BESCHIKKING van den 12den Juli 1919, No. 798, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de op het eiland St. Eustatius bestaande plaatselijke keuren.

Geldend van 23-07-1919 t/m heden

Intitulé

BESCHIKKING van den 12den Juli 1919, No. 798, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de op het eiland St. Eustatius bestaande plaatselijke keuren.

Enig artikel

Dat de op 18 December 1918 op het eiland St. Eustatius bestaande plaatselijke keuren, nevens afschrift dezer beschikking in het Publicatieblad zullen worden opgenomen.

BIJLAGE

KEUR, houdende intrekking der Publicatiën van dit eiland dd. 1/19 Mei 1817 No. 10; 30 Maart /11 april 1825 No. 32; 17/21 Julij 1826 No. 38; en 2/5 April 1831 No. 61, en regeling van de onderwerpen en straffen, waarover die publicatiën handelen, in overeenstemming met de eischen van den tegenwoordigen tijd.

Gelet op art. 129 van het Regeeringsreglement der kolonie Curaçao.

Gezien de publicatie dd. 9 Julij/11 December 1866 (P.B. 1866 No. 22).

Heeft vastgesteld onderstaande bepalingen;

Artikel 1

De bewerkers, eigenaren of bezitters van gronden zijn uit een publiek regterlijk oogpunt niet gehouden weiden en beplante gronden in het land of buiten de dorpen gelegen, in te sluiten.

De voorgaande bepaling is niet toepasselijk op domaniale gronden, waaromtrent de bepalingen vervat in de publicatie dd. 8/9 Mei 1867 No. 4 steeds van kracht blijven.

Artikel 2

Aan eigenaren, bewerkers of bezitters van gronden aan de publieke wegen in het land of aan de straten in de Boven- en Benedendorpen grenzende, die dezelve vrijwillig hebben ingesloten of omheind, zal het niet geoorloofd zijn steenen van muren of wallen, of prikkels van de omheiningen hunner gronden, welke in de gezegde publieke wegen of straten nedervallen dáár te laten liggen, maar zij zijn verpligt hunne muren of trankeeringen te doen onderhouden, en in orde brengen, of ten minste die steenen, prikkels of andere voorwerpen van dáár te doen wegnemen, op verbeurte eener geldboete van f. 3.-, wanneer die gronden in de Boven- en benedendorpen gelegen zijn, en van f. 8.- indien zij in het land zijn.

Artikel 3

Acht dagen na schriftelijke waarschuwing door of vanwege den Raad van Policie aan belanghebbenden om hunne muren of omheiningen in orde te doen brengen of om steenen, prikkels of andere voorwerpen te doen wegruimen, zullen die voorwerpen ten koste der overtreders worden weggenomen.

Ingeval van weigering of nalatigheid om de boeten te betalen en de kosten, in het eerste lid van dit artikel bedoeld, te voldoen, zullen de overtreders voor den bevoegden regter gedagvaard worden, die uitspraak in hunne zaak zal doen.

Artikel 4

Alle paarden, muilezels, hoornbeesten, ezels, schapen, geiten en varkens, welke op beplante, onbeplante gronden en weiden in het land en in erven of gronden in de Boven- of Benedendorpen worden gevonden, zonder vergunning van de eigenaren, bewerkers of bezitters van gezegde gronden en erven, onverschillig of die gronden ingesloten zijn of niet, worden gevangen en gezonden naar zoodanige schutplaats als door het bestuur zal zijn aangewezen.

Hetzelfde heeft plaats wanneer de genoemde dieren loslopende of gebonden in de publieke wegen en straten en gangen, markt, of andere plaatsen aangetroffen worden.

Artikel 5

De schutgelden, die voor elk geschut dier betaald zullen moeten worden aan den persoon die door den Gezaghebber tot Schutmeester aangesteld zal worden onder verpligting om voor die schutgelden de geschutte dieren te onderhouden, zijn als volgt:

Voor een paard, ezel, muilezel, of hoornbeest 50 cent per dag, en voor een schaap, geit of varken 30 cent per dag.

Artikel 6

De eigenaren, houders of hoeders van dieren, die in de schutplaats zijn, moeten hunne dieren binnen vijf dagen, nadat zij geschut zijn geworden, afhalen, met afgifte van eene schriftelijke verklaring, dat zij de eigenaren, houders of hoeders van die dieren zijn, vóór dat deze teruggegeven mogen worden.

Wanneer zij niet schrijven kunnen, zal de schutmeester bedoelde verklaring voor hen schrijven en zij zullen daarop een kruismerk moeten stellen in tegenwoordigheid van den schutmeester en één getuige.

Artikel 7

De schutmeester moet dadelijk na het schutten van dieren, bij schriftelijke aankondiging bekend maken, dat er dieren in de schutplaats zijn, met aanduiding van de soorten der dieren en met bijvoeging van eene waarschuwing dat, indien die dieren binnen vijf dagen van de dagteekening der aankondiging niet teruggenomen worden, tegen betaling der in art. 5 bepaalde schutgelden, ze in het openbaar verkocht zullen worden aan den hoogsten bieder.

Uit de opbrengst der verkooping zullen de schutgelden afgetrokken worden en het overschot daarvan, met eene door den schutmeester geteekende gespecificeerde opgave, ten kantore van den Gezaghebber gedeponeerd worden voor rekening van wien het moge aangaan.

Artikel 8

Het is verboden varkens in de Boven- en Benedendorpen te houden, met uitzondering van varkens, die in een hok of schotting gesloten zijn.

De overtreders van dit artikel worden gestraft met gevangenisstraf van één tot acht dagen en geldboete van f. 5.- tot f. 25.- te zamen of afzonderlijk.

Wanneer varkens in de publieke straten en gangen van de Boven- en Benedendorpen los loopende of gebonden gevonden worden, zal de politie hen op alle mogelijke wijze trachten te vangen en naar de schutplaats brengen, doch indien ze niet gevangen kunnen worden, zullen ze desnoods gedood mogen worden.

Zijnde deze keur ingevolge de artt. 130 en 131 van het Reglement op het beleid der Regeering aan de bekrachtiging van den Gouverneur onderworpen en door dezen bij besluit van den 24sten October 1872 No. 617 bekrachtigd.

KEUR, houdende ampliatie van de keur, waarbij zijn ingetrokken de publictiën van dit eiland dd. 1/19 Mei 1817 No. 10; 30 Maart/11 April 1825 No. 32; 17/21 July 1826 No. 38 en 2/5 April 1831 No. 61, en regelende opnieuw de onderwerpen en straffen, waarover die publicatiën handelen, en in overeenstemming met de eischen van den tegenwoordigen tijd, zijnde die keur door den Raad van Policie in zijne vergadering van den 16n. Julij 1872 vastgesteld en bij Gouvernements-besluit van den 24n. October 1872 No. 617 goedgekeurd.

Artikel 1

Wanneer de in artikel 4 der hiervoren vermelde keur van 16 Julij 1872 bedoelde paarden of muilezels, volwassen hengsten of ongesneden muilezels zijn, worden hunne eigenaars, wachters, houders of hoeders, voor zoover zij niet reeds in de termen van artikel 397 van het wetboek van Strafregt vallen, krachtens deze keur gestraft.

Artikel 2

De opbrengst van, ingevolge artikel 7 der meermalen genoemde keur, verkocht vee, na aftrek der schutgelden en kosten van omroeping vóór de verkooping, zal gedurende drie maanden ten kantore van den Gezaghebber ter beschikking van den regthebbende gedeponeerd blijven, en na dien tijd in de koloniale kas worden overgestort, met verlies voor de belanghebbenden van alle regt van reclame.

Artikel 3

Het aanbrengen van hindernis, verzet of beletsel, op eenigerlei wijze hoegenaamd ter beoordeeling van den regter, in het opvangen en overbrengen van vee naar de schutplaats is streng verboden, onverschillig of die hindernis, het verzet of beletsel al of niet door of namens den eigenaar van het vee worden ingesteld, alles behoudens de strafvervolging ter zake van overtreding, misdrijf of misdaad, indien daartoe termen bestaan.

Artikel 4

Ieder die vee ten onregte opvangt, schut doet of laat opvangen en schutten, zal verpligt zijn zoodanig vee kosteloos aan den eigenaar of ander regthebbende te doen terugleveren, zullende het verschuldigde schutgeld door den persoon zelven, door wien het vee ten onregte is geschut, moeten betaald worden.

Artikel 5

Ieder is verboden opgevangen vee langer dan 12 uren één nacht) in zijn bezit te houden, doch zal gehouden zijn dat vee binnen de bepaalde 12 uren naar de schutrplaats over te brengen of te doen overbrengen en bij verzuim, na verloop van dien tijd, hetzelve ter beschikking van den eigenaar of ander regthebbende moeten stellen, onder aansprakelijkheid volgens het burgerlijk regt.

Artikel 6

De geleiders van dragt ezel, vracht- en openkarren mogen binnen het dorp niet daarop zitten, maar moeten daarnevens gaan en bestendig daarbij blijven, behoorlijk zorgende dat de lastdieren door hunne bevrachting, geen hinder of letsel aan anderen teweeg brengen, alsmede dat de voertuigen of lastdieren steeds regts van den weg of straat houden en des noodig in tijds genoegzaam uithalen.

Deze bepaling is van toepassing op de wegen buiten het dorp, bij het ontmoeten en passeren van rij- of voertuigen of andere trek – of lastdieren.

Artikel 7

Geen rij- of voertuigen, geen ossen, ezels, paarden of ander vee mogen op de straten en wegen of andere publieke gangen hetzij binnen of buiten het dorp worden gezet of gelaten, of aan palen, stoepen, huizen, trankeeren of andere voorwerpen worden vastgemaakt, waardoor de passagie belemmerd of voor de voorbijgangers onveilig wordt gemaakt, anders dan om onverwijld te lossen of te laden.

In het laatste geval zullen de voerlieden, drijvers of geleiders zich niet mogen verwijderen van hunne bespanning of dieren.

Artikel 8

De drijvers van vee zijn verboden, hetzij binnen of buiten het dorp, de touwen en kettingen welke aan het vee bevestigd mogten zijn, over of langs de straten en wegen te doen of te laten slepen, vermits zulks tot nadeel strekt van de straten en wegen, en tot ongerief van voetgangers en bewoners der aangrenzende huizen.

Artikel 9

De overtredingen van de bepalingen dezer keur worden gestraft met gevangenisstraf van een dag tot acht dagen en geldboete van vijf gulden tot vijf en twintig gulden, te zamen of afzonderlijk.

Zijnde deze keur ingevolge de artikelen 130 en 131 van het Reglement op het beleid der regering aan de bekrachtiging van den Gouverneur onderworpen en door dezen bij Besluit van den 27sten December 1877 No. 595 bekrachtigd.

En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 23sten Januari 1878.

KEUR, houdende vaststelling van reglement en tarief voor de bootlieden op dit eiland.

Artikel 1

De bootlieden staan regtstreeks onder het toezigt van de policie. De Officier van Justitie is bevoegd om aan hen zoodanige verpligtingen op te leggen als ter verzekering van de geregelde en getrouwe uitvoering van hunne beroepsbezigheden noodig zullen worden bevonden.

Artikel 2

Allen die het beroep van bootman wenschen uit te oefenen zullen zich doen inschrijven in een daartoe bestemd register, hetwelk ten kantore van den Officier van Justitie zal worden gehouden.

Artikel 3

Elke bootman is verpligt aan den regterarm of wel aan den band van zijnen hoed, duidelijk zigtbaar te dragen een koperen of blikken plaat met de letter B en het nummer van de boot waarop hij dient.

Artikel 4

Geene booten dan die welke op verzoek van de eigenaars voorzien zijn van een bijzonder nummer onder hetwelk de boot zal varen, zullen mogen gebruikt worden tot het vervoeren van goederen of personen van boord der vaartuigen op de baai van dit eiland, naar wal of wel van wal naar boord van de bedoelde vaartuigen.

De namen der eigenaars en de nummers, waaronder de booten zullen varen, zullen ingeschreven worden ten kantore van den Officier van Justitie te houden register. De eigenaars zullen gehouden zijn het nummer onder hetwelk hunne booten respectievelijk zullen varen in groote cijferletters (No.) op den achtersteven van de boot te laten schilderen en dat ten allen tijde duidelijk zigtbaar te onderhouden.

Artikel 5

Geen bootman is bevoegd om zonder voorkennis van de policie zijn nummer aan een ander te geven of zijne diensten door een ander te doen waarnemen.

Artikel 6

De bootlieden zijn verpligt zich zooveel mogelijk aan den waterkant van de Baai in de nabijheid van de landingsplaats te bevinden, ten einde hunne diensten te verleenen zoo dikwerf die verlangd mogten worden, van zes ure des morgens tot zes en een half ure des namiddags.

Artikel 7

De bootlieden zijn gehouden zich met bescheidenheid te gedragen ten opzigte van hen, die hunne diensten verlangen en zullen niet vermogen die diensten te weigeren zonder wettige en gegronde redenen.

Artikel 8

De bootlieden moeten in de uitoefening van hunne diensten vooral letten op de belangen van hem voor wien de diensten verrigt worden.

Artikel 9

De bootlieden zich bezwaard vindende met de handelingen van personen die van hunne diensten gebruik hebben gemaakt of wenschen gebruik te maken, kunnen hun beklag inbrengen bij den Officier van Justitie, die daarop naar bevind van zaken beslissen zal.

Artikel 10

Die gebruik willende maken van de diensten der bootlieden of daarvan gebruik gemaakt hebbende reden tot beklag tegen hem heeft, kan zich mede terstond tot den Officier van Justitie wenden, die daarin beslissen zal.

Artikel 11

D bootlieden zijn verpligt bij het laden en lossen van door hen te vervoeren of van vervoerde goederen de behulpzame hand te bieden voor zooveel de lading der goederen in de booten, de lossing daarvan aan den wal of scheepsboord betreft.

Artikel 12

Overtreding of verzuim der hierin vastgestelde bepaling wordt gestraft met eene geldboete van ten minste f. 1.-. of ten hoogste f. 50.- en gevangenisstraf van ten minste een dag en ten hoogste acht dagen, hetzij te zamen of afzonderlijk, onverminderd de bevoegdheid van den Officier van Justitie om den schuldige tijdelijk of voor onbepaalden tijd de uitoefening van het beroep van bootman te ontzeggen.

Artikel 13

De bootlieden berekenen hun loon naar het volgend tarief:

Voor het van en aan boord voeren van en naar de landingsplaats voor het wachthuis aan de baai., van:

4 vaten (500 K.G.) zoutvleesch, spek, haring of makereel.......................................f. 0.30

5 ,, ( ,, ) meel of andere droge provisiën................................................. 0.30

4 ,, ( ,, ) suiker of melasse....................................................................... 0.30

6 ,, ( ,, ) scheepsbeschuiten .................................................................. 0.30

500 K.G. boter, reuzel, kaarsen, zeep of dergelijke artikelen

in kisten, blikken of vaatjes....................................................................................... 0.30

500 K.G. kabeljauw, labberdaai of andere gezouten visch...................................... 0.30

10 zakken rijst, mais, erwten of boonen tot een gewigt van 500 K.G..................... 0.30

6 vaten (500 K.G.) aardappelen............................................................................... 0.30

6 ,, ( ,, ) yams ......................................................................................... 0.30

Aardappelen en yams ongekuipt tot 500 K.G.......................................................... 0.30

1 Pijp of okshoofd rum of melasse........................................................................... 0.30

1000 walaba singels (20 bundels) ........................................................................... 0.20

1000 ,, ( ,, ) .......................................................................... 0.20

1200 ,, ( ,, ) ............................................................................ 0.20

Wit pine planken 150 M........................................................................................... 0.30

Pitch pine ,, 120 M……………………............................................................ 0.30

Jenever, 24 groene, 12 roode kisten of 25 damejeanen …………………............... 0.30

Paarden en muilen, per stuk……………………….................................................... 1.--

Runderen per stuk ................................................................................................... 1.—

Niet volwassen runderen in de boot vervoerd wordende, voor 2............................. 1.—

Voor zes schapen, geiten of varkens...................................................................... 0.30

Ezels per stuk.......................................................................................................... 0.30

Tras per vat.............................................................................................................. 0.07 ½

Elke lading ballast-steenen...................................................................................... 1.—

Elke vracht van de vorenvermelde goederen van

scheepsboord tot scheepsboord................................................................... 22 ½

Elke lading van andere dan de hierin vermelde goederen,

ijzer, machinerie per 500 K.G., de ruimte beslaande van 5 vaten........................... 0.30

1 passagier van land naar boord en omgekeerd.................................................... 0.15

Meer dan één, voor ieder meer............................................................................... 0.15

Na zes en een half uren des namiddags zal het dubbel betaald worden van de loonen in dit tarief vermeld.

Artikel 14

Alle vroegere bepalingen betreffende het onderwerp van deze keur zijn vervallen.

Zijnde deze keur ingevolge de artikelen 130 en 131 van het Reglement op het Beleid der regering aan de bekrachtiging van den Gouverneur onderworpen en door dezen bij Besluit van den 4den April 1879 no. 154 bekrachtigd.

En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort den 4n. Junij 1879 en zal in werking treden op den 1n. Julij 1879.

KEUR, houdende vaststelling van reglement en tarief voor de sjouwerlieden op dit eiland.

Artikel 1

De sjouwers staan, behoudens het oppertoezigt van den Officier van Justitie, onder de regtsreeksche bevelen van den hoofdman, die daartoe door den Gezaghebber zal worden benoemd tot wederopzegging. Deze benoeming geeft den hoofdman geenerlei regten of aanspraken als ambtenaar.

Artikel 2

De Officier van Justitie is bevoegd aan den Hoofdman zoodanige verpligtingen op te leggen, als ter verzekering van de geregelde en getrouwe uitoefening van zijn beroep noodig zullen worden bevonden.

Artikel 3

De sjouwerlieden ontvangen de opdragt van werkzaamheden van den Hoofdman en zijn niet bevoegd voor eigen rekening sjouwerswerk aan te nemen. Eenieder die de werkzaamheden van sjouwers begeert, wendt zich daartoe tot den Hoofdman.

Artikel 4

Allen die het beroep van sjouwers wenschen uit te oefenen zullen zich tot den Hoofdman moeten wenden, die bevoegd zal zijn hem aan te nemen of af te wijzen.

Artikel 5

De namen van allen die toegelaten zijn het beroep van sjouwer uit te oefenen worden ingeschreven in een daartoe bestemd register. Dat register wordt gehouden ten kantore van den Officier van Justitie.

Artikel 6

Elke sjouwer is verpligt op de borst of voor aan den broeksband duidelijk zigtbaar te dragen een koperen of blikken plaat, met het nummer waaronder hij in het bij het voorgaande artikel vermelde register is ingeschreven. De hoofdman draagt op de vorenbeschrevene wijze een gelijk kenteeken, doch instede van een nummer, met de letter H.

Artikel 7

Geen sjouwer is bevoegd om zonder vergunning zijn nummer of bewijs van toelating aan een ander te geven of zijn dienst door een ander te doen waarnemen.

Artikel 8

De hoofdman regelt, in overleg met den officier van Justitie, het getal sjouwers voor den gewonen dagelijkschen dienst benoodigd.

Artikel 9

Hij regelt overigens in overleg met en zooveel mogelijk volgens het verlangen van hem, die de dienst der sjouwers begeert, het getal van de tot de dienst benoodigde sjouwers, de wijze waarop de vereischte dienst zal worden vervuld, en alles wat bij het verrigten dier dienst in acht zal moeten worden genomen. Hij is gehouden zich met bescheidenheid te gedragen ten opzigte van hen, die de dienst van sjouwers verlangen.

Artikel 10

De Hoofdman is verpligt zich van ’s morgens zes tot ’s avonds zes uur zooveel mogelijk aan den waterkant aan de Baai in de nabijheid van de landingsplaats te bevinden.

Artikel 11

De Hoofdman moet zich stipt houden aan het bij dit reglement gevoegd tarief en behoorlijk zorgen, dat de sjouwers zich daaraan houden en in geen geval meer eischen dan daar bepaald is, tenzij wanneer degeen die de dienst verlangt, voor meer hulp of toezigt boven of buiten het tarief betalen wil.

De verdiende loonen worden gelijkelijk onder den Hoofdman en de sjouwers verdeeld.

Artikel 12

De Hoofdman is bevoegd in een tijdelijk voorkomend geval, dat geen uitstel gedoogd, aan een sjouwer te vergunnen zijn nummer voor zoodanig geval aan een ander door den Hoofdman geschikt geacht persoon over te dragen.

Artikel 13

De Hoofdman is mede bevoegd om in gelijk geval als bij het voorgaande artikel is vermeld, en waarin het noodige getal sjouwers niet voorhanden is, anderen dan de toegelaten sjouwers voor het loon bij het tarief aan de sjouwers toegekend in dienst te stellen. Hij is mede daartoe ten koste van den sjouwer bevoegd desnoods boven het loon bij het tarief bepaald, ingeval van onwil, verzet, nalatigheid of ongeschiktheid aan diens kant.

Artikel 14

De bevoegdheid des Hoofdmans in de twee voorgaande artikelen omschreven houdt op, wanneer deze in de gelegenheid was vooraf de zaak die het geldt, aan den Officier van Justitie kenbaar te maken en diens voorschriften te vragen. Hij is verpligt de hem door den Officier van Justitie te geven voorschriften stipt op te volgen.

Artikel 15

De Hoofdman ziet gedurende de dienst der sjouwerlieden toe, dat deze hunne dienst naar eisch verrigten, daarbij vooral lettende op de belangen van hem voor wien de dienst verrigt wordt.

Artikel 16

De sjouwerlieden zich bezwaard vindende met eene handeling of met een bevel of loonsberekening van den Hoofdman, kunnen hun beklag inbrengen bij den Officier van Justitie, die daarop naar bevind van zaken zal beslissen.

Artikel 17

Eenieder die gebruik willende maken van de dienst der sjouwerlieden of daarvan gebruik gemaakt hebbende reden tot beklag tegen den Hoofdman heeft, kan zich mede terstond tot den Officier van Justitie wenden die, behoudens de regten van wien het geldt, daarin beslissen zal.

Artikel 18

Overtreding of verzuim der hierin vastgestelde bepalingen wordt gestraft met eene geldboete van ten minste f. 1.- en ten hoogste f. 50.- en gevangenisstraf van ten minste één dag en ten hoogste acht dagen, hetzij te zamen of afzonderlijk, onverminderd de bevoegdheid van den Officier van Justitie om den schuldige tijdelijk of voor onbepaalden tijd de uitoefening van het beroep van Hoofdman of sjouwer te ontzeggen.

Artikel 19

De sjouwers berekenen hun loon naar het volgende tarief:

Voor het rollen of dragen van af het strand tot aan het wachthuis of eenig winkel of pakhuis in de nabijheid van het wachthuis aan de overzijde van de straat, en voor het opslaan van:

Elk vat meel, erwten, vleesch, spek, makereel,

suiker of andere droge of gezouten provisie............................................... f. 0.05

Elk kistje, vaatje of zak tot een gewicht van 50 K.G.................................... 0.05

Elke 1000 singels onverschillig van welke soort......................................... 0.10

Elke 310 M. W. Pine planken...................................................................... 0.50

,, ,, M.P. Pine planken........................................................................ 0.75

,, okshoofd of pijp.................................................................................. 0.15

,, kist of baal drooge goederen gedragen door een man...................... 0.02 ½

door meer dan een man gedragen wordende, voor elke man.................... 0.02 ½

Voor het rollen, dragen en opslaan van de voorgenoemde goederen van de baai tot aan de woning van W.A. Cruger ten Noorden van de markt, en tot aan het Stads- of Raadhuis, daaronder begrepen de huizen in de onmiddellijke nabijheid daarvan, aan de overzijde van de straten noord en zuid van het Raadhuis gelegen:

Rollen van:

Een vat (1) meel, boonen en erwten.......................................................... f. 0.15

,, ,, (2) gezouten vleesch..................................................................... 0.15

Een vat (3) spek........................................................................................... 0.20

,, (4) pijp of okshoofd................................................................................. 1.—

dragen van:

Een vat spek, makereel of suiker ................................................................ 0.40

,, kist tot 50 K.G........................................................................................ 0.15

1000 Walaba singels.................................................................................... 0.60

1000 Cyprus- of Boston singles……............................................................ 0.37 ½

Elke W.P. Plank………………………........................................................... 0.03

,, P.P. plank………………………........................................................... 0.10

Een kist manufacturen of andere niet in dit tarief vermelde

goederen door een man............................................................................... 0.10

Voor elken man meer................................................................................... 0.05

Voor oningepakte artikelen tot een gewigt van 50 K.G. .............................. 0.15

daarboven naar evenredigheid.

Naar andere gedeelten van het Bovendorp zonder in achtneming van afstand mits binnen de grenzen van het Bovendorp.

Voor het rollen van de artikelen bovenvermeld:

Sub.No. 1............................................................................................... 0.20

,, No. 2............................................................................................... 0.30

,, No. 3............................................................................................... 0.40

,, No. 4…………………….................................................................. 1.50

Voor het dragen van:

Een vat spek, makereel of suiker................................................................ 0.65

,, kist van 50 K.G..................................................................................... 0.20

1000 Walaba singels................................................................................... 0.75

1000 Cyprus – of boston singels.................................................................. 0.45

Elke W.P. plank............................................................................................ 0.06

,, P.P. plank............................................................................................ 0.15

Een kist manufacturen of andere niet in dit tarief

vermelde goederen door een man............................................................... 0.20

Voor elke man meer..................................................................................... 0.10

Voor oningepakte artikelen tot een gewigt van 50 K.G................................ 0.20

daarboven naar evenredigheid.

Buiten het Bovendorp naar evenredigheid van de vorenbepaalde loonen.

De sjouwers zullen verpligt zijn de bootlieden hunne booten te helpen op strand halen en in zee schuiven, alsmede om de goederen uit en in de booten of sloepen te helpen laden, waarvoor zij boven de voor hen als sjouwers vastgestelde loonen aan de belanghebbende, verschepers of invoerders voor elke bootslading mogen berekenen (de boot met singels geladen zijnde, zal dit loon per 1000 worden gerekend) f. 0.15.

Na zes ure des avonds zal het dubbel betaald worden van de vorenvermelde loonen.

Artikel 20

Alle vroegere bepalingen betreffende het onderwerp van deze keur zijn vervallen.

Zijnde deze keur ingevolge de artikelen 130 en 131 van het Reglement op het Beleid der Regering aan de bekrachtiging van den Gouverneur onderworpen en door dezen bij Besluit van den 4den April 1879 No. 154 bekrachtigd.

En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort op den 4den Junij 1879 en zal in werking treden op den 1sten Junij 1979.

KEUR, houdende voorschriften omtrent het merken van vee op het eiland Sint-Eustatius.

Artikel 1

De eigenaar van vee is verplicht, elk stuk vee te voorzien van een door hem te bepalen brandmerk, welks afdruk door hem gedeponeerd wordt, bij het Hoofd van Politie, die zorgt, dat er tusschen de onderscheiden merken genoegzaam verschil is.

Aan genoemd Hoofd is in deze de beslissing.

Artikel 2

Onder vee verstaat deze keur: runderen, schapen, bokken, geiten, varkens, paarden, ezels muildieren en muilezels.

Artikel 3

Bij paarden, ezels, muildieren en muilezels wordt het brandmerk aangebracht op een der achterhoeven; bij het overige vee op halsvlakte, schouderblad of dij, tenzij dat het mogelijk is bij gehoornd vee het merk op een der horens te branden.

Artikel 4

De eigenaar draagt zorg het merk tijdig te vernieuwen, wanneer het wegens groeien en afsluiten van hoef en horen, minder zichtbaar wordt.

Artikel 5

De kooper van een stuk vee mag in geen geval zijn merk over het oude heenbranden.

Een uitvoerder van vee, is verplicht minstens twee uur vóór de inscheping, aan het Hoofd van Politie over te leggen een lijst der door hem gekochte dieren, waarin de naam van den vorigen eigenaar en het merkteeken staat.

Artikel 6

Hij, die zich niet houdt aan een der bepalingen dezer keur, wordt gestraft met eene geldboete van drie gulden, voor elk stuk vee, waarop of waarmee de tekortkoming geconstateerd wordt.

Bij eerste recedive, binnen een jaar kan de rechter de geldboete verdubbelen en bij meerdere herhaling mag hij niet beneden dat dubbele gaan.

De bepalingen van art. 6 der Verordening van den 11den November 1872 (Publicatieblad van 1872 No. 28) is in dit laatste geval niet van toepassing.

Artikel 7

Deze keur treedt in werking op den eersten Januari Negentienhonderd en zes.

Zijnde deze keur, ingevolge de artt. 130 en 131 van het Reglement op het beleid der regeering, aan de bekrachtiging van den Gouverneur onderworpen.

KEUR, houdende verbod van uitvoer van ruwe katoen (zaadkatoen).

Artikel 1

De uitvoer van ruwe katoen (zaadkatoen) uit het eiland Sint-Eustatius is verboden.

Artikel 2

Eveneens is de uitvoer verboden van katoenvezel, welke niet behoorlijk gedekt is, door een vervoerbiljet, afkomstig van den werkmeester van het Gouvernements-katoenhuis of van den beheerder van een bijzonder katoenhuis, hetwelk als zoodanig door den Raad van Politie, op verzoek daartoe, erkend geworden is.

Artikel 3

In bijzondere gevallen kan de Gezaghebber onder de door hem te stellen voorwaarden, ontheffing verleenen van het in artt. 1 en 2 bedoelde verbod.

Artikel 4

Overtreding van de artikelen 1 en 2 of poging daartoe, wordt gestraft met een geldboete van één tot honderd gulden en gevangenisstraf van één dag tot drie maanden te zamen of afzonderlijk, benevens in geval van aanhouding en inbeslagneming met verbeurdverklaring ten behoeve van de koloniale kas van het verboden goed met zijn verpakking.

Artikel 5

De reeder of de ondernemer van een vaartuig wordt als zoodanig niet vervolgd, als de naam en de woonplaats van den afzender van de ruwe katoen of van de katoenvezel, waarmede de overtreding is gepleegd, binnen drie dagen na het uitbrengen der dagvaarding, door den reeder of den ondernemer aan den Ambtenaar van het Openbaar Ministerie worden bekend gemaakt.

Artikel 6

Deze keur verstaat onder:

  • a.

    Ruwe katoen of zaadkatoen: het zaad der katoenplant (Gossypium) met zijn aanhangsel, het zaadpluis of de katoenvezel;

  • b.

    Katoenhuis: de werkplaats, waarin het zaadpluis of de katoenvezel langs machinalen weg van de zaadhuid gescheiden wordt.

Artikel 7

Deze keur zal in de Engelsche taal vertaald worden en in de Nederlandsche en Engelsche taal tegenover elkaar gedrukt worden, terwijl zij in werking treedt op den eersten dag der maand volgende op dien, waarin zij bekrachtigd werd, zijnde deze keur, ingevolge de artt. 130 en 131 van het Reglement op het beleid der Regeering aan de bekrachtiging van den Gouverneur onderworpen.

KEUR, ten einde overeenstemming te brengen tusschen bestaande plaatselijke keuren en daarmede gelijk te stellen wettelijke regelingen voor het Eiland sint Eustatius en het bij Koninklijk besluit van den 4den October 1913 No. 61 (P.B. No. 67) vastgestelde Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Curaçao.

Artikel 1

Bij het in werking treden van het bij Koninklijk besluit van den 4den October 1913 No. 61 (P.B. No. 67) vastgestelde Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Curaçao, vervallen alle strafbepalingen welke voorkomen in bestaande plaatselijke keuren en daarmede gelijk te stellen wettelijke regelingen voor het eiland Sint-Eustatius, voor zoover bedoelde strafbepalingen niet bij deze keur worden gehandhaafd.

Artikel 2

Artikel 12 van de keur van 5 November 1878, houdende vaststelling van reglement en tarief voor de bootslieden wordt gelezen:

„Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste acht dagen of geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Nadat de veroordeeling wegens de overtreding onherroepelijk is geworden, kan de Officier van Justitie voor een door hem te bepalen tijd den naam van den schuldige van het in art. 2 bedoelde register afvoeren.”

Artikel 3

Artikel 18 van de keur van 5 November 1878, houdende vaststelling van reglement en tarief voor de sjouwerlieden wordt gelezen:

“Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste acht dagen of geldboete van ten hoogste vijftig gulden”.

Nadat de veroordeeling wegens de overtreding onherroepelijk is geworden, kan de Officier van Justitie voor een door hem te bepalen tijd den naam, van den schuldige van het in art. 5 bedoelde register afvoeren”.

Artikel 4

Artikel 6 van de keur van 24 October 1905, houdende voorschriften omtrent merken van vee op het eiland Sint-Eusttius wordt gelezen:

“Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden”.

Artikel 5

De keur van 2 December 1916, houdende verbod van uitvoer van ruwe katoen (zaadkatoen), ondergaat de navolgende wijzigingen:

a.Artikel 4 wordt gelezen:

„Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Voorwerpen den veroordeelde toebehoorende, door middel van de overtreding verkregen of waarmede de overtreding is gepleegd, kunnen worden verbeurd verklaard.”

b.Artikel 5 vervalt, de artikelen 6 en 7 worden onderscheidenlijk 5 en 6.

Artikel 6

Deze keur treedt in werking tegelijk met het in art. 1 bedoelde Wetboek.

Artikel 7

Deze keur zal, na verkregen bekrachtiging, in het Engelsch vertaald worden, van welke vertaling een ieder te zijnen kosten afschrift zal kunnen verkrijgen, zijnde deze keur, ingevolge de artt. 130 en 131 van het Reglement op het beleid der regering aan de bekrachtiging van den Gouverneur onderworpen.

KEUR, houdende bepalingen omtrent de straatpolitie en andere politievoorschriften op het eiland Sint-Eustatius.

Maatregelen ter bevordering van de openbare orde, rust, veiligheid en reinheid.

Artikel 1

Bij openbare feesten, vermakelijkheden, optochten, orkaan, brand en andere buitengewone omstandigheden moet ieder zich onderwerpen aan de voorschriften in het belang der openbare orde, rust of veiligheid bij iedere gelegenheid door den Gezaghebber vastgesteld.

Artikel 2

Hij, aan wien bij volksverzamelingen op den openbaren weg door de politie gelast wordt, zich uit de volksverzameling te verwijderen, is verplicht aan dezen last onmiddellijk te voldoen en wel langs den weg of in de richting door de politie aangewezen.

Vrouwen, die op of aan den openbaren weg staande of zich heen en weer bewegende, door eenigerlei houding, handeling of vertooning de aandacht der voorbijgangers tot zich trekken en vrouwen, tusschen des avonds negen ure en zonsopgang aldaar op stoepen of treden zittende gevonden, zijn, als haar door de politie gelast wordt zich daarvan te onthouden of zich vandaar te verwijderen verplicht onmiddellijk aan dezen last te voldoen.

Artikel 3

Het is verboden den geregelden gang of de volgorde van een begrafenisstoet, marcheerende troep of optocht te belemmeren of te storen.

Artikel 4

Het is, behalve ter uitvoering van een van Gouvernementswege opgedragen taak, verboden, zonder vergunning van den Gezaghebber, op den openbaren weg of aan de huizen inzamelingen van geld te houden.

Artikel 5

Het is verboden, zonder de noodige voorzorgsmaatregelen genomen te hebben, door middel van ontploffing steenen te springen op plaatsen, waar zulks voor naburige erven of voor voorbijgangers schadelijk of gevaarlijk kan zijn.

Artikel 6

Het is verboden in Oranjestad, zonder vergunning van den Gezaghebber, door middel van ontploffing steenen te springen.

Artikel 7

Het is verboden, zoodra op of bij den waarnemingspost bij de schietbaan in de gut van het domein “Godet” een roode vlag geheschen is, zich, zonder vergunning van den persoon, die bij de schietoefeningen aldaar het commando heeft, te bevinden in die gut en tot op 600 Meter bewesten den kogelvanger gelegen.

Artikel 8

Het is verboden zonder vergunning van den Gezaghebber:

  • a.

    in, op, aan of over den openbaren weg iets hoegenaamd te planten,t e plaatsen, te spannen, te hangen, vast te hechten, uit te spreiden, uit te slaan, te drogen, te luchten of te hebben;

  • b.

    op den openbaren weg of in het openbare water voorwerpen, stoffen, water of vuilnis te werpen, uit te storten of te doen afvloeien;

  • c.

    goederen, puin, afbraak, kalk, aarde, kleizand, mest of bouwmaterialen op den openbaren weg neder te leggen of te hebben, behalve wanneer en voor zoolang dit voor geregeld voortgezet laden of lossen noodzakelijk is;

  • d.

    den openbaren weg tot werkplaats te bezigen, te overdekken, bij het bouwen of verbouwen van perceelen ten gebruike in te nemen of daarop met koopwaren te staan.

Artikel 9

Het is, behalve ter uitvoering van werken ten behoeve of onder toezicht van het gouvernement, verboden, zonder vergunning van den Gezaghebber de bestrating of wegbedekking op te breken of te beschadigen of in den openbaren weg te graven.

Artikel 10

Het is verboden de verlichting bij de voorwerpen of op de plaatsen in de twee voorgaande artikelen bedoeld, aangebracht, gedurende den nacht uit te dooven of te verplaatsen.

Artikel 11

Het is verboden den openbaren weg op eenigerlei wijze te verontreinigen.

Hij, door wien of op wiens last eenige werkzaamheid op of aan den openbaren weg verricht wordt, is verplicht, hetgeen ten gevolge daarvan op den openbaren weg achterblijft, onmiddellijk na afloop op te ruimen of te doen opruimen.

Hij, wien vergunning is verleend, om op den openbaren weg met koopwaren te staan of te zitten, is verplicht te zorgen, dat vóór het verlaten van zijne plaats de hem toegestane ruimte op den openbaren weg behoorlijk gereinigd is.

Artikel 12

Het is verboden in Oranjestad zonder vergunning van den Gezaghebber:

  • a.

    voorwerpen op den openbaren weg uit te stallen of uitgestald te hebben of aan den openbaren weg aan de buitenzijde van gevels, deuren of vensters ter uitstalling op te hangen, te bevestigen of opgehangen of bevestigd te hebben;

  • b.

    op den openbaren weg tusschen des avonds negen ure en zonsopgang te venten.

Artikel 13

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    schadelijk of gevaarlijke voorwerpen of stoffen te verkoopen, te koop aan te bieden of ten verkoop in voorraad te hebben;

  • b.

    bij het venten, bij het doen van omroepingen of bij het verspreiden, aanbevelen, aankondigen of bekendmaken van gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen, zoodanig te roepen of rond te gaan of te rijden met zoodanige reclamemiddelen of zoodanige geraasmakende middelen, dat daardoor de openbare orde verstoord of bedreigd of den goeden zeden aanstoot gegeven wordt.

Artikel 14

Het is aan eigenaars verboden in Oranjestad de buitenzijde der muren, wanden of schuttingen geheel wit te beschilderen, bepleisteren of bestrijken of geheel wit beschilderd, bepleisterd of bestreken te hebben.

Artikel 15

Het is verboden:

  • a.

    in vensterbanken, op den rand van balkons, op bordessen of in goten voorwerpen te plaatsen of te hebben, zonder dat deze tegen vallen op den openbaren weg beveiligd zijn;

  • b.

    aan hekken, heiningen, muren, deuren, vensters, boomen of palen voorwerpen op te hangen, te bevestigen of te hebben, indien deze gevaar opleveren op den openbaren weg te vallen.

Artikel 16

Eigenaars van boomen of struiken, waarvan takken over den openbaren weg hangen of groeien, zijn verplicht, ter plaatse waar zulks het verkeer belemmert of gevaar oplevert, op de eerste aanzegging door of vanwege den Gezaghebber zoodanige takken af te snoeien.

Eigenaars van aan den openbaren weg staande muren of omheiningen zijn verplicht te zorgen, dat bedoelde muren of omheiningen steeds in goeden staat onderhouden worden en dat steenen, prikkels of andere voorwerpen, die van zoodanige muren of omheiningen op den openbaren eg vallen, zoo spoedig mogelijk verwijderd worden.

Artikel 17

Het is verboden in oranjestad:

  • a.

    faecaliën te storten op open of gesloten erven;

  • b.

    mest-, vuilnis- of aschhoopen op open of gesloten erven aan te brengen of te hebben;

  • c.

    anders dan tijdens of onmiddellijk vóór of na het verrichten van werkzaamheden, puin, afbraak, kalk-, klei- of zandhoopen op open of gesloten erven aan te brengen of te hebben;

  • d.

    varkens op schot, tenzij van droge ligging voorzien, of los of vastgemaakt, te houden;

  • e.

    eenige vee of huisdier te verbranden;

  • f.

    vee te begraven;

  • g.

    huisdieren in het openbaar te dooden.

Artikel 18

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    versch vleesch, in eene hoeveelheid van meer dan 10 Kilogram, anders dan geheel en zindelijk overdekt te vervoeren;

Onder vleesch worden verstaan alle deelen van een dier.

  • b.

    bloed of ingewanden van dieren of stankverspreidende stoffen te vervoeren, anders dan op voldoende wijze afgedekt en op andere uren, dan door den Gezaghebber vastgesteld;

  • c.

    puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest, zaagsel, krullen, spaanders, los stroo, pakhooi, asch, slijk of afval anders te vervoeren dan in vervoermiddelen, die zoodanig zijn ingericht en worden gebruikt dat het storten of wegstuiven van den inhoud voorkomen wordt;

  • d.

    suikergoed, brood en andere eetwaren, bestemd om ongekookt of ongeschild genuttigd te worden, anders dan behoorlijk en zindelijk gedekt te vervoeren, te koop aan te bieden of ten verkoop in voorraad te hebben.

Het verbod onder d geldt, voor wat het te koop aanbieden en het ten verkoop in voorraad hebben betreft, ook indien zulks aan den openbaren weg geschiedt.

Artikel 19

Het is verboden in de Baai, d.w.z. het gedeelte der Oranjebaai aan welks centrum het Tolhuis gelegen is, anders dan voegzaam gekleed in het openbaar te zwemmen of te baden of vee of trekdieren te doen zwemmen of te doen baden.

Artikel 20

Het is verboden op of aan den openbaren weg, buiten de door den Gezaghebber als waterplaatsen of secreten aangewezen plaatsen, datgene te verrichten, waartoe zoodanige inrichtingen bestemd zijn.

Artikel 21

Het is verboden op of aan den openbaren weg, buiten de door den Gezaghebber als waterplaatsen of secreten aangewezen plaatsen, datgene te verrichten, waartoe zoodanige inrichtingen bestemd zijn.

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    anderen hinder of overlast aan te doen;

  • b.

    te vechten, te schreeuwen, steenen of andere voorwerpen voort te schoppen, straatvuurtjes te stoken, in boomen of palen, op hekken, muren, afsluitingen, achter op rijtuigen, motorrijtuigen of handkarren te klimmen, te zitten of daaraan te hangen;

  • c.

    straatafsluitingen of afsluitingen, die met vergunning of op last van het bevoegde gezag beplaatst zijn, weg te nemen, te verplaatsen of omver te halen;

  • d.

    vee door het afsteken van vuurwerk of anderszins te doen schrikken;

  • e.

    vee eenigen hinder of eenig beletsel in den weg te legen;

  • f.

    dieren op andere dan in artikel 440, 1o. van het Wetboek van Strafrecht bedoelde dieren aan te hitsen;

  • g.

    met kaarten, geld of dobbelsteenen of om geld te spelen.

Artikel 22

Het is verboden met steenen of andere voorwerpen te werpen, alsook met vaste of vloeibare stoffen, die bij het treffen van personen schadelijk kunnen zijn, hetzij dit op of over, van of naar den openbaren weg geschiedt.

Artikel 23

Het is verboden op den openbaren weg in Oranjestad op andere dan door den Gezaghebber aangewezen plaatsen, vliegers op te laten, bat-en-bal of voetbal te spelen.

Artikel 24

Het is verboden in Oranjestad vuurwapenen of windbuksen af te schieten.

Artikel 25

Het is verboden, zonder vergunning van den Gezaghebber wilde dieren op eenig erf te hebben.

Artikel 26

Het is verboden hanengevechten te houden.

Artikel 27

Het is verboden, zonder vergunning van den Gezaghebber openbare vermakelijkheden te geven, of voor het publiek toegankelijke bijeenkomsten tot ontspanning of vermaak te houden.

Art. 28.

Het is verboden zonder vergunning van den Gezaghebber op den openbaren weg:

  • a.

    de groote of kleine trom te slaan, muziek- of zanguitvoeringen of vertooningen te geven, optochtren te houden, waaronder begrepen de zoogenaamde “pic-nics”, muziek te maken of te zingen;

  • b.

    vuurwerk af te steken of daarmede te werpen, buskruit of andere ontplofbare stoffen aan te steken of op andere wijze te doen ontploffen, fakkels of teertonnen te branden, vuur aan te leggen of te hebben;

  • c.

    voordrachten, toespraken of betoogingen te houden;

  • d.

    zich te bevinden geheel of gedeeltelijk vermomd of gemaskerd, of gekleed in de kleederen der kunne, waartoe men niet behoort.

Het verbod onder a en b geldt ook ten aanzien van de daarin bedoelde feiten, indien zij aan den openbaren weg plaats hebben,

Het verbod onder d geldt niet ten aanzien van kinderen beneden den leeftijd van 10 jaren.

Artikel 29

De deelnemers aan een optocht, waarvoor geen vergunning is verleend, zijn verplicht op de eerste vordering van de politie uiteen te gaan.

Artikel 30

Het is verboden danspartijen, muziekuitvoeringen en andere feestelijkheden of vermakelijkheden, die niet als openbaar of voor het publiek toegankelijk kunnen worden aangemerkt, voort te zetten, nadat dengene, die zoodanige feestelijkheid of vermakelijkheid houdt of geeft, een schriftelijk met redenen omkleed verbod, dat daarmede wordt voortgegaan, bereikt heeft, uitgevaardigd door den Gezaghebber op grond dat daardoor de openbare orde, rust of veiligheid verstoord of bedreigd of den goeden zeden aanstoot gegeven wordt, of op grond, dat de toestand van een in de buurt aanwezigen zieke zulks vordert, in welk laatste geval eene schriftelijke verklaring van een geneeskundige mede moet worden vertoond.

Artikel 31

Het is verboden in Oranjestad, zonder vergunning van den Gezaghebber:

  • a.

    eenig werk te verrichten, dat geraas of anderen hinder van ernstigen aard veroorzaakt of schadelijke of walgelijke lucht verspreidt, indien zulks op de naburige erven of op den openbaren eg waargenomen kan worden;

  • b.

    in de open gaanderijen der huizen aan den openbaren weg vuur aan te leggen of te hebben.

Artikel 32

Het is verboden:

  • a.

    eenig aanplakbiljet, reclameplaat of ander drukwerk of geschrift hoegenaamd op eens anders eigendom aan te plakken, te bevestigen of aan te brengen zonder toestemming van den eigenaar of huurder;

Deze bepaling is niet toepasselijk op gerechtelijke akten en andere stukken, waarvan de aanplakking door of op last van openbare ambtenaren krachtens wettelijke voorschriften geschiedt.

  • b.

    zonder daartoe gerechtigd te zijn niet eigene muren, schuttingen, hekken, stoepen, deuren, ramen of vensters te besmeren, te bekrassen of daarop te schrijven of te teekenen;

  • c.

    tusschen zonsondergang en zonsopgang op of aan den openbaren weg te liggen of zonder daartoe gerechtigd te zijn, tegen eenig perceel te leunen of op stoepen of treden te zitten, te liggen of post te vatten.

Artikel 33

Het is verboden holle voorwerpen, waarin of waartusschen hemelwater zich kan verzamelen, op of tegen hekken, palen, afsluitingen of perceelen te bevestigen of bevestigd te hebben.

Artikel 34

Het is verboden hetzij in de woning of in het bij eene woning behoorende erf, hetzij in het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, orde, rust of veiligheid verstorende handelingen te plegen.

Artikel 35

Het is verboden:

  • a.

    zich tot eene begraafplaats toegang te verschaffen, anders dan ter daartoe aangewezen plaats, tenzij op last van den beheerder;

  • b.

    op eene begraafplaats bij gelegenheid van het begraven en vervoeren van lijken de orde te verstoren.

Artikel 36

Eigenaars van honden zijn verplicht te zorgen, dat deze honden tusschen tien uur des avonds en vijf uur des morgens door blaffen, huilen of janken geen last of hinder aan de omgeving veroorzaken.

Honden, die binnen den in het eerste lid aangegeven tijd op den openbaren weg bedoelden overlast of hinder veroorzaken, zijn ter beschikking van de politie.

Van het rijden en het vervoeren en losloopen van dieren.

Artikel 37

Het is verboden op den openbaren weg op andere dan door den Gezaghebber aangewezen plaatsen rijtuigen, handkarren of eenig vee onbeheerd te laten staan of loopen, onder toezicht van personen beneden de tien jaren te laten, of anders dan tot onverwijld en geregeld voortgezet lossen of laden aan eenig voorwerp vast te maken.

Varkens op den openbaren weg in het eerste of stadsdistrict losloopende gevonden, worden door de politie opgevangen en geschut of, zoo de opvanging te moeilijk is, afgemaakt.

Gelijke bevoegdheid heeft de politie ten opzichte van varkens, bokken en geiten, welke losloopende gevonden worden aan of langs het Klif van de Oranjebaai; m.n. de steilte, welke mede het Benedendorp van het Bovendorp van Oranjestad afscheidt.

Artikel 38

Het is verboden:

  • a.

    eens anders vee op den landsgrond of op eenig erf te lokken of te jagen met het kennelijk doel het te schutten of te doen schutten;

  • b.

    te verhinderen, te beletten of zich te verzetten dat schutbaar vee opgevangen of naar een schutstal overgebracht wordt;

  • c.

    wederrechtelijk geschut vee uit een schutstal eg te voeren of te doen ontvluchten.

Artikel 39

Hij die eenig schutbaar vee opgevangen heeft, is verplicht te zorgen, dat het binnen twaalf uren naar een schutstal overgebracht is.

Artikel 40

Het is verboden niet-uitvliegend pluimgedierte op den openbaren weg in Oranjestad te laten loopen.

Artikel 41

Het is verboden zonder vergunning van den Gezaghebber wilde dieren over den openbaren weg te laten gaan of te vervoeren.

Artikel 42

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    beneden den leeftijd van achttien jaren rijtuigen te besturen;

  • b.

    beneden den leeftijd van tien jaren vee te geleiden;

  • c.

    in kennelijken staat van dronkenschap of door ouderdom, zwakte of andere oorzaak, klaarblijkelijk daarvoor onbekwaam zijnde, als bestuurder op te treden.

Artikel 43

Het is verboden op den openbaren weg in Oranjestad rijtuigen tot vervoer van goederen bestemd anders te besturen dan stapvoets er naast gaande en anders dan aan teugels of leidsels.

Artikel 44

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg met rijtuigen of handkarren:

  • a.

    zonder noodzaak stil te staan op bruggen, voor dwarsstraten of op hoeken van straten;

  • b.

    zonder noodzaak naast elkander te rijden;

  • c.

    zonder noodzaak anders dan ter zijde van den weg en in eene richting evenwijdig daaraan, stil te staan, indien er ten gevolge daarvan geen voldoende ruimte voor een voorbijrijdend rijtuig overblijft;

  • d.

    anders dan tot het in- of uitlaten van personen of het op- of afladen van goederen, stil te staan, waar er geen voldoende ruimte voor een voorbijrijdend rijtuig overblijft;

  • e.

    zonder noodzaak tegenover een aan de overzijde van den weg stilstaand rijtuig of handkar stil te taan, waar er geen voldoende ruimte voor een voorbijrijdend rijtuig overblijft;

  • f.

    zonder noodzaak op de voor voetgangers bestemde paden of trottoirs te rijden.

Artikel 45

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg in Oranjestad;

  • a.

    met rijtuigen tot vervoer van personen bestemd anders dan in matigen draf te rijden en over de bruggen, bij het omslaan van een hoek en waar twee rijtuigen elkaar niet kunnen passeeren, anders dan stapvoets;

  • b.

    op een trekdier gezeten anders dan stapvoets, in korten draf, handgalop of middelslag te rijden en over bruggen en bij het omslaan van een hoek anders dan stapvoets.

Artikel 46

Bestuurders zijn verplicht op den openbaren weg:

  • a.

    bij het ontmoeten van een vervoermiddel of eenig vee rechts uit te halen;

  • b.

    bij het inhalen van een vervoermiddel of eenig vee, links uit te halen;

  • c.

    alvorens een vervoermiddel of eenig vee, zich in dezelfde richting bewegende, te passeeren, den bestuurder daarvan, indien deze moet uithalen, het verlangen daartoe behoorlijk kenbaar te maken;

  • d.

    wanneer een achterkomend bestuurder het verlangen daartoe kenbaar gemaakt heeft, terstond en voldoende rechts uit te halen;

  • e.

    voetgangers behoorlijk en tijdig te waarschuwen, indien dit ter voorkoming van botsing noodig is.

Artikel 47

Voetgangers zijn op den openbaren weg verplicht bij het ontmoeten van of het ingehaald worden door een vervoermiddel of eenig vee, dezen behoorlijk ruimte voor passeeren te laten.

Artikel 48

Het is, zonder dat daarvoor door den Gezaghebber vergunning is verleend, verboden op den openbaren weg een snelheidswedstrijd met rijtuigren of trekdieren te houden of daarbij als bestuurder op te treden.

Artikel 49

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg:

  • a.

    waar zich groote volksverzamelingen bevinden, op en neer te gaan of op andere dan door de politie aan te wijzen plaatsen te blijven stilstaan;

  • b.

    waar verscheidene vervoermiddelen of trekdieren bijeen zijn, zich op te stellen, zich te scharen of op te rijden, anders dan volgens aanwijzing van de politie.

Artikel 50

Het is aan bestuurders van rijtuigen verboden op den openbaren weg bij het achteroprijden van een begrafenisstoet, anders dan geheel ter zijde uitwijkende en zoo langzaam mogelijk voorbij te rijden.

Bij ontmoeting van een begrafenisstoet op den openbaren weg, zijn ze verplicht ter zijde van den weg stil te staan, totdat de stoet voorbijgetrokken is.

Artikel 51

Het is aan bestuurders van rijtuigen verboden op den openbaren weg bij het achteroprijden van een marcheerende troep of een optocht, voorbij te rijden, waar er voor deze geen ruimte is om uit te wijken.

Bij ontmoeting van een marcheerende troep of optocht op den openbaren weg zijn zij verplicht, waar er voor deze geen ruimte is om uit te wijken, stil te staan, totdat de troep of optocht voorbijgetrokken is.

Artikel 52

Het is aan bestuurders van rijtuigen tot vervoer van personen bestemd, verboden, tusschen zonsondergang en zonsopgang op den openbaren weg met deze rijtuigen te rijden of bespannen stil te staan, zonder dat deze aan elke zijde voorzien zijn van een lantaarn, die naar voren en naar de buitenzijde een duidelijk zichtbaar, helder licht uitstraalt.

Artikel 53

Op de eerste vordering van de beambten der politie zijn de bestuurders op den openbaren weg verplicht stil te houden.

Artikel 54

Het is verboden op de openbare wegen of gedeelten daarvan, die door den gezaghebber van het verkeer met alle of sommige vervoermiddelen of eenig vee of van het verkeer in een bepaalde richting zijn uitgesloten verklaard, zoodanige vervoermiddelen te besturen, zoodanig vee te besturen, te geleiden of te drijven, of zulks in de verboden richting te doen.

Van de beschikkingen, waarbij eene verklaring, als bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan of opgeheven, geschiedt openbare aankondiging ter plaatse waar van gouvernements-wege de officieele berichten worden aangebracht.

De uitsluiting van het verkeer wort op den openbaren weg aangeduid door waarschuwingsborden.

De plaats der waarschuwingsborden wordt bepaald bij de in het eerste lid bedoelde verklaring.

Artikel 55

Het is verboden op den openbaren weg, zonder noodzaak, op de voor voetgangers bestemde paden vee te besturen, te geleiden of te drijven, of met vee op de bruggen te blijven staan.

Artikel 56

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    op een trekdier gezeten, eenig ander vee, met uitzondering van een trekdier, dat aan de hand geleid wordt, te geleiden of te drijven;

  • b.

    rijtuigen of handkarren te besturen, waaraan enig niet aangespannen vee vastgebonden is;

  • c.

    in een rijtuig of handkar gezeten, eenig niet aangespannen vee te geleiden of te drijven;

  • d.

    eenig niet aangespannen vee anders dan stapvoets te geleiden of te drijven;

  • e.

    vee te geleiden of te drijven in een drift, waarvan de dieren onderling, groeps- of paarsgewijze aan elkander vastgebonden zijn, met uitzondering van een kalf, dat aan den kop van het moederdier op hoogstens een Meter lengte gebonden mag zijn;

  • f.

    touwen of kettingen, welk aan eenig vee bevestigd mochten zijn, te doen of te laten slepen.

Artikel 57

Het is verboden ingevoerd wordend vee, met uitzondering van trekdieren, landwaarts in the drijven, alvorens het door den Gouvernements-geneeskundige gekeurd en gezond en vrij van besmettelijke ziekten is en door of vanwege de politie van een door haar te bepalen merk voorzien is.

Artikel 58

Het is verboden:

  • a.

    op den openbaren weg een trekdier te besturen, dat gewond of door ene uiterlijk waarneembare ziekelijke aandoening is aangetast, tenzij het dier in dien toestand is geraakt tijdens het gebruik, dat er van gemaakt werd op het oogenblik, dat het feit geconstateerd werd en het nog niet mogelijk is geweest het buiten gebruik te stellen;

  • b.

    een stuk vee op den openbaren weg te laten gaan, wanneer redelijkerwijze te voorzien is, dat het tengevolge van verwonding of zwakte zijne bestemming niet al kunnen bereiken.

Van perceelnummers, straatnaamborden en waarschuwingsborden.

Artikel 59

De eigenaar van een gebouw of getimmerte in Oranjestad is verplicht te zorgen, dat:

  • a.

    het aan den openbaren weg gemerkt wordt met het nummer dat daarvoor door den Gouvernements-Ontvanger bepaald is;

  • b.

    dat het daarop geplaatste nummer in goed leesbaren staat onderhouden blijft.

Bij vernummering van het perceel, mag het oude nummer, mits doorgestreept, nog zichtbaar blijven gedurende den tijd van één jaar, te rekenen van den dag, waarop het nieuwe nummer aangebracht is.

Artikel 60

Bij bouw, herbouw, verbouwing, splitsing of vereeniging van perceelen in Oranjestad, is het den eigenaar verboden een gebouw of getimmerte in gebruik te nemen of op eenige wijze in gebruik te geven, alvorens dit voorzien is van het door den Gouvernements-Ontvanger aangewezen nummer.

Artikel 61

Het is verboden het nummer, krachtens de voorgaande artikelen aangebracht, van het perceel te verwijderen of een ander nummer aan te brengen of te hebben.

Artikel 62

Eigenaars zijn verplicht toe te laten, dat door of vanwege het bevoegde gezag straatnaamborden aan hun erf worden aangebracht.

Het is verboden het aldus aangebrachte bord te verwijderen of aldaar een bord met den naam van een anderen openbaren weg aan te brengen of te hebben.

Algemeen bepalingen.

Artikel 63

In deze keur worden verstaan:

  • 1o.

    onder “Openbaren weg” alle straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, bruggen, stoepen, steigers, landingsplaatsen, stranden, plantsoenen of andere openliggende of ten dienste van het publiek bestemde gronden en plaatsen, voor zoover de bij de betrekkelijke artikelen bedoelde feiten daarop kunnen plaats hebben, ook alle watervlakten, die al of niet voor den publieken dienst bestemd, feitelijk voor een ieder toegankelijk zijn;

  • 2o.

    onder “Bestuurders” voor zoover aan dit woord geene beperking is toegevoegd, zoowel zij die rijtuigen of motorrijtuigen besturen of onder hun onmiddellijk toezicht doen besturen, als zij die eenig vervoermiddel trekken of duwen;

Mede worden onder “bestuurders” begrepen zij, die dieren berijden, geleiden of drijven’

  • 3o.

    onder Rijtuigen” alle vervoermiddelen, bestemd om te land door een of meer dieren, anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen;

  • 4o.

    onder „Motorrijtuigen” alle vervoermiddelen bestemd om uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het vervoermiddel zelf aanwezig, anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen;

  • 5o.

    onder „Handkarren” alle middelen tot vervoer van goederen met een of twee wielen, bestemd om door personen geduwd of getrokken te worden;

  • 6o.

    onder „Eigenaars” ook beheerders en voorts allen, die krachtens eenig zakelijk recht, bezit daaronder begrepen, beschikking over eenig goed hebben;

  • 7o.

    onder „Vee” paarden, ezels, muilezels, muildieren, runderen, schapen, bokken, geiten en varkens;

  • 8o.

    onder „Trekdieren” paarden, ezels, muilezels, muildieren, stieren en ossen.

Artikel 64

Hij, wien bij deze keur bevoegdheid is gegeven tot het verleenen van vergunning, kan daaraan voorwaarden verbinden.

Artikel 65

Hij, die handelt in strijd met, of niet nakomt de voorwaarden, verbonden aan eene vergunning, hem overeenkomstig deze keur verleend, wordt geacht gehandeld te hebben zonder vergunning.

Onder handelen wordt in dit artikel verstaan zoowel doen, als hebben en laten.

Artikel 66

Met rijtuigen tot vervoer van personen bestemd worden in deze keur gelijk gesteld rijtuigen tot vervoer van goederen bestemd, mits van veeren en van een vaste zitplaats voor den bestuurder (bok) voorzien.

Artikel 67

De ambtenren met het opsporen van overtredingen dezer keur belast, hebben te allen tijde vrijen toegang tot alle plaatsen in art. 27 bedoeld, alsmede tot alle plaatsen waar rederlijkerwijze vermoed kan worden, dat een bij de artikelen 26, 27 en 31a strafbaar gesteld feit wordt gepleegd, en, indien aan het in artikel 30 omschreven bevel geen gevolg wordt gegeven, ook tot de plaatsen daarin bedoeld.

Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich dien ondanks de bewoners, gebruikers of eigenaars.

Is de plaats tevens eene woning of alleen door eene woning toegankelijk, dan treden zij deze tegen den wil der rechthebbenden niet binnen dan in het bijzijn van den Kantonrechter of een hulp-Officier.

Artikel 68

De feiten bij deze keur strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.

Strafbepaling.

Artikel 69

Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert de vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Bij veroordeeling wegens overtreding van eenige bepaling dezer keur in het geval van het tweede lid van dit artikel kunnen de voorwerpen in de desbetreffende bepaling genoemd, waarmede de overtreding is gepleegd of door middel van de overtreding verkregen, worden verbeurd verklaard, voor zoover zij aan den veroordeelde toebehooren, met uitzondering evenwel van dieren en vervoermiddelen.

Slot- en overgangsbepaling.

Artikel 70

Deze keur kan worden aangehaald onder de titel van „Algemeen Politiekeur van Sint Eustatius 1918”.

Zij treedt in werking tegelijk met het Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Curaçao vastgesteld bij Koninklijk besluit van 4 October 1913 No. 61 (P.B. No. 67).

Met ingang van dien dag vervallen:

de Publicatie van 20 October 1820 (P.B. No. 18);

,, ,, ,, 30 Maart 1825 (P.B. No. 33);

,, ,, ,, 17 Juli 1826 (P.B. No. 53).

,, Keur dd. 9 October/10 December 1879;

,, ,, ,, 14 Juni/16 September 1897;

en de aanvulling van deze laatste:

de Keur dd. 2 December 1916/8 Januri 1917.

Artikel 71

Eigenaars van hekken, palen, afsluitingen of perceelen, waarop of waartegen zich holle voorwerpen als bedoeld in artikel 33 bevinden, zijn verplicht te zorgen, dat binnen zes maanden na het in werking treden dezer keur zoodanige voorwerpen verwijderd zijn.

Artikel 72

Eene krachtens de bij deze keur ingetrokken wettelijke regelingen verleende vergunning, blijft ook na het in werking treden van deze keur van kracht, tenzij eenige bepaling dezer keur zich daartegen verzet en behoudens intrekking daarvan door het gezag, dat haar verleende.

Artikel 73

Deze keur zal, na verkregen bekrachtiging, in het Engelsch vertaald worden, van welke vertaling een ieder te zijnen koste afschrift zal kunnen verkrijgen.

Een vermits, naar het oordeel van den Raad van Politie, ten dezen een spoedeischend geval aanwezig is, wordt deze keur, in afwachting van de beslissing des Gouverneurs, inmiddels afgekondigd.