij heeft het college ook de hoofdlijnen voor de wijze van verdeling bepaald.De wijze van verdeling van het beschikbare bedrag staat geheel vrij (artikel 4:26 Awb). Het is bijvoorbeeld mogelijk om het principe te hanteren dat aanvragen voor een bepaalde datum moeten worden ingediend, waarna een selectie plaatsvindt aan de hand van vastgelegde criteria (bijvoorbeeld voorrang geven aan de producten waarvan wordt verwacht dat zij meer bij zullen dragen aan de verwezenlijking van het gemeentelijk beleid). Het is ook mogelijk dat het principe van 'wie het eerst komt, wie het eerst maalt' wordt vastgelegd.De artikelen 4:26, 4:27 en 4:28 van de Awb geven een aantal voorschriften rond de bekendmaking van het subsidieplafond.

Artikel 8. VerslagHet evalueren van de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie is uitermate belangrijk voor het actualiseren van beleid. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan bij de periodieke evaluatie van een beleidsnota op een specifiek beleidsterrein.

Hoofdstuk IV.

Artikel 9. Tijdstip indienen subsidieaanvraag*

In dit artikel wordt aangegeven dat subsidieaanvragen voor jaarlijks terug­kerende activiteiten (productsubsidie of activiteitensubsidie) voor 1 juni moeten worden ingediend. Aanvragen voor projectsubsidie dienen tenminste twaalf weken voor aanvang van de activiteit te worden ingediend. De in lid 1 en 2 genoemde termijnen zijn nodig voor het tijdig kunnen beslissen om aanvragen op subsidies, rekening houdend met eventuele hersteltermijnen en/of integrale afweging van aanvragen en/of eventueel benodigd overleg met de aanvragers. Lid 3 biedt een alternatief voor het afwijzen van een aanvraag (artikel 9.4) of het niet in behandeling nemen van een onvolledige aanvraag (artikel 11.2). Het nemen van een afwijzende beschikking of niet in behandeling nemen van een onvolledige aanvraag kan namelijk het belang doorkruisen dat de gemeente heeft bij voortzetting van de te subsidiëren activiteiten (realiseren van beleidsdoelen). Lid 3 is bedoeld als prikkel om tijdig de juiste en volledige informatie in te dienen voor de subsidieverlening. Dezelfde prikkel is opgenomen bij het artikel over het indienen van informatie voor de subsidievaststelling (artikel 23) en voor de tussentijdse rapportage (artikel 19). Vanuit het oogpunt van rechtmatigheid is ook een aanvraag die één dag na de gestelde termijn door de gemeente is ontvangen, een aanvraag die te laat is ingediend.In lid 4 is vastgesteld dat het college een aanvraag af kan wijzen als deze is ingediend na de termijnen die zijn genoemd in lid 1 en lid 2. Dit lid kan o.a. worden toegepast als de gemeente minder belang heeft bij uitvoering van de activiteiten of als een instelling herhaaldelijk te laat is met zijn aanvraag. In lid 5 is bepaald dat het college nadere regels stelt over de concrete toepassing van dit artikel.

Artikel 10. Te overleggen gegevensIn dit artikel wordt aangegeven welke gegevens noodzakelijk zijn om de subsidie­aanvraag te beoordelen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de gegevens die worden gevraagd van vrijwilligersorganisaties voor activiteitensubsidie (lid 1) en professionele organisaties voor productsubsidie (lid 2). Aan de gegevens voor het aanvragen van productsubsidie door professionele organisaties worden uitgebreidere eisen gesteld. Zij moeten naast de eisen zoals gesteld in lid 1, voldoen aan de artikelen 4:61, 4:62 (activiteitenplan), 4:63 (begroting) en 4:65 (andere subsidieaanvragen) van de Algemene wet bestuursrecht. Een projectsubsidie kan worden aangevraagd door zowel vrijwilligers- als professionele organisaties. Dan is lid 1 respectievelijk lid 2 van toepassing. In het derde lid wordt gevraagd naar informatie die van belang is voor de beoordeling van de aanvrager zelf. Hiermee kan inzicht worden verkregen in de vraag of de instelling voldoet aan algemene eisen uit hoofdstuk II. Ook de doelstelling van een organisatie is van groot belang. Een voorbeeld van de in lid 4b genoemde aanvullende informatie is een voorzieningenplan, zoals bedoeld in artikel 374 van Boek II van het Burgerlijk Wetboek. In dit voorzieningenplan dient te zijn opgenomen: de aard van de voor­ziening (bijvoorbeeld onderhoud gebouw); de meerjarenplanning (begin en eind jaar); de maximale omvang van de voorziening per einddatum; de jaarlijkse storting en onttrekking en de geraamde hoogte van de voorziening per balansdatum.

Artikel 11. Volledigheid aanvraagIn dit artikel is beschreven wat de gemeente doet als de aanvraag om subsidie niet volledig is of als niet is voldaan aan een van de gestelde eisen. Het college kan na een hersteltermijn van 4 weken besluiten om de aanvraag niet te behandelen.

Hoofdstuk V. Subsidieverlening

Artikel 12. Beslissingstermijn op de subsidieaanvraag

In dit artikel is er enerzijds rekening mee gehouden dat een beslissing op een aanvraag nodig is vóór de periode, waarin de activiteiten plaatsvinden of de producten worden geleverd. Anderzijds moet het college een redelijke termijn hebben om een aanvraag te kunnen beoordelen. Als startpunt voor de termijnen wordt uitgegaan van het moment waarop de volledige gegevens rond de aanvraag zijn ontvangen en de aanvraag aan alle voorschriften voldoet (zie artikel 11).. In een aantal gevallen is het wenselijk of zelfs noodzakelijk om naar aan­leiding van de subsidieaanvraag in overleg te treden met de aanvragende instelling. Bijvoorbeeld wanneer de aanvraag vragen oproept of wanneer de argumenten van de instelling niet duidelijk zijn. In het geval de beslissing af zal wijken van de aanvraag, is communicatie met de instelling vanzelf­sprekend wenselijk. Op de subsidieverlening is een aantal artikelen van de Awb van toepassing. Deze artikelen (4:30 tot en met 4:34) gelden voor alle subsidieverleningen. Artikel 4:32 (subsidies worden voor een bepaalde periode verleend) dwingt het bestuursorgaan om periodiek stil te staan bij de vraag of de subsidie nog wel nodig en effectief is.Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid is het niet gewenst om de subsidie­verlening afhankelijk te stellen van een nader besluit van de verlener (artikel 4:33). Als het bestuursorgaan bijvoorbeeld overweegt het beleid te wijzigen, moet eerst de beleidswijziging zijn vastgesteld alvorens tot subsidieverlening kan worden gekomen.Artikel 4:34 gaat in op de situatie dat een subsidie wordt verleend op het moment dat een begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd (begrotingsvoorwaarde). De wet gaat ervan uit dat het voorbehoud in de verleningsbeschikking wordt opgenomen.

Artikel 13. Toetsingskader subsidieaanvraagIn dit artikel is weergegeven aan welk kader de ingekomen subsidie­aanvragen worden getoetst. Dit kader is het beleid waarover wordt gesproken in artikel 6. Dit bestaat uit het inhoudelijk vastgesteld beleid (de beleids­regels en beleidsnota's per beleidsterrein) en de financiële beleidsregels (financieel technisch kader).

Artikel 14. UitvoeringsovereenkomstIn dit artikel krijgt het college de bevoegdheid een uitvoeringsovereenkomst te sluiten, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb. Dit maakt het mogelijk om aan de verleningsbeschikking de voorwaarde te verbinden dat de subsidieontvanger meewerkt aan het maken van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking. Het meewerken aan het tot stand komen van de overeenkomst kan als opschortende of ontbindende voorwaarde worden aangemerkt. De uitvoeringsovereenkomst is een privaatrechtelijke overeen­komst.In twee situaties kan het voorkomen dat behoefte bestaat aan een privaat­rechtelijke overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking: a. Bij subsidies in de vorm van kredieten of garanties kan door de rechts­figuur van de overeenkomst de subsidieontvanger zich verplichten en kan de verplichting worden afgedwongen (bijv. de verplichting tot betaling van rente en aflossing). b. Een beschikking verplicht de ontvanger niet tot het verrichten van de gesubsidieerde activiteit of tot het leveren van de gesubsidieerde producten. Het kan echter voorkomen dat de gemeente zekerheid wil hebben dat het gesubsidieerde product daadwerkelijk wordt geleverd (bijv. in het geval van essentiële collectieve voorzieningen). Dat kan door het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst, waarvan zonodig in rechte nakoming kan worden gevorderd.

Artikel 15. Meerjarige subsidies

De in dit artikel bedoelde subsidies worden verleend voor meer dan één en maximaal vier boekjaren. Een dergelijke subsidie wordt verleend op basis van een meerjarenbegroting en meerjarenactiviteitenplan. In de meerjarenbegroting kan de instelling de toename van de kosten van activiteiten en van de kostprijs van de producten als gevolg van de prijsstijging (prijs- en loonstijgingen) laten zien. De stijging kan per instelling en activiteit of product verschillen al naar gelang de benodigde inzet om de activiteiten of producten te leveren. Wel dient de instelling de gemeente tijdig op de hoogte te stellen van verwachte loon- en kostenstijgin­gen. Uiteraard dient deze toename ook in de bijdragen van derden (onder andere deelnemersbijdragen) te worden getoond. Indien sprake is van een subsidie voor meerdere jaren, wordt deze aan het eind van de subsidieperiode vastgesteld. Om op de hoogte te blijven van ondermeer de voortgang van de werkzaamheden, worden periodiek tussentijdse rapportages verlangd van de instelling (vast te leggen bij de subsidieverlening of in de uitvoeringsovereenkomst).Een aanpassing van de subsidie tijdens de periode waarvoor de afspraken zijn gemaakt, is niet mogelijk (bijvoorbeeld: verhogen van een subsidie vanwege een toegenomen behoefte aan een product is niet mogelijk).Een tussentijdse aanpassing is alleen mogelijk indien een beleidswijziging plaatsvindt, bij­voorbeeld als gevolg van gewijzigde omstandigheden (zie ook hoofdstuk VIII van de verordening).

Artikel 16. Weigeringsgronden subsidie

De weigeringsgronden zijn opgenomen in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb. Artikel 4:25 Awb betreft de situatie, dat door de subsidieverstrekking het subsidieplafond zou worden overschreden (zie ook toelichting artikel 7). Bij weigering van subsidie gaat het om een situatie waarin in de subsidie geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd.Hoofdstuk VI. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 17. Verplichtingen

De artikelen 4:37 tot en met 4:40 geven een aantal mogelijkheden van verplichtingen die aan de subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. De verplichtingen mogen niet verder strekken dan redelijkerwijs en noodzake­lijkerwijs nodig is om de doeleinden van de gesubsidieerde activiteiten na te streven. De op te leggen verplichting moet op enigerlei wijze verband houden met het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteit.

Artikel 18. Wijziging omstandigheden

Een voorbeeld van de in lid 1 bedoelde gewijzigde omstandigheden is het voornemen tot het wijzigen of beëindigen van producten of activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.Het tijdig informeren van het college omtrent de in lid 2 genoemde wijzigingen is van belang, omdat het mogelijk dat door de wijzigingen de doelstelling of de werkwijze van een instelling zodanig verandert, dat de subsidiegrondslag vervalt.

Artikel 19. Tussentijdse rapportages*

Er kunnen zich situaties voordoen waarin het voor de gemeente belangrijk is tussentijds op de hoogte te worden gesteld van de voortgang van de werk­zaamheden en van de financiële gang van zaken. Dit geldt met name voor grotere instellingen. Hiermee kan tijdig worden ingespeeld op ontwikkelin­gen. Lid 2 is bedoeld als prikkel om tijdig de juiste en volledige informatie in te dienen voor de tussentijdse rapportage. Dezelfde prikkel is opgenomen bij het artikel over het indienen van informatie voor de subsidieverlening (artikel 9) en de subsidievaststelling (artikel 23). In lid 3 is bepaald dat het college nadere regels stelt over de concrete toepassing van dit artikel.

Artikel 20. Liquidatiesaldo

Subsidie is in principe een aanvullend middel voor een instelling om pro­ducten te kunnen leveren. Indien bij liquidatie blijkt dat er een batig saldo is, terwijl de instelling een of meer jaren subsidie heeft ontvangen, is subsi­diëring dus niet of niet geheel nodig geweest.Het is dan ook redelijk dat de gemeente in een dergelijk geval het liqui­datiesaldo kan opeisen tot maximaal het bedrag dat aan subsidies is ontvangen. Indien dan nog een saldo overblijft, heeft de instelling dat op andere wijze verkregen en komt het meerdere de gemeente niet toe.

Artikel 21. Vermogensvorming

In bijzondere situaties kunnen vermogensbestanddelen niet langer dienen om het doel te verwezenlijken, waarvoor subsidie is verleend. In dit artikel is artikel 4:41 van de wet, inzake vergoeding van vermogenswaarde, van toepassing verklaard.

Artikel 22. Toezicht en controle

Het college zal alleen gebruik maken van hun bevoegdheid om toezicht­houders aan te wijzen wanneer dit noodzakelijk is (bijvoorbeeld wanneer er aanleiding bestaat om (financiële) gegevens te verifiëren). Er zal derhalve sprake zijn van uitzonderingen.De Awb geeft in hoofdstuk 5, afdeling 5.1 een uitgebreide opsomming van de bevoegdheden van een toezichthouder en de verplichtingen van degene, op wie toezicht wordt gehouden. Vooral de artikelen 5:11 t/m 5:17 en 5:20 zijn van belang in verband met subsidiëring . Hoofdstuk VII. SubsidievaststellingArtikel 4.42 van de Awb geeft aan wat de subsidievaststelling inhoudt. De subsidievaststelling geeft de subsidieontvanger een definitief recht op uitbetaling en verplicht de gemeente tot uitbetaling.

Artikel 23. Tijdstip indienen aanvraag subsidievaststelling

In dit artikel wordt een termijn gesteld aan de indiening van een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie (bij terugkerende subsidies vóór 1 juni). Deze termijn is zo gesteld dat de inhoud van het financieel en inhoudelijk verslag kan worden betrokken bij de voorbereiding van de subsidie van het volgend begrotingsjaar.De aanvraag voor vaststelling van projectsubsidies (voor eenmalige activiteiten) moet zijn ingediend binnen 13 weken na levering van de producten of na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend. Het principe is dat de vaststelling geschiedt na afloop van de subsidieperiode. Door lid 3 van dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 4:43 Awb. Dit betekent dat bij de beoordeling van de subsidieaanvraag de subsidie meteen wordt vastgesteld en dat er geen aparte beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven.Lid 4 is bedoeld als prikkel om tijdig de juiste en volledige informatie in te dienen voor de subsidievaststelling. Dezelfde prikkel is opgenomen bij het artikel over het indienen van informatie voor de subsidieverlening (artikel 9) en de tussentijdse rapportage (artikel 19). In lid 5 is bepaald dat het college nadere regels stelt over de concrete toepassing van dit artikel.

Artikel 24. Gegevens bij de aanvraag tot subsidievaststelling

Dit artikel geeft een aanvulling op artikel 4:45 van de Awb. Belangrijk is dat de gegevens bij de aanvraag om subsidievaststelling op eenzelfde zijn gepresenteerd als de gegevens bij de aanvraag om subsidie. Dit in verband met de vergelijking van plannen met de werkelijkheid.In dit artikel wordt aangegeven welke gegevens noodzakelijk zijn om de subsidie vast te stellen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de gegevens die worden gevraagd van vrijwilligersorganisaties (lid 1, activiteitensubsidie) en professionele organisaties (lid 2, productsubsidie). De aanvraag voor het vaststellen van een projectsubsidie kan worden gedaan door zowel een vrijwilligers- als een professionele organisatie. Dan is lid 1 respectievelijk lid 2 van toepassing.Uit het financieel verslag met balans (lid 1b) moet ook de omvang van de voorzieningen en reserves blijken.Aan de gegevens voor het vaststellen van productsubsidie door professionele organisaties worden uitgebreidere eisen gesteld. Zij moeten naast de eisen zoals gesteld in lid 1, voldoen aan artikel 4:80 (activiteitenverslag).

Artikel 25. Volledigheid aanvraag subsidievaststelling

In dit artikel is beschreven wat de gemeente doet als de aanvraag voor de vaststelling van subsidie niet volledig is of als niet is voldaan aan een van de gestelde eisen. Het college kan na een hersteltermijn van 4 weken besluiten om de aanvraag niet te behandelen. Een en ander conform artikel 4:47 van de Awb.

Artikel 26. Beslissing vaststelling subsidie

De basis voor de vaststelling is het gegeven of hetgeen is afgesproken, is gerealiseerd. In het geval dat de geplande producten of activiteiten niet of in mindere omvang zijn geleverd zal de subsidie evenredig worden aangepast. Meer producten zullen niet kunnen leiden tot verhoging van het budget. Indien tenminste de begrote producten zijn geleverd wordt de subsidie vastgesteld op het vooraf verleende budget.Indien de instelling andere producten tot stand heeft gebracht dan in de subsidieverlening is vastgelegd, worden deze bij de afrekening buiten beschouwing gelaten. Ook als de activiteiten of producten zijn geleverd die bij de subsidieverlening zijn vast­gelegd, is het onder bepaalde omstandigheden mogelijk dat de subsidiewordt vastgesteld (zie artikel 4:46, lid 2 Awb):

Hoofdstuk VIII. Intrekking en wijziging

Artikel 27. Intrekking of wijziging subsidieverlening of -vaststelling

In bepaalde situaties kan er aanleiding bestaan verlenings- of vast­stellingbeschikkingen in te trekken of te wijzigen. Misbruik van subsidie­gelden of het niet nakomen van aan de subsidie verbonden verplichtingen moet worden voorkomen. Afdeling 4.2.6. van de Awb (artikel 4:48 tot en met 4:51) maakt gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidie mogelijk. Ook kan de definitieve vaststelling van het subsidiebedrag lager zijn dan aanvankelijk voorzien.De artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb geven een regeling voor de intrekking of wijziging met terugwerkende kracht van de beschikking tot subsidie­verlening (4:48) en -vaststelling (4:49). Vaak, maar niet altijd, gaat het om een sanctie op verwijtbaar gedrag van de ontvanger.De artikelen 4:50 en 4:51 betreffen de situatie van intrekking en wijziging die alleen effect heeft voor de toekomst. Meestal gaat het dan om een beleids­wijziging of om een ontvanger die niet langer voldoet aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. Intrekking van de subsidieverlening (artikel 4:48 van de wet) speelt vooral wanneer het bestuursorgaan al voor de aanvraag tot vaststelling ontdekt dat onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is. In het geval intrekking of wijziging plaatsvindt op grond van het feit dat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn gesteld (begrotingsvoorwaarde, artikel 4:48 lid 1e van de wet), is in lid 2 geregeld dat de gemeente moet aangeven wat de gevolgen zijn van een subsidievermindering voor de omvang en/of de kwaliteit van de productie. De subsidieontvanger heeft namelijk geen 'schuld' aan de wijziging.De overige gronden voor intrekking en wijziging van de verlening zijn gelijk aan die voor het lager vaststellen van de subsidie (artikel 4:46 van de wet).Wanneer intrekking of wijziging plaatsvindt op grond van artikel 4:49 van de Awb gaat het meestal om omstandigheden, die de subsidieontvanger zelf heeft of had kunnen beïnvloeden. Artikel 4:50 regelt het geval dat de subsidie voor een bepaalde periode is verleend en het bestuursorgaan de subsidie wil beëindigen of verminderen voordat die periode is verstreken (bijvoorbeeld als gevolg van een beleids­wijziging). Het gaat dan om intrekking of wijziging voor de toekomst.In de praktijk gaat het om de gevallen waarin een subsidie is verleend voor meer dan één begrotingsjaar.Artikel 4:51 heeft betrekking op gevallen dat het bestuursorgaan na afloop van een tijdvak de subsidie niet wil voortzetten of een lager bedrag wil bepalen, terwijl voor dezelfde producten al drie of meer jaren subsidie is verstrekt. Het gaat om het al dan niet afgeven van een nieuwe beschikking. Bij intrekking voor de toekomst (artikel 4:50 en 4:51) is sprake van een redelijke termijn. Vuistregel voor bepaling van deze termijn is dat de ontvanger in staat moet worden gesteld om verplichtingen die hij jegens derden is aangegaan, af te wikkelen (bijvoorbeeld ontslag personeel).

Hoofdstuk IX. Betaling en terugvordering

Artikel 28. Betaling en terugvordering.In afdeling 4.2.7. van de Awb (artikelen 4:52 tot en met 4: 57) is de betaling en terugvordering aan de orde.

Hoofdstuk X. Investeringssubsidies

Artikel 29. InvesteringssubsidiesInvesteringssubsidie is een bijzondere vorm van subsidiëring. Er gelden aparte eisen voor wat betreft de aanvraag (zie lid 2) en aparte termijnen. Op de aanvragen om investeringssubsidies zijn de in artikel 16 genoemde weigeringsgronden van toepassing.Voor het indienen van een aanvraag om een investeringssubsidie is geen specifieke datum vastgesteld. Bij het indienen van een aanvraag dient een instelling in verband met de realisatie van de investering echter rekening te houden met de termijn die het bestuursorgaan nodig heeft om een aanvraag af te handelen. Deze termijn is weergegeven in lid 3. Omdat de behandeling van een aanvraag om een investeringssubsidie vanwege diverse redenen (bijvoorbeeld bestemmingsplan) een langdurige aangelegenheid kan zijn, is in lid 3 de mogelijkheid opgenomen om in onderling overleg tussen het college en de aanvragende instelling te komen tot een haalbare termijn waarbinnen een beslissing wordt genomen. Deze termijn moet worden overeengekomen voordat de in lid 3 gestelde termijn is verstreken.In lid 7 is geregeld dat er nadere regels kunnen worden vastgesteld om de aanvragen om investeringssubsidies te beoordelen. Hierbij kan worden gedacht aan inhoudelijke toetsingscriteria, regels ten behoeve van de vaststelling van de hoogte van de subsidie, etc. Deze regels worden vastgelegd in het financieel technisch kader (zie artikel 6).

Hoofdstuk XI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30. Onvoorziene situatiesIn het geval zich onvoorziene situaties voordoen beslist het college. Zij hoort daarbij de betreffende raadscommissie en/of beslist een voorstel te doen aan de gemeenteraad.

Artikel 31. Hardheidsclausule

Met deze bepaling krijgt het college de mogelijkheid om af te wijken van de verordening. Van deze mogelijkheid dient spaarzaam gebruik te worden gemaakt. Er moet sprake zijn van een bijzonder en niet voorzienbaar geval, waarmee bij het opstellen van de verordening er geen rekening is gehouden. Bovendien moet sprake zijn van een apert onredelijk besluit bij het strikt toepassen van de verordening.

Artikel 32. InwerkingtredingIn dit artikel is aangegeven dat de subsidieverordening in werking treedt op 1maart2004 en geldig is voor subsidieaanvragen voor activiteiten die plaats­vinden vanaf 1januari2005. Voor activiteiten die in 2003 plaatsvinden gelden de op dat moment geldige beleidskaders (beleidsnota's) en is de algemene subsidieverordening 2001 nog van toepassing verklaard.