LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 24ste april 1958 ter uitvoering van de artikelen 1, eerste lid onder b, en 8, tweede lid van de Verordening van de 13de februari 1934, regelende de praktijk als vroedvrouw (P.B. 1934, no. 53).

Geldend van 10-05-1958 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 24ste april 1958 ter uitvoering van de artikelen 1, eerste lid onder b, en 8, tweede lid van de Verordening van de 13de februari 1934, regelende de praktijk als vroedvrouw (P.B. 1934, no. 53).

Artikel 1

Als maatregelen, welke de vroedvrouw bij het waarnemen van afwijkingen gedurende de zwangerschap mag nemen, worden aangewezen:

  • a.

    het opheffen van liggingsafwijkingen, indien dit door uitwendige handgrepen kan geschieden;

  • b.

    het bestrijden van zwangerschapsziekten, zulks echter naar de aanwijzing en onder toezicht van een geneeskundige.

Artikel 2

Als gevallen, waarin de in artikel 3 bedoelde geneesmiddelen door vroedvrouwen mogen worden toegediend, worden aangewezen:

  • a.

    weeënzwakte bij normaal baringskanaal, wanneer de vliezen gebroken zijn, de schedel geheel is ingedaald, er volkomen ontsluiting is, de spildraai geheel is volbracht en het hoofd in achterhoofdligging staat, een en ander indien deze toestand anderhalf uur heeft geduurd;

  • b.

    bloedingen in het nageboorte-tijdvak;

  • c.

    bloedingen na de geboorte der placenta, veroorzaakt door onvoldoende samentrekking der baarmoeder.

Artikel 3

  • 1. Als geneesmiddelen, tot welker toediening vroedvrouwen mogen overgaan, worden aangewezen:

    • a.

      in de gevallen, genoemd in artikel 2 onder a en b: de preparaten, bereid uit de achterkwab van de glandula pituitaria;

    • b.

      in de gevallen, genoemd in artikel 2 onder c: behalve de onder a van dit artikellid aangegeven preparaten, moederkoren (secale cornutum) en de preparaten, bevattende de alkaloïden ergometrine (ergobasine) en/of ergotaminfe.

  • 2. De toediening dezer geneesmiddelen mag niet langs de weg van de aderen geschieden.

Artikel 4

De vroedvrouw is bevoegd de in artikel 3 genoemde geneesmiddelen voor te schrijven in een hoeveelheid die voor een vrouw ten hoogste mag bedragen:

  • a.

    voor wat betreft de preparaten, bereid uit de achterkwab van de glandula pituitaria: twee ampullen van drie internationale eenheden;

  • b.

    voor wat betreft de preparaten, bevattende de alkaloïden ergemetrine (ergobasine) en/of ergotamine:

    • 1o.

      voor onderhuidse toediening: ampullen tot een totale hoeveelheid van ten hoogste 1 mg van een ergometrine- of ergotaminezout;

    • 2o.

      voor toediening door de mond: tabletten, bevattende de bovengenoemde alkaloïden of een der gebruikelijke preparaten van moederkoren; de totale hoeveelheid van deze middelen mag niet groter zijn dan het dubbele van de maximale dosis per etmaal (volgens de Nederlandse Farma-copee).

Artikel 5

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die zijner afkondiging.